NL1018763C2 - Afgifte-inrichting voor het afgeven van een substantie uit een tube. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Afgifte-inrichting voor het afgeven van een substantie uit een tube.

De uitvinding heeft betrekking op een afgifte-inrichting voor het afgeven van een substantie uit een tube.

De uitvinding betreft verder een systeem voor het afgeven van een substantie uit een tube.

5 In een voorkeursuitvoeringsvorm betreft de uitvinding een systeem voor het afgeven van porties van verschillende substanties uit tubes. Met een dergelijk systeem kan bijvoorbeeld een mengsel van de porties verschillende substanties, in het bijzonder op basis van een receptuur, worden 10 verschaft.

' De uitvinding heeft bijvoorbeeld betrekking op het afgeven van substanties die zijn bestemd voor het behandelen van het haar of de huid van de mens.

In het bijzonder betreft een voorkeurstoepassingsgebied van 15 de uitvinding het gebied van het verven van haar.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een tube.

In de navolgende inleiding en in de figuurbeschrijving zullen de verschillende aspecten van de uitvinding worden 20 toegelicht aan de hand van een voorkeurstoepassingsgebied van de uitvinding, te weten het verven van haar. Het zal duidelijk zijn dat diverse aspecten van de uitvinding ook op andere, zelfs volledig afwijkende, toepassingsgebieden met voordeel toepasbaar zijn. In dit kader worden als toepassingsgebieden in het 25 bijzonder, maar zeker niet als beperkende opsomming, genoemd: cosmetica, huid- en haarverzorgingsproducten waaronder haarverf, medische producten, industriële vetten en smeermiddelen, voedingsmiddelen (sauzen, soepen), etc.

30 Een systeem voor het afgeven van porties van verschillende substanties voor het samenstellen van een haarverfmengsel in een kapsalon is bijvoorbeeld bekend uit DE 41 13 454 (Wella).

101876Ü -2-

De uit DE 41 13 454 bekende inrichting heeft een gestel met daarin een beweegbaar magazijn, dat is voorzien van meerdere opnameplaatsen, die elk zijn ingericht voor het opnemen van een 5 verwisselbare voorraadhouder, die een met een substantie gevulde voorraadkamer heeft. De meeste verwisselbare voorraadhouders zijn gevuld met een dikvloeibare haarverfsubstantie van een bepaalde kleurstelling voor het verven van het haar van de klant. Verder kunnen in het magazijn een of meer voorraadhouders 10 met waterstofperoxide of dergelijke worden geplaatst.

Deze bekende inrichting is verder voorzien van aandrijfmiddelen voor het bewegen van het magazijn, zodanig dat telkens een van de voorraadhouders bij een afgifteplaats van de inrichting kan worden gebracht voor het afgeven van substantie 15 in een bij de afgifteplaats opgestelde verzamelhouder. Nadat meerdere substanties in de verzamelhouder zijn afgegeven, waaronder in de regel een portie-waterstofperoxide, dient de kapper de substanties te mengen en vervolgens wordt het mengsel op het haar aangebracht. Voor het mengen en opbrengen van het 20 mengsel op het haar wordt gewoonlijk een in de hand te houden spatel of dergelijke gebruikt.

Het uit DE 41 13 454 bekende systeem kent een aantal nadelen, waardoor het tot op heden niet is ingezet. Een van de 25 nadelen is het gebruik van voorraadhouders die zijn ingericht om onder druk te staan of onder druk te worden gebracht om de haarverfsubstantie af te geven. Dergelijke houders zijn ongewenst kostbaar.

30 In de kapperswereld wordt daarom tot op heden nog steeds gebruik gemaakt van haarverf in aluminium tubes. Hierbij doseert de kapper de haarverf in de verzamelhouder door met de hand op de tube te knijpen.

Dergelijke tubes hebben zich bewezen bijvoorbeeld wat 35 betreft de barrière die de wand vormt tegen oxidatie van de haarverf. In de praktijk komt het voor dat een gesloten tube 1018763* -3- meerdere jaren wordt bewaard, hetgeen dan geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de haarverf.

Nadelen van het gebruik van tubes op de hiervoor beschreven 5 simpele wijze zijn bijvoorbeeld de omslachtigheid van het gebruik van de tube, de onnauwkeurigheid van dosering, de kans op contact met de haarverf.

Uit de stand van de techniek zijn inrichtingen bekend om de 10 substantie uit een tube te persen. Voorbeelden daarvan zijn beschreven in US 3 908 863, US 4 515 293 en US 5 035 347.

Bij de inrichting volgens US 5 035 347 is voorzien in een axiaal verplaatsbare zuiger met een doorgaande sleuf waar de 15 tube met zijn gesloten einde insteekt. Door de zuiger axiaal te verplaatsen wordt de tube steeds verder leeggeknepen en schuift het leeggeknepen deel door de sleuf in de zuiger.

De uitvinding voorziet in een verbeterde inrichting voor 20 het afgeven van de substantie uit een tube.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1, die is gekenmerkt doordat de inrichting een steun voor de tube omvat, welke steun een door een steunwand voor de tube begrensde axiale boring vormt waar de tube in past, 25 waarbij de steun is voorzien van een tegenhouder voor het afgiftedeel van de tube, en doordat de inrichting een persorgaan omvat, dat axiaal verplaatsbaar is in de boring van de steun voor de tube en dat een perszijde heeft, die is ingericht om aan te grijpen op het 30 gesloten einde van de tube en daarop een axiale perskracht uit te oefenen, en doordat de inrichting een aandrijfmiddel voor het persorgaan omvat, zodanig dat afgifte van substantie uit de tube plaatsvindt door axiale samenpersing van de tube onder invloed 35 van axiale verplaatsing van het persorgaan in de richting van de tegenhouder voor het afgiftedeel van de tube, waarbij de 1018763^ -4- steunwand van de steun de radiale expansie van het wanddeel van de tube begrenst.

Met andere woorden gesteld voorziet de uitvinding dus er 5 dus in dat de tube omsloten wordt door de steunwand, zodat bij het samendrukken van de tube de radiale expansie van de tube wordt begrensd door de steunwand. Bijvoorbeeld heeft de steunwand een diameter die iets groter is dan de cilindrische deel van de tube, zodat de tube gemakkelijk in de steun kan 10 worden geplaatst.

De tube wordt eenvoudigweg axiaal samengeperst, zodat van de tube uiteindelijk niet meer dan een platgeperste rest overblijft. Verrassenderwijs is gebleken dat de tube deze vorm van samenpersing doorstaat zonder scheurvorming. Bij proeven 15 bleek een aluminium tube met een perskracht van 400 N te kunnen worden samengedrukt.

Verdere voordelen van de uitvinding, alsmede voordelige uitvoeringsvormen daarvan zullen hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarbij toont: 20 Fig. 1 schematisch in vooraanzicht een afgifte-inrichting, met weglating van de uitwendige behuizing, voor het afgeven van gedoseerde porties van verschillende substanties, in het bijzonder haarverfsubstanties, uit tubes,

Fig. 2 de inrichting van figuur 1 in zijaanzicht, 25 Fig. 3 de inrichting van figuur 1 in bovenaanzicht,

Aan de hand van de figuren 1, 2 en 3 wordt hierna een afgifte-inrichting 100 voor het afgeven van gedoseerde porties van verschillende substanties, in het bijzonder haarverf, 30 toegelicht.

De getoonde inrichting 100 is in het bijzonder bestemd om in een kapsalon te worden geplaatst.

De inrichting 100 omvat een gestel met een bodemplaat 101, vier staanders 102 en een kruis 103, dat de bovenste einden van 35 de staanders 102 verbindt. Tussen de bodemplaat 101 en het centrum van het kruis 103 is een verticale as 104 aanwezig.

10187 6 3« -5-

Om de as 104 is een draaibaar magazijn 110 aangebracht met een onderste cirkelvormige drager 111 en een bovenste drager 112.

In beide dragers 111, 112 zijn in twee concentrische 5 ringopstellingen langs de buitenomtrek meerdere opnameplaatsen voorzien voor verwisselbare tubes met haarverf.

Bij elke opnameplaats is een kokervormige steun 30 voor een tube aanwezig.

De opnameplaatsen van de beide ringopstellingen zijn in 10 omtreksrichting enigszins ten opzichte van elkaar versprongen.

De tubes met de steun zullen aan de hand van de figuren 4-12 in detail worden toegelicht. Hierbij steken de tubes naar onderen gericht de steunen 30, zodanig dat de tube stationair wordt gehouden ten opzichte van het magazijn 100.

15 Om de tubes te kunnen plaatsen en uitnemen kan de niet getoonde behuizing van de inrichting 100 zijn voorzien van een door een deksel of dergelijke afsluitbare opening aan de bovenzijde.

De onderste drager 111 is langs zijn onttrek voorzien van 20 een tandkrans 115, die in ingrijping is met een tandwiel 116.

Het tandwiel 116 is voorzien op een door een elektromotor 117, bij voorkeur een stappenmotor of een (gelijk)stroommotor met tachogenerator of pulsopnemer, aangedreven as 118.

De motor 117 is gekoppeld met niet getoonde besturingsmiddelen, 25 zodanig dat telkens een van de tubes bij een afgifteplaats 120 van de inrichting 100 kan worden gebracht voor het afgeven van een portie haarverf in een op de afgifteplaats opgestelde verzamelhouder 121.

In het centrum van het magazijn 110 zijn verder vier 30 opnameplaatsen 119 voor grotere houders, bijvoorbeeld met waterstofperoxide, aanwezig.

De inrichting 100 is bij elk van de ringen met tubes voorzien van een persorgaan 200 en een bijbehorend aandrijfmiddel 250, waarmee op nader te beschrijven wijze 35 substantie uit de tube kan worden geperst.

De behuizing van de inrichting 100 heeft aan de zijkant een opening, die het mogelijk maakt een verzamelhouder 121 bij de 1018763· -6- afgifteplaats 120 op te stellen. Daarbij heeft de voorkeur dat de verzamelhouder 121 zodanige afmetingen heeft ten opzichte van die opening dat de toegang met de hand of een of meer vingers tot het inwendige van de behuizing onmogelijk is.

5 Bij de opstelplaats voor de verzamelhouder 121 is voorzien in weegmiddelen 230, waarmee de hoeveelheid in de verzamelhouder 121 afgegeven substantie kan worden vastgesteld.

In een niet getoonde variant zijn roermiddelen voorzien voor het roeren/mengen van de in de verzamelhouder 121 afgegeven 10 porties haarverf. Een mogelijke uitvoering kan zijn dat de roermiddelen een of meer roerorganen omvatten, die zijn voorzien bij elke verzamelhouder 121, en de dat inrichting is voorzien van aandrijfmiddelen voor het aandrijven van de roerorganen.

De inrichting 100 is bij voorkeur voorzien van een 15 elektronisch geheugen, waarin meerdere recepturen voor uit de substanties te vervaardigen mengsel kunnen worden opgeslagen. De inrichting 100 kan dan zijn voorzien van een toetsenbord of ander invoermiddel waarmee de gewenste receptuur wordt gekozen.

Bij voorkeur is erin voorzien dat de besturingsmiddelen van 20 de inrichting 100 verder een draagbare besturingseenheid omvatten, en waarbij draadloze transmissiemiddelen zijn voorzien voor gegevensoverdracht tussen de draagbare besturingseenheid en de in de inrichting ondergebrachte besturingsmiddelen. De kapper kan dan bij de klant blijven om de gewenste receptuur te kiezen 25 en hoeft pas na het maken van het mengsel de verzamelhouder 121 uit de inrichting 100 te nemen.

In figuur 4 en in figuur 12 is een met substantie, in dit voorbeeld haarverf, gevulde samendrukbare tube 50 te herkennen. 30 De getoonde tube 50 heeft een lichaam met een buisvormig wanddeel 51, dat aan een einde is voorzien van een afgiftedeel 52 met een afgiftekanaal 53 en aan het andere einde tot een gesloten einde 54 is gevormd.

De tube 50 is van metaal, bij voorkeur van aluminium. Zoals 35 bekend kan een dergelijke tube worden vervaardigd met een extrusieproces, waarbij een nog te vullen tube wordt verkregen met een cilindrisch wanddeel 51 en integraal afgiftedeel 52 1018763* -7- voorzien van een integraal membraan 55 dat het afgiftekanaal 53 afsluit.

De substantie wordt gevuld via het nog open einde en na het vullen van de tube wordt dat einde tot het gesloten einde 54 5 omgevormd. Dit geschiedt door de wand van de tube aan het uiteinde plat te knijpen en een of meer malen om te vouwen, zodat de tube een visstaartachtig gesloten einde heeft gekregen.

Indien de tube van kunststof is vervaardigd wordt het gesloten einde verkregen door het wanddeel van de tube aan het 10 betreffende uiteinde samen te knijpen en dicht te lassen.

In een niet getoonde variant is het denkbaar dat in plaats van het visstaartachtige einde, het gesloten einde van de tube in hoofdzaak plat is uitgevoerd door het afgesloten einde van de 15 tube aan een of meer verdere vouwbewerkingen te onderwerpen. Die vouwbewerkingen kunnen reeds tijdens de productie van de gevulde tubes worden verricht, maar het -is ook denkbaar dat de afgifte-inrichting geschikt is om het visstaartachtige einde om te vormen tot een plat einde.

20 Bijvoorbeeld zou erin kunnen zijn voorzien dat de bij de visstaartachtige vorm naar buitenstekende uiterste einden van het afgesloten einde worden omgevouwen in de richting van het hart van de tube.

25 Zoals reeds genoemd bevat de inrichting 100 bij elke opnameplaats voor een tube een kokervormige steun 30 voor de tube, welke steun een door een steunwand 31 voor de tube begrensde axiale boring 32 vormt waar de tube 50 in past. De tube kan van boven in de steun 30 worden geplaatst.

30

De steun 30 is aan de onderzijde voorzien van een tegenhouder 34 voor het afgiftedeel 52 van de tube.

De inrichting 100 heeft boven de opstelplaats voor de 35 verzamelhouder en boven de baan van de bovenzijdes van elke ring van de steunen 30 een persorgaan 200, dat axiaal verplaatsbaar is in de boring 32 van de steun 30 voor de tube 50.

101878SM

-8-

Het persorgaan 200 heeft aan de onderkant een perszijde 201, die is ingericht om aan te grijpen op het gesloten einde 54 van de tube 50 en daarop een axiale perskracht uit te oefenen.

5 Bij elk persorgaan 200 behoort een aandrijfmiddel 250, bijvoorbeeld mechanisch of hydraulisch, voor het persorgaan 200, zodanig dat afgifte van substantie uit de tube 50 plaatsvindt door axiale samenpersing van de tube onder invloed van axiale verplaatsing van het persorgaan 200 in de richting van de 10 tegenhouder 34 voor het afgiftedeel van de tube.

Bij het samenpersen begrenst de steunwand 31 van de steun 30 de radiale expansie van het wanddeel 51 van de tube 50.

In de praktijk kan een perskracht van een paar honderd 15 newton vereist zijn voor deze wijze van samenpersing van de tube 50.

In het voorbeeld volgens figuren 4 en 5 is de steunwand 31 cilindrisch en heeft het persorgaan 200 een complementaire 20 doorsnede.

Het persorgaan 200 heeft aan de perszijde een sleufuitsparing 202 voor het opnemen van het gesloten einde 54 van de tube 50.

25

In de figuur 5 is te herkennen dat het persorgaan 200 bij beide einden van de sleufuitsparing 202 is voorzien van een zich verder vanaf de perszijde vandaan uitstrekkende uitsparing 203 voor het opnemen van de uiterste eindgebieden van het gesloten 30 einde 54 van de tube, welke eindgebieden als gevolg van het samenpersen van de tube in de betreffende uitsparingen 203 komen.

In figuur 12 is een variant getoond. Hierbij is de 35 doorsnede steunwand in streeplijnen getoond in het bovenste deel van de weergave. De steunwand 40 is in hoofdzaak cilindrisch met twee diametraal tegenover elkaar gelegen axiale sleuven 41, 42 1018768* -9- voor het opnemen van de uiterste eindgebieden 54a, 54b van het gesloten einde 54 van de tube 50.

Het persorgaan 210 is complementair gevormd met een cilindrische kern 211 en twee diametrale uitsteeksels 212, 213, 5 die passen in de axiale sleuven 41, 42 van de steunwand 40.

In figuren 4-10 is te herkennen dat de tegenhouder 34 voor de tube 50 is gevormd door een. of meer ten opzichte van de steunwand 30 naar binnen stekende aanslagen 34a voor de tube 50.

10

Deze aanslagen 34a zijn uit de baan van de tube beweegbaar uitgevoerd, zodat de tube 50 aan de zijde van de aanslagen 34a uit de steun 30 kan worden verwijderd. In het voorbeeld zijn de aanslagen 34a uitgevoerd als verende lippen, die onder opwekking 15 van een uitperskracht op de tube 50 uit de baan van de tube beweegbaar zijn, zodat met het persorgaan 200 de tube uit de steun 30 kan worden gedrukt (zie figuur 10).

Elke steun 30 is over een slaglengte axiaal verplaatsbaar 20 is ten opzichte van de dragers 111,112 tegen de terugstelkracht van een tussen de bovenste drager 112 en de steun 30 geplaatste terugstelveren 35 in. Het doel hiervan zal verderop worden toegelicht.

25 De tube 50 is voorzien van een klepsamenstel 300 voor het afsluiten van het afgiftekanaal 53 nadat het membraan 55 op nader te beschrijven wijze is doorgeprikt.

Het klepsamenstel 300 is middels een schroefdraadverbinding 30 aangebracht aan het afgiftedeel 52 van de tube 50.

Het klepsamenstel 300, is in detail getoond in de figuren 6-11 en omvat een zelfsluitende klep 301, die opent onder invloed van de druk van de substantie in de tube 50, in dit 35 voorbeeld een duckbill klep.

018763« -10-

Het klepsainenstel is voorzien van een doorprikorgaan 302 voor het doorprikken van het membraan 55 van de tube 50. Het doorprikorgaan 302 is een buisvormig onderdeel met een snijrand 307 aan de zijde van het membraan 55.

5

Het klepsamenstel 300 omvat een stationair deel 303, dat via een schroefdraadverbinding 304 is verbonden met de tube 50.

Verder omvat het klepsamenstel 300 een in axiale richting telescopisch beweegbaar deel 305, dat is voorzien van de 10 zelfsluitende klep 301.

De zelfsluitende klep 301 bevindt zich aan het uiterste einde van het afgiftekanaal voor de substantie, zodat binnendringen van lucht en vervuilingen in het afgiftekanaal 15 wordt vermeden en de kwaliteit van de substantie gehandhaafd blijft en uitdrogen wordt vermeden.

De klep 301 vormt een uitstroomspleet, zodat een dunne lintvormige straal van de substantie wordt afgegeven.

20

Een terugstelveer 306 is voorzien tussen het stationaire deel 303 en het telescopisch beweegbare deel 305, welke terugstelveer 306 het telescopisch beweegbare deel van het stationaire deel vandaan drukt.

25

Het klepsamenstel 300 omvat een zittingdeel 309 voor de onderzijde van de veer 306, welke zittingdeel 309 tevens de klep 301 in het beweegbare deel 305 vastzet.

30 Het doorprikorgaan 302 is separaat van het telescopisch beweegbare deel 305 en klemt na het doorprikken van het membraan 55 in het stationaire deel 303 en verhindert zo dat het membraan 55 het afgiftekanaal 53 weer geheel of gedeeltelijk sluit.

35 In het voorbeeld is erin voorzien dat het doorprikorgaan 302 via een verbreekbare brug 308 is meegespoten met het stationaire deel 303, dat uit kunststof is vervaardigd.

1018?53φ -11-

Het telescopische deel 305 vormt een tegen de buitenzijde van de duckbill-klep 301 aanliggende stijvere wand 311, welke wand 311 het sluiten van de duckbill-klep 301 bevordert en/of de duckbill-klep onder voorspanning gesloten houdt.

5

Zoals is te zien in de figuur 1 is de inrichting 100 bij de afgifteplaats voor de substantie, onder de baan van de klepsamenstellen van de tubes, voorzien van een aanslag 330 voor het telescopisch beweegbare onderdeel 305 van het klepsamenstel 10 300. De aanslag 330 heeft een opening 331 voor het passeren van de afgegeven substantie.

In figuur 6 is het onderste einde van de nog gesloten tube 50 met daarop geschroefd klepsamenstel 300 te herkennen in het 15 onderste deel van de steun 30.

In figuur 7 bevindt de tube- 50 zich met het telescopisch beweegbare deel 305 van het klepsamenstel 300 boven de aanslag 300. Vanuit deze stand kan worden aangevangen met het voor het 20 eerst afgeven van substantie uit de nu nog gesloten houder.

De afgifte van substantie wordt nu gerealiseerd door met het persorgaan 200 een axiale perskracht uit te oefenen op het gesloten einde 54 van de tube. Als gevolg van die perskracht 25 wordt de steun 30 tegen de kracht van de veren 35 in naar beneden gedrukt ten opzichte van de dragers 111, 112.

Dit leidt ertoe dat het stationaire deel 303 van het klepsamenstel 300 naar beneden verplaatst ten opzichte van het tegen de aanslag 330 komende telescopische deel (zie figuur 8). 30 Hierdoor komt het membraan 55 tegen de snijrand van het doorprikorgaan 302 en wordt het membraan 55 kapot gemaakt.

Het uitoefenen van een perskracht op het gesloten einde 54 leidt tot een druk in de tube. Indien deze, na het doorprikken van het membraan, voldoende is om de klep 301 te openen, zal een 35 lintvormige stroom substantie worden afgegeven.

^0187630 -12-

Wanneer het persorgaan 200 weer omhoog wordt bewogen, stopt de afgifte van substantie. Verder bewegen het stationaire deel 303 en het telescopische deel 305 weer van elkaar vandaan, mede onder invloed van de veer 306 (zie figuur 9) 5 De klep 301 sluit zichzelf. Door de verlenging van het afgiftekanaal die resulteert uit de hiervoor beschreven uiteenbeweging van de delen van het klepsamenstel, ontstaat achter de klep een onderdruk die de klep 301 stevig gesloten houdt.

10

Nu het membraan 55 eenmaal is doorbroken, kan bij volgende afgifte de hiervoor beschreven afloop plaatsvinden zonder de stap van het doorprikken van het membraan 55.

15 De tube wordt steeds verder in elkaar geperst, waarbij de wand 51 zich kronkelende samenvouwt zonder dat daarbij scheurvorming optreedt (zie figuur 5).

Uiteindelijk is de tube 50 zo goed als leeg (figuur 10) en 20 kan onder perskracht de lege tube uit de steun 30 worden geperst. Deze rest, met inbegrip van het klepsamenstel 300, kan dan veilig worden afgevoerd.

In een niet getoonde variant is erin voorzien dat het wanddeel 25 van de tube en/of de steunwand van de steun niet glad is uitgevoerd maar is voorzien van een patroon van in axiale richting op elkaar aansluitende welvingen voor het bevorderen van de vervorming van de tube onder invloed van de perskracht.

10187810

Claims (33)

1. Inrichting voor het afgeven van een substantie, bijvoorbeeld een pasteuze substantie, uit een samendrukbare 5 tube, welke tube een lichaam heeft met een buisvormig wanddeel, dat aan een einde is voorzien van een afgiftedeel met een afgiftekanaal en aan het andere einde tot een gesloten einde is gevormd, met het kenmerk, 10 dat de inrichting een steun voor de tube omvat, welke steun een door een steunwand voor de tube begrensde axiale boring vormt waar de tube in past, waarbij de steun is voorzien van een tegenhouder voor het afgiftedeel van de tube, 15 en dat de inrichting een persorgaan omvat, dat axiaal verplaatsbaar is in de boring van de steun voor de tube en dat een perszijde heeft, die is ingericht om aan te grijpen op het gesloten einde van de tube en daarop een axiale perskracht uit te oefenen, 20 en dat de inrichting een aandrijfmiddel voor het persorgaan omvat, zodanig dat afgifte van substantie uit de tube plaatsvindt door axiale samenpersing van de tube onder invloed van axiale verplaatsing van het persorgaan in de richting van de 25 tegenhouder voor het afgiftedeel van de tube, waarbij de steunwand van de steun de radiale expansie van het wanddeel van de tube begrenst.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de steunwand 30 cilindrisch is en het persorgaan een complementaire doorsnede heeft.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het persorgaan aan de perszijde een sleufuitsparing heeft voor het opnemen van 35 het gesloten einde van de tube. 1018763«* -14-

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het persorgaan bij beide einden van de sleufuitsparing is voorzien van een zich verder vanaf de perszijde vandaan uitstrekkende uitsparing voor het opnemen van de uiterste eindgebieden van het gesloten einde 5 van de tube, welke eindgebieden als gevolg van het samenpersen van de tube in de betreffende uitsparingen komen.

5. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de steunwand in hoofdzaak cilindrisch is met diametraal tegenover elkaar gelegen 10 axiale sleuven voor het opnemen van de uiterste eindgebieden van het gesloten einde van de tube en waarbij het persorgaan complementair is gevormd met een cilindrische kern en diametrale uitsteeksels, die passen in de axiale sleuven van de steunwand.

6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de tegenhouder voor de tube is gevormd door een of meer ten opzichte van de steunwand naar binnen stekende aanslagen voor het afgiftedeel van de tube.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de een of meer aanslagen uit de baan van de tube beweegbaar zijn uitgevoerd, zodat de tube aan de zijde van de aanslagen uit de steun kan worden verwijderd.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de aanslagen onder opwekking van een uitperskracht op de tube uit de baan van de tube beweegbaar zijn, zodat met het persorgaan de tube uit de steun kan worden gedrukt.

9. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting verder een drager omvat voor een of meer steunen voor een tube en waarbij elke steun over een slaglengte axiaal verplaatsbaar is ten opzichte van de drager tegen de terugstelkracht van een tussen de drager en de steun 35 geplaatste terugstelveer in. 101 8768i| -Ιδ- ΙΟ. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, verder omvattende: - een gestel (101,102,103), - een beweegbaar magazijn (110), dat is voorzien van 5 meerdere steunen voor een tube, - aandrijfmiddelen (116,117,118) voor het bewegen van het magazijn, zodanig dat een tube bij een afgifteplaats (120) van de inrichting kan worden gebracht voor het afgeven van substantie in een verzamelhouder (121). 10

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij bij de afgifteplaats boven de baan van de steunen een persorgaan is opgesteld met bijbehorende aandrijfmiddel.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij de inrichting een beweegbaar ten opzichte van het magazijn opgesteld perssamenstel omvat met een persorgaan en bijbehorend aandrijfmiddel.

13. Inrichting volgens een van de conclusies 10-12, waarbij de tubes verticaal zijn opgesteld met de afgifteopening naar beneden en de tubes in een baan boven langs een opstelplaats voor de verzamelhouder (121) beweegbaar zijn.

14. Inrichting volgens een van de conclusies 10-13, waarbij de inrichting een behuizing heeft met een opening daarin voor het op bij de afgifteplaats opstellen van een verzamelhouder, en waarbij de verzamelhouder zodanige afmetingen heeft ten opzichte van die opening dat de toegang met de hand of een of meer 30 vingers tot het inwendige van de behuizing onmogelijk is, en waarbij weegmiddelen voor de verzamelhouder zijn opgesteld binnen in de behuizing.

15. Systeem omvattende een inrichting volgens een of meer van 35 de voorgaande conclusies en een tube. 101876% -16-

16. Systeem volgens conclusie 15, waarbij de tube is voorzien van een klepsamenstel voor het afsluiten van het afgiftekanaal, welk klepsamenstel is aangebracht aan het afgiftedeel van de tube. 5

17. Systeem volgens conclusie 16, waarbij het klepsamenstel een zelfsluitende klep omvat, die opent onder invloed van de druk van de substantie in de tube, bijvoorbeeld een duckbill klep.

18. Systeem volgens conclusie 16 of 17, waarbij de tube is voorzien van een doorprikbaar membraan dat het afgiftekanaal afsluit en dat het klepsamenstel is voorzien van een doorprikorgaan voor het doorprikken van het membraan.

19. Systeem volgens een van de conclusies 16-18, waarbij het klepsamenstel een stationair deel omvat, dat, bijvoorbeeld via een schroefdraadverbinding, is verbonden met de tube, en een in axiale richting telescopisch beweegbaar deel, dat is voorzien van de zelfsluitende klep. 20

20. Systeem volgens conclusie 19, waarbij een terugstelveer is voorzien tussen het stationaire deel en het telescopisch beweegbare deel, welke terugstelveer het telescopisch beweegbare deel van het stationaire deel vandaan drukt. 25

21. Systeem volgens conclusies 18 en 19, waarbij het doorprikorgaan een buisvormig onderdeel is met een snijrand aan de zijde van het membraan, welk doorprikorgaan bij een eerste verplaatsing van het telescopisch beweegbare deel in de richting 30 van de tube tegen het membraan komt en het membraan doorprikt.

22. Systeem volgens conclusie 21, waarbij het doorprikorgaan separaat is van het telescopisch beweegbare deel en na het doorprikken van het membraan in het stationaire deel klemt en zo 35 verhindert dat het membraan het afgiftekanaal weer sluit. 1018763* -17-

22. Systeem volgens een van de conclusies 16-21, waarbij de klep een uitstroomspleet vormt, zodat een dunne lintvormige straal van de substantie wordt afgegeven.

23. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 16-22, waarbij het wanddeel van de tube en/of de steunwand van de steun is voorzien van een patroon van in axiale richting op elkaar aansluitende welvingen voor het bevorderen van de vervorming van de tube onder invloed van de perskracht. 10

24. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 19-23, waarbij de inrichting is voorzien van een aanslag voor het telescopisch beweegbare onderdeel van het klepsamenstel.

25. Systeem volgens conclusie 17, waarbij tegen de buitenzijde 1 van de duckbill-klep een stijvere, het sluiten van de duckbill-klep bevorderende en/of de duckbill-klep onder voorspanning gesloten houdende wand ligt.

26. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 19-25, waarbij de tube een visstaartachtig gesloten einde heeft, dat is verkregen door het wanddeel van de tube aan het betreffende uiteinde samen te knijpen en dicht te lassen, bij een kunststof wand, of een of meerdere malen om te vouwen bij 25 een metalen wand.

27. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 19-26, waarbij de tube van metaal is, bijvoorkeur van aluminium. 30 28.’ Systeem volgens conclusie 27, waarbij de tube in een metaal, in het bijzonder aluminium, extrusieproces is vervaardigd met een cilindrisch wanddeel en integraal afgiftedeel voorzien van een integraal membraan dat het afgiftekanaal afsluit, waarbij - na het vullen van de tube - het 35 andere einde tot het gesloten einde is omgevormd. 101876311 -18-

29. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het gesloten einde van de tube in hoofdzaak plat is uitgevoerd door het afgesloten einde van de tube aan een of meer verdere vouwbewerkingen te onderwerpen. 5

30. Systeem volgens conclusie 29, waarbij de oorspronkelijk naar buitenstekende uiterste einden van het afgesloten einde zijn omgevouwen in de richting van het hart van de tube.

31. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 19-30, waarbij de tube haarverf bevat.

32. Aan een tube monteerbaar klepsamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies. 15

33. Tube voorzien van een klepsamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies.

34. Werkwijze voor het vervaardigen van een mengsel van 20 substanties, bijvoorbeeld een haarverfmengsel, met gebruikmaking van een systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies. *018763*