NL1021591C2 - Fotovoltaïsche inrichting zonder bedrading. - Google Patents

Description

Fotovoltaïsche inrichting zonder bedrading

De uitvinding betreft een fotovoltaïsche installatie voor de conversie van zonlicht in elektriciteit opgebouwd uit één of meerdere modulen, waarbij de draagconstructie voor 5 de module(n) tevens dienst doet als geleider van de opgewekte stroom. Wanneer de installatie meerdere modulen omvat zijn deze in een voorkeursuitvoering van de installatie middels de gezamenlijke dragers elektrisch parallel geschakeld en aangesloten op een inverter. Een compleet fotovoltaïsch systeem kan zijn opgebouwd uit meerdere installaties.

10 Bekend is een fotovoltaïsche inrichting die is samengesteld uit een aantal fotovoltaïsche modulen, die elk een laminaat omvatten dat is opgebouwd uit een dragerplaat, een aantal elektrisch gekoppelde zonnecellen en een transparante afdekplaat. De fotovoltaïsche modulen in deze inrichting zijn bevestigd op een stalen of aluminium frame, en onderling elektrisch in serie geschakeld met behulp van koppeldozen 15 (junction boxes) en flexibele kabels. Bij een elektrische serieschakeling levert de inrichting een bepaald vermogen bij hoge spanning en lage stroomsterkte. Dit maakt het gebruik van verbindingskabels met relatief geringe doorsnede mogelijk, terwijl het omzetten van gelijkspanning naar wisselspanning met voldoende hoog rendement mogelijk is.

20 Deze inrichting is bijvoorbeeld bedoeld voor plaatsing op het dak van een gebouw, ten behoeve van de energievoorziening van dat gebouw.

De bekende fotovoltaïsche inrichting heeft een aantal nadelen. De installatie ervan is arbeidsintensief, vereist de inzet van daartoe opgeleid gekwalificeerd personeel en is daardoor kostbaar. Daarenboven brengt een fotovoltaïsche inrichting met modulen in 25 een elektrische serieschakeling het nadeel met zich mee dat deze gevoelig is voor het uitvallen van modulen, bijvoorbeeld als gevolg van defecten of beschaduwingen, wat resulteert in een afname van het rendement.

Het is een doel van de uitvinding een fotovoltaïsche inrichting te verschaffen die op eenvoudige en daardoor kostenbesparende wijze te installeren is, bijvoorbeeld op het 30 dak van een gebouw.

Het is voorts een doel te voorzien in een dergelijke inrichting die uit een relatief gering aantal componenten kan worden samengesteld. Het is nog een doel een fotovoltaïsche 1021591 inrichting te verschaffen waarbij het uitvallen van een module niet van invloed is op het rendement van overige modulen in die inrichting.

Deze doelen worden bereikt met een modulair samengestelde fotovoltaïsche inrichting van het in de aanhef genoemde type, waarbij volgens een uitvoering van de uitvinding 5 de dragerlichamen elektrisch van elkaar zijn geïsoleerd en elektrisch koppelbaar zijn met de module, waarbij het eerste elektrische contactpunt koppelbaar is met het eerste dragerlichaam en het tweede elektrische contactpunt koppelbaar is met het tweede dragerlichaam.

In een fotovoltaïsche inrichting volgens een uitvoering van de uitvinding worden de 10 dragerlichamen zowel gebruikt voor het bevestigen van fotovoltaïsche modulen als voor het transport van in die modulen gegenereerde elektrische stroom. Als gevolg hiervan is het in mindere mate of zelfs helemaal niet nodig kabels en koppeldozen voor stroomtransport te verschaffen, hetgeen in een substantiële kostenbesparing resulteert. Voor het bevestigen van modulen dienen de dragerlichamen een dwarsdoorsnede te IS hebben die dusdanig groot is, dat de dragerlichamen, indien deze zijn vervaardigd uit een goed geleidend materiaal, geschikt zijn voor het transport van relatief hoge stromen. In een fotovoltaïsche inrichting met meerdere modulen, waarin relatief hoge stromen getransporteerd kunnen worden, is het mogelijk de modulen parallel te schakelen. Hiermede wordt een verdere kostenbesparing bereikt, omdat het niet nodig 20 is veiligheidsmaatregelen te treffen die zijn vereist in een serie-geschakelde inrichting volgens de stand der techniek, waarin relatief hoge spanningen optreden. Tot de componenten die achterwege kunnen blijven in een inrichting volgens de uitvinding behoren onder meer bypass-diodes en interne bedradingen daarvoor, gelijkspanningszekeringen, overspanningsbeveiligingen, isolatiebewakings-25 schakelingen en veiligheidsaardingen, connectoren voor hoge gelijkspanningen en uiteraard gelijkstroomkabels en koppeldozen daarvoor.

In uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding zijn de dragerlichamen vervaardigd uit aluminium of staal.

In weer een uitvoeringsvorm worden de dragerlichamen gevormd door zich evenwijdig 30 ten opzichte van elkaar uitstrekkende langwerpige dragerbalken.

In een bijzondere uitvoeringsvorm worden de dragerlichamen gevormd door drie zich evenwijdig ten opzichte van elkaar uitstrekkende langwerpige dragerbalken, waarvan ten minste twee dragerbalken elektrisch van elkaar zijn geïsoleerd en elektrisch *1 02ΐ -y 8 1 3 koppelbaar zijn met de module, waarbij het eerste elektrische contactpunt koppelbaar is met de eerste dragerbalk en het tweede elektrische contactpunt koppelbaar is met de tweede dragerbalk, waarbij de afstand tussen de eerste en tweede dragerbalk klein is ten opzichte van de afstand tussen de derde en de eerste of de tweede dragerbalk.

5 In een uitvoeringsvorm van een fotovoltaïsche inrichting volgens de uitvinding waarin modulen op eenvoudige wijze elektrisch koppelbaar zijn met de dragerlichamen worden het eerste en tweede contactpunt van elk van de modulen telkens verschaft door een strook van een flexibel elektrisch geleidend materiaal.

Deze strook flexibel materiaal omvat bijvoorbeeld een op een kunststof film verschafte 10 metaallaag, bijvoorbeeld een laag aluminium.

Deze kunststof film is bijvoorbeeld een polyetheen film of een polyester film.

In weer een uitvoeringsvorm van een fotovoltaïsche inrichting volgens de uitvinding, waarin de modulen een vlakke laminaire structuur vertonen, zijn de modulen op de dragerlichamen bevestigd door middel van om een randzone van de respectieve 15 modulen geklemde koppellichamen, waarbij bij voorkeur de koppellichamen elk onder een door een drukveer geleverde kracht om de respectieve randzone zijn geklemd, en bij meer voorkeur de koppellichamen en de dragerlichamen zijn voorzien van in elkaar grijpende klauwvormige randprofielen voor het bevestigen van de koppellichamen op de respectieve dragerlichamen.

20 In een voordelige uitvoeringsvorm grijpen de respectieve klauwvormige randprofielen onder een door een drukveer geleverde kracht in elkaar.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van een fotovoltaïsche inrichting volgens de uitvinding, waarin de modulen een vlakke laminaire structuur vertonen en op de dragerlichamen zijn bevestigd door middel van om een randzone van de respectieve 25 modulen geklemde koppellichamen, zijn de koppellichamen elk onder een door een drukveer geleverde kracht om de respectieve randzone geklemd en zijn de koppellichamen en de dragerlichamen voorzien van onder een door de drukveer geleverde kracht in elkaar grijpende klauwvormige randprofielen voor het bevestigen van de koppellichamen op de respectieve dragerlichamen.

30 Een drukveer in een koppellichaam is bij voorkeur voorzien van een op een oppervlak van een dragerlichaam afsteunbaar aandrukelement voor het tussen dat oppervlak en dat aandrukelement onder een door de drukveer geleverde kracht opsluiten van een als ri n?i rq 1 4 contactpunt van een fotovoltaïsche module verschafte strook van een flexibel elektrisch geleidend materiaal.

Met een fotovoltaïsche inrichting overeenkomstig de uitvinding wordt als gevolg van het gebruik van de dragerlichamen in een gestel voor het transport van elektrische 5 stroom ten opzichte van een inrichting volgens de stand der techniek bespaard op kosten van materiaal en onderdelen, en wordt de voor het installeren van de inrichting benodigde tijd verkort.

Een inrichting volgens de uitvinding met meerdere modulen is als gevolg van de parallelle schakeling van de fotovoltaïsche modulen inherent veilig, doordat de 10 optredende spanningen lager dan 30 V kunnen blijven. Isolatie van de stroomgeleiders is hierdoor overbodig, terwijl het risico van brand in de inrichting als gevolg van kortsluiting of oververhitting vrijwel is uitgesloten. Een bijkomend voordeel van een inrichting met parallel geschakelde modulen is het hoge rendement, doordat partiële beschaduwing of uitval van slechts een module geen gevolgen heeft voor de werking 15 van de andere modulen.

De eenvoudige wijze van bevestigen en aansluiten van de modulen in een inrichting volgens de uitvinding levert een aanzienlijke besparing op in kosten van arbeid, terwijl de betrouwbaarheid van de inrichting als gevolg van het industrieel voorbereiden van installatiecomponenten zeer hoog is.

20 Een bijkomend voordeel van een inrichting volgens de uitvinding is het ontbreken van de noodzaak de afzonderlijke modulen te voorzien van een randprofiel, wat tot een verdere besparing van kosten leidt.

De eerder in de tekst genoemde aanduiding 'positief contact punt dient opgevat te worden als een contactpunt dat een hogere potentiaal heeft dan een ander contactpunt 25 op dezelfde module dat als 'negatief wordt aangeduid en vice versa.

Op een module kunnen een aantal krachten werken. Onder meer de zwaartekracht, de krachten door de wind, krachten door thermische uitzetting, mechanische spanningen, en krachten door sneeuw, ijs of regen op de module. Meer in het bijzonder dienen modules soms beloopbaar te zijn en tenminste bestand te zijn tegen het gewicht van 30 (grote) vogels of andere dieren. Al deze en andere denkbare krachten dienen door de dragerlichamen, die samen weer als het gestel kunnen worden aangeduid, doorgeleid te worden zodat de module op zijn plaats blijft. Een voorkeursuitvoering volgens de uitvinding benut de stroomgeleiders die de modules met de inverters verbinden om de 1 021 5 91 5 krachten of een deel daarvan door te leiden. Het materiaal dat voor de stroomgeleiding gebruikt wordt krijgt daardoor een dubbelfunctie. Dit is voordelig omdat daardoor minder materiaal nodig is dan in het geval van een dragende constructie zonder geleidende functie samen met een geleider zonder dragende functie. In een 5 voorkeursuitvoering wordt tenminste één geleider zodanig gedimensioneerd dat meer dan 90% van krachten en meer in het bijzonder tenminste 30% en nog meer in het bijzonder 10% van de krachten op een module worden doorgeleid. Dit kan bijvoorbeeld als de geleider de hele module draagt. De lagere percentages gelden in het bijzonder als een module op meerdere ondersteuningen rust waarvan er tenminste één tevens een 10 geleidende functie heeft.

In een voorkeursuitvoering van de koppelstukken waarmee de verbinding tussen de modules en de dragerlichamen tot stand kan komen krijgen deze koppelstukken een dubbelfunctie. Door de koppelstukken zodanig te ontwerpen dat de koppeling zowel de mechanische krachten als de elektrische stroom doorleidt ontstaan meerdere denkbare 15 voordelen. In een speciale uitvoering is er slechts een verbinding tussen gestel en module die zowel de krachten als de stroom geleid, in een andere uitvoering zijn er meer verbindingen denkbaar waarvan er tenminste één zo'n dubbelfunctie heeft. Denkbare voordelen zijn de snelheid en eenvoud van installatie maar ook aan efficiënt materiaalgebruik door het toepassen van de dubbelfunctie.

20 De uitvinding wordt in het volgende toegelicht aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar de tekeningen.

In de tekeningen tonen

Fig. 1 een eerste uitvoeringsvorm van een fotovoltaïsche inrichting volgens de uitvinding in perspectivisch aanzicht, 25 Fig. 2 schematisch een tweede uitvoeringsvorm van een fotovoltaïsche inrichting volgens de uitvinding in bovenaanzicht,

Fig. 3 een derde uitvoeringsvorm van een fotovoltaïsche inrichting volgens de uitvinding in perspectivisch aanzicht,

Fig. 4 een detail van de in fig. 3 getoonde inrichting in perspectivisch aanzicht, 30 Fig. 5 een uitvoeringsvorm van een koppellichaam volgens de uitvinding voor een in fig. 1 getoonde inrichting in perspectivisch aanzicht, en Fig. 6 het in fig. 5 getoonde koppellichaam in een dwarsdoorsnede.

-λ η o λ c o 1 6

In de tekeningen worden overeenkomstige onderdelen aangeduid door dezelfde verwijzingsgetallen.

Fig. 1 toont een fotovoltaïsche inrichting 1, samengesteld uit fotovoltaïsche modulen 2 met een vlakke laminaire structuur, waarbij op bekende wijze een aantal in serie 5 geschakelde fotovoltaïsche cellen (niet getoond) tussen een bodemplaat en een transparante kunststofplaat of glasplaat is opgenomen. De modulen 2 zijn met behulp van koppelstukken 5 bevestigd aan aluminium dragerbalken 3, 4, die elektrisch van elkaar en de omgeving zijn geïsoleerd. De modulen 2 zijn elk voorzien van één elektrisch positief en één elektrisch negatief contactpunt, welke contactpunten (niet 10 getoond) via een van de koppelstukken 5 zijn verbonden met de respectieve dragers 3, 4, die aldus fungeren als positieve 3 en negatieve 4 stroomgeleiders voor de parallel geschakelde modulen 2.

Fig. 2 toont een fotovoltaïsche inrichting 6 die verschilt van de in fig. 1 getoonde inrichting 1, doordat de parallelle aluminium dragerbalken alternerend fungeren als 15 positieve 3 of (geaarde) negatieve 4 stroomgeleider, waarbij telkens van twee naastliggende geleiders 3, 4 stroom wordt afgenomen via een inverter 7.

Fig. 3 toont een fotovoltaïsche inrichting 8 op het dak 9 van een gebouw, die verschilt van de in fig. 1 getoonde inrichting 1, doordat de parallelle dragerbalken die fungeren als positieve 3 of negatieve 4 stroomgeleider in één balk zijn geïntegreerd. Een van de 20 stroomgeleiders 4 en een derde dragerbalk 10, elektrisch van de modulen 2 geïsoleerd, evenwijdig aan de geleiderbalken 3, 4 en op een afstand daarvan die veel groter is dan de onderlinge afstand tussen de geleiderbalken 3, 4, verlenen de noodzakelijke mechanische stabiliteit aan de inrichting. De negatieve en positieve contactpunten van de modulen 2 zijn met behulp van daartoe ontworpen koppelstukken 12 (getoond in fig. 25 4) verbonden met de geleiderbalken 3, 4. Een dergelijke uitvoeringsvorm biedt de mogelijkheid om de dragerbalken 4, 10 direct, dat wil zeggen zonder elektrische isolatie, om een stalen onderframe te bevestigen, waarbij de elektrisch geleidende dragerbalk 4 geaard wordt. De voordelen van deze inrichting 8 zijn de mogelijkheid een inverter direct, dat wil zeggen zonder stripverbindingen, met de geleiderbalken 3, 4 30 te koppelen, de mogelijkheid om modulen 2 van verschillende lengte maar met eenzelfde spanning door elkaar toe te passen (waarbij uiteraard de afstand van de dragerbalk 10 tot de geleiderbalken 3, 4 moet worden aangepast) en de mogelijkheid de inrichting 8 op een stalen onderframe te monteren, hetgeen van belang is in verband »*1 021591 7 met beveiliging tegen blikseminslag. Doordat de positieve 3 en negatieve geleiderbalken 4 dicht naast elkaar liggen, is het uitlijnen van de dragerbalken 4, 10 bij de installatie van de inrichting minder kritisch, terwijl een eenmaal geïnstalleerde inrichting minder 5 gevoelig is voor storingen ten gevolge van optredende thermische uitzettingen.

Fig. 4 toont het omcirkelde deel IV uit fig. 3 in meer detail. De positieve elektrische geleiderbalk 3 is opgenomen tussen de opstaande lange zijden van een in dwarsdoorsnede U-vormig kunststof profiel 11, dat met zijn korte zijde op de positieve geleiderbalk 4 is bevestigd.

10 Fig. 5 toont een koppelstuk 5 van een vezelversterkt kunststof materiaal, dat is gekoppeld met een aluminium dragerbuis 3, 4 en dat dienst doet voor het bevestigen van een module met een laminaire structuur (niet getoond) en het geleiden van stroom. De dragerbuis 3, 4 is bevestigd op een kunststof voetstukje 13 waarin een schroefgat 14 is aangebracht ten behoeve van de montage van het profiel 3, 4 op een daartoe 15 bestemde plaats. Het koppelstuk 5 vertoont aan zijn bovenzijde in een doorsnede evenwijdig aan de dragerbuis 3, 4 een U-vormige sleuf 20, waarvan de opening zich uitstrekt evenwijdig aan de dragerbuis 3, 4, voor het opnemen van een randzone van een module (niet getoond). De dragerbuis 3, 4 en het koppelstuk 5 zijn voorzien van in elkaar grijpende respectieve klauwvormige randprofielen 15, 16. Een drukveer 17, 20 voorzien van een op het bovenoppervlak 18 van de dragerbuis 3, 4 afsteunbaar aandrukelement 19 voor het tussen dat oppervlak 18 en dat aandrukelement 19 onder door de drukveer 17 geleverde kracht opsluiten van een met de betreffende module verbonden contactstrook (niet getoond) van een flexibel elektrisch geleidend materiaal. De drukveer oefent aan zijn bovenzijde een kracht uit op een schamierbaar aan het 25 koppelstuk 5 bevestigde halve ring 21 voor het aandrukken van een in de U-sleuf 20 opgenomen module. Opening 22 in de bovenzijde van het koppelstuk 5 dient voor het opnemen van een borgveer na het plaatsen van een module in de sleuf 20.

Fig. 6 toont het koppelstuk 5 op de dragerbuis 3,4 uit fig. 5 in een aanzicht dwars op de dragerbuis 3,4. De buitenwanden 23 van het koppelstuk 5 vertonen aan hun onderzijde 30 een wigvormige en afgeronde vorm, die dient ter bescherming van de randprofielen 16 bij plaatsen van het koppelstuk 15 op de dragerbuis 3,4.

Benadrukt wordt dat de beschreven uitvoeringsvoorbeelden dienen ter toelichting van de uitvinding, niet ter beperking ervan. Binnen het kader van de uitvinding zijn voor de felΠ21591 8 deskundige in het vakgebied tal van uitvoeringsvormen te realiseren. Het is bijvoorbeeld mogelijk de dragerlichamen te verschaffen in de vorm van ronde buizen, waarop de modulen geklemd worden met klemlichamen die zijn voorzien van een in dwarsrichting ringvormige en deels open verend contact, waarvan de binnenafmetingen S corresponderen met de buitenafmetingen van de buizen. Ook is het mogelijk om ten behoeve van de mechanische bevestiging van en elektrisch contact met de modulen de dragerlichamen te voorzien van bussen en de modulen te voorzien van met die bussen samenwerkende stekers.

10 Hieronder staat een legenda voor de nummers in de figuren: 1. fotovoltaïsche inrichting 2. fotovoltaïsche modulen 3. positieve geleider en/of drager 4. negatieve geleider en/of drager 15 5. koppelstuk 6. fotovoltaïsche inrichting 7. inverter 8. fotovoltaïsche inrichting 9. dak 20 10. dragerbalk 11. U-profiel 12. koppelstuk 13. voetstuk 14. schroefgat 25 15. klauwvormig randprofiel 16. klauwvormig randprofiel 17. drukveer 18. bovenoppervlak 19. aandrukelement 30 20. U-vormige sleuf 21. sluitring 22. opening 23. buitenwanden »1021591

Claims (16)

1. Inrichting (1, 6, 8) waarmee zonlicht kan worden geconverteerd in elektriciteit, die bestaat uit tenminste één fotovol taïsche module (2), die wordt bevestigd aan een 5 gestel met het kenmerk dat dit gestel tevens een functie heeft als geleider van (een deel van) de stroom die door de modules wordt opgewekt.

2. Fotovol taïsche inrichting (1, 6, 8) volgens conclusie 1, omvattend één of meer aan een gestel bevestigde fotovoltaïsche modulen (2), welk gestel ten minste één dragerlichaam omvat dat deels bestaat uit elektrisch geleidend materiaal (3, 4), met 10 het kenmerk, dat tenminste één dragerlichaam (3, 4) elektrisch koppelbaar is met tenminste één module en optreedt als geleider van (een deel van) de stroom die door die tenminste één module wordt opgewekt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat tenminste één dragerlichaam tenminste twee geleiders (3, 4) omvat die ten opzichte van elkaar 15 elektrisch zijn geïsoleerd.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk dat tenminste één geleider, waarmee de door de modules opgewekte stroom naar de inverter wordt geleid, tevens tenminste 90%, in het bijzonder 30% en meer in het bijzonder 10% van de krachten op één module doorleidt.

5. Inrichting volgens conclusies 2, 3 of 4, die tenminste één dragerlichaam omvat en waarbij elke module voorzien is van ten minste één positief contactpunt en ten minste één negatief contactpunt, met het kenmerk, dat tenminste één dragerlichaam ten minste twee van elkaar geïsoleerde geleiders omvat en dat van elke module tenminste één positief contactpunt elektrisch koppelbaar is met tenminste één 25 geleider en tenminste één negatief contactpunt elektrisch koppelbaar is met tenminste één andere geleider.

6. Inrichting volgens een der bovenstaande conclusies met het kenmerk dat de modules vastzitten met tenminste één verbinding die zowel elektrische stroom als constructieve krachten doorleidt van de module naar de drager.

7. Inrichting (1, 6, 8) volgens een der bovengenoemde conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één dragerlichaam (3,4) in hoofdzaak van aluminium is. *1021591 v« 1111 IvllUllg ylj \JJ VUIgvIU vvll Uvl Ul/VvIldUUlllUv vUllvlUulvOy Uttl de dragerlichamen worden gevormd door zich evenwijdig ten opzichte van elkaar uitstrekkende langwerpige dragerbalken (3,4).

9. Inrichting (1,6, 8) volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat tenminste S één elektrisch contactpunt van elk van de modulen (2) wordt verschaft door een flexibel elektrisch geleidend materiaal, in het bijzonder in de vorm van een strook.

10. Inrichting (1,6,8) volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het flexibel geleidend materiaal een op een kunststof film verschafte laag aluminium omvat.

11. Inrichting (1, 6, 8) volgens conclusies 9 of 10, met het kenmerk dat de kunststof 10 film in hoofdzaak van polyethyleen of polyester is.

12. Inrichting (1, 6, 8) volgens een der conclusies 1-11, waarin tenminste in één richting uitstrekkende modulen (2) een vlakke laminaire structuur vertonen, met het kenmerk, dat de modulen op de dragerlichamen (3, 4) zijn bevestigd door middel van om een randzone van de respectieve modulen (2) geklemde koppellichamen.

13. Inrichting (1) volgens een der conclusies 1-12, met het kenmerk, dat de koppellichamen (5) elk onder een door een veer (17) geleverde kracht om de respectieve randzone zijn geklemd.

14. Inrichting (1) volgens een der conclusies 12 of 13, met het kenmerk dat de koppellichamen (5) en de dragerlichamen (3, 4) zijn voorzien van in elkaar 20 grijpende klauwvormige randprofielen (15, 16) voor het bevestigen van de koppellichamen (5) op de respectieve dragerlichamen (3,4).

15. Inrichting (1) volgens conclusies 12 of 13, met het kenmerk, dat de respectieve klauwvormige randprofielen (15,16) onder een door een veer (17) geleverde kracht in elkaar grijpen.

16. Inrichting (1) volgens conclusies 12 of 13, met het kenmerk dat de koppellichamen (5) elk onder een door een veer (17) geleverde kracht om de respectieve randzone zijn geklemd en de koppellichamen (5) en de dragerlichamen (3, 4) zijn voorzien van onder een door de drukveer (17) geleverde kracht in elkaar grijpende klauwvormige randprofielen (15, 16) voor het bevestigen van de koppellichamen 30 (5) op de respectieve dragerlichamen.

17. Inrichting (1) volgens een der conclusies 15-16, met het kenmerk, dat het koppellichaam (5) is voorzien van een op een oppervlak van een dragerlichaam (3, 4) afsteunbaar aandrukelement (19) voor het tussen dat oppervlak en dat P1 021 5 9 1 aandrukelement (19) onder door de veer (17) geleverde kracht opsluiten van een als contactpunt van een fotovoltaïsche module (2) verschafte strook van een flexibel elektrisch geleidend materiaal. 5 .......... — 1 OQ1 C Q 1