NL1021710C2 - Afgifte-inrichting voor schuim. - Google Patents

Description

I 1

Korte aanduiding: Afgifte-inrichting voor schuim

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een afgifte-inrichting voor het afgeven van een schuim, omvattende een reservoir en een pompsamenstel, welk pompsamenstel een vloeistof pomp en een luchtpomp omvat en een gemeenschappelijke, met de hand te bedienen 5 bedieningsknop voor het in werking brengen van de vloeistofpomp en de luchtpomp, waarbij het reservoir geschikt is voor het daarin houden van een af te geven vloeistof, waarbij het reservoir een aansluitstuk met een opening omvat voor het daar afdichtend op aansluiten van het pompsamenstel.

10 In een bekende afgifte-inrichting is er een reservoir voorzien met een aansluitstuk, waarop het pompsamenstel afdichtend wordt aangebracht, in het algemeen door middel van een schroefkraag. Door het in werking brengen van de vloeistofpomp van het pompsamenstel wordt er vloeistof uit het reservoir gepompt. Deze vloeistof wordt in 15 een mengkamer of dergelijke vermengd met de door de luchtpomp gepompte lucht. Dit mengsel van lucht en vloeistof vormt schuim dat door een afgeefkanaal wordt afgegeven.

Om een vacuüm in het reservoir te voorkomen, wordt in de bekende afgifte-inrichting de weggepompte vloeistof vervangen door 20 lucht die van buiten in het reservoir wordt gelaten. Hiertoe is de bekende afgifte-inrichting in het bijzonder het pompsamenstel daarvan voorzien van een luchtinlaat voor het in het reservoir laten van lucht. Deze luchtinlaat is bijvoorbeeld afgedicht door middel van een klep die alleen opent indien de druk in het reservoir onder een 25 bepaalde drempelwaarde komt ten opzichte van de buitendruk. Het is ook bekend in plaats van een klep een opening in het pompsamenstel te voorzien die bij bediening van het pompsamenstel vrij wordt gegeven.

Door de luchtinlaat kan naast de gewenste lucht echter ook water, schuim of een andere vloeistof in het reservoir en/of 30 pompsamenstel komen. Dit water, schuim of de andere vloeistof kan zich dan bijvoorbeeld mengen met de vloeistof in het reservoir. Door een dergelijke menging kan het voorkomen dat de vloeistof niet meer goed schuimt of dat er vaste deeltjes ontstaan die bij het oppompen ervan een goede werking van het pompsamenstel kunnen verstoren. Ook 1 021710 H is het mogelijk dat de vloeistoffen direct in het pompsamenstel komen, waardoor het functioneren van het pompsamenstel nadelig wordt beïnvloed. Bovendien maakt de aanwezigheid van de luchtinlaat het ontwerp van het pompsamenstel complex.

5 Het doel dan de uitvinding is het verschaffen van een afgifte- H inrichting voor het afgeven van schuim, die een of meer van de bovengenoemde nadelen opheft.

Het doel is bereikt met een afgifte-inrichting volgens de aanhef van conclusie 1 die is gekenmerkt doordat het reservoir een 10 een- of meerlaags vormstabiele buitenwand, en een een- of meerlaags buigzame binnenwand omvat, welke binnenwand en buitenwand loslaatbaar aan elkaar hechten, en tijdens gebruik van elkaar los komen, in het bijzonder door een drukafname in het reservoir als gevolg van het afgeven van een zich in het reservoir bevindende vloeistof, waarbij 15 het reservoir ten minste een luchtdoorlaat omvat die zich uitstrekt van de buitenlucht tot tussen de binnenwand en de buitenwand.

Met een dergelijk reservoir dat als een soort "airless"-type reservoir functioneert, is er geen afzonderlijke luchtinlaat nodig via de opening van het aansluitstuk van het reservoir, in het 20 bijzonder niet via het pompsamenstel, om de weggepompte vloeistof te vervangen. Door het wegpompen van de vloeistof zal de druk binnen de binnenwand afnemen, waardoor de buigzame binnenwand loskomt van de vormstabiele buitenwand. Het volume van de zakvormige binnenwand zal tijdens het verder afgeven van de vloeistof afnemen. De ruimte tussen 25 de binnenwand en de buitenwand die daarbij ontstaat zal met lucht worden gevuld, welke lucht vanuit de buitenlucht door de H luchtdoorlaat of luchtdoorlaten wordt aangezogen.

I Een eventuele vloeistof die nu door de luchtdoorlaat tussen de binnenwand en buitenwand komt, zoals water, schuim of een andere 30 vloeistof, kan zich dus niet mengen met de vloeistof die zich binnen I de binnenwand bevindt.

Bijkomend voordeel van een reservoir volgens de uitvinding is I dat door de vormstabiele buitenwand het reservoir zijn uiterlijke verschijningsvorm blijft houden. Verder heeft een reservoir volgens I 35 de uitvinding het voordeel dat het reservoir op een gebruikelijke I wijze kan worden gevuld en dat hiervoor dus geen afzonderlijke vulinrichtingen benodigd zijn.

I 1 n 21 71 o 3

Bij voorkeur is de luchtdoorlaat in een halsgebied van het reservoir aangebracht. Dit is van bijzonder voordeel als er een schroefkraag of dergelijke is gebruikt die het pompsamenstel op het reservoir bevestigt, en die dit halsgebied van het reservoir althans 5 gedeeltelijk afschermt onder behoud van een stromingsweg voor de lucht. Daarmee is de kans kleiner dat er water, schuim of een andere vloeistof door de luchtdoorlaat tussen de buitenwand en de binnenwand komt.

In een uitvoeringsvorm is de luchtdoorlaat een gat in de 10 buitenwand. Een dergelijk gat, dat volledig door de buitenwand gaat en zich daarmee van de buitenlucht tot tussen de binnenwand en de buitenwand uitstrekt, is op verschillende, relatief eenvoudige wijzen in de buitenwand aan te brengen, bijvoorbeeld door middel van boren, stempelen of smelten. Bij voorkeur is het gat klein. Het is hierbij 15 wel van belang dat het gat groot genoeg is om lucht gemakkelijk door te laten.

In een andere uitvoeringsvorm is de luchtdoorlaat een kanaal, dat uitmondt tussen een uiteinde van de binnenwand en een uiteinde van de buitenwand. Een dergelijk kanaal dat bij voorkeur tenminste 20 gedeeltelijk in axiale richting tussen de binnenwand en buitenwand loopt vormt een alternatieve uitvoeringsvorm voor de luchtdoorlaat. Bij voorkeur is het kanaal aangebracht nabij het aansluitstuk van het reservoir.

Met voordeel bevindt een gedeelte van de binnenwand zich tussen 25 de buitenwand en het pompsamenstel, zodanig dat dit gedeelte een afdichtingsring of -flens vormt voor het afdichtend op het aansluitstuk bevestigen van het pompsamenstel. Het buigzame materiaal van de binnenwand kan goed dienen als materiaal voor een afdichting. Door nu het reservoir zo uit te voeren dat een eindgedeelte van de 30 binnenwand na montage tussen de stijve buitenwand en het pompsamenstel ligt, kan dit eindgedeelte als afdichtingsring of dergelijke functioneren.

De uitvinding zal hiernavolgend verder worden toegelicht aan de hand van een aantal uitvoeringsvormen, waarbij wordt verwezen naar de 35 bijgevoegde tekening. In deze tekening toont: figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een afgifte-inrichting volgens de uitvinding, 1021710 figuur 2 een vergroot aanzicht van de luchtdoorlaat volgens de uitvoeringsvorm van figuur 1, en H figuur 3 een vergroot aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van de luchtdoorlaat.

H 5 In figuur 1 is een eerste uitvoeringsvorm van een afgifte- H inrichting volgens de uitvinding getoond, in het geheel aangeduid met H het verwijzingscijfer 1. Voor de duidelijkheid toont figuur 2 het gedeelte van de afgifte-inrichting in figuur 1 dat is aangegeven met H een cirkel.

H 10 De afgifte-inrichting 1 omvat een flesvormig reservoir 2 dat is H voorzien van een aansluitstuk 2a met een opening voor het daarop H aansluiten van een pompsamenstel 3. Het aansluitstuk 2a is gevormd door het halsgebied van het flesvormige reservoir 2. Het reservoir 2 H is vrijwel volledig gevuld met een schuimvormende vloeistof.

15 Het pompsamenstel 3 omvat een luchtpomp en een vloeistofpomp voor het pompen van lucht die van buiten wordt aangezogen respectievelijk de vloeistof die zich in het reservoir bevindt. Het pompsamenstel 3 omvat verder een gemeenschappelijke bedieningsknop 4 voor het in werking brengen van de luchtpomp respectievelijk 20 vloeistof pomp, een mengkamer of dergelijke voor het tot een schuim mengen van de lucht en de vloeistof en een afgeefkanaal voor het afgeven van het schuim.

Bij het in werking brengen van de vloeistofpomp door het indrukken van de bedieningsknop wordt er een hoeveelheid vloeistof ut 25 het reservoir opgepompt. Deze vloeistof wordt in de mengkamer of dergelijke met door de luchtpomp van de buitenlucht aangezogen lucht gemengd tot een schuim en via het afgeefkanaal bij een afgifteopening 4a afgegeven. Eventueel zijn er nog middelen voorzien in het afgeefkanaal die de vorming van het schuim bevorderen, zoals 30 bijvoorbeeld poreuze elementen, zeven of dergelijke.

De vloeistofpomp en luchtpomp zijn bij voorkeur allebei zuigerpompen die bij verdere voorkeur coaxiaal ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.

Het pompsamenstel 3 omvat een flens 3a, die zich tot tussen een 35 schroefkraag 5 en het reservoir 2 uitstrekt. De schroefkraag 5 en het reservoir 2 zijn voorzien van complementaire schroefdraden, waarmee de schroefkraag 5 het pompsamenstel afdichtend op het reservoir 2 houdt.

5

Het reservoir 2 omvat volgens de uitvinding een vorrastabiele buitenwand 6 en een buigzame binnenwand 7. Zowel de buitenwand 6 als de binnenwand 7 omvatten elk in de getoonde uitvoeringsvorm één laag. Het is echter ook mogelijk dat de buitenwand 6 en/of binnenwand 7 uit 5 twee of meer lagen zijn/is opgebouwd. De buitenwand 6 en de binnenwand 7 hechten loslaatbaar aan elkaar na vervaardiging ervan, maar zij kunnen van elkaar loskomen, in het bijzonder door een drukafname in het reservoir 2 als het gevolg van het afgeven van een vloeistof.

10 De buigzame binnenwand 7 vormt aldus een zak waarvan het volume tijdens het afgeven van de vloeistof afneemt. De zakvormige binnenwand 7, waarvan het volume reeds voor een gedeelte is afgenomen is getoond in figuur 1 door middel van streepjeslijnen en aangeduid met het verwijzingscijfer 7'.

15 Het reservoir 2 omvat een luchtdoor laat 8 in de vorm van een klein gat 8 dat zich uitstrekt van de buitenlucht tot tussen de buitenwand 6 en de binnenwand 7. Het gat 8 kan zijn aangebracht na het vormen van de fles, bijvoorbeeld door het gat 8 te boren, stempelen of smelten in de buitenwand 6. Ook is het mogelijk om 20 tijdens het spuitgieten van de buitenwand 6 een dergelijk gat 8 aan te brengen door het op de juiste plaats in de matrijs plaatsen van een kern.

In de afgifte-inrichting 1 kunnen eventueel ook meerdere luchtdoorlaten 8 worden voorzien.

25 De luchtdoor laat 8 is van belang voor het tussen de buitenwand 6 en de binnenwand 7 laten van lucht, om het mogelijk te maken dat de binnenwand 7 van de buitenwand 6 loskomt, zodat tijdens het afgeven van de vloeistof het volume van de zakvormige binnenwand 7 kan afnemen.

30 Het gat 8 is hier met voordeel aangebracht in het halsgebied van het flesvormige reservoir 2, waarbij het gat 8 zich achter de schroefkraag 5 bevindt. Lucht kan dan nog steeds gemakkelijk door het gat stromen, terwijl water, schuim en andere vloeistoffen tot op zekere hoogte door de schroefkraag 5 worden tegengehouden.

35 De buigzame binnenwand 7 omvat een gedeelte 7a dat zich bij het aansluitstuk tussen de buitenwand 6 en de flens 3a van het pompsamenstel 3 bevindt. Dit gedeelte 7a van de buigzame binnenwand 7 vormt een soort van afdichtingsflens of -ring die er voor zorgt dat 1Π21710 H de aansluiting tussen het reservoir 2 en de pompsamenstel 3 afgedicht is. Er hoeft dus geen gebruik te worden gemaakt van een afzonderlijk afdichtingsring voor het verkrijgen van een afdichtende verbinding.

I Een gedeelte van een andere uitvoeringsvorm van de afgifte- 5 inrichting volgens de uitvinding is in figuur 3 getoond, welk gedeelte in hoofdzaak overeenkomt met het gedeelte van de afgifte- inrichting dat is getoond in figuur 2. Het niet getoonde deel van de afgifte-inrichting kan overeenkomstig de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm van de afgifte-inrichting worden uitgevoerd.

I 10 In figuur 3 is, althans gedeeltelijk, getoond het reservoir I 102, het pompsamenstel 103 met flens 103a en de schroefkraag 105. Het I reservoir 102 omvat een buitenwand 106 en een binnenwand 107. De binnenwand 107 omvat ook in deze uitvoeringsvorm het gedeelte 107a H dat dienst doet als afdichtingsring/flens.

I 15 In de uitvoeringsvorm van de afgifte-inrichting volgens figuur H 3 wordt de luchtdoor laat gevormd door een kanaal 108 dat zich H uitstrekt van de buitenlucht tot tussen de buitenwand 106 en de binnenwand 107. Het kanaal 108 mondt uit tussen een uiteinde van de I binnenwand 106 en een uiteinde van de buitenwand 107.

20 Het is eventueel mogelijk meerdere van kanalen 108 aan te brengen rondom het aansluitstuk van het reservoir 102. Het kanaal 108 I kan ook op een andere plaats in het reservoir worden aangebracht, I bijvoorbeeld in de bodem van het flesvormige reservoir, in het geval zowel de binnenwand 106 als de buitenwand 107 daar een uiteinde I 25 hebben, wat met name het geval kan zijn indien het reservoir door I middel van een extrusieproces is vervaardigd. De in figuur 3 getoonde I locatie heeft echter de voorkeur omdat de schroefkraag 105 een I bescherming geeft tegen het binnendringen van water, schuim of een andere vloeistof tussen de buitenwand 106 en binnenwand 107.

30 Het als luchtdoorlaat dienende kanaal 108 kan tijdens het I spuitgieten van de buitenwand 106 of de binnenwand 107 worden I aangebracht, bijvoorbeeld door het in de matrijs op de juiste plaats I aanbrengen van een kern.

I 35 I 1021710·

Claims (8)

1. Afgifte-inrichting voor het af geven van een schuim, omvattende een reservoir en een pompsamenstel, welk pompsamenstel een 5 vloeistofpomp en een luchtpomp omvat en een gemeenschappelijke, met de hand te bedienen bedieningsknop voor het in werking brengen van de vloeistofpomp en de luchtpomp, waarbij het reservoir geschikt is voor het daarin houden van een af te geven vloeistof, waarbij het reservoir een aansluitstuk met een opening omvat voor het daar 10 afdichtend op aansluiten van het pompsamenstel, met het kenmerk, het reservoir een een- of meerlaags vormstabiele buitenwand, en een een- of meerlaags buigzame binnenwand omvat, welke binnenwand en buitenwand loslaatbaar aan elkaar hechten, en tijdens gebruik van 15 elkaar los komen, in het bijzonder door een drukafname in het reservoir als gevolg van het afgeven van een zich in het reservoir bevindende vloeistof, waarbij het reservoir ten minste een luchtdoorlaat omvat die zich uitstrekt van de buitenlucht tot tussen de binnenwand en de buitenwand. 20

2. Afgifte-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het reservoir flesvormig is, waarbij het aansluitstuk is gevormd door een halsgebied van het reservoir.

3. Afgifte-inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de luchtdoorlaat in het halsgebied van het reservoir is aangebracht.

4. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de luchtdoorlaat een gat in de buitenwand is. 30

5. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de luchtdoorlaat een kanaal is dat uitmondt tussen een uiteinde van de binnenwand en een uiteinde van de buitenwand. 35

6. Afgifte-inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het kanaal uitmondt nabij het aansluitstuk van het reservoir. 1021710 -

7. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-6, H met het kenmerk, dat een gedeelte van de binnenwand zich tussen de I buitenwand en het pompsamenstel bevindt, zodanig dat dit gedeelte een I afdichtingsring of -flens vormt voor het afdichtend op het I 5 aansluitstuk bevestigen van het pompsamenstel.

8. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-7, I met het kenmerk, dat de luchtpomp en de vloeistofpomp zuigerpompen I zijn die coaxiaal ten opzichte van elkaar zijn aangebracht. I 1 n ? i 71 n .