NL1016982C2 - Werkwijze en inrichting voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen. Download PDF

Info

Publication number
NL1016982C2
NL1016982C2 NL1016982A NL1016982A NL1016982C2 NL 1016982 C2 NL1016982 C2 NL 1016982C2 NL 1016982 A NL1016982 A NL 1016982A NL 1016982 A NL1016982 A NL 1016982A NL 1016982 C2 NL1016982 C2 NL 1016982C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
suspension
mixture
contaminants
bulb
water
Prior art date
Application number
NL1016982A
Other languages
English (en)
Inventor
Dingeman Van Dijke
Original Assignee
Konstruktie En Machb Van Dijke
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Konstruktie En Machb Van Dijke filed Critical Konstruktie En Machb Van Dijke
Priority to NL1016982A priority Critical patent/NL1016982C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1016982C2 publication Critical patent/NL1016982C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23NMACHINES OR APPARATUS FOR TREATING HARVESTED FRUIT, VEGETABLES OR FLOWER BULBS IN BULK, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; PEELING VEGETABLES OR FRUIT IN BULK; APPARATUS FOR PREPARING ANIMAL FEEDING- STUFFS
    • A23N12/00Machines for cleaning, blanching, drying or roasting fruits or vegetables, e.g. coffee, cocoa, nuts
    • A23N12/02Machines for cleaning, blanching, drying or roasting fruits or vegetables, e.g. coffee, cocoa, nuts for washing or blanching
    • A23N12/023Machines for cleaning, blanching, drying or roasting fruits or vegetables, e.g. coffee, cocoa, nuts for washing or blanching for washing potatoes, apples or similarly shaped vegetables or fruit

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Polymers & Plastics (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het scheiden van bol- of knolgewassen van in hoofdzaak losse, zich na het rooien tussen genoemde gewassen bevindende verontreinigingen, zoals kluiten aarde, klei, stenen en andere onregelmatigheden.
5 Uit NL 9301204 van de aanvraagster is een wasinrichting bekend waarmee bol- of knolgewassen van losse verontreinigingen en meer hardnekkig aanklevend vuil kunnen worden ontdaan. De bolgewassen worden daartoe achtereenvolgens door een spoelbak en een opvangbak geleid. In de spoelbak worden de bolgewassen onder invloed van een in deze 10 bak opgewekte wervelstroom drijvend gehouden en ontdaan van aanklevend vuil. De grove verontreinigingen, zoals kluiten en stenen, zinken naar de bodem van de spoelbak en worden aldaar uit de bak verwijderd via daartoe voorziene afvoermiddelen. Het met de resterende, fijnere vuildelen verontreinigde spoelwater wordt naar de opvangbak geleid, waarin het 15 spoelwater tot rust kan komen, zodat daarin gesuspendeerde vaste deeltjes kunnen bezinken. Deze bezinksels worden vervolgens afgevoerd, bijvoorbeeld naar een opvangtank, terwijl het gezuiverde water wordt teruggevoerd naar de spoelbak voor hergebruik.
Ofschoon het merendeel van de verontreinigingen binnen relatief 20 korte tijd, bijvoorbeeld ongeveer drie kwartier, in de opvangbak bezinkt, heeft een resterend deel, in het bijzonder de fijnere vuildeeltjes, een veel langere bezinktijd nodig, bijvoorbeeld in de orde van een dag of meer. In de praktijk zullen deze deeltjes daarom niet uit het spoelwater worden verwijderd, waardoor het water tijdens gebruik geleidelijk vervuilt en op 25 den duur de bol- en knolgewassen niet afdoende zal kunnen reinigen. Het vervuilingsproces kan worden vertraagd door regelmatig schoon water aan de inrichting toe te voeren. Dit leidt echter tot een ongewenst hoog 1 0 I ;· ·'· 2 waterverbruik. Bovendien kan het vervuilde water niet zonder meer worden geloosd, in verband met mogelijk daarin opgenomen milieubelastende stoffen.
De uitvinding beoogt een werkwijze voor het scheiden van bol- en 5 knolgewassen van in hoofdzaak losse verontreinigingen, waarbij genoemde nadelen zijn opgeheven. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.
Bij deze werkwijze wordt op voordelige wijze gebruik gemaakt van het verschil in soortelijke dichtheid van de te scheiden bolgewassen en de 10 verontreinigingen, door deze in een vloeibaar mengsel te brengen, waarvan een dichtheid is gelegen tussen de soortelijke dichtheden van beide te scheiden producten. Hierbij zullen de zwaardere producten, de verontreinigingen, omlaag zakken en de lichtere producten, de bol- of knolgewassen, nabij de vloeistofspiegel blijven drijven. Als vloeibaar 15 mengsel wordt bij voorkeur water gebruikt, waarin een hoeveelheid van de af te scheiden verontreinigingen, in het bijzonder de fijnere, slechts langzaam zinkende delen, is vermengd. Bij deze werkwijze dragen genoemde fijnere vuildeeltjes dus juist bij aan het tot stand brengen en tijdens gebruik in stand houden van een gewenste dichtheid. Doordat deze 20 deeltjes niet, althans niet alle, hoeven te worden afgescheiden kunnen lange bezinktijden worden vermeden. De beoogde scheiding van bolgewassen en losse verontreinigingen komt eenvoudig, zonder verder ingrijpen, relatief snel, bijvoorbeeld binnen een uur, tot stand onder invloed van de zwaartekracht. Een bijkomend voordeel van deze werkwijze is dat het water 25 niet, zoals bij de bekende werkwijze, regelmatig hoeft te worden ververst. Hierdoor kan met relatief weinig water worden volstaan en hoeft slechts ten hoogste weinig vervuild water naar de omgeving te worden afgevoerd.
In een voordelige uitvoering wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 4 en 5.
3
Door regelmatig een deel van de bezonken verontreinigingen af te voeren kan worden verhinderd dat een concentratie aan verontreinigingen in het mengsel te hoog wordt. Voorts wordt vermeden dat een deel van de reeds bezonken verontreinigingen zich opnieuw in de er boven gelegen 5 vloeistoflaag kan mengen, bijvoorbeeld onder invloed van turbulentie, die in het mengsel kan ontstaan tijdens het toevoeren van een nieuwe lading knolgewassen.
Het scheiden vindt bij voorkeur plaats nabij de locatie waar de bol-of knolgewassen worden gerooid. Hierdoor kunnen de afgescheiden 10 verontreinigingen worden teruggestort op de akker waaruit deze afkomstig zijn. Daarmee wordt verhinderd dat mogelijk nog in de afgescheiden verontreinigingen aanwezige bruikbare stoffen, zoals bodemvoedingsstoffen of bestrijdingsmiddelen, verloren gaan en kan tevens worden verhinderd dat deze verontreinigingen elders (milieu)overlast veroorzaken. Bovendien is 15 het zinvol de bollen en akkerresten zo snel mogelijk van elkaar te scheiden omdat deze resten slechts nutteloze ballast vormen tijdens transport.
In een nadere voordelige uitwerking wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 7.
Met de in de vloeibare massa opgewekte stroming kunnen de te 20 scheiden producten elk in een gewenste richting worden gemanipuleerd. De nabij het wateroppervlak drijvende bolgewassen kunnen door een bovenstroming vanaf een aanvoerpunt naar afvoermiddelen worden geleid, terwijl de omlaag gezakte verontreinigingen met een onderstroming in bijvoorbeeld de tegenovergestelde richting naar een verzamel- of afvoerpunt 25 kunnen worden gevoerd. De stroming bevordert bovendien een goede menging van de in het water gesuspendeerde vuildeeltjes, zodat het mengsel tijdens gebruik een min of meer homogene dichtheid verkrijgt en behoudt.
4
De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het scheiden van bol- of knolgewassen van losse verontreinigingen, gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 9.
Met een dergelijke inrichting kunnen op eenvoudige wijze aarde, 5 stenen en andere akkerresten, die bij het rooien met de bol- of knolgewassen meekomen, van elkaar worden gescheiden. Daarbij kan een deel van de vervuilingen worden aangewend om in een watermassa een gewenste dichtheid tot stand te brengen, waarmee het vloeibare mengsel als scheidingsmedium kan dienen voor daarop drijvende lichtere delen (de 10 knollen) en daarin omlaag zinkende af te scheiden delen (de verontreinigingen). Doordat bij deze werkwijze juist een bepaalde verdichting van het water is gewenst hoeft het spoelwater niet continu te worden ververst en kan derhalve met een relatief kleine hoeveelheid spoelwater worden volstaan, hetgeen uit zowel economisch als 15 milieutechnisch oogpunt gunstig is. Bovendien kan de inrichting, vanwege de geringe omvang van de benodigde waterbak, eenvoudig mobiel worden uitgevoerd, waardoor deze op het land, nabij de plaats van rooien, kan worden opgesteld.
In een nadere uitwerking wordt een inrichting volgens de 20 uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van conclusies 10-13.
Met behulp van een eerste en tweede vlotter kunnen respectievelijk de boven- en ondergrens van de dichtheid van het vloeistofmengsel worden bewaakt. Het verplaatsingssignaal van de vlotters kan aan een alarmsignaal worden gekoppeld, zodat bij overschrijding van een van de 25 grenzen een alarm wordt afgegeven, waarna de dichtheid handmatig op een gewenste waarde kan worden teruggebracht, bijvoorbeeld door extra verontreinigingen toe te voegen, door meer of minder nieuw water aan te voeren en/of door de afvoersnelheid van bezonken verontreinigingen aan te passen. Een en ander kan ook automatisch worden gerealiseerd, door het 30 verplaatsingssignaal van de vlotters te koppelen aan geschikte * ^ ‘ v3·ή ö 5 stuurmiddelen waarmee genoemde aan- en afvoer van vers water en/of verontreinigingen kan worden bediend.
In een voordelige uitvoering wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 15.
5 Door een in de bak gelegen einde van de tweede afvoermiddelen in hoogte verstelbaar uit te voeren, kan de ligging van dit einde onder de waterspiegel steeds worden aangepast aan de heersende dichtheid in het watermengsel. Meer in het bijzonder kan deze ligging worden afgestemd op een in hoogte variërende ligging van een scheidingsvlak tussen het 10 watermengsel enerzijds en daarin omlaag gezakte verontreinigingen anderzijds. Naarmate de dichtheid van het mengsel tijdens gebruik toeneemt, door toename van de hoeveelheid vuildeeltjes daarin, zullen de verontreinigingen minder snel en/of minder ver omlaag zakken en zal genoemd scheidingsvlak hoger liggen. In dat geval kan het in de bak 15 gelegen einde van de tweede afvoermiddelen omhoog worden verplaatst, om te verhinderen dat verontreinigingen tezamen met de bollen door dit einde uit het water worden geschept.
In de verdere volgconclusies worden nadere voordelige uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting, samenstel en een 20 werkwijze volgens de uitvinding voor het scheiden van bol- of knolgewassen en daartussen gelegen verontreinigingen.
Ter verduidelijking van de uitvinding zal een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding alsmede een werkwijze worden beschreven aan de hand van de tekening. Daarin toont: 25 fig. 1 een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, in gedeeltelijke doorsnede; fig. 2 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1; en fig. 3 een doorsnede van de inrichting volgens fig. 1, langs lijn I-I.
De figuren 1, 2, en 3 tonen een inrichting volgens de uitvinding 30 voor het scheiden van bol- of knolgewassen van losse daartussen gelegen - / ''' 6 verontreinigingen, omvattende een met water gevulde bak 3 waarin voorafgaand aan en tijdens gebruik een zodanige hoeveelheid van de af te scheiden verontreinigingen wordt opgelost of vermengd, dat de dichtheid van het resulterende mengsel of de suspensie tijdens gebruik groter is dan 5 die van de bol- of knolgewassen en kleiner dan die van de af te scheiden verontreinigingen. Hierdoor zullen de bol- of knolgewassen blijven drijven en de verontreinigingen worden afgescheiden doordat deze in het mengsel bezinken tot onder de bol- of knolgewassen.
De met het mengsel gevulde bak 3 is voorzien van een bodemvlak 10 10, dat aan twee langszijden en een eerste kopse zijde is omgeven door drie rechtopstaande wanden 11 en aan de tweede kopse zijde overgaat in een dieper deel 12, dat wordt begrensd door een vierde schuin oplopende wand 13. Evenwijdig aan deze schuine wand 13 strekken zich eerste afvoermiddelen 5 uit, vanaf het lager dan het bodemvlak 10 gelegen deel 12 15 van de bak 3 tot voorbij de bovenrand van deze bak 3. Hiermee kunnen bezonken verontreinigingen 22, zoals stenen, kluiten en dergelijke, tijdens gebruik uit de bak 3 worden verwijderd en vervolgen worden opgevangen in een niet nader getoonde opvangtank of worden uitgestort over de akker waaruit deze verontreinigingen 22 oorspronkelijk afkomstig zijn. Dit 20 verwijderen geschiedt ten minste periodiek en bij voorkeur continu. Tegenover de eerste afvoermiddelen 5 zijn tweede afvoermiddelen 6 opgesteld, waarvan een vrij einde 7 is gelegen onder de waterspiegel 14. Dit vrije einde 7 is in hoogte verstelbaar, op het nut waarvan nog wordt teruggekomen. De in gebruik op of nabij het wateroppervlak 14 drijvende 25 bol- of knolgewassen 20 kunnen met dit einde 7 uit het water worden geschept en via een schuin oplopend banddeel tot buiten de bak 3 worden getransporteerd, naar een niet nader getoond opvangpunt. De afvoermiddelen 5, 6 zijn beide uitgevoerd als een transportband, aangedreven door respectieve motoren 25, 26. Het oppervlak van deze 30 transportbanden is bij voorkeur waterdoorlatend, zodat eventueel door deze 7 banden meegenomen water niet tot buiten de bak 3 wordt meegevoerd. De banden kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een spijlenband, rollentransporteur of jakobsladder.
Tussen de eerste en tweede afvoermiddelen 5, 6 zijn boven de open 5 bovenzijde van de bak 3 eerste aanvoermiddelen 15 voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een naar de bak 3 aflopende rollenband, een stortkoker of een geleidebaan. Hiermee kunnen de bol- en knolgewassen 20 met de zich daartussen bevindende verontreinigingen 22 in de bak 3 worden gedeponeerd. Deze eerste aanvoermiddelen 15 hoeven geen deel uit te 10 maken van de inrichting 1, maar kunnen ook onderdeel vormen van bijvoorbeeld een rooiinrichting, in welk geval de bak 3 naast deze rooiinrichting, onder een uiteinde van de eerste aanvoermiddelen 15 kan worden opgesteld. Voorts kunnen aan de bak 3 tweede aanvoermiddelen 16 worden gekoppeld en pompmiddelen (niet getoond) voor de toevoer van 15 water. Hiermee kan de bak 3 bij aanvang van de werkwijze worden gevuld en tijdens gebruik worden voorzien van vers water om de dichtheid van het spoelwater binnen gewenste waarden te houden. Op het hoger gelegen bodemdeel van de bak 3 zijn transportmiddelen aangebracht in de vorm van een vijzel 8. Deze vijzel 8 strekt zich met een lengteas 9 parallel uit aan het 20 bodemvlak 10 en wordt aangedreven door een buiten de bak 3 onder de bodem 10 opgestelde motor 27. Door deze vijzel 8 wordt tijdens gebruik een rustige rondgaande stroming in het water opgewekt, waarvan de richting in fig. 1 is aangegeven door pijl A. Deze stroming voert tijdens gebruik nabij het wateroppervlak 14 drijvende knolgewassen 20 richting de tweede 25 afvoermiddelen 6 en tot onder de knolgewassen 20 gezonken verontreinigingen 22 richting de eerste afvoermiddelen 5. De rotatiesnelheid van de vijzel 8 wordt bij voorkeur zodanig ingesteld, dat de hierdoor opgewekte stroming een goede menging van de in het water gesuspendeerde vuildeeltjes tot stand brengt, zonder reeds bezonken 30 verontreinigingen 22 opnieuw in roulatie te brengen.
8
Voor het bewaken van een maximaal toelaatbare dichtheid van het water, althans het mengsel van water en daarin gesuspendeerde vuildeeltjes, is een vlotter 17 in bak 3 aangebracht. Deze vlotter 17 heeft een soortelijk gewicht dat gelijk is aan of net iets kleiner is dan deze te 5 bewaken bovengrens, welke bovengrens op zijn beurt kleiner is dan het soortelijk gewicht van de af te scheiden verontreinigingen 22, bijvoorbeeld tussen ongeveer 1200 en 1700 kg/m3. Voorts zijn stuurmiddelen 21 voorzien, die bij overschrijding van de maximaal toelaatbare dichtheid door de vlotter 17 bijvoorbeeld de toevoer van vers water en/of de afvoer van bezonken 10 verontreinigingen kunnen vergroten, zodat de dichtheid wordt teruggeregeld naar een gewenste waarde. Eventueel kan een tweede vlotter 18 worden toegepast voor het bewaken van een ondergrens van de dichtheid. Deze tweede vlotter 18 heeft daartoe een soortelijk gewicht dat gelijk is aan of groter is dan de minimum gewenste dichtheid, welke 15 minimum dichtheid ten minste groter is dan het soortelijk gewicht van de te reinigen knolgewassen 20, bijvoorbeeld tussen ongeveer 1000 tot 1200 kg/m3 bij uien en bijvoorbeeld tussen ongeveer 1500 tot 1700 kg/m3 bij irisbollen. De vlotter 18 kan op overeenkomstige wijze als vlotter 17 worden gekoppeld aan stuurmiddelen 21 om de toevoer van verontreinigingen te vergroten 20 en/of de aanvoer van vers water te verminderen teneinde de dichtheid terug te brengen op een minimale gewenste waarde.
De beschreven inrichting kan als volgt worden gebruikt. Nadat bak 3 is gevuld met water via de tweede aanvoermiddelen 16, wordt de dichtheid daarvan op een gewenste waarde gebracht. Daartoe wordt een hoeveelheid 25 verontreinigingen 22, bijvoorbeeld klei, aan het water toegevoegd, welke met behulp van de vijzel 8 gelijkmatig in het water wordt vermengd. Bij voorkeur wordt juist zoveel klei toegevoegd, dat de minimaal benodigde dichtheid wordt bereikt. Bij deze dichtheid zal de tweede vlotter 18 juist beginnen te stijgen richting het wateroppervlak 14. Eventueel kan een 30 grotere aanvangsdichtheid worden ingesteld, door meer verontreinigingen 101 ί,ίιώϋ^ 9 22 in het water te mengen, echter, met het oog op de tijdens gebruik nog toenemende dichtheid verdient het de voorkeur te beginnen met een zo laag mogelijke dichtheid, waarbij de knol- of bolgewassen juist blijven drijven, welke bij het scheiden van verontreinigingen van bijvoorbeeld aardappelen 5 kan liggen op ongeveer 1000 tot 1200 kg/m3. Overigens zij opgemerkt dat het te gebruiken water geen leidingwater hoeft te zijn, maar ook bijvoorbeeld water uit een nabij gelegen sloot kan zijn.
Vervolgens worden de gerooide bol- of knolgewassen 20 met de zich los daartussen bevindende verontreinigingen 22, zoals kluiten aarde, los 10 zand, stenen en andere onregelmatigheden, toegevoerd aan bak 3, via daartoe geschikte eerste aanvoermiddelen 15. Eenmaal in het water, zullen de bolgewassen 20 op of net onder het wateroppervlak 14 blijven drijven, terwijl de zwaardere verontreinigingen 22 omlaag zakken. Terwijl deze scheiding plaatsvindt, drijven de bollen 20 onder invloed van de door de 15 vijzel 8 opgewekte stroming A richting de tweede afvoerband 6 en worden de geheel of gedeeltelijk gezonken vuildelen 22 meegevoerd richting de eerste afvoerband 5. Bij aankomst van de bollen 20 bij de afvoerband 6, worden deze door het einde 7 uit het water geschept. Dit einde 7 is daartoe op een zodanige diepte onder het wateroppervlak 14 aangebracht, dat hiermee de 20 knollen 20 wél en nog niet volledig omlaag gezakte vuildelen 22 niet worden opgeschept. Het einde 7 ligt dus bij voorkeur boven het scheidingsvlak tussen genoemde omlaag gezakte vuildelen en het daarboven gelegen mengsel van water en fijnere vuildeeltjes. De ligging van dit scheidingsvlak wordt onder meer bepaald door de snelheid waarmee de vuildelen omlaag 25 zakken, hetgeen samenhangt met de dichtheid van het watermengsel.
Aangezien deze dichtheid tijdens gebruik varieert, zal ook de ligging van het scheidingsvlak variëren. Dankzij de instelbaarheid van het einde 7 kan op deze variaties worden ingespeeld en kan de ligging van dit einde 7 steeds zodanig worden ingesteld dat hiermee slechts bolgewassen 20 uit de bak 3 30 worden geschept. Deze instelling kan eventueel geschieden met behulp van V v . ' 10 op het einde 7 aangrijpende tweede stuurmiddelen 23, welke op grond van een door de eerste en/of tweede vlotter 17, 18 afgegeven dichtheidssignaal de ligging van dit einde 7 onder de waterspiegel 14 kunnen aanpassen. De door het einde 7 uit de bak 3 geschepte bol- of knolgewassen 20 worden 5 vervolgens uit de inrichting afgevoerd, bijvoorbeeld naar een opvangbak, of een wasinrichting, voor het verwijderen van hardnekkig vuil zoals aanklevende klei.
De continu veranderende dichtheid van het water wordt met behulp van de eerste en tweede vlotter 17, 18 en de daarop aangesloten 10 stuurmiddelen 21 binnen een minimum en maximum waarde gehouden. Zolang de dichtheid onder een vooraf bepaalde bovengrens blijft, bij welke dichtheid de af te scheiden verontreinigingen nog juist bezinken, bijvoorbeeld 1700 kg/m3 zal de eerste vlotter 17 zich nabij de bodem 10, althans onder het wateroppervlak 14 bevinden en zal de tweede vlotter 18 15 op of nabij het wateroppervlak 14 drijven. Wanneer de bovengrens wordt overschreden, doordat tijdens gebruik fijne vuildeeltjes in het water worden opgenomen, komt de eerste vlotter 17 omhoog. Deze verticale verplaatsing kan eenvoudig worden gedetecteerd, op grond waarvan de stuurmiddelen 21 kunnen worden geactiveerd. Deze kunnen de aanvoer van vers water en/of 20 de afvoer van verontreinigingen 22 vergroten, zodat de dichtheid zal dalen. In plaats van in te grijpen met de stuurmiddelen 21 kan ook een alarmsignaal worden afgegeven, waarna de gewenste dichtheid handmatig kan worden bijgesteld. De tweede vlotter 18 is met name nuttig bij aanvang van de werkwijze, bij het tot stand brengen van een juiste begindichtheid.
25 Zolang de dichtheid van het water kleiner is dan de minimaal gewenste dichtheid, zal de tweede vlotter 18, net als de eerste vlotter 17, op of nabij de bodem zijn gelegen. Pas wanneer voldoende verontreinigingen 22 in het water zijn gemengd om de dichtheid te doen toenemen tot de gewenste minimale dichtheid, zal de tweede vlotter 18 boven komen drijven. Wanneer 30 tijdens gebruik de dichtheid onder de minimum dichtheid daalt, zal de 11 vlotter 18 zinken en kan op hierboven beschreven wijze een alarm- en/of stuursignaal worden gegenereerd en de dichtheid worden teruggeregeld naar een gewenste waarde, hetzij handmatig, hetzij automatisch, door het toevoegen van extra verontreinigingen.
5 Met de hierboven beschreven inrichting en werkwijze kunnen op eenvoudige en snelle wijze bol- en knolgewassen 20 worden gescheiden van losse daartussen gelegen verontreinigingen 22. Voor deze werkwijze is relatief weinig water nodig, waardoor met een kleine bak 3 kan worden gewerkt en bovendien na afloop slechts weinig vervuild water hoeft te 10 worden afgevoerd. Een kleine bak 3 biedt het voordeel dat hiermee een relatief lichte inrichting 1 kan worden gebouwd, die eenvoudig mobiel kan worden uitgevoerd. Een dergelijke mobiele inrichting kan nabij een rooiinrichting worden op gesteld of zelfs tijdens het rooien daarnaast meerijden. De gerooide bol- en knolgewassen 20 kunnen in dat geval 15 rechtstreeks vanuit de rooiinrichting in de bak 3 worden gebracht. Het onmiddellijk scheiden van de bol- en knolgewassen 20 van rooiresten is gunstig omdat de afgescheiden resten eenvoudig kunnen worden teruggestort op de akker waaruit deze afkomstig zijn. Hierdoor gaan geen stoffen, zoals voedingsstoffen, bestrijdingsmiddelen en dergelijke die zich 20 mogelijk in de rooiresten bevinden, verloren, en wordt verhinderd dat deze stoffen elders tot milieutechnische problemen kunnen leiden. Aangezien dergelijke verontreinigingen 22 bovendien slechts onnodige ballast zouden vormen tijdens verder transport van de bol- of knolgewassen 20, is het voordelig deze resten in een zo vroeg mogelijk stadium van de bolgewassen 25 te scheiden. Met name wanneer de akker waaruit de bol- of knolgewassen 20 worden gerooid voornamelijk uit zandgrond bestaat, verdient het de voorkeur naast deze zandgrond tevens een kleimineraal toe te voegen in de bak 3. Het kleimineraal suspendeert gemakkelijk in het zich in de bak 3 bevindende mengsel of de suspensie en helpt zodoende de dichtheid daarvan 30 op een gewenst peil te brengen en/of te houden.
ιοί en-:.£' 12
De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekeningen getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.
Zo kunnen de bol- en knolgewassen door een zich ten minste 5 gedeeltelijk onder water uitstrekkende, waterdoorlatende transportband vanaf de toevoermiddelen tot aan de afvoermiddelen worden verplaatst, in plaats van door een in het water opgewekte stroming. Het water kan door andere middelen dan de getoonde vijzel in beweging worden gebracht, bijvoorbeeld door middel van een of meerdere in de bak opgestelde 10 schroeven. De dichtheid kan worden bewaakt of gemeten met andere meetmiddelen dan de beschreven vlotters, bijvoorbeeld door een representatief deel van het mengsel periodiek of continu door een omleiding met een gedefinieerd volume te leiden en de massa daarvan te meten, hetgeen een directe maat is voor de dichtheid van het mengsel. Voorts 15 kunnen de bezonken verontreinigingen, in plaats van via een lopende band, door middel van een nabij het laagste punt van de bak opgesteld cellenrad of separator worden afgevoerd. Het rad kan periodiek of wanneer een cel vol is worden gedraaid over een zodanige hoek, dat een lege cel boven komt te liggen en de volle cel buiten de bak kan worden geleegd.
20 Deze en vele variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.
Li <

Claims (20)

1. Werkwijze voor het scheiden van bol- of knolgewassen (20) van losse verontreinigingen (22) zoals kluiten, stenen en zand, waarbij de bol- of knolgewassen (20) tezamen met de verontreinigingen (22) in een vloeibaar mengsel of suspensie (4) worden gebracht, welk mengsel of suspensie (4) een 5 dichtheid heeft die groter is dan die van de bol- of knolgewassen (20) en kleiner dan, of althans gedeeltelijk gelijk is aan die van de af te scheiden verontreinigingen (22), een en ander zodanig dat de bol- en knolgewassen (20) in of nabij het bovenoppervlak (14) in drijvende toestand worden gebracht en/of gehouden, en de verontreinigingen (22), althans het grootste 10 deel daarvan, binnen relatief korte tijd onder invloed van de zwaartekracht omlaag zakken, tot onder de bol- of knolgewassen (20).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het vloeibare mengsel of de suspensie (4) wordt gevormd door water voorafgaand aan en tijdens gebruik te vermengen met een zodanige hoeveelheid verontreinigingen, in het 15 bijzonder de af te scheiden verontreinigingen (22), zoals klei en zand, dat een mengsel of suspensie (4) met de gewenste dichtheid wordt verkregen.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het vloeibare mengsel of de suspensie (4) tijdens gebruik in beweging wordt gehouden, zodat de daarin gemengde of gesuspendeerde vaste delen (22) in hoofdzaak 20 gelijkmatig over het mengsel of de suspensie (4) worden verspreid.
4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de omlaag gezakte verontreinigingen (22) tijdens gebruik ten minste periodiek, bij voorkeur continu, uit het vloeibare mengsel of de suspensie (4) worden verwijderd.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de uit het vloeibare mengsel of de suspensie (4) verwijderde verontreinigingen (22) worden teruggestort nabij de locatie waar de bol- en knolgewassen (20) zijn gerooid.
6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de dichtheid van het mengsel of de suspensie (4) op een gewenst waarde, althans binnen vooraf bepaalde grenzen wordt geregeld door meer of minder vloeistof, in het bijzonder water, en/of verontreinigingen (22) toe te voegen 5 en/of bezonken verontreinigingen (22) te verwijderen.
7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in het vloeibare mengsel of de suspensie (4) een stroming (A) wordt opgewekt, die de omlaaggezakte verontreinigingen (22) meevoert richting eerste afvoermiddelen (5) en de bol- of knolgewassen (20) meevoert richting tweede 10 afvoermiddelen (6), via welke tweede afvoermiddelen (6), in het bijzonder een in het vloeibare mengsel of de suspensie (4) gelegen einde (7) daarvan, de bol- of knolgewassen (20) uit het mengsel of de suspensie (4) worden geschept en afgevoerd.
8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 15 bol- of knolgewassen (20) door een rooiinrichting van een akker worden genomen en vervolgens met zich daartussen bevindende akkerresten, zoals zand en klei, uit de rooiinrichting in een met een mengsel of suspensie (4) van water en zand en/of klei gevulde bak (3) worden gebracht via eerste toevoermiddelen (15), in welk mengsel of suspensie (4) de bol- of 20 knolgewassen (20) in of nabij het oppervlak (14) blijven drijven en in welk mengsel of suspensie (4) een deel van de akkerresten (22) zich, onder invloed van in de bak (3) opgestelde middelen (8), mengt en een resterend deel van de akkerresten (22) binnen relatief korte tijd, bij voorkeur binnen ongeveer een uur, onder invloed van de zwaartekracht omlaag zakt, ten 25 minste tot onder de bol- of knolgewassen (20), waarna de bol- of knolgewassen (20) worden afgevoerd naar een wasinrichting of een ander bewerkingsstation en waarbij de omlaag gezakte akkerresten (22) periodiek of continu uit de bak (3) worden verwijderd en worden teruggestort op de akker waar de bol- of knolgewassen (20) zijn gerooid.
9. Inrichting voor het scheiden van bol- of knolgewassen (20) van in hoofdzaak losse verontreinigingen (22), zoals kluiten aarde, klei en zand, in het bijzonder voor toepassing van een werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een bak (3) gevuld met een mengsel of 5 suspensie (4) van water en verontreinigingen (22), welke bak (3) is voorzien van eerste aanvoermiddelen (15) voor de aanvoer van met verontreinigingen (22) vermengde bol- of knolgewassen (20), eerste afvoermiddelen (5) voor de afvoer van tijdens gebruik afgescheiden verontreinigingen (22), tweede aanvoermiddelen (16) voor het aanvoeren van water, tweede afvoermiddelen 10 (6) voor de afvoer van de bol- of knolgewassen (20), middelen (8) voor het in beweging houden van het mengsel of de suspensie (4) en het handhaven van een bij voorkeur in hoofdzaak homogene dichtheid, een en ander zodanig, dat tijdens gebruik de dichtheid van het mengsel of de suspensie (4) van water en verontreinigingen (22) een zodanige waarde heeft, dat de bol- of 15 knolgewassen (20) in of nabij het oppervlak (14) daarvan kunnen drijven en het grootste deel van de verontreinigingen (22) hierin kan bezinken, ten minste tot onder de bol- of knolgewassen (20).
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij meetmiddelen (17, 18) zijn voorzien voor het bewaken van de dichtheid en stuurmiddelen (21) voor het 20 op basis van de gemeten dichtheid aansturen van ten minste de eerste afvoermiddelen (5) en/of de tweede aanvoermiddelen (16).
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de meetmiddelen voor het bewaken van de dichtheid een vlotter (17) omvatten waarvan het drijfvermogen kleiner is dan of gelijk is aan de maximum gewenste 25 dichtheid van het mengsel of de suspensie (4) van water en verontreinigingen (22).
12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij de meetmiddelen voor het bewaken van de dichtheid voorts een tweede vlotter (18) omvatten met een drijfvermogen dat groter is dan of gelijk is aan de minimum 1016932* gewenste dichtheid van het mengsel of de suspensie (4) van water en verontreinigingen (22).
13. Inrichting volgens een van de conclusies 9-12, waarbij stuurmiddelen (21) zijn voorzien, in het bijzonder kleppen, voor het op basis 5 van een gemeten dichtheid van het mengsel of de suspensie (4) van water en verontreinigingen (22) regelen van de toevoer van water en/of verontreinigingen (22) en/of de afvoer van bezonken verontreinigingen (22).
14. Inrichting volgens een van de conclusies 9-13, waarbij de dichtheid van het mengsel of de suspensie (4), althans nabij het wateroppervlak (14), 10 tijdens gebruik is gelegen tussen 900 en 1800 kg/m3, meer in het bijzonder is gelegen tussen ongeveer 1000 en 1700 kg/m3 en bij voorkeur is gelegen tussen ongeveer 1200 en 1500 kg/m3.
15. Inrichting volgens een van de conclusies 9-14, waarbij de tweede afvoermiddelen (6), voor het afvoeren van de bol- of knolgewassen (20), een 15 hellende transportband omvatten, waarvan een in de bak (3) gelegen einde (7) in hoogte verstelbaar is.
16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij tweede stuurmiddelen (23) zijn voorzien, voor het op basis van een gemeten dichtheid van het mengsel of de suspensie (4) regelen van de hoogte van het in de bak (3) gelegen einde 20 (7) van de tweede afvoermiddelen (6).
17. Inrichting volgens een van de conclusies 9-16, waarbij de middelen (8) voor het in beweging houden van het vloeibare mengsel of de suspensie (4) een vijzel omvatten.
18. Inrichting volgens een van de conclusies 9-17, waarbij de inrichting 25 (1) verrijdbaar is.
19. Inrichting volgens een van de conclusies 9-18, waarbij de inrichting (1) via de tweede afvoermiddelen (6) is aangesloten of aansluitbaar is op een wasinrichting, voor het verder reinigen van de bol- of knolgewassen (20).
20. Samenstel van een inrichting (1) volgens een van de conclusies 9- 30 19 en een rooiinrichting, waarbij de inrichting (1) is opgesteld nabij de /· 'VN f rooiinrichting en waarbij de eerste aanvoermiddelen (15) deel uitmaken van de rooiinrichting.
NL1016982A 2000-12-22 2000-12-22 Werkwijze en inrichting voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen. NL1016982C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016982A NL1016982C2 (nl) 2000-12-22 2000-12-22 Werkwijze en inrichting voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016982 2000-12-22
NL1016982A NL1016982C2 (nl) 2000-12-22 2000-12-22 Werkwijze en inrichting voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1016982C2 true NL1016982C2 (nl) 2002-06-25

Family

ID=19772649

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1016982A NL1016982C2 (nl) 2000-12-22 2000-12-22 Werkwijze en inrichting voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1016982C2 (nl)

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2008929C2 (nl) * 2012-06-04 2013-12-05 Dijke Beheer B V Van Inrichting en werkwijze voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen.
CN104207309A (zh) * 2014-08-26 2014-12-17 王辉 薯片生产用原料预处理用节水设备
CN112314986A (zh) * 2020-12-08 2021-02-05 张静 一种循环利用水分的农产品加工用红薯清洗装置

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2213024A1 (en) * 1973-01-09 1974-08-02 Maguin Ste Nle Ets Beetroot washing appts. with ascending water flow - for removal of stones and ligneous matter
US4111798A (en) * 1976-11-30 1978-09-05 Battelle Development Corporation Separation of solids by varying the bulk density of a fluid separating medium
FR2442600A1 (fr) * 1978-11-29 1980-06-27 Rech Applic Chimiques Meca Installation pour le debourbage et l'epierrage de betteraves
US4865722A (en) * 1987-09-01 1989-09-12 Max Ririe Method and apparatus for separation using fluidized bed
NL9301204A (nl) 1993-07-09 1995-02-01 Konstruktie En Machinebouw Van Inrichting en werkwijze voor het milieubewust wassen van aardappelen en dergelijke knolgewassen.
EP0715815A1 (en) * 1994-11-08 1996-06-12 Konstruktie- en Machinebouw van Dijke Zeeland B.V. Apparatus and method for washing potatoes and like tuberous plants

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2213024A1 (en) * 1973-01-09 1974-08-02 Maguin Ste Nle Ets Beetroot washing appts. with ascending water flow - for removal of stones and ligneous matter
US4111798A (en) * 1976-11-30 1978-09-05 Battelle Development Corporation Separation of solids by varying the bulk density of a fluid separating medium
FR2442600A1 (fr) * 1978-11-29 1980-06-27 Rech Applic Chimiques Meca Installation pour le debourbage et l'epierrage de betteraves
US4865722A (en) * 1987-09-01 1989-09-12 Max Ririe Method and apparatus for separation using fluidized bed
NL9301204A (nl) 1993-07-09 1995-02-01 Konstruktie En Machinebouw Van Inrichting en werkwijze voor het milieubewust wassen van aardappelen en dergelijke knolgewassen.
EP0715815A1 (en) * 1994-11-08 1996-06-12 Konstruktie- en Machinebouw van Dijke Zeeland B.V. Apparatus and method for washing potatoes and like tuberous plants

Cited By (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2008929C2 (nl) * 2012-06-04 2013-12-05 Dijke Beheer B V Van Inrichting en werkwijze voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen.
WO2013183992A1 (en) 2012-06-04 2013-12-12 Van Dijke Beheer B.V. Apparatus and method for removing tare from tuberous or bulbous crops
CN104207309A (zh) * 2014-08-26 2014-12-17 王辉 薯片生产用原料预处理用节水设备
CN104207309B (zh) * 2014-08-26 2016-05-04 王辉 薯片生产用原料预处理用节水设备
CN112314986A (zh) * 2020-12-08 2021-02-05 张静 一种循环利用水分的农产品加工用红薯清洗装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4306974A (en) Vibratory screening apparatus for screening liquids
JP4829744B2 (ja) 選別装置
RU2615812C2 (ru) Усовершенствованное устройство для опорожнения тарных емкостей с плодоовощной продукцией
US5110454A (en) Apparatus for reclaiming gravel, soil particles and wood pieces from a mixture of the same
US4243527A (en) Particulate material separator and method
JP5292483B2 (ja) 湿式選別装置
US3795316A (en) Industrial waste processing apparatus
US4277334A (en) Oil and debris skimmer
US4274963A (en) Solids and liquid separating apparatus
US2865509A (en) Liquid filtering device
NL9401863A (nl) Inrichting en werkwijze voor het wassen van aardappelen en dergelijke knolgewassen.
JP2009136846A (ja) 粉粒体処理システム及び粉粒体処理方法
US20080135461A1 (en) Dense medium separator
NL1016982C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen.
US5240114A (en) Process for reclaiming gravel, soil particles, and wood pieces from a mixture of the same
US6561359B2 (en) Method and apparatus for removing lightweight particulates during processing of a primary material
US5439597A (en) Method for removing chemical contaminants from material and apparatus for same
NL1022854C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het reinigen van stranden.
US5833868A (en) Portable water recycler
NL2008929C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het van rooiresten ontdoen van knol- of bolgewassen.
US3701565A (en) Article input device for liquid-containing apparatus
NL194427C (nl) Inrichting en werkwijze voor het milieubewust wassen van aardappelen en dergelijke knolgewassen.
US5169004A (en) Method of and apparatus for treating building rubble
US4082655A (en) Pecan-worm separator process and apparatus
JP5292482B2 (ja) 湿式選別装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SEIC Seizure cancelled

Effective date: 20130214

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170101