NL1021451C2 - Voertuig met container hef- en kantelinrichting. - Google Patents

Description

VOERTUIG MET CONTAINER HEF- EN KANTELINRICHTNG

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig omvat-5 tende een rijdbaar gestel, een aan het gestel aangebrachte laadruimte, welke een invoeropening omvat, een voor de in-voeropening gevormde storttrog, een nabij de storttrog aan het gestel aangebrachte container hef- en kantelinrichting voor het in de storttrog storten van inhoud van containers en 10 afvoermiddelen voor het uit de storttrog in de laadruimte afvoeren van containerinhoud.

Een dergelijk voertuig is algemeen bekend als bijvoorbeeld een vuilnisvoertuig of een voertuig voor het ophalen van herbruikbaar afval.

15 In bepaalde gevallen komt het voor dat bij het legen van containers vuil of in het algemeen containerinhoud buiten de storttrog en in het bijzonder op straat valt.

De uitvinding beoogt een voertuig van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen, waarbij dit probleem zich 20 niet voordoet. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt bij een in de aanhef omschreven voertuig voorzien van niveau-detectiemiddelen voor het detecteren van een niveau van containerinhoud in de storttrog en met de niveaudetectiemiddelen verbonden verwerkings- en besturingsmiddelen voor het de-25 activeren van de hef- en kantelinrichting bij het overschrijden van een vooraf bepaalde waarde van het niveau van de containerinhoud. Door het deactiveren van de hef- en kantelinrichting bij het overschrijden van de vooraf bepaalde waarde van het niveau van de containerinhoud, wordt voorkomen 30 dat containers in de storttrog worden leeg gestort, terwijl deze storttrog zelf reeds te ver is gevuld. Gebleken is dat dit een belangrijke oorzaak is voor het buiten de storttrog morsen van containerinhoud. In het bijzonder kan het niveau 2 van de containerinhoud de vooraf bepaalde waarde overschrijden wanneer snel achter elkaar containers in de storttrog worden geleegd, zodanig dat de afvoermiddelen in de vorm van een persinrichting het in de storttrog gestorte materiaal 5 niet voldoende snel daaruit in de laadruimte kan transporteren. Een dergelijke situatie doet zich bijvoorbeeld voor wanneer vuilcontainers voor het legen gegroepeerd worden en deze snel naar en van het voertuig gereden kunnen worden.

Bij voorkeur zijn de verwerkings- en besturingsmidde-10 len zodanig uitgevoerd dat deze de hef- en kantelinrichting deactiveren in een stand waarin een door deze opgenomen container gekanteld is. De inhoud van de container kan hierdoor direct in de storttrog glijden, zodra daarin door de afvoer-middelen ruimte is gemaakt. Doordat de container wel over het 15 eerste gedeelte van het traject wordt geheven en gekanteld, bemerkt het bedieningspersoneel dat de inrichting normaal functioneert, maar dat het stoppen van de hef- en kantelinrichting veroorzaakt wordt door een te volle storttrog. Hierdoor is het duidelijk dat gewacht moet worden tot de stort-20 trog voldoende geleegd is en dat er geen sprake is van een storing aan de inrichting.

Het weer activeren van de hef- en kantelinrichting kan manueel geschieden, zodra het bedieningspersoneel constateert dat de storttrog weer voldoende ver geleegd is. Bij 25 voorkeur echter wordt de maatregel van conclusie 3 toegepast. Hierdoor treedt minimaal tijdverlies op. Zodra de storttrog voldoende geleegd is door de afvoermiddelen, kan de werking van de hef- en kantelinrichting worden hervat.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 4 toe-30 gepast. Hierdoor wordt verzekerd dat de detectie correct plaats vindt en bijvoorbeeld niet gestoord wordt door uit een container in de storttrog langs bewegende container inhoud.

3

Een andere mogelijkheid is om het niveau te detecteren nadat de container enige tijd in de gekantelde stand is gehouden, teneinde te bepalen of de uit de container gestorte inhoud voldoende ver in de storttrog naar bewegen is bewogen.

5 Bij voorkeur wordt de uitvoeringsvorm van conclusie 5 gebruikt. Hierdoor wordt direct het niveau van de containe-rinhoud gedetecteerd daar waar deze vanuit de container in de storttrog wordt gestort.

Bij voorkeur wordt de uitvoering van conclusie 6 10 toegepast. Zodra het vooraf bepaalde niveau wordt overschreden, wordt de sensor aangesproken en zullen de verwerkings- en besturingsmiddelen de hef- en kantelihrichting op een gewenst moment deactiveren.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm is de sensor een ,1 15 ultrasone sensor. In de sterk vervuilende omstandigheden van | een voertuig volgens de uitvinding is een dergelijke sensor geschikt, aangezien gebleken is dat deze voor vervuiling zeer ongevoelig is.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de 20 volgende beschrijving, aan de hand van de bijgevoegde figuur.

Deze figuur toont een gedeeltelijk weggebroken en schematisch zijaanzicht van een voertuig volgens de uitvinding.

Het voertuig 1 is uitgevoerd als vuilnisvoertuig. Het 25 omvat een gestel 2 dat voorzien is van wielen 3 en een motor 4, zodat dit verrijdbaar is. Op de gebruikelijke wijze is een bestuurscabine 5 aangebracht.

Het gestel 2 draagt een laadbak 6, welke een laadruimte bepaald, die toegankelijk is via een invoeropening 7 30 aan de achterzijde van het voertuig. Voor de invoeropening 7 is een storttrog 8 gevormd aan het achtereinde waarvan een container hef- en kantelinrichting 9 is aangebracht, waarmee containers 11 opgenomen en gekanteld worden met behulp van 4 een cilinder 16 teneinde de inhoud 10 daarvan in de storttrog 8 te legen.

Op gebruikelijke wijze zijn persmiddelen aangebracht, die een persschot 17 omvatten, waarmee de uit de containers 5 11 in de storttrog 8 gestorte containerinhoud vanuit de storttrog 8 door de opening 7 in de laadruimte getransporteerd kan worden.

Wanneer volgens de stand van de techniek meer containerinhoud in de storttrog 8 wordt gestort dan door de afvoer-10 middelen in de vorm van het persschot 17 afgevoerd kan worden naar de laadruimte, zal het niveau van de containerinhoud 10 in de storttrog 8 oplopen tot een niveau waarbij het niet meer goed mogelijk is om de inhoud uit een container 11 uit te storten. Wanneer dan de hef- en kantelinrichting 9 wordt 15 terug bewogen om de container 11 weer op de grond te zetten, zal een hoeveelheid van het nog niet in de storttrog 8 terecht gekomen containerinhoud op de ondergrond terecht komen, zoals bij 12 is aangegeven.

Volgens de uitvinding is het voertuig 1 voorzien van 20 niveaudetectiemiddelen, omvattende een sensor 13, die detecteert of het in de storttrog 8 gestorte containerinhoud een vooraf bepaald niveau overschrijdt. Dit vooraf bepaalde niveau is het niveau, waarbij nog juist een containerinhoud uit een container 11 in de trog 8 gestort kan worden.

25 De detectiemiddelen zijn verbonden met niet nader getoonde verwerkings- en besturingsmiddelen, die de schematisch aangegeven aandrijving 15 van de hef- en kantelinrichting 9 deactiveren, zodra deze niveaudetectiemiddelen het overschrijden van het genoemde vooraf bepaalde niveau detec-30 teren.

Bij deactiveren van de hef- en kantelinrichting 9 wordt het normale verloop van de aandrijving van deze hef- en 5 kantelinrichting onderbroken, zodat deze inrichting stil blijft staan.

Bij voorkeur zijn de verwerkings- en besturingsmidde-len zodanig uitgevoerd, in het bijzonder geprogrammeerd, dat 5 de container 11 in de in de figuur weergegeven stand staat, wanneer de hef- en kantelinrichting wordt gedeactiveerd. Wanneer het persschot 17 voldoende ruimte in de storttrog 8 heeft gemaakt, kan de containerinhoud direct weer in de storttrog 8 schuiven.

10 Zodra de detectiemiddelen 13 vervolgens detecteren dat de containerinhoud weer beneden het voorafbepaalde niveau is, wordt de besturingsinrichting van de hef- en kantelinrichting opnieuw geactiveerd, waardoor het bewegingsverloop kan worden afgemaakt en de container 11 terug gezet wordt op 15 de grond.

De verwerkings- en besturingsmiddelen kunnen op op zichzelf bekende wijze uitgevoerd worden als een programmeerbare inrichting, die bij voorkeur gekoppeld wordt met de besturingsinrichting voor de aandrijving 15 van de hef- en 20 kantelinrichting.

De sensor 13 is bij voorkeur een ultrasone sensor, die een gevoeligheidslijn 14 of -vlak bepaalt. Zodra de ge-voeligheidslijn of -vlak onderbroken wordt door de te hoog opgelopen containerinhoud, zal de sensor aan de verwerkings-25 en besturingsmiddelen een signaal geven dat de hef- en kantelinrichting gedeactiveerd dient te worden. Zodra dan weer de gevoeligheidslijn of het -vlak vrij is gekomen, kan opnieuw een signaal gegeven worden, waardoor de hef- en kantelinrichting weer in werking treedt.

Claims (7)

1. Voertuig omvattende een rijdbaar gestel, een aan het gestel aangebrachte laadruimte, welke een invoeropening 5 omvat, een voor de invoeropening gevormde storttrog, een nabij de storttrog aan het gestel aangebrachte container hef-en kantelinrichting voor het in de storttrog storten van inhoud van containers en afvoermiddelen voor het uit de storttrog in de laadruimte afvoeren van containerinhoud, 10 gekenmerkt door niveaudetectiemiddelen voor het detecteren van een niveau van containerinhoud in de storttrog en met de niveaudetectiemiddelen verbonden verwerkings- en besturings-middelen voor het de-activeren van de hef- en kantelinrichting bij het overschrijden van een vooraf bepaalde waarde van 15 het niveau van de containerinhoud.

2. Voertuig volgens conclusie 1, waarbij de verwerkings- en besturingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat deze de hef- en kantelinrichting de-activeren in een stand waarin een door deze opgenomen container gekanteld is.

3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verwerkings- en besturingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat deze de hef- en kantelinrichting weer activeren zodra de detectiemiddelen detecteren dat de containerinhoud beneden het vooraf bepaalde niveau is.

4. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de verwerkings- en besturingsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat deze het niveau detecteren in een stand van de hef- en kantelinrichting waarin deze niet een container gekanteld houdt.

5. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de detectiemiddelen ten minste een sensor omvatten die nabij de hef- en kantelinrichting is aangebracht en in de richting van de storttrog is gericht. * -

6. Voertuig volgens conclusie 5, waarbij de senspr een gevoeligheidslijn of -vlak bepaalt, die op het vooraf bepaalde niveau is gericht.

7. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, 5 waarbij de sensor een ultrasone sensor is.