NL1020937C2 - Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald. Dergelijke injectiespuiten zijn in de praktijk bekend. Na het uitspuiten van de in de vloeistofhouder van de injectiespuit aanwezige vloeistof vindt, teneinde terugtrekking 5 van de inspuitnaald mogelijk te maken, bijvoorbeeld een koppeling plaats tussen de zuigerkop van de zuiger en de naaldvatting van de inspuitnaald. Door de zuiger vervolgens weer terug te bewegen kan hierdoor de inspuitnaald in de vloeistofhouder van de injectiespuit worden getrokken, waardoor kans op verwonding aan de inspuitnaald kan 10 worden voorkomen. Bovendien wordt hierdoor verzekerd dat de injectiespuit niet een tweede keer wordt gebruikt.

Een nadeel van de bekende injectiespuiten met terugtrekbare inspuitnaald is dat de gebruikte koppelingsmiddelen doorgaans vrij kwetsbaar zijn uitgevoerd.

15 Een ander nadeel van de bekende injectiespuit is dat de inspuitnaald, bij het aanbrengen van de inspuitnaald op de utstroomopenihg van dè vloei~stofhouder, inoeiTïj'k-të~positioneren ~is7 dat wil zeggen bij de bekende injectiespuit moeten de koppelingsmiddelen heel nauwkeurig door de uitstroomopening van de 20 vloeistofhouder worden aangebracht. Indien dit niet zorgvuldig gebeurt, hetgeen in de dagelijkse praktijk vaak het geval is, kan dit betekenen dat de inspuitnaald niet stabiel op de uitstroomopening van de vloeistofhouder wordt bevestigd, dan wel dat de koppelingsmiddelen enigszins worden beschadigd, waardoor niet in een zekere 25 terugtrekking van de inspuitnaald na gebruik van de injectiespuit kan worden verzekerd.

Een verder nadeel bij bekende injectiespuiten is dat bij koppeling van de bekende koppelingsmiddelen veelal een zgn. 'dead space' aanwezig is, met als gevolg dat niet alle in de 30 vloeistofhouder van de injectiespuit aanwezige vloeistof kan worden uitgebracht. Dit is in het bijzonder nadelig wanneer een kostbare vloeistof wordt gebruikt.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om bovengenoemde en andere nadelen op te lossen.

1020937 - 2-

Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding om een lekvrije injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald te verschaffen die eenvoudig is te produceren en tevens eenvoudig in gebruik is.

Het is een ander doel van de onderhavige uitvinding om een 5 lekvrije injectiespuit te verschaffen die met zo min mogelijk onderdelen en zo goedkoop mogelijk kan worden geproduceerd.

Deze doelen worden door de onderhavige uitvinding bereikt door injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald, ten minste omvattende: een vloeistofhouder met een uitstroomopening; 10 - een in genoemde vloeistofhouder verplaatsbare zuiger met een zuigerkop waaraan een zuigerstang is of kan worden bevestigd; een inspuitnaald met naaldvatting die in of op de uitstroomopening van de vloeistofhouder is of kan worden bevestigd; waarbij de naaldvatting van de inspuitnaald en de zuigerkop . 15 koppelingsmiddelen omvatten die zijn ingericht om ondubbelzinnig met elkaar te kunnen koppelen teneinde dat, nadat de zuigerkop volledig in de vloeistofhouder is gebracht voor het via de uitstroomopening uitbrengen van in de vloeistofhouder aanwezige vloeistof, de inspuitnaald, na koppeling van de zuigerkop aan de naaldvatting van 20 de inspuitnaald, in de vloeistofhouder kan worden getrokken; waarbij de koppelingsmiddelen van de naaldvatting zijn uitgevoerd in de vorm van een uitsparing met een naar binnen gerichte kraag, en waarbij de koppelingsmiddelen van de zuigerkop zijn uitgevoerd in de vorm van een uitstekend element met een verdikt uiteinde.

25 De injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald volgens de uitvinding is door zijn eenvoudige constructie en door het kleine aantal onderdelen eenvoudig en kostengunstig te produceren.

Ëen verder voordeel van de injectiespuit volgens de uitvinding is dat de inspuitnaald zeer eenvoudig op de uitstroomopening van de 30 vloeistofhouder van de injectiespuit is te monteren, waarbij de kans op beschadiging van de koppelingsmiddelen van de naaldvatting en de zuigerkop verregaand wordt geminimaliseerd.

Weer een ander voordeel van de injectiespuit volgens de uitvinding is dat een koppeling met 'zero dead space' kan worden 35 verkregen, dat wil zeggen in hoofdzaak alle vloeistof die in de vloeistofhouder aanwezig is kan ook worden uitgebracht.

De deskundige in de techniek zal begrijpen dat het koppelingsmechanisme volgens de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot een "normale" injectiespuit. Het koppelingsmechanisme volgens 102093?_ - 3- de onderhavige uitvinding is bijvoorbeeld ook waardevol voor toepassing in andere typen injectiespuiten, zoals bijvoorbeeld voorgevulde injectiespuiten, luer-lock spuiten, etc., zolang als maar de inspuitnaald na het legen van de vloeistofhouder in de 5 vloeistofhouder wordt teruggetrokken.

De deskundige in de techniek zal begrijpen dat de inspuitnaald met naaldvatting op vele wijzen in of op de uitstroomopening kan zijn bevestigd, zolang als maar in een zekere en stabiele bevestiging wordt voorzien.

10 In gebruik van de injectiespuit volgens de uitvinding vindt na het legen van de vloeistofhouder - door het in de richting van de uitstroomopening brengen van de zuiger - een koppeling plaats tussen de zuigerkop en de naaldvatting van de inspuitnaald en tegelijkertijd wordt de naaldvatting van de inspuitnaald hierdoor vrijgemaakt uit de 15 uitstroomopening van de vloeistofhouder. Door nu de zuigerkop met behulp van de zuigerstang weer van de uitstroomopening vandaan te verplaatsen, wordt hierdoor de naaldvatting met inspuitnaald de vloeistofhouder ingetrokken. Een belangrijk aspect van de injectiespuit volgens de uitvinding is dat de koppeling een 20 'ondubbelzinnige' koppeling is, dat wil zeggen dat deze niet door middel van bijvoorbeeld klemming of wrijving plaatsvindt. Koppeling op basis van wrijving kan namelijk onvoldoende zijn om na het legen van de vloeistofhouder de naaldvatting met inspuitnaald weer in de vloeistofhouder te trekken.

25 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de injectiespuit volgens de uitvinding omvat het verdikte uiteinde van het uitstekende element van de zuigerkop een naar buiten gerichte kraag. Hierdoor wordt een zekerder koppeling tussen de naaldvatting en het uitstekende element van de zuigerkop verkregen, doordat de naar 30 binnen gerichte kraag van de uitsparing van de naaldvatting en de naar buiten gerichte kraag van het uitstekende element van de zuigerkop hiertoe samenwerken en in een stabiele koppeling resulteren.

Met voordeel is de uitstroomopening van de vloeistofhouder 35 uitgevoerd in de vorm van een verjonging. Deze verjonging, die doorgaans deel uit maakt van de vloeistofhouder en hier dus vast mee verbonden is, zorgt voor een verbeterde afdichting - en dus lekvrijheid - van de injectiespuit. De verjonging kan bijvoorbeeld in de vorm van een standaard conus zijn waarop standaard inspuitnaalden 1020937_ - 4- kunnen worden opgezet. Daartoe kan de verjonging nog bijvoorbeeld zijn voorzien van schroefdraad of dergelijke.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de injectiespuit volgens de uitvinding omvat de uitstroomopening van de 5 vloeistofhouder een blokkeringsmiddel dat is ingericht voor het blokkeren van de naaldvatting in de uitstroomopening, welk blokkeringsmiddel kan worden gedeblokkeerd bij het koppelen van de zuigerkop aan de naaldvatting van de inspuitnaald. Hierdoor wordt voorkomen, dat wanneer de inspuitnaald op de uitstroomopening van de 10 vloeistofhouder is bevestigd, deze onbedoeld in de vloeistofhouder geraakt. De naaldvatting met inspuitnaald kan zodoende pas in de vloeistofhouder geraken, zodra het blokkeringsmiddel is gedeblokkeerd. De deskundige in de techniek zal begrijpen dat het blokkeringsmiddel hiertoe op verschillende manieren kan zijn 15 ingericht, zolang als maar in een deblokkering kan worden voorzien, nadat de vloeistofhouder is geleegd.

Volgens een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de injectiespuit volgende de uitvinding is het blokkeringsmiddel uitgevoerd in de vorm van een of meer verende nokken die in de 20 richting van de wand van de vloeistofhouder kunnen veren wanneer de zuigerkop tegen de uitstroomopening wordt gedrukt. Hierdoor wordt verzekerd dat, tegelijk met het koppelen van de zuigerkop aan de naaldvatting tevens een deblokkering van het blokkeringsmiddel plaatsvindt zodat in een terugtrekken van de naaldvatting met 25 inspuitnaald kan worden voorzien.

Verder is het voordelig wanneer de naaldvatting is voorzien van een of meer naar binnen verende vingers. Deze verende vingers vormen afzonderlijk of tezamen een naar binnen gerichte kraag waarmee het uitstekende element van de zuigkop kan koppelen. Hierdoor wordt 30 zodoende in een ondubbelzinnige koppeling van de zuigerkop en naaldvatting voorzien.

De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een naaldvatting kennelijk bestemd voor de injectiespuit volgens de uitvinding.

35 Verder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een zuigerkop kennelijk bestemd voor de injectiespuit volgens de uitvinding.

1 o? na 3 7_ - 5-

Ten slotte heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een vloeistofhouder kennelijk bestemd voor de injectiespuit volgens de uitvinding.

Hierna zal de onderhavige uitvinding nader worden toegelicht 5 aan de hand van de bijgaande, niet-beperkende tekening. Hierin toont:

Figuur 1 een schematische doorsnede van een injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald volgens de uitvinding;

Figuur 2 een schematische doorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm van de injectiespuit volgens de uitvinding, die 10 bovendien is voorzien van een beschermdop;

Figuur 3 een schematische doorsnede van de vloeistofhouder van de injectiespuit volgens Figuur 2, waarop de inspuitnaald nog niet is bevestigd; en

Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een 15 voorkeursuitvoeringsvorm van de naaldvatting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een injectiespuit 1 met terugtrekbare inspuitnaald 2 volgens de onderhavige uitvinding. De injectiespuit 1 omvat een vloeistofhouder 3 met een uitstroomopening 4. In de 20 vloeistofhouder 3 is een verplaatsbare zuiger 5 aanwezig met een zuigerkop 6 waaraan een zuigerstang 7 is bevestigd. De inspuitnaald 2 met naaldvatting 8 is in de uitstroomopening 4 van de vloeistofhouder 3 bevestigd. De naaldvatting 8 van de inspuitnaald 2 en de zuigerkop 6 omvatten koppelingsmiddelen die zijn ingericht om ondubbelzinnig 25 met elkaar te kunnen koppelen teneinde dat, nadat de zuigerkop 6 volledig in de vloeistofhouder 3 is gebracht voor het via de uitstroomopening 4 uitbrengen van in de vloeistofhouder 3 aanwezige vloeistof 9, de inspuitnaald 2 na koppeling van de zuigerkop 6 aan de naaldvatting 8 van de inspuitnaald 2 in de vloeistofhouder 3 kan 30 worden getrokken. Hierdoor kan de gebruiker zich na gebruik van de injectiespuit 1 niet gemakkelijk meer verwonden aan de inspuitnaald 2. Ook wordt voorkomen dat de injectiespuit 1 nog een tweede maal wordt gebruikt. Met "ondubbelzinnig" met elkaar koppelen wordt bedoeld dat een zekere koppeling wordt verschaft, dat wil zeggen niet 35 op basis van wrijving of klemming.

In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de koppelingsmiddelen van de naaldvatting 8 uitgevoerd in de vorm van een uitsparing 10 met een naar binnen gerichte kraag 11. De koppelingsmiddelen van de zuigerkop 6 zijn uitgevoerd in de vorm van een uitstekend element 12 met een 1020937_ - 6- verdikt uiteinde 13. Het verdikte uiteinde 13 van het uitstekende element 12 van de zuigerkop 6 omvat hierbij een naar buiten gerichte kraag.

De uitstroomopening 4 van de vloeistofhouder 3 omvat een 5 verjonging 14. De verjonging 14 maakt deel uit van de vloeistofhouder 3 en is daar vast mee verbonden, en draagt zodoende bij aan een verbeterde afdichting van de injectiespuit 1.

Een belangrijk voordeel hierbij is dat de koppelingsmiddelen van de naaldvatting 8 zo kunnen zijn uitgevoerd, zoals ook getoond is 10 in Fig.1 1, dat deze zich niet voorbij de verjonging 14 tot in de vloeistofhouder 3 uitstrekken.

De uitstroomopening 4 van de vloeistofhouder 3 omvat in de overgang van de vloeistofhouder 3 naar de verjonging 14 een blokkeringsmiddel 15. Dit blokkeringsmiddel 15 is ingericht voor het 15 blokkeren van de naaldvatting 8 in de uitstroomopening 4 en kan worden gedeblokkeerd bij het koppelen van de zuigerkop 6 aan de naaldvatting 8 van de inspuitnaald.

In de getoonde uitvoeringsvorm is het blokkeringsmiddel 15 hiertoe uitgevoerd in de vorm van een verende nok die in de richting 20 van de wand van de vloeistofhouder 3 kan veren wanneer de zuigerkop 6 tegen de uitstroomopening 4 wordt gedrukt.

In Fig. 1 is verder nog een ring 16 uit een hard materiaal zoals metaal en een dichtingsmiddel 17 met een doorgang getoond.

In gebruik van de injectiespuit 1 volgens figuur 1 zal de 25 vloeistofhouder 3 worden geleegd door het met behulp van de zuigerstang 7 bewegen van de zuiger 5 in de richting van de uitstroomopening 4. Hierdoor wordt de in de vloeistofhouder 3 aanwezige vloeistof 9 door de inspuitnaald 2 geforceerd. Zodra de injectiespuit 1 volledig is geledigd, dat wil zeggen wanneer de 30 zuigerkop 6 tegen de uitstroomopening 4 is gedrukt, zal een koppeling plaatsvinden tussen het uitstekende element 12 van de zuigerkop 6 en de naaldvatting 8. Tegelijkertijd zal het blokkeringsmiddel 15 worden gedeblokkeerd doordat de schouder 18 van de zuigerkop 6 tegen de verende nok duwt.

35 Een gunstig aspect hierbij is dat bij de koppeling van de zuigerkop 6 en naaldvatting 8 in hoofdzaak geen 'dead space' aanwezig is, zodat in hoofdzaak alle in de vloeistofhouder 3 aanwezige vloeistof 9 kan worden uitgebracht, uiteraard behoudens enige in de inspuitnaald 2 achterblijvende vloeistof.

1 η ? n q 3 7 - 7-

Door de zuigerkop 6 met behulp van de zuigerstang 7 "weer terug te bewegen, dat wil zeggen van de uitstroomopening 4 vandaan, wordt hierdoor de naaldvatting 8 met inspuitnaald 2 in de vloeistofhouder 3 teruggetrokken.

5 Nadat de inspuitnaald 2 eenmaal in de vloeistofhouder is teruggetrokken zal deze niet gemakkelijk weer naar buiten kunnen. De metalen ring 16 en het afdichtingsmateriaal 17 verkleinen de karts hiertoe nog verder.

Figuur 2 toont een schematische dwarsdoorsnede van een 10 alternatieve uitvoeringsvorm van de injectiespuit 1 volgens de onderhavige uitvinding voorzien van een beschermdop 19. In dit geval is de injectiespuit 1 - anders dan in Fig. 1, waarin de inspuitnaald 2 "binnendoor" is geassembleerd - voorzien van een inspuitnaald 2 die op de verjonging 14 is gemonteerd. Daartoe is de verjonging 14 15 voorzien van een groef 20 zodat hierdoor een stabiele koppeling van de inspuitnaald 2 op de vloeistofhouder 3 wordt mogelijk gemaakt.

Het monteren van de inspuitnaald 2 op de verjonging 14 kan eenvoudig worden uitgevoerd, zonder dat daarbij de kans bestaat op beschadiging van de koppelingsmiddelen van de naaldvatting 8, zoals 20 bij bekende terugtrekbare injectiespuiten het geval is.

— Figuur 3~ toont een schematische dwarsdoorsnede van de vloeistofhouder 3 getoond in Fig. 2, waarbij voor de duidelijkheid de op te zetten inspuitnaald 2 is weggelaten.

Een bijzonder aspect van de injectiespuit 1 volgens de 25 uitvinding is dat deze zeer eenvoudig te produceren is, bijvoorbeeld met behulp van spuitgieten. Zo zal de deskundige in de techniek snel erkennen dat de vloeistofhouder 3 zoals getoond in Fig. 3 zonder problemen kan worden geproduceerd.

In gebruik van de injectiespuit 1 volgens Fig. 1 of Fig. 2, zal 30 de injectiespuit 1 worden leeggespoten door het door de inspuitnaald 2 forceren van de in de vloeistofhouder 3 aanwezige vloeistof 9, doordat de zuiger 5 in de richting van de uitstroomopening 4 wordt bewogen. In totaal geleegde toestand van de injectiespuit 1 zal de zuigerkop 6 van de zuiger 5 in de uitsparing 10 van de naaldvatting 8 35 zijn gebracht. Hierbij zullen het verdikte uiteinde 13 van het uitstekende element 12 van de zuigerkop 6 en de naar binnen gerichte kraag 11 van de naaldvatting 8 samenwerken en in een ondubbelzinnige koppeling voorzien. Tegelijkertijd zal het blokkeringsmiddel 15, dat is ingericht voor het blokkeren van de naaldvatting 8 in de 1020937_ - 8- uitstroomopening 4, zodat de naaldvatting 8 met inspuitnaald niet onbedoeld in de vloeistofhouder 3 kan geraken, worden gedeblokkeerd doordat in de getoonde uitvoeringsvormen een schouder 18 van de zuigerkop 6 tegen de verende nok duwt die daardoor in de richting van 5 de vloeistofhouderwand veert. Wanneer vervolgens de zuiger 5 met behulp van de zuigerstang 7 weer van de uitstroomopening 4 vandaan wordt getrokken, zal hierdoor de naaldvatting 8 met inspuitnaald 2 in de vloeistofhouder worden getrokken. Hierdoor wordt voorkomen dat de inspuitnaald 2 een tweede keer kan worden gebruikt. Bovendien wordt 10 hierdoor de kans op verwonding aan de inspuitnaald 2 geminimaliseerd.

Ten slotte toont Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van de naaldvatting volgens de uitvinding.

De met de inspuitnaald 2 verbonden naaldvatting 8 omvat een uitsparing die in het algemeen met 10 is aangeduid voor opname van 15 het uitstekende element 12 van de zuigerkop 6 (zie Fig. 1). De naaldvatting 8 is voorzien van twee naar binnen verende vingers 21, waarvan de naar de inspuitnaald 2 toegekeerde zijkanten 22 een naar binnen gerichte kraag 11 vormen waarmee het verdikte uiteinde 13 van het uitstekende element 12 van de zuigerkop 6 (vergelijk Fig. 1) 20 ondubbelzinnig kan worden gekoppeld.

25 1 n 0 HQ Q 7

Claims (9)

1. Injectiespuit (1) met terugtrekbare inspuitnaald (2), ten minste omvattende: een vloeistofhouder (3) met een uitstroomopening (4); - een in genoemde vloeistofhouder (3) verplaatsbare zuiger.(5) met 5 een zuigerkop (6) waaraan een zuigerstang (7) is of kan worden bevestigd; een inspuitnaald (2) met naaldvatting (8) die in of op de uitstroomopening (4) van de vloeistofhouder (3) is of kan worden bevestigd; 10 waarbij de naaldvatting (8) van de inspuitnaald (2) en de zuigerkop (6) koppelingsmiddelen omvatten die zijn ingericht om ondubbelzinnig met elkaar te kunnen koppelen teneinde dat, nadat de zuigerkop (6) volledig in de vloeistofhouder (3) is gebracht voor het via de uitstroomopening (4) uitbrengen van in de vloeistofhouder (3) 15 aanwezige vloeistof (9), de inspuitnaald (2), na koppeling van de zuigerkop (6) aan de naaldvatting (8) van de inspuitnaald (2), in de vloeistofhouder (3) kan worden getrokken; waarbij de koppelingsmiddelen van de naaldvatting (8) zijn uitgevoerd in de vorm van een uitsparing (10) met een naar binnen gerichte kraag 20 (11), en waarbij de koppelingsmiddelen van de zuigerkop (6) zijn uitgevoerd in de vorm van een uitstekend element (12) met een verdikt uiteinde (13).

2. Injectiespuit volgens conclusie 1, waarbij het verdikte uiteinde (13) van het uitstekende element (12) van de zuigerkop (6) 25 een naar buiten gerichte kraag omvat.

3. Injectiespuit volgens conclusie 1 of 2, waarbij de uitstroomopening (4) van de vloeistofhouder (3) is uitgevoerd in de vorm van een verjonging (14).

4. Injectiespuit volgens een of meer der voorgaande conclusies, 30 waarbij de uitstroomopening (4) van de vloeistofhouder (3) een blokkeringsmiddel (15) omvat ingericht voor het blokkeren van de naaldvatting (8) in de uitstroomopening (4), welk blokkeringsmiddel (15) kan worden gedeblokkeerd bij het koppelen van de zuigerkop (6) aan de naaldvatting (8) van de inspuitnaald (2).

5. Injectiespuit volgens conclusie 4, waarbij het blokkeringsmiddel (15) is uitgevoerd in de vorm van een of meer verende nokken die in de richting van de wand van de vloeistofhouder 1020937__ - 10- (3) kunnen veren wanneer de zuigerkop (6) tegen de uitstroomopening (4) wordt gedrukt.

6. Injectiespuit volgens een of meer der voorgaande conclusies, waarbij de naaldvatting (8) is voorzien van een of meer naar binnen 5 verende vingers (21).

7. Naaldvatting (8) kennelijk bestemd voor een injectiespuit volgens een of meer der voorgaande conclusies 1-6.

8. Zuigerkop (6) kennelijk bestemd voor een injectiespuit volgens een of meer der voorgaande conclusies 1-6.

9. Vloeistofhouder (3) kennelijk bestemd voor een injectiespuit volgens een of meer der voorgaande conclusies 1-6. 15 1020937