NL1016722C2 - Inrichting voor het corrigeren van vervorming van de wervelkolom. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het corrigeren van vervorming van de wervelkolom.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het corrigeren van vervorming van de wervelkolom. Meer in het bijzonder betreft de uitvinding een inrichting voor het corrigeren van de vervorming van de wervelkolom die toe te schrijven is aan 5 scoliotische pathologieën.

Zoals bekend is, worden in het geval van pathologieën die van invloed zijn op de wervelkolom, zoals bijvoorbeeld scoliose, die een abnormale kromming met zich meebrengen van de wervelkolom, gewoonlijk correctietechnieken voor de vervorming gebruikt die eventueel ofwel 10 voorzien in het gebruik van stijve corsetten, of het gebruik van elektrische stimulatietechnieken ofwel in de meest ernstige gevallen van technieken van chirurgisch type.

Het gebruik van stijve corsetten is een methode die bijna niet meer verbreid is, terwijl het gebruik van elektrische stimulatie voor 15 de versterking van de rugspieren, zodanig dat door verhoging van de stevigheid van de spieren die zich bevinden langs de holte van de kromme van de wervelkolom, de positie van de kolom zelf wordt gecorrigeerd, door hem dus te dwingen een normale kromming in te nemen, een techniek is die blijkt te voldoen.

20 Het gebruik van elektrische stimulatie, hoewel hij in bepaalde gevallen werkzaam blijkt, is dat echter niet in de meest ernstige gevallen waarin de afwijking van de wervelkolom geprononceerd is. In dit geval is het inderdaad niet voldoende de spieren te versterken die zich opzij van de wervelkolom bevinden, en die betrekking hebben 25 op de zones met abnormale holte van de wervelkolom.

Tenslotte biedt het gebruik van de techniek van chirurgisch type, terwijl hij uiteraard zeer invasief is, toch de beste resultaten in de meest ernstige gevallen waarin het gebruik van de elektrische stimulatietechniek of stijve corsetten geen enkel effect 30 teweegbrengt.

Bij het gebruik van technieken van chirurgisch type voor de correctie van de vervorming van de wervelkolom, worden tegenwoordig 101 67 2 Pm - 2 - inrichtingen benut die geschikt zijn om een correctie mogelijk te maken van de vervorming van de wervelkolom. In het bijzonder worden deze inrichtingen gevormd door staafjes die tevoren gebogen moeten worden voordat ze in de wervel van de patiënt worden geschroefd, 5 zodanig dat de kromming van de wervelkolom wordt gevolgd, terwijl aldus een correctie-effeet van de vervorming wordt verkregen. Het voorafgaand buigen van de correctiestaafjes voor de vervorming van de wervelkolom wordt uitgevoerd om aan de staafjes een vorm te geven die een normale kromming van de wervelkolom weergeeft en dus de 10 excessieve kromming van een wervelkolom, aangedaan door scoliotische pathologieën, compenseert.

De fixatie van deze staafjes aan de wervels van de wervelkolom wordt evenwel gecompliceerd want hij maakt het nodig gaten te maken voor het plaatsen van de staafjes, en vooral moeten de staafjes zelf 15 tevoren worden gebogen en vervolgens aan de wervelkolom worden vastgezet, zonder de mogelijkheid te hebben eventueel de kromming te corrigeren wanneer de staafjes aan de wervelkolom worden aangebracht. Dit feit brengt noodzakelijk met zich mee dat men een absoluut exacte kromming moet maken, met de moeilijkheden die dat met zich meebrengt. 20 De voornaamste functie van de onderhavige uitvinding is een inrichting te realiseren voor de correctie van vervorming van de wervelkolom die het mogelijk maakt gemakkelijk te worden aangebracht aan de wervels van de wervelkolom.

In het kader van deze functie is een van de doeleinden van de 25 uitvinding een inrichting te realiseren voor de correctie van de vervorming van de wervelkolom waarmee het mogelijk zal zijn systemen voor dwarsstabilisatie toe te passen die met de staafjes worden verbonden voor een algemene stabilisatie van de inrichting.

Een ander doel van de uitvinding is een inrichting te 30 realiseren voor correctie van vervorming van de wervelkolom die evengoed geplaatst zal kunnen worden op lende-niveau als op borstniveau. Een ander doel, dat niet het laatste is, van de uitvinding is een inrichting te realiseren voor correctie van vervorming van de wervelkolom die zeer betrouwbaar zal zijn, 35 betrekkelijk gemakkelijk te vervaardigen en voor een concurrerende prijs.

Deze functie, alsmede deze doeleinden en andere, die uit het navolgende zullen blijken, worden verkregen dankzij een inrichting : te· - 3 - voor het corrigeren van vervorming van de wervelkolom, gekenmerkt doordat hij ten minste een schachtvormig element omvat, bestemd om te worden vastgehaakt aan de wervelkolom, vasthaakmiddelen die voorzien zijn van een haakvormig gedeelte voor het vasthaken aan de wervels 5 van de wervelkolom, en een holte die bestemd is voor het opnemen van het schachtvormige element, waarbij vastzetmiddelen aanwezig zijn voor het vastzetten van het schachtvormige element in de holte.

Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen beter blijken uit de volgende beschrijving van enkele uit-voe-10 ringsvoorbeelden aan de hand van de bijgaande tekening waarin: - figuur 1 perspectivisch een pedunculaire haak toont die deel uitmaakt van de inrichting voor correctie van vervorming van de wervelkolom volgens de uitvinding; - figuur 2 toont perspectivisch een vlak uitgevoerde . haak 15 volgens de uitvinding; - figuur 3 toont perspectivisch een verschoven vlakke haak volgens de uitvinding; figuur 4 geeft een door de pedunculus te steken schroef aan, gebruikt in de inrichting volgens de uitvinding; 20 - figuur 5 geeft een in de inrichting volgens de uitvinding gebruikte sacrale schroef weer; figuur 5a geeft een ander aanzicht van de in figuur 5 weergegeven sacrale schroef; figuur 6 geeft een in de inrichting volgens de uitvinding 25 gebruikte correctiestang voor de vervorming weer; figuur 7 geeft een stabilisatiestang weer met bijbehorende haken; - figuur 8 toont perspectivisch een voorbeeld van toepassing van de inrichting volgens de uitvinding bij een gedeelte van 30 de wervelkolom; figuur 9 geeft perspectivisch een intersomatische inrichting weer, gebruikt samen met de correctiestang voor de vervorming, volgens de uitvinding.

35 Verwijzend naar deze tekeningen omvat de inrichting volgens de uitvinding middelen voor het corrigeren van de vervorming van de wervelkolom, gevormd door een element in de vorm van een schacht ~ ' ·ί<· - 4 - (stang) , bestemd om aan de wervels te worden gehaakt en om op deze wervels een corrigerende werking voor de vervorming uit te oefenen.

Het schachtvormige element wordt aan de wervels bevestigd door haakmiddelen die aan een uiteinde voorzien zijn van een haakdeel dat 5 bestemd is om zich vast te haken aan de wervels van de wervelkolom, en een holte voor het schachtvormige element.

Het schachtvormige element is in bijzonderheden weergegeven in figuur 6 en wordt aangeduid door het verwijzingscijfer 1. Dit schachtvormige element heeft een buitenoppervlak dat gemarkeerd wordt 10 door groeven evenwijdig aan de hartlijn die de vastzetting in de holte van de haakmiddelen bevorderen, zoals dat nader in bijzonderheden zal worden weergegeven.

Het schachtvormige element 1 is modelleerbaar om zich aan te passen aan de anatomische kromme van de wervelkolom en aan de 15 correctie die vereist wordt in de operatiefase. Bij voorkeur wordt het vervaardigd uit titaan.

De middelen voor het vasthaken van het schachtvormige element 1 zijn weergegeven in figuren 1, 2, 3, 4, 5 en 5a. Deze vasthaakmiddelen, waarvan de verschillende uitvoeringsvormen 20 weergegeven zijn in figuren 1, 2 en 3 wat betreft de middelen voor het vasthaken van het schachtvormige element 1 aan de wervels, en in figuur 4, 5 en 5a wat betreft de middelen die geschikt zijn voor het vasthaken van het schachtvormige element aan de wervels zelf, worden aangeduid door het cijfer 10 wat betreft de eerste, en 20 wat betreft 25 de tweede.

De vasthaakmiddelen 10 omvatten aldus een onderste deel 11 dat haakvormig geprofileerd is en bestemd is om de verankering aan de wervels mogelijk te maken. De vasthaakmiddelen 10 omvatten verder een holte 12 die geschikt is om het schachtvormige element 1 op te nemen, 30 en dit schachtvormige element wordt dus vastgezet door vastzetmiddelen die gevormd worden door een schroef 13 die, wanneer hij aangedraaid wordt, aandrukt tegen het schachtvormige element 1 dat ondergebracht is in de holte op de plaats 12.

Op deze manier heeft het inbrengen van het schachtvormige 35 element 1, wanneer de schroef losgedraaid is, plaats op de plaats 12, en wanneer dat schachtvormige element 1 eenmaal op z'n plaats ligt wordt de schroef 13 aangedraaid om het schachtvormige element 1 in de holte vast te zetten, en dus de verankeringsmiddelen 10 vast te 101 6722·* - 5 - zetten in de stand van verankering aan de wervels, aangebracht met onderlinge afstanden langs het schachtvormige element 1, waardoor dit element kan worden vastgezet aan de wervels en de gewenste correctiewerking kan worden uitgeoefend.

5 Figuur 1 geeft een eerste uitvoeringsvorm van de vasthaakmiddelen 10 weer waarvan het plaatsen geschiedt na resectie van het caudale gedeelte van de onderste gewrichtsmassa.

Figuur 2 geeft een tweede uitvoeringsvorm van de vasthaakmiddelen 10 weer waarin, op soortgelijke wijze als in figuur 10 1, een deel aanwezig is dat voorzien is van een haak 11, een holte 12 en een vastzetmoer 13. Anders dan bij de in figuur in weergegeven uitvoeringsvorm is het van een haak 11a voorziene gedeelte niet gevorkt, zoals weergegeven in figuur 1, maar uitgevoerd als geheel deel.

15 Figuur 3 geeft een derde uitvoeringsvorm weer van de vasthaakmiddelen 10 en in dit geval is het van een haak voorziene gedeelte, aangeduid door het cijfer 11b, smaller dan het overeenkomstige haakgedeelte 11 en 11a in figuren 1 respectievelijk 2. Terwijl de vasthaakmiddelen 10 uit de uitvoeringsvorm van figuur 2 20 bij voorkeur gebruikt worden voor borst- en lendegebieden van de wervelkolom, worden de vasthaakmiddelen 10 van figuur 3 bij voorkeur gebruikt voor verankering aan dwarsuitsteeksels van de wervelkolom.

In de drie uitvoeringsvormen van figuren 1 tot 3 bezitten de vasthaakmiddelen 10 een van een haak voorzien gedeelte 11, 11a en 11b 25 met de holle zijde aangebracht in dezelfde richting als de holte van het schachtvormige element 1 in de holte 12. In de praktijk is de holte 12 aangebracht met zijn hartlijn evenwijdig aan de hartlijn die gaat door het middelpunt van de holte van het gedeelte met de haak.

Er zijn vasthaakmiddelen denkbaar waarin deze hartlijnen niet 30 evenwijdig aan elkaar lopen, afhankelijk van de plaatsing van het schachtvormig element 1 dat men wil verkrijgen.

Figuur 4 en figuren 5-5a geven respectievelijk een eerste en een tweede uitvoeringsvorm weer van vasthaakmiddelen voor het schachtvormige element 1 aan de wervels. Deze vasthaakmiddelen 35 omvatten pedunculaire kapschroeven 30, uitgerust met een holte 31 die bestemd is om het schachtvormige element te kunnen onderbrengen en de vastzetting daarvan met behulp van een moer 32 die geschroefd is op een bovenste van draad voorzien deel 33 van de schroef 30.

π i B 7 ? - 6 -

Daartoe is het, om de pedunculaire schroeven 30 te kunnen insteken, noodzakelijk de merkpunten van de wervelpedunculi te zoeken, vervolgens met een pons een gat te maken met een diepte van ongeveer 1 cm en daar de pedunculaire schroef 30 in te steken en 5 vastdraaien tot het afgeknotte kegelvormige gedeelte 34 van het lijf van de schroef zich volledig in het bot bevindt.

Afhankelijk van het type van de plaatsing van de schroef dat men wenst te verkrijgen, en dus van de daaruit voortvloeiende vastzetting voor het schachtvormige element 1 in de holte 31 van de 10 schroef 30, is het mogelijk schroeven te gebruiken met een lijfdeel dat een hoek vertoont ten opzichte van de hartlijn die gaat door het midden van het vastzetelement 32. Deze uitvoeringsvorm van de schroef 30 is weergegeven in figuur 5, en hier is de schroef aangeduid door het cijfer 30a. Zoals men ziet, bezit het lijf van de schroef een 15 hoek ten opzichte van de hartlijn die gaat door het middelpunt van het element 32 en zijn de functies van de holte 31 en van de moer dezelfde als weergegeven in figuur 4.

De inrichting voor correctie van de vervorming van de wervelkolom volgens de uitvinding voorziet verder in het gebruik van 20 dwarsstabilisatie-elementen, gevormd door een ander schachtvormig element 40 dat bestemd is om dwars te worden vastgehaakt ten opzichte van de schachtvormige elementen 1 die in lengterichting worden aangebracht langs de wervelkolom van de patiënt.

De schachtvormige elementen 40 zijn bestemd om te worden 25 verankerd aan de schachtvormige elementen 1 door verankeringsmiddelen 45, gevormd door haken waarvan de bijzonderheid is dat er twee holten zijn aangebracht voor de schachtvormige elementen 1 en voor de schachtvormige elementen 40.

Zoals weergegeven in figuur 7 is dus bij de 30 verankeringsmiddelen 45 een eerste plaats 46 aanwezig, bestemd voor het onderbrengen van het schachtvormige elementen 1, en een tweede plaats, aangebracht boven de eerste plaats, en geschikt voor het onderbrengen van het schachtvormige element 40, zodanig dat de beide schachtvormige elementen 40 en 1 onderling loodrecht komen te liggen, 35 Er is een vastzetmoer 47 aanwezig voor de vastzetting van het element 40 in de tweede holte.

Figuur 8 geeft perspectivisch de plaatsing weer van de schachtvormige elementen 1 langs de wervelkolom met de bijbehorende • , ' ·...; { - 7 - vastzetsystemen die het mogelijk maken de schachtvormige elementen aan de wervel vast te zetten en er dus de gewenste kromming aan te geven om het verloop van de wervelkolom te volgen.

Tenslotte geeft figuur 9 een afstandselement 50 weer, bestemd 5 om te worden geplaatst tussen een tussenwervelschijf en een naburig exemplaar. Dit afstandselement 50 wordt gevormd door een blokvormig lijf waarvan de over de lengte aangebrachte vaten 51 hol zijn, en waarvan de randen van de tegenover elkaar liggende holle vlakken 51 voorzien zijn van meerdere tanden 52 die een hoek vertonen en 10 geschikt zijn om de vastzetting van het afstandselement 50 mogelijk te maken wanneer dit laatste ingestoken wordt tussen een tussenwervelschijf en de naburige schijf.

De open vlakken 51 maken een intersomatische arthrodese mogelijk, dankzij het inbrengen van een botmatrix in het 15 afstandselement 50.

In de praktijk maken de plaatsing van de schachtvormige elementen 1 langs de wervelkolom en de bijbehorende verankering daarvan aan de wervel, alsmede de fixatie door de pedunculaire schroeven het mogelijk een trekkracht of een distractie van de 20 wervels van de wervelkolom uit te voeren en daaruit dus een correctie van de vervorming te verkrijgen om pathologieën te verhelpen, bijvoorbeeld scoliotische pathologieën, die de wervelkolom kunnen beïnvloeden.

De vervormingscorrectieinrichting volgens de uitvinding bezit 25 ontwijfelbare voordelen ten opzichte van de bekende oplossingen, want de kromming van de schachtvormige elementen 1 kan direct worden uitgevoerd wanneer ze ingestoken worden in hun respectieve holten in de vasthaakmiddelen 10, die met een van een haak voorzien gedeelte gefixeerd worden aan de wervels. Dat maakt het dus mogelijk te 30 vermijden dat men tevoren de schachtvormige elementen 1 moet buigen, met de daaruit voortvloeiende moeilijkheid wat betreft de keuze van de optimale kromming.

Met de inrichting volgens de uitvinding wordt deze kromming direct gerealiseerd tijdens de fase van het plaatsen van de 35 inrichting, en door de eenvoud van het vasthaken van het schachtvormige element 1 aan de wervels door de vasthaakmiddelen 10 wordt de gehele procedure vereenvoudigd ten opzichte van de 101 67 2 2«» - 8 - procedures die gebruikt worden voor de bekende inrichtingen voor correctie van de vervorming.

In de praktijk is vastgesteld dat de inrichting volgens de uitvinding volledig de eraan toegewezen rol vervult, want hij maakt . 5 het mogelijk een correctie uit te voeren voor de vervorming van de wervelkolom van de patiënt, eenvoudig en efficiënt, terwijl een nauwkeurigheid van de kromming van de schachtvormige elementen kan worden verkregen die beter is dan die welke met de bekende inrichtingen kan worden verkregen. Verder kan door de vereenvoudiging 10 van de vasthaakmiddelen een optimale vasthaking aan de wervels worden verkregen en een eveneens optimale en eenvoudige plaatsing van de schachtvormige elementen in de daarvoor bestemde holten.

De aldus uitgevoerde inrichting voor de correctie van een vervorming kan binnen het kader van de uitvindingsgedachte op 15 talrijke wijzen worden gewijzigd en gevarieerd.

Zo kunnen bijvoorbeeld de vasthaakmiddelen 10 aanwezig zijn ofwel in een rechter uitvoering of in een linker uitvoering, op basis van de plaats van de vasthaakmiddelen ten opzichte van de plaats van de schachtvormige elementen.

20 In de praktijk kunnen materialen en afmetingen van willekeurige aard worden gebruikt, afhankelijk van de behoeften en van de stand der techniek, mits ze compatibel zijn met het specifieke gebruik.

Claims (12)

1. Inrichting voor het corrigeren van vervorming van de wervelkolom, gekenmerkt doordat hij ten minste een schachtvormig • element (1) omvat, bestemd om te worden vastgehaakt aan de wervelkolom, vasthaakmiddelen (10) die voorzien zijn van een 5 haakvormig gedeelte (11) voor het vasthaken aan de wervels van de wervelkolom, en een holte (12) die bestemd is voor het opnemen van het schachtvormige element, waarbij vastzetmiddelen (13) aanwezig zijn voor het vastzetten van het schachtvormige element in de holte.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het haakvormige gedeelte een holte bezit waarvan de door het middelpunt ervan gaande hartlijn evenwijdig is aan de hartlijn van de holte die bestemd is om het schachtvormige element op te nemen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vastzetmiddelen een moer (13) omvatten die bestemd is om te komen liggen in de ruimte die ingenomen wordt door het schachtvormige element wanneer het schachtvormige element in de genoemde holte van de vasthaakmiddelen ligt. 20

4. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 3, gekenmerkt doordat het schachtvormige element (1) meerdere langsgroeven bezit, evenwijdig aan de hartlijn, om de vastzetting ervan in de holten van de vasthaakmiddelen te bevorderen. 25

5. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat hij verder vasthaakmiddelen (20) voor het schachtvormige element aan de wervels omvat, gevormd door schroeven (30) die voorzien zijn van een van draad voorzien lijf om in het bot te worden 30 gestoken en van een holte (31) voor het schachtvormige element, waarbij vastzetmiddelen (32) aanwezig zijn voor de vastzetting van het schachtvormige element in de holte die gevormd is in het bovenste gedeelte van de schroef.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de holte van het schachtvormige element die aangebracht is in het - 10 - bovenste gedeelte van de schroef zo is aangebracht dat de vastzetmiddelen de ruimte verkleinen waarover het schachtvormige . element in zijn holte beschikt. * 5 7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het feit dat het van draad voorziene gedeelte van het lijf van de schroef dezelfde hartlijn heeft als de vastzetmiddelen.

8. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, gekenmerkt doordat de 10 hartlijn van het van draad voorziene gedeelte van de schroef een hoek bezit ten opzichte van de door het middelpunt van de vastzetmiddelen gaande hartlijn.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt 15 doordat hij dwarsstabilisatiemiddelen (40) omvat, bestemd om te worden vastgehaakt aan de schachtvormige elementen die aangebracht zijn in lengterichting op de wervelkolom.

10. Inrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat de 20 dwarsstabilisatiemiddelen ten minste een ander schachtvormig element (40) omvatten, bestemd om te worden geplaatst loodrecht ten opzichte van het schachtvormige element (1), waarbij verankeringsmiddelen (45, 46) aanwezig zijn voor de verankering van dit andere schachtvormige element aan het eerste schachtvormige element. 25

11. Inrichting volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat de verankeringsmiddelen (45; 46) een haakgedeelte omvatten dat een eerste holte (46) vormt die geschikt is voor het opnemen van het schachtvormige element (1), terwijl een tweede holte gevormd is boven 30 die eerste plaats voor het opnemen van het andere schachtvormige element (40), waarbij het eerste en het tweede element loodrecht ten opzichte van elkaar komen te liggen.

12. Inrichting volgens conclusie 11, gekenmerkt doordat hij 35 vastzetmiddelen (47) omvat, geschikt om de vastzetting van het andere schachtvormige element (40) in de tweede holte mogelijk te maken. sd /> C' Cs . C., i w c c - -Ills. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat hij een afstandselement (50) omvat, bestemd om te worden geplaatst tussen twee naburige tussenwervelschijven. i 5 14. Inrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat het afstandselement (50) wordt gevormd door een blokvormig lijfdeel waarvan de vlakken (51) van de lengte open zijn om het inbrengen mogelijk te maken van een botmatrix in het afstandselement.

15. Inrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat de vlakken over de lengte van het afstandselement opzij van de openingen van deze vlakken voorzien zijn van meerdere tanden (52) , bestemd om de verankering van het afstandselement tussen twee naburige tussenwervelschijven mogelijk te maken. T · ·'/ ·; I