NL1017062C2 - Inrichting, alsmede werkwijze voor het verkleinen van een lichaam dat tenminste uit samendrukbaar materiaal is vervaardigd. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting, alsmede werkwijze voor het verkleinen van een lichaam dat ten minste uit samendrukbaar materiaal is vervaardigd.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verkleinen van een lichaam dat ten minste ten dele uit samendrukbaar materiaal, in het bijzonder schuimmateriaal is vervaardigd.

Deze inrichting is uit de praktijk bekend en is ingericht om het 5 lichaam met plaatvormige perslichamen samen te drukken. De bekende inrichting wordt met name toegepast voor het verkleinen van slaapkussens. Verkleining van het lichaam is doorgaans gewenst in verband met het relatief grote transportvolume dat het lichaam in een niet-verkleinde toestand inneemt, hetgeen relatief hoge transportkosten met zich 10 meebrengt. Na het verkleinen kan het lichaam eenvoudig naar de niet-verkleinde toestand worden teruggebracht omdat het elastische eigenschappen heeft.

Nadeel van de bekende inrichting met plaatvormige perslichamen is, dat deze tijdens het verkleinen doorgaans ongelijkmatig verdeelde 15 krachten op het te verkleinen lichaam uitoefent. Met name wanneer de te verkleinen lichamen niet een blokvorm hebben maar bijvoorbeeld een cilindrische vorm of een onregelmatige vorm, waarbij gedacht kan worden aan bijvoorbeeld autostoeldelen, is het verkleinen van deze lichamen een probleem. Daardoor kunnen relatief grote mechanische spanningen in het 20 materiaal van het lichaam ontstaan, hetgeen tot een blijvende vervorming van het lichaam kan leiden. Aldus kan het vanuit een verkleinde naar de normale toestand terugbrengen van het lichaam worden bemoeilijkt, zo niet onmogelijk worden gemaakt. Bijkomend nadeel van de bekende inrichting is, dat deze doorgaans slechts is ingericht om een lichaam van één bepaalde 25 vorm te verkleinen. Een lichaam met een afwijkende vorm dient door een andere inrichting te worden verkleind. Derhalve dient voor het verkleinen van een aantal verschillend gevormde lichamen een aantal verschillende 101706 2"" 2 verkleiningsinrichtingen te worden aangeschaft, hetgeen een relatief hoge investering vraagt.

De onderhavige uitvinding beoogt de genoemde nadelen van de bekende inrichting op te heffen met behoud van de voordelen daarvan. In 5 het bijzonder beoogt de uitvinding een inrichting die verschillend gevormde lichamen, of althans lichamen met verschillende afmetingen en/of onregelmatige vormen goed kan verkleinen, waarbij een in hoofdzaak gelijkmatig verdeelde druk op het lichaam wordt uitgeoefend.

De inrichting wordt hiertoe volgens de uitvinding gekenmerkt, 10 doordat de inrichting is voorzien van een vormholte en ten minste één fluïdumkamer, waarbij de ten minste ene fluïdumkamer is voorzien van ten minste één flexibele wand die althans een deel van de vormholte begrenst, waarbij de inrichting is voorzien van middelen om het volume van de vormholte te verkleinen door een beweging van de ten minste ene flexibele 15 wand.

Met deze inrichting kan een in de vormholte geplaatst lichaam worden verkleind waarbij zich in de fluïdumkamer bevindend fluïdum via de ten minste ene flexibele wand een in hoofdzaak gelijkmatige verdeelde druk op het zich in de vormholte bevindende lichaam zal uitoefenen. Onder 20 invloed van deze gelijkmatig verdeelde druk zal het volume van het lichaam worden verkleind. De ten minste ene flexibele wand zal zich bovendien aanpassen aan de vorm van het zich in de vormholte bevindende lichaam. Daardoor kunnen met deze inrichting lichamen van verschillende vormen worden verkleind. Omdat met fluïdum en de ten minste ene flexibele wand 25 een gelijkmatige druk op het te verkleinen lichaam kan worden uitgeoefend, wordt vermeden dat grote mechanische spanningen in het materiaal van het lichaam ontstaan.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is de vormholte in hoofdzaak geheel door de ten minste ene flexibele wand van de ten 30 minste ene fluïdumkamer begrensd.

1017002° 3

Daardoor kan in hoofdzaak het gehele volume van de vormholte worden verkleind. Bij bepaalde afmetingen van het lichaam ten opzichte van de ten minste ene flexibele wand kan het lichaam tijdens het verkleinen bovendien goed door deze flexibele wand worden omsloten, zodat op het 5 lichaam een alzijdige, gelijkmatige verdeelde druk door fluïdum via de wand kan worden uitgeoefend.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is elke fluïdumkamer tevens voorzien van ten minste een niet-flexibele wand.

Deze ten minste ene niet-flexibele wand kan bijvoorbeeld dienen 10 om de ten minste ene flexibele wand in een gewenste positie ten opzichte van de vormholte te houden. Bij voorkeur bevindt de ten minste ene niet-flexibele wand zich aan een van de vormholte afgekeerde zijde van de fluïdumkamer, hetgeen de fluïdumkamer bijvoorbeeld kan beschermen tegen het ontstaan van lekken aan die zijde door de ten minste ene niet-15 flexibele wand stevig uit te voeren.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is de inrichting voorzien van twee tegenover elkaar opgestelde perslichamen die van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn, waarbij de vormholte zich tussen naar elkaar toe gekeerde zijden van deze perslichamen bevindt, waarbij ten 20 minste één van de perslichamen de ten minste.ene fluïdumkamer omvat.

In gebruik wordt het te verkleinen lichaam in de vormholte tussen deze twee perslichamen geplaatst die daarna naar elkaar worden toe bewogen ten behoeve van het verkleinen van het lichaam. Fluïdum van de ten minste ene fluïdumkamer oefent daarbij via de ten minste ene flexibele 25 wand een in hoofdzaak gelijkmatig verdeelde druk op het lichaam uit. Elk perslichaam kan ten minste één fluïdumkamer omvatten die de vormholte met ten minste één flexibele wand begrenst, zodat het lichaam met een zeer gelijkmatig verdeelde druk kan worden verkleind. 1 3 ^ ' · ' - - .

Ü w u : 4

Volgens een alternatieve of eventueel nadere uitwerking van de uitvinding is de inrichting voorzien van fluïdumtoe- en afvoermiddelen die op elke fluïdumkamer zijn aangesloten.

De flexibele wand kan eenvoudig worden verplaatst door fluïdum 5 aan de fluïdumkamer toe te voeren. Onder invloed van de verhoogde fluïdumdruk in de fluïdumkamer zal de ten minste ene flexibele wand zodanig bewegen, dat het volume van de fluïdumkamer groter wordt terwijl het volume van de vormholte kleiner wordt.

Volgens een zeer voordelige uitwerking van de uitvinding zijn de 10 wanden van de ten minste ene fluïdumkamer zodanig uitgevoerd, dat de vormholte vanuit een omgeving toegankelijk is bij verschillende volumes van elke fluïdumkamer.

Daardoor kan in gebruik het te verkleinen lichaam relatief snel in de vormholte worden geplaatst bij een relatief groot volume van de 15 vormholte, terwijl het na het verkleinen van de vormholte relatief snel uit de inrichting kan worden verwijderd. Eventueel kan tijdens het plaatsen van het lichaam in de vormholte de fluïdumkamer actief worden leeggezogen, zodat de vormholte zich vergroot, hetgeen het plaatsen van het lichaam in de vormholte vereenvoudigt.

20 Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding kan een buitenwand van de fluïdumkamer wordt gevormd door een cilindrische buis, waarbij in de buis een flexibele voering is aangebracht, waarbij de ruimte tussen het binnenmanteloppervlak van de buis en de flexibele voering de fluïdumkamer vormt en waarbij de door de flexibele voering begrensde 25 binnenruimte de vormholte vormt. Bij voorkeur is daarbij de flexibele voering zodanig uitgevoerd dat, wanneer omgevingsdruk heerst in de fluïdumkamer, de vormholte al enigszins is verkleind ten opzichte van de toestand waarin het te verkleinen lichaam in de vormholte wordt gebracht. Alvorens het lichaam in de vormholte te plaatsen wordt in de fluïdumkamer 30 een onderdruk gecreëerd, zodat de flexibele voering naar de buiswand 10170621 5 beweegt en het volume van de vormholte toeneemt. Na plaatsing van het lichaam in de vormholte wordt de druk in de fluïdumkamer opgevoerd, zodat de vormholte verkleind. Het voordeel van deze uitvoering is dat daarbij plooivorming in de flexibele voering tot een minimum wordt beperkt, 5 hetgeen tot gevolg heeft dat het verkleinde lichaam ook over een zo glad mogelijk buitenoppervlak zal beschikken. Het moge duidelijk zijn dat de uitvoering welke is voorzien van de cilindrische buis met flexible voering met name geschikt is voor het verkleinen van cilindrische lichamen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het 10 verkleinen van een lichaam dat ten minste ten dele uit samendrukbaar materiaal, in het bijzonder schuimmateriaal, is vervaardigd.

Ook een dergelijke werkwijze is uit de praktijk bekend, waarbij het lichaam met plaatvormige perslichamen wordt verkleind. Een nadeel van deze werkwijze is, dat daarbij in bepaalde gevallen een niet-gelijkmatig 15 verdeelde druk op het lichaam wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld wanneer het lichaam onregelmatig is gevormd.

De onderhavige uitvinding beoogt een werkwijze voor het verkleinen van het lichaam, waarbij een in hoofdzaak gelijkmatig verdeelde druk op het lichaam wordt uitgeoefend.

20 Hiertoe wordt de werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het lichaam in een omsluiting, in het bijzonder een zak of huls, wordt ondergebracht en in een door ten minste één flexibele wand van ten minste één fluïdumkamer begrensde vormholte wordt geplaatst, waarbij vervolgens de ten minste ene flexibele wand wordt bewogen, zodanig dat het 25 volume van de vormholte en daarmee het volume van het lichaam wordt verkleind, waarbij vervolgens de omsluiting luchtdicht wordt afgesloten en het aldus verkleinde, in de gesloten omsluiting opgenomen lichaam uit de vormholte wordt genomen.

Op deze manier wordt het lichaam onder invloed van een 30 gelijkmatig verdeelde, via de ten minste ene flexibele wand uitgeoefende 1017062— 6 fluïdumdruk verkleind. Tevens kunnen met deze werkwijze eenvoudig verschillende lichamen met verschillende vormen worden verkleind. De luchtdichte omsluiting voorkomt dat het volume van het lichaam uit zichzelf weer kan toenemen. Derhalve kan het lichaam eenvoudig in verkleinde 5 toestand worden gehouden, bijvoorbeeld tijdens productie, transport en/of opslag. Bij productie is het plaatsen van een schuimlichaam in een omhulling soms problematisch. Om dit probleem te verminderen kan het schuimlichaam tijdelijk worden verkleind en in de omhulling worden geplaatst. Vervolgens kan de luchtdichte omsluiting worden doorgeprikt, 10 zodat het schuimlichaam zijn oorspronkelijke volume weer verkrijgt. In geval van transport en/of opslag kan na een bepaalde periode de ten minste ene omsluiting worden verwijderd zodat het lichaam pas op dat moment zijn normale volume kan aannemen.

Na het afsluiten van de omsluiting kan het volume van de 15 vormholte worden vergroot door de flexibele wand in omgekeerde richting te bewegen, zodat het verkleinde lichaam relatief makkelijk met deze omsluiting uit de vormholte kan worden gehaald. Eventueel kan het lichaam na de verkleining in een tweede omsluiting wordt geplaatst waarvan de afmetingen zodanig zijn dat het lichaam de verkleinde 20 afmetingen behoudt zelfs wanneer de afgesloten omsluiting lekt en derhalve weer kan vollopen met lucht. Het voordeel van deze nadere uitwerking van de werkwijze is dat de afgesloten omsluiting niet van bijzonder stevige kwaliteit behoeft te zijn en dat de afsluiting zelf ook niet van de hoogste kwaliteit behoeft te zijn. Immers, kort na het verkleinen wordt het 25 verkleinde lichaam in de tweede, kleine omsluiting ondergebracht die als gevolg van de kleinere afmetingen het uitdijen van het lichaam verhindert.

Volgens een gunstige uitwerking van de uitvinding bevindt de vormholte zich tussen naar elkaar toe gekeerde zijden van twee tegenover elkaar opgestelde perslichamen die van elkaar af en naar elkaar toe 30 beweegbaar zijn, waarbij ten minste één van de perslichamen de ten minste 7 ene fluïdumkamer omvat, waarbij het lichaam in de vormholte wordt geplaatst bij de twee perslichamen in een van elkaar afbewogen stand, waarbij het volume van de vormholte wordt verkleind door de perslichamen naar elkaar toe te bewegen.

5 Op deze manier wordt de vormholte op eenvoudige wijze verkleind.

Derhalve kan elke fluïdumkamer en flexibele wand relatief klein worden uitgevoerd.

Volgens een alternatieve methode wordt de vormholte verkleind door fluïdum aan de ten minste ene fluïdumkamer toe te voeren.

10 Dit kan toepassing van perslichamen overbodig maken, zodat verkleining van de vormholte louter plaatsheeft door een beweging van de ten minste ene flexibele wand ten gevolge van fluïdumdruktoename in de ten minste ene fluïdumkamer. Tevens kan deze alternatieve methode in combinatie met perslichamen worden gebruikt, zodat minder fluïdum 15 behoeft te worden gebruikt om de vormholte te verkleinen.

De uitvinding zal worden beschreven aan de hand van een tweetal uitvoeringsvoorbeelden en de bijbehorende tekening. Daarin toont:

Fig. 1 een langsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; 20 fïg. 2 een doorsnede-aanzicht over lijn II-II van de in fig. 1 weergegeven langsdoorsnede; fig. 3 een dergelijke langsdoorsnede als fïg. 1 waarbij de fluïdumkamer mét fluïdum is gevuld; fïg. 4 een doorsnede-aanzicht over lijn IV-IV van de in fig. 3 25 weergegeven langsdoorsnede; fig. 5 een eerste stap van een werkwijze om een lichaam te verkleinen onder gebruikmaking van het eerste uitvoeringsvoorbeeld; fig. 6 een tweede stap van deze werkwijze; fïg. 7 een derde stap van deze werkwijze; <3 ' ' Ü > l v 8 fig. 8 een vierde stap van deze werkwijze; fig. 9 een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding waarbij de perslichamen zich in een van elkaar af bewogen stand bevinden; 5 fig. 10 een dergelijke dwarsdoorsnede als fig. 9 waarbij de perslichamen zich in een naar elkaar toe bewogen stand bevinden; fig. 11 een perspectiefaanzicht van het in fig. 9 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld waarbij de perslichamen zich in een van elkaar af bewogen stand bevinden;en 10 fig. 12 een perspectiefaanzicht van de in fig. 10 weergegeven dwar sdoorsne de.

Het in de figuren 1-4 weergegeven eerste uitvoeringsvoorbeeld is voorzien van een cilindrisch uitgevoerde, niet-flexibele buiswand 5. Voorts is het uitvoeringsvoorbeeld voorzien van een concentrisch binnen deze wand 5 15 opgestelde flexibele wand of voering 3, zodanig dat deze twee wanden 3, 5 gezamenlijk een fluïdumkamer 4 omsluiten. Op deze fluïdumkamer 4 is een fluïdumkanaal 7 aangesloten dat zich door de niet-flexibele wand 5 uitstrekt. De door de flexibele wand 3 begrensde binnenruimte van het uitvoeringsvoorbeeld omvat een vormholte 2. In fig. 1 en 2 is de het 20 uitvoeringsvoorbeeld in een uitgangstoestand weergegeven, waarbij fluïdumkamer (4) is geëvacueerd zodat de flexibele wand 3 zich nabij de niet-flexibele wand 5 uitstrekt. In fig. 3 en 4 is een tweede toestand van het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, waarbij het volume van de vormholte 2 is gereduceerd doordat de flexibele wand 3 van de niet-flexibele wand 5 is 25 afbewogen nadat fluïdum aan de fluïdumkamer 4 is toegevoerd.

De figuren 5-8 tonen het gebruik van het eerste uitvoeringsvoorbeeld om een lichaam 1 te verkleinen. In een eerste stap is de fluïdumkamer 4 geëvacueerd en wordt de vormholte 2 voorzien van een eerste omsluiting 8, die bijvoorbeeld een zak of huls omvat. Vervolgens 30 wordt het te verkleinen lichaam 1 in deze omsluiting 8 in de vormholte 2 9 geplaatst. In een tweede stap, die in fig. 6 is weergegeven, wordt fluïdum aan de fluïdumkamer 4 toe gevoerd via het kanaal 7. Ten gevolge van de fluïdumdruk zal het volume van de fluïdumkamer 4 vergroot worden doordat de flexibele wand 3 van de niet-flexibele wand 5 afbeweegt.

5 Daardoor worden de volumes van de vormholte 2 en het daarin geplaatste lichaam 1 verkleind. Daarbij dient de omsluiting 8 nog niet te zijn gesloten, zodat zich doorgaans in de omsluiting 8 en het te verkleinen lichaam 1 bevindende lucht uit de omsluiting 8 kan ontsnappen. Wanneer het lichaam 1 een gewenste volumeverkleining heeft ondergaan wordt de omsluiting 8 10 afgesloten, zoals in fig. 7 is getoond. Daardoor wordt voorhinderd dat lucht vanuit een omgeving terug in de omsluiting 8 en het lichaam 1 kan stromen, zodat de omsluiting 8 niet kan uitzetten en het lichaam 1 in de verkleinde toestand vasthoudt. Aldus wordt vergroting van het lichaam 1 onder invloed van de elastische materiaaleigenschappen voorkomen. Bij voorkeur wordt 15 het lichaam 1 met de omsluiting 8 daarna in een tweede omsluiting 9 met kleinere afmetingen geplaatst om het lichaam 1 relatief stevig in de verkleinde vorm te kunnen houden, hetgeen fig. 8 toont.

De figuren 9-12 tonen een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding. Het uitvoeringsvoorbeeld is voorzien van twee tegen over elkaar 20 op gestelde persplaten 10 die van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn. Elke persplaat 10 omvat een fluïdumkamer 14. De naar elkaar toe gekeerde zijden van de fluïdumkamers 14 worden elk begrensd door een flexibele wand 13. De tegenoverliggende zijden van de fluïdumkamers 14 worden begrensd door niet-flexibele wanden 15, terwijl de zijkanten van de 25 kamers 14 niet-flexibele zijwanden 16 omvatten. Voorts is elke fluïdumkamer 14 aangesloten op een zich door één van de niet-flexibele wanden uitstrekkend fluïdumkanaal 17.

In gebruik worden de perslichamen 10 eerst in de van elkaar af bewogen stand gebracht en kunnen de fluïdumkamners 14 elk met een 30 gewenste hoeveelheid fluïdum worden gevuld, hetgeen in fig. 9 en 11 is 10 weergegeven. Vervolgens wordt een te verkleinen lichaam 1 met een nog niet gesloten omsluiting 8 in een door de flexibele wanden 13 begrensde vormholte 12 geplaatst. Daarna wordt de vormholte 12 verkleind door de perslichamen 10 naar elkaar toe te bewegen. De vormholte 12 kan verder 5 worden verkleind door fluïdum aan de fluïdumkamers 14 toe te voeren via de fluïdumkanalen 17. Ten gevolge van de verkleining van de vormholte 12 zal het zich daarin bevindende lichaam 1 worden verkleind. Daarna wordt de omsluiting 8 fluïdumdicht afgesloten en wordt het verkleinde lichaam 1 uit de inrichting genomen nadat de fluïdumkamers 14 weer van elkaar zijn 10 afbewogen.

Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot de twee beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar diverse wijzigingen zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding.

Zo kan het te gebruiken fluïdum een vloeistof of een gas of een 15 gasmengsel of dergelijke omvatten.

Voorts kan elke te gebruiken fluïdumkamer verschillende vormen omvatten, bijvoorbeeld ronde of hoekige vormen, of een combinatie van deze of andere vormen.

Het te verkleinen lichaam 1 kan verder in verschillende vormen 20 zijn uitgevoerd, en bijvoorbeeld een matras, stoel- of bankkussenkern of dergelijke omvatten. Het lichaam 1 kan voorts verschillende materialen bevatten, zoals kunststof schuim, latex, of een combinatie van deze of andere samendrukbare materialen.

De fluïdumdichte afsluiting van de omsluiting 8 kan door een 25 sealbewerking of door afbinding tot stand worden gebracht. Bij voorkeur is deze omsluiting uitgevoerd als een kunststoffolie. De tweede omsluiting 9, die niet fluïdumdicht behoeft te zijn, kan bovendien op verschillende manieren zijn uitgevoerd, en bijvoorbeeld een buis, koker, touw, draad, folie, of dergelijke omvatten.

1017 0 6 2m

Claims (15)

1. Inrichting voor het verkleinen van een lichaam dat ten minste uit samendrukbaar materiaal, in het bijzonder schuimmateriaal, is vervaardigd, waarbij de inrichting is voorzien van een vormholte (2; 12) en ten minste één fluïdumkamer (4; 14), waarbij elke fluïdumkamer (4; 14) is 5 voorzien van ten minste één flexibele wand (3; 13) die de vormholte (2; 12) begrenst, waarbij de inrichting is voorzien van middelen (7; 10, 17) om het volume van de vormholte (2; 12) te verkleinen door een beweging van de ten minste ene flexibele wand (3; 13).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de vormholte (2) in 10 hoofdzaak slechts door de ten minste ene flexibele wand (3; 13) van de ten minste ene fluïdumkamer (4; 14) is begrensd.

3. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elke fluïdumkamer (4; 14) tevens is voorzien van ten minste een niet-flexibele wand (5; 15, 16).

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de ten minste ene niet- flexibele wand (5; 15) zich aan een van de vormholte (2) afgekeerde zijde van de fluïdumkamer (4; 14) bevindt.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van twee tegen over elkaar opgestelde perslichamen 20 (10) die van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn, waarbij de vormholte (2) zich tussen naar elkaar toe gekeerde zijden van deze perslichamen (10) bevindt, waarbij ten minste één van de perslichamen (10) de ten minste ene fluïdumkamer (14) omvat.

6. Inrichting volgens ten minste conclusie 5, waarbij elk perslichaam 25 (10) ten minste één fluïdumkamer (14) omvat die de vormholte (2; 12) met ten minste één flexibele wand (3; 13) begrenst. tffc ri *7 n r.: o , *j> y t u u tL -

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van fluïdumtoe- en afvoermiddelen (7; 17) die op elke fluïdumkamer (4; 14) zijn aangesloten.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de ten minste ene 5 fluïdumkamer (4) zodanig is uitgevoerd, dat de vormholte (2) vanuit een omgeving toegankelijk is bij verschillende volumes van elke fluïdumkamer (4).

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij een buitenwand van de fluïdumkamer (4) wordt gevormd door een cilindrische buis (5), waarbij in 10 de buis (5) een flexibele voering (3) is aangebracht, waarbij de ruimte tussen het binnenmanteloppervlak van de buis (5) en de flexibele voering (3) de fluïdumkamer (4) vormt en waarbij de door de flexibele voering (3) begrensde binnenruimte de vormholte (2) vormt.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de flexibele voering zodanig 15 is uitgevoerd dat wanneer omgevingsdruk heerst in de fluïdumkamer (4) de vormholte (2) al enigszins is verkleind ten opzichte van de toestand waarin het te verkleinen lichaam (1) in de vormholte (2) wordt gebracht.

11. Werkwijze voor het verkleinen van een lichaam dat ten minste uit samendrukbaar materiaal, in het bijzonder schuimmateriaal, is 20 vervaardigd, waarbij het lichaam (1) in een omsluiting (8, 9), in het bijzonder een zak of huls, wordt ondergebracht en in een door ten minste één flexibele wand (3; 13) van ten minste één fluïdumkamer (4; 14) begrensde vormholte (2; 12) wordt geplaatst, waarbij vervolgens de ten minste ene flexibele wand (3; 13) wordt bewogen, zodanig dat het volume 25 van de vormholte (2; 12) en daarmee het volume van het lichaam (1) wordt verkleind, waarbij vervolgens de omsluiting (8, 9) luchtdicht wordt afgesloten en het aldus verkleinde, in de gesloten omsluiting (8, 9) opgenomen lichaam (1) uit de vormholte (2; 12) wordt genomen.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij na het afsluiten van de omsluiting (8) de flexibele wand (3; 13) zodanig wordt bewogen, dat het volume van de vormholte (2; 12) wordt vergroot.

13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, waarbij het lichaam (1) na de 5 verkleining in een tweede omsluiting (9) wordt geplaatst waarvan de afmetingen zodanig zijn dat het lichaam de verkleinde afmetingen behoudt zelfs wanneer de afgesloten omsluiting lekt.

14. Werkwijze volgens één van de conclusies 11-13, waarbij de vormholte (12) zich tussen naar elkaar toe gekeerde zijden van twee 10 tegenover elkaar opgestelde perslichamen (10) bevindt die van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn, waarbij ten minste één van de perslichamen (10) de ten minste ene fluïdumkamer (14) omvat, waarbij het lichaam (1) in de vormholte (12) wordt geplaatst bij de twee perlichamen (10) in een van elkaar afbewogen stand, waarbij de beweging van de ten 15 minste ene flexibele wand (13) ter verkleining van het volume van de vormholte (12) wordt bewerkstelligd door de perslichamen (10) naar elkaar toe te bewegen.

15. Werkwijze volgens één van de conclusies 11-14, waarbij de beweging van de ten minste ene flexibele wand (3; 13) ter verkleining van 20 de vormholte (12) wordt bewerkstelligd door fluïdum aan de ten minste ene fluïdumkamer (4; 14) toe te voeren. i