NL1021375C2

NL1021375C2 - Werkwijze en inrichting voor het onderling scheiden van zich in een gasstroom bevindende lichtere en zwaardere bestanddelen.

Info

Publication number: NL1021375C2
Application number: NL1021375A
Authority: NL
Inventors: Paulus Gerardus Wilhe Stroomer
Original assignee: Gti Ind Noordwest B V
Priority date: 2002-09-02
Filing date: 2002-09-02
Publication date: 2004-03-03

Description

Werkwijze en inrichting voor het onderling scheiden van zich in een gasstroom bevindende lichtere en zwaardere bestanddelen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het 5 onderling scheiden van zich in een gasstroom bevindende lichtere en zwaardere bestanddelen.

In het bijzonder in bij industriële processen gevormde gassen, die gebruikelijk in de atmosfeer worden uitgestoten, bevinden zich in vele gevallen milieu vervuilende bestanddelen, die men uit de 10 gassen wenst te verwijderen voordat deze in de atmosfeer worden uitgestoten. Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan de uitstoot van C02, maar ook aan bijvoorbeeld de uitstoot van vocht met daarin opgenomen vliegas en/of andere vaste deeltjes in rookgassen.

Er zijn reeds voorstellen gedaan, voor het uit gassen 15 verwijderen van dergelijke schadelijke delen, maar de hiervoor ontwikkelde inrichtingen leiden veelal tot het opwekken van een bepaalde i weerstand, hetgeen een nadelige invloed kan hebben op de volumestroom van bestaande en de kosten van nieuwe industriële processen waarvan de te i reinigen gassen afkomstig zijn.

20 Er bestaat dan ook behoefte aan een oplossing voor het afscheiden van bestanddelen uit een gasstroom zonder dat hierbij een moeilijk te overwinnen weerstand tegen de stroming van het gas optreedt.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt, doordat men de gasstroom leidt langs een in een zich omhoog uitstrekkende leiding 25 opgesteld, en om de lengte-as van de leiding spiraal vormig getordeerd langgestrekt plaatvormig orgaan.

In de praktijk is gebleken, dat door het geleiden van de gasstroom langs het spiraal vormig getordeerde langgestrekte plaatvormige orgaan de gasstroom in een wervelende beweging wordt gebracht, waardoor 30 zich iri de gasstroom bevindende zwaardere bestanddelen tegen de binnenwand van de leiding zullen worden geslingerd, zodanig, dat zich I 0 P i H 7 êt 2 langs de binnenvlak van de leiding als het ware een laag van de zwaardere bestanddelen vormt op volgorde van hun soortelijk gewicht, terwijl door juiste dimensionering van de leiding met het getordeerde langgestrekte plaatvormige orgaan althans nagenoeg geen nadelige beïnvloeding van de 5 stroming van de gassen wordt ondervonden.

Indien de gevormde laag van zwaardere bestanddelen bestaat uit gasvormige bestanddelen kunnen deze zwaardere bestanddelen gunstig nabij het boveneinde van de leiding worden afgezogen. Indien daarentegen de laag van zwaardere bestanddelen is gevormd uit een vloeistof met 10 eventueel daarin aanwezige deeltjes kan deze laag van zwaardere bestanddelen langs de leiding naar beneden stromen en daar worden afgetapt.

Een voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding geschikte inrichting, die een eenvoudige en doelmatige opbouw 15 heeft, wordt volgens de uitvinding verkregen doordat de inrichting een zich tijdens bedrijf omhoog uitstrekkende leiding omvat, waarin een om de lengte-as van de leiding spiraai vormig getordeerd langgestrekt plaatvormig orgaan is opgesteld.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de 20 hand van enige in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvormen van de uitvinding.

Figuur 1 toont gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

25 Figuur 2 toont een bovenaanzicht op figuur 1.

Figuur 3 toont gedeeltelijk in doorsnede en gedeeltelijk in aanzicht een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

De in figuur 1 weergegeven inrichting volgens de uitvinding 30 omvat een leiding 1, die gevormd wordt door een bestaand stuk of een nieuw aan te brengen stuk van een schoorsteen of dergelijke voor de 3 afvoer van gassen. In de leiding 1 is een om de lengte-as van de leiding 1 spiraalvormig getordeerd langgestrekt plaatvormig orgaan 2 vast opgesteld, waarbij het getordeerde plaatvormige orgaan 2 dus min of meer de vorm heeft van een op zich bekende transportvijzel.

5 Nabij het boveneinde van de leiding 1 is in het inwendige van de leiding 1 een zich langs de binnenwand van de leiding 1 uitstrekkend gootvormig orgaan 3 aangebracht, dat aan zijn onderzijde 4 open is. Het inwendige van het gootvormige orgaan 3 staat via op de wand van de leiding 1 aansluitende op regelmatige afstand rondom de omtrek van 10 de leiding 1 aangebrachte buisstompen 5 in verbinding met een zich rondom de leiding 1 uitstrekkende afvoerleiding 6, die met behulp van, een op de leiding 6 aangesloten verdere buisstomp 7 kan worden aangesloten op een pomp of dergelijke.

Indien nu een gasstroom in opwaartse richting door de 15 leiding 1 wordt gevoerd, zoals aangeduid met pijlen A, zal een dergelijke gasstroom door middel van het plaatvormige orgaan 2 in een draaiende beweging worden gebracht. Daarbij zullen eventueel in de gasstroom aanwezige, verhoudingsgewijs zware moleculen, zoals HCL, H2S04, S02, C02 in de gasstroom naar buiten worden geslingerd in de richting van de 20 binnenwand van de leiding 1. Deze zwaardere gasvormige bestanddelen zullen een dunne laag tegen de binnenwand van de leiding 1 vormen, welke dunne gasvormige laag in de leiding 1 verder omhoog zal bewegen en zal worden opgevangen in de goot 3, waaruit' het via de leiding 6 kan worden afgezogen om verder te worden verwerkt. Zo zal bijvoorbeeld afgevoerd C02 25 in tuinbouwbedrijven kunnen worden hergebruikt voor het op zichzelf bekende wijze stimuleren van de groei van gewassen.

Weliswaar zal de spiraal vormige plaat 2 een zekere weerstand tegen de stroming van het gas door de leiding 1 tot gevolg hebben, maar door de leiding 1 als extra stuk in een schoorsteen aan te 30 brengen zal extra trek in de schoorsteen worden opgewekt en zo kan door juiste keuze van lengte van de leiding 1 en spoed van het spiraal vormige 1021375 4 orgaan 2 worden bewerkstelligd, dat door aanbrenging van de inrichting volgens de uitvinding geen ongewenste tegendruk tegen de stroming voor het gas wordt opgewekt en een effectieve afscheiding van af te scheiden materiaal wordt bewerkstelligd.

5 Bij de in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvorm zijn die onderdelen, die overeenkomen met de hierboven aan de hand van figuren 1 en 2 besproken onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers als gebruikt in figuren 1 en 2.

De in figuur 3 weergegeven inrichting is in het bijzonder 10 geschikt voor het afvoeren van vocht en eventueel in het vocht aanwezige vaste deeltjes uit het door de leiding 1 gevoerde gas. Het bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 en 2 aangebrachte gootvormige orgaan 3 is hier dan ook weggelaten. In tegenstelling daarmede is nabij de onderzijde van de leiding 1 een goot 8 aangebracht waarop een afvoerstomp 15 9 is aangesloten.

Ook bij deze uitvoeringsvorm zal in een opwaartse richting door de leiding 1 gevoerd gas in een wervelende beweging worden gebracht, waardoor water en eventueel in het water opgevangen vaste deeltjes, zoals bijvoorbeeld vliegas, tegen de binnenwand van de leiding 1 zal worden 20 geslingerd. Deze vloeistof zal langs de binnenwand van de leiding 1 naar beneden stromen in de goot 8 en daar via de afvoerstomp 9 worden afgevoerd.

Door de uitwendige diameter van het spiraai vormige orgaan 2 een weinig kleiner te kiezen dan de inwendige diameter van de leiding 1 25 kan het naar beneden stromen van de vloeistof ongehinderd plaatsvinden.

Uit bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat bij toepassing van de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding een effectieve afscheiding van ongewenste stoffen uit een gasstroom kan worden bewerkstelligd onder het gebruikmaken van een eenvoudige inrichting 30 zonder draaiende of aan te drijven delen.

Claims

1. Werkwijze voor het onderling scheiden van zich in een gasstroom bevindende lichtere en zwaardere bestanddelen, met het kenmerk, 5 dat men de gasstroom leidt langs een in een zich omhoog uitstrekkende leiding opgesteld, en om de lengte-as van de leiding spiraal vormig getordeerd langgestrekt plaatvormig orgaan.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men afgescheiden zwaardere gassen nabij het boveneinde van de leiding nabij 10 de omtrek van de leiding afzuigt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk·, dat men afgescheiden vloeistof nabij de onderzijde van de leiding afvoert.

4. Inrichting voor het onderling scheiden van zich in een gasstroom bevindende lichtere en zwaardere bestanddelen, met het kenmerk, 15 dat de inrichting een zich tijdens bedrijf omhoog uitstrekkende leiding omvat waarin een om de lengte-as van de leiding spiraal vormig getordeerd langgestrekt plaatvormig orgaan vast is opgesteld.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat nabij het boveneinde van de leiding nabij de binnenomtrek van de leiding een 20 aan zijn onderzijde open gootvormig orgaan is aangebracht voor het opvangen van langs de binnenwand van de leiding omhoog bewegende gassen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het gootvormig orgaan in op regelmatig op afstand van elkaar gelegen punten rondom de omtrek van de leiding is aangesloten op een zich om de leiding 25 uitstrekkende afvoerleiding.

7. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat nabij de onderzijde van de leiding een gootvormig orgaan is aangebracht voor het opvangen van langs de binnenwand van de leiding naar beneden stromende vloeistof. 1021375