NL1018663C2 - Klemverbinding tussen een staanderelement en een liggerelement. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Klemverbinding tussen een staanderelement en een liggerelement.

De uitvinding heeft betrekking op een klemverbinding tussen een uit een met kunststof bekleed kernprofiel gevormd staanderelement en ten minste één eveneens uit een met kunststof bekleed kernprofiel gevormd liggerelement, waarbij het liggerelement aan zijn naar het 5 staanderelement toegekeerde einde een koppelstuk heeft, dat met een in hoofdzaak loodrecht op de lengteas van het liggerelement gericht eindvlak tegen een eerste langszijvlak van het staanderelement aanligt en voorzien is van een opneemgroef voor een van een aangrenzend langszijvlak van het staanderelement uitstekende, zich in 10 de lengterichting van het staanderelement uitstrekkende en uit één stuk met de kunststofbekleding daarvan gevormde koppelnok.

Een dergelijke klemverbinding is bekend uit het Europese octrooischrift EP 0 686 817. In dit octrooischrift is een in het bijzonder voor gebruik in koel- en opslagruimten bestemd rek 15 geopenbaard, dat is opgebouwd uit ten minste twee staanders en daartussen geplaatste, op de staanders rustende legborden. De staanders bestaan daarbij elk uit twee nabij de boven- en benedeneinden verbonden, elk uit een met kunststof bekleed metalen kernprofiel gevormde staanerelementen, terwijl de legborden twee door 20 met kunststof beklede metalen kernprofielen gevormde liggerelementen bevatten.

De met de kunststofbekleding van de liggerelementen uit één stuk gevormde of als afzondérlijke kunststofdelen gevormde koppelstukken en de daarmede samenwerkende, uit één stuk met de 25 kunststofbekleding van de staanderelementen gevormde koppelnokken geven daarbij een effectieve klemverbinding tussen elk staanderelement en elk daarop aansluitend liggerelement. Aldus wordt op eenvoudige wijze, zonder gebruikmaking van bijkomende verbindingselementen zoals bouten en dergelijke, een stabiel rek verkregen, dat 30 in beginsel gemakkelijk is te (de)monteren, zijn sterkte in belangrijke mate ontleent aan de door de kunststof beschermde metalen t 01 8 6 6 3 - 2 - kernprofielen en met name ook voldoet aan de strenge hygiëne-eisen, welke gelden voor het gebruik in de levensmiddelenbranche.

De goede kwaliteit van de bekende klemverbinding is meer in het bijzonder te danken aan de speciale vorm van de koppelnok(ken) op 5 het staanderelement en die van de complementaire groef c.q. opneem-holte in het koppelstuk aan het betreffende einde van het ligger-element. De koppelnok op het staanderelement heeft namelijk een naar beneden toe divergerende wigvorm, terwijl de dwarsdoorsnede ervan zwaluwstaartvormig is. Aldus wordt het koppelstuk in twee onderling 10 loodrechte richtingen tegen de beide aangrenzende langszijvlakken van het staanderelement getrokken.

Uit fabrikagetechnisch oogpunt gezien heeft de speciale koppelnokvorm echter een belangrijk nadeel. De naar beneden toe divergerende wigvorm van de koppelnok heeft namelijk tot gevolg, dat 15 het staanderelement slechts door persen c.q. spuitgieten in matrijzen van een bepaalde lengte is te vervaardigen en dat met name de toepassing van de niet aan een bepaalde lengte gebonden, goedkopere extrusiemethode is uitgesloten.

De uitvinding nu heeft tot doel het bovengenoemde nadeel van 20 de bekende klemverbinding op te heffen zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de klemverbinding.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat bij een klemverbinding van de in de aanhef omschreven soort de koppelnok een in de langsrichting van het staanderelement gelijkblijvende 25 dwarsdoorsnede heeft en de overeenkomstig gevormde opneemgroef in het koppelstuk ten minste aan het naar beneden gerichte einde open is, terwijl van het eerste langszijvlak van het staanderelement ten minste een tweede koppelnok - eveneens met een in de langsrichting van het staanderelement gelijkblijvende dwarsdoorsnede - uitsteekt, 30 die samenwerkt met een complementair gevormde, aan het benedeneinde open groef in het eindvlak van het koppelstuk.

Door de in de lengterichting van het staanderelement gelijkblijvende dwarsdoorsnede van de koppelnokken is het staanderelement in elke gewenste lengte door extrusie, dus betrekkelijk goedkoop, te 35 vervaardigen, terwijl door toepassing van tenminste een tweede koppelnok zelfs een betere klemverbinding is te verkrijgen.

101B n 8 3 - 3 -

De klemverbinding volgens de uitvinding maakt het derhalve mogelijk een soortgelijk rek als dat volgens het bovengenoemde Europese octrooischrift wezenlijk goedkoper te vervaardigen.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding is ten minste een 5 der beide groeven in het koppelstuk aan het boveneinde gesloten.

Hierdoor wordt het liggerelement op een vaste aanslaghoogte langs het staanderelement gefixeerd. Omdat het koppelstuk een afzonderlijk vormstuk, bijvoorbeeld persstuk is, kunnen de flanken van die groef een weinig in de richting van het gesloten einde convergeren, zodat 10 het fixeren van het liggerelement op de aanslaghoogte met een zekere wigwerking gepaard gaat.

Daarbij kunnen die groef en de betreffende koppelnok een ondersneden dwarsdoorsnedeprofiel hebben.

Een voorkeursuitvoering bestaat daarin, dat de andere groef 15 aan beide einden open is en de betreffende koppelnok zich over de gehele lengte van het staanderelement uitstrekt en een niet-ondersneden dwarsdoorsnedeprofiel heeft. Aldus kan het koppelstuk op een willekeurige hoogte van opzij met de doorgaande koppelnok in ingrijping worden gebracht, terwijl de doorlopende koppelnok de 20 koppelnokfunctie in meerdere klemverbindingen met meerdere boven elkaar gelegen liggerelementen kan vervullen. Ten behoeve van een dergelijke meervoudige klemverbinding zal de met de aan het boveneinde gesloten groef corresponderende koppelnok dan deel kunnen uitmaken van een reeks van van het betreffende langszijvlak van het 25 staanderelement uitstekende koppelnokken, waarvan de tussenruimten groter zijn dan de hoogte van een koppelstuk.

Bij een geëxtrudeerd staanderelement kunnen de benodigde tussenruimten tussen opeenvolgende koppelnokken worden gerealiseerd door het meegeëxtrudeerde doorgaande koppelnokprofiel plaatselijk, 30 bijvoorbeeld met een eenvoudige freesbewerking, te verwijderen.

In de bekende klemverbinding wordt als metalen kernprofiel voor zowel het staanderelement als het liggerelement een in hoofdzaak rechthoekig buisprofiel toegepast. Een zelfde soort buisprofiel komt in aanmerking voor de klemverbinding volgens de uitvinding.

35 Als alternatief kunnen T-profielen, I-profielen, H-profielen en dergelijke profielen worden toegepast en zelfs voordelen boven een buisprofiel bieden.

1 0 1 8 6 S 3 - 4 -

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een drietal uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een staanderelement en een tweetal daarmee te verbinden liggerelementen, waarbij het 5 kernprofiel van het staanderelement een buisprofiel is; fig. 2 is een aanzicht als dat volgens fig. 1, waarbij het kernprofiel van het staanderelement een T-profiel is en fig. 3 toont dwarsdoorsnede door een klemverbinding volgens de uitvinding in een derde uitvoeringsvorm.

10 Het in fig. 1 weergegeven staanderelement A bestaat uit een kernprofiel 1 en een bekledingsmantel 2 van kunststof.

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 1 wordt het kernprofiel 1 gevormd door een bij voorkeur uit metaal, zoals staal bestaand, in dwarsdoorsnede rechthoekig buisprofiel.

15 Het staanderelement A is meer in het bijzonder bestemd om tezamen met een tweede soortgelijk staanderelement een staander voor een rek van het type volgens het bovengenoemde octrooischrift te vormen. De beide staanderelementen worden daartoe aan de boven- en benedeneinden met elkaar verbonden door een dwarsverbindingselement, 20 zoals het in fig. 1 gedeeltelijk weergegeven onderste dwarsverbindingselement a.

Het in fig. 1 weergegeven staanderelement A is bestemd om op verschillende hoogten te worden verbonden met een tweetal zich vanaf het staanderelement in tegengestelde richtingen uitstrekkende ligger-25 elementen B. Elk liggerelement kan daarbij tezamen met een in dwarsrichting op een afstand ervan gelegen en met het tweede staanderelement van de betreffende staander te verbinden liggerelement een (ondersteuning voor een) legbord vormen. (Zie genoemd octrooischrift).

30 De liggerelementen B bestaan eveneens uit een (metalen) kernprofiel en een bekledingsmantel van kunststof. De liggerelementen zijn aan de einden voorzien van een uit kunststof gevormd koppelstuk C, dat als afzonderlijk vormstuk c.q. persstuk op het betreffende uiteinde van het liggerelement kan worden aangebracht en 35 daarmede kan worden verlijmd.

De in fig. 1 getoonde koppelstukken C hebben een eindvlak Cl, dat in de beoogde verbinding komt aan te liggen tegen het langs-zijvlak Al van het staanderelement A, welk langszijvlak in het vlak 1 0 ' i’, f: ?, 3 - 5 - van de met een tweede staanderelement te vormen staander valt. In het eindvlak Cl is een aan het boveneinde gesloten en aan het benedeneinde open sleuf of groef C2 uitgespaard.

Op elk langszijvlak Al van het staanderelement A bevindt zich 5 een reeks van in de lengte (= hoogte)richting van het staanderelement op een afstand van elkaar gelegen nokken A2, die nauwsluitend passen in de sleuven C2. De nokken A2 hebben een in de lengterichting van het staanderelement A gelijkblijvende (eventueel ondersneden) dwarsdoorsnede. Hierdoor kunnen de nokken A2 bij de vervaardiging van 10 het staanderelement A in de vorm van een doorgaand nokprofiel met de bekledingsmantel 2 van het staanderelement worden meegeëxtrudeerd.

Het meegeëxtrudeerde nokprofiel kan dan vervolgens in afzonderlijke nokken worden verdeeld door het materiaal van het doorlopende nokprofiel plaatselijk weg te nemen en de overblijvende nokken aan 15 het boveneinde overeenkomstig de vorm van de gesloten einden van de sleuven C2 af te ronden. Eventueel zou elke "overblijvende" nok A2 nog kunnen worden onderverdeeld in bijvoorbeeld twee afzonderlijke nokdelen.

Elk koppelstuk C heeft nog een buiten het eindvlak Cl 20 uitstekend gedeelte C3 waarin een sleuf of groef C4 is uitgespaard, *

welke zich loodrecht op de lengterichting van het liggerelement B

uitstrekt en bestemd is voor het opnemen van een tweede nok A4, die uitsteekt van het aan het langszijvlak Al grenzend langszijvlak A3 van het staanderelement A. Beide tweede nokken A4 steken van * 25 hetzelfde aangrenzende langszijvlak A3 van het staanderelement A uit en strekken zich over de gehele lengte van het staanderelement uit als een doorlopend nokprofiel, dat als zodanig bij de vervaardiging van het staanderelement wordt meegeëxtrudeerd.

Uitgaande van de in fig. 1 weergegeven situatie, waarin de 30 liggerelementen B en de koppelstukken C met de opneemgroeven C4 op één lijn met de doorgaande nokken A4 van het staanderelement A zijn gesitueerd, zal het duidelijk zijn dat de verbinding van de liggerelementen B met het staanderelement A eenvoudig tot stand komt door de liggerelementen B en de koppelstukken C eenvoudig volgens de 35 pijlen P te verplaatsen. Aldus treden allereerst de doorlopende nokken A4 in de groeven C4 en grijpen vervolgens de nokken A2 in de corresponderende groeven C2 in de eindvlakken Cl van de koppelstukken C totdat de boveneinden van de nokken A2 tegen de bovenste gesloten 1018663 - 6 - einden van de opneemgroeven C2 stuiten. Het resultaat is een sterke, stabiele verbinding zonder bijkomende verbindingselementen, zoals schroeven. Daarbij dient nog te worden opgemerkt, dat de hoogte van het voor het eindvlak Cl uitstekende gedeelte C3 van het koppelstuk C 5 naar beneden toe is vergroot ten opzichte van de rest van het koppelstuk C. De flanken van de opneemgroef C2 kunnen daarbij een weinig ten opzichte van elkaar convergeren om een zekere wigwerking en daarmee de klemwerking te bevorderen.

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 2 is als kernprofiel 10 voor het staanderelement A' een T-profiel 1' toegepast. Het staander-element A' heeft daardoor eveneens de vorm van een T-profiel. Ter vergelijking met de uitvoering volgens fig. 1 zijn in fig. 2 de relevante langszijvlakken, koppelstukken, koppelnokken en groeven met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid als in fig. 1, doch voorzien 15 van een '.

Evenals bij de uitvoering volgens fig. 1 kan een liggerelement B' door middel van een eenvoudige handeling met het staanderelement A' worden verbonden en wel door het betreffende koppelstuk C' via de tussenruimte tussen twee opeenvolgende nokken A'2 (zie pijl P) in 20 ingrijping te brengen met de doorlopende koppelnok A'4 van het staanderelement en vervolgens door een verticale verplaatsing volgens pijl Q de ingrijping tussen de groef C'2 en de betreffende koppelnok A'2 tot stand te brengen. Opgemerkt wordt daarbij nog, dat de opneemgroef C'4 aan de zijde van het eindvlak C'l wordt geflankeerd 25 door een ribdeel C'5, die past in de doorlopende groef A5', die aanwezig is aan de naar het lijf van het T-profiel 1' gekeerde zijde van de doorgaande koppelnok A'4'. Daarbij ligt het ribdeel C'5 over een zodanige afstand ten opzichte van de buitenzijde van de rest van het koppelstuk C' naar binnen toe versprongen, dat in gemonteerde 30 toestand het koppelstuk C' met de buitenzijde van het dwarsdeel van het T-vormige staanderelement A' in één vlak is komen te liggen.

In de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 heeft het staanderelement A" een H-vormig kernprofiel 1" en is dit staanderelement verbonden met een liggerelement B".

35 Het liggerelement B" heeft een koppelstuk C", dat op soort gelijke wijze als het koppelstuk C' in fig. 2 is voorzien van een aan het boveneinde gesloten sleuf of groef C"2 en een zowel aan het boveneinde als het benedeneinde open groef C"4. Deze groeven werken 1018663 - 7 - samen met respectievelijk een koppelnok A"2 en een doorgaande koppelnok A"4 welke deel uitmaken van de kunststofbekleding 2" van het staanderelement A".

In afwijking van de uitvoering volgens fig. 2 is het koppel-5 stuk C" over een afstand x verbreed en is aan het koppelstuk C" een extra nok C"X gevormd, die grijpt in. de tussenruimte respectievelijk groef y van het staanderprofiel A". Een soortgelijke extra nok/groefverbinding is realiseerbaar bij een staanderelement van het type volgens fig. 1 en 2.

10 1013683

Claims (10)

1. Klemverbinding tussen een uit een met kunststof bekleed kernprofiel gevormd staanderelement en ten minste één eveneens uit 5 een met kunststof bekleed kernprofiel gevormd liggerelement, waarbij het liggerelement aan zijn naar het staanderelement toegekeerde einde een koppelstuk heeft, dat met een in hoofdzaak loodrecht op de lengteas van het liggerelement gericht eindvlak tegen een eerste langszijvlak van het staanderelement aanligt en voorzien is van een 10 opneemgroef voor een van een aangrenzend langszijvlak van het staanderelement uitstekende, zich in de lengterichting van het staanderelement uitstrekkende en uit één stuk met de kunststof-bekleding daarvan gevormde koppelnok, met: het kenmerk, dat de koppelnok een in de langsrichting van het staanderelement 15 gelijkblijvende dwarsdoorsnede heeft en de overeenkomstig gevormde opneemgroef in het koppelstuk ten minste aan het naar beneden gerichte einde open is, terwijl van het eerste langszijvlak van het staanderelement ten minste een tweede koppelnok - eveneens met een in de langsrichting van het staanderelement gelijkblijvende 20 dwarsdoorsnede - uitsteekt, die samenwerkt met een complementair gevormde, aan het benedeneinde open groef in het eindvlak van het koppelstuk.

2. Klemverbinding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste één der beide groeven in het koppelstuk aan het boveneinde 25 gesloten is.

3. Klemverbinding volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de flanken van die groef een weinig in de richting van het gesloten einde convergeren.

4. Klemverbinding volgens conclusies 2-3, met het kenmerk, dat die 30 groef en de betreffende koppelnok een ondersneden dwarsdoorsnedevorm hebben.

5. Klemverbinding volgens conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de andere groef aan beide einden open is en de betreffende koppelnok zich over de gehele lengte van het staanderelement uitstrekt en een 35 niet-ondersneden dwarsdoorsnedeprofiel heeft.

6. Klemverbinding volgens conclusies 2, 3 of 4, juncto conclusie 5, met het kenmerk, dat de met de aan het boveneinde gesloten groef samenwerkende koppelnok deel uitmaakt van een reeks van in de t 0 1 Ü ^ O ? ; > o o 3 - 9 - lengterichting van het staanderelement op een afstand van elkaar gelegen nokken, waarbij de tussenruimten tussen de nokken groter is dan de hoogte van het koppelstuk.

7. Klemverbinding volgens elk der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat het kernprofiel van het staanderelement een in hoofdzaak rechthoekig buisprofiel is.

8. Klemverbinding volgens elk der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het kernprofiel van het staanderelement een T-profiel is.

9. Klemverbinding volgens elk der conclusies 1-6, met het kenmerk, 10 dat het kernprofiel van het staanderelement een H-profiel.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van het staanderelement voor de klemverbinding volgens conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de kunststofbekleding door extrusie op het kernprofiel wordt aangebracht waarbij beide koppelnokken als doorlopend nokprofiel met de 15 kunststofbekleding worden meegeëxtrudeerd, waarna van althans één nokprofiel het kunststofmateriaal plaatselijk wordt weggenomen onder vorming van een reeks van in de lengterichting van het staanderelement op een afstand van elkaar gelegen koppelnokken. 1018883