NL1013743C2 - Aandrijfsamenstel voor een beweegbaar voertuigonderdeel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Aandrijfsamenstel voor een beweegbaar voertuigonderdeel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een aandrijfsamenstel voor een beweegbaar voertuigonderdeel volgens de aanhef van conclusie 1.

Een aandrijfsamenstel volgens de aanhef van conclusie 1 is 5 bijvoorbeeld bekend uit DE 38 26 789.

In DE 38 26 789 wordt een motorvoertuig van het cabriolettype beschreven met een vouwdakinstallatie. De vouwdakinstallatie heeft meerdere beweegbare onderdelen, zoals de hoofdbeugel, de achterbeugel, de tonneau cover en diverse 10 grendels. Deze onderdelen kunnen elk een of meer standen innemen, waarin het betreffende onderdeel de toegang tot het voertuig of een gedeelte daarvan verhindert. Deze beweegbare voertuigonderdelen worden niet met de hand bediend maar middels bijbehorende hydraulische actuatoren zijn voorzien. De 15 elektromagnetisch bedienbare kleppen die behoren bij deze actuatoren verbinden - indien aan die kleppen geen elektrische bekrachtigingstroom wordt toegevoerd - de kamers van de actuatoren met het reservoir voor hydraulische vloeistof. Hierdoor is het mogelijk bij een storing de onderdelen van de 20 vouwdakinstallatie met de hand te bewegen.

Het bekende aandrijfsamenstel heeft een noodbedieningsmodus, waarin de actuatoren vrij beweegbaar zijn, zodanig dat de actuatoren een beweging van de onderdelen van de vouwdakinstallatie door externe krachtuitoefening op het 25 betreffende onderdeel anders dan met de actuatoren, in het bijzonder met de hand, toelaten. Deze noodbedieningsmodus is in het bijzonder wenselijk om de vouwdakinstallatie met de hand te kunnen bewegen bij een storing, zoals bijvoorbeeld het uitvallen van de elektrische spanning,of een storing van de bijbehorende 30 besturingseenheid.

In ÜS 5 825 147 is een motorvoertuig van het cabriolettype beschreven, waarbij de onderdelen van de vouwdakinstallatie worden bediend door middel van bijbehorende elektromechanische actuators, waarvan de werking wordt aangestuurd door een I 0 ί ·ϋ / 4 3 2 besturingseenheid. De besturingseenheid is gekoppeld met positiesensoren, die de stand van de beweegbare onderdelen detecteren, zodat bijvoorbeeld een botsing tussen de beweegbare onderdelen kan worden verhinderd. De besturingseenheid is ook 5 gekoppeld met diefstaldetectiemiddelen, in het bijzonder om aan de diefstaldetectiemiddelen te melden dat het vouwdak volledig gesloten of geopend is.

Voertuigen van het cabriolettype zijn vaak opvallend en tevens relatief kostbaar, waardoor dergelijke voertuigen 10 ongewenst vaak het doelwit zijn van diefstal van het voertuig zelf of diefstal uit het voertuig c.q. inbraak.

De onderhavige uitvinding beoogt maatregelen voor te stellen die een verbeterde beveiliging tegen diefstal/inbraak opleveren.

15 De onderhavige uitvinding verschaft daartoe een aandrijfsamenstel volgens de aanhef van conclusie 1, dat is gekenmerkt doordat het aandrijfsamenstel zodanig is uitgevoerd dat indien dit samenstel zich in de noodbedieningsmodus bevindt en het beweegbare onderdeel zich in een stand bevindt, waarin 20 het onderdeel de toegang tot het voertuig of een gedeelte daarvan verhindert, en vervolgens de diefstaldetectiemiddelen een diefstal of diefstalpoging detecteren de noodbedieningsmodus van het aandrijfsamenstel wordt opgeheven en doordat dan het aandrijfsamenstel in een blokkeermodus wordt gebracht, waarin de 25 vrije beweegbaarheid van de actuator is opgeheven en de actuator een beweging van het daarmee gekoppelde beweegbare voertuigonderdeel door externe krachtuitoefening op het onderdeel blokkeert.

De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat de 30 noodbedieningsmodus, die op zich zeer wenselijk is, het een dief vaak relatief eenvoudig maakt om toegang te krijgen tot het voertuig of een deel daarvan, bijvoorbeeld de kofferbak.

De uitvindinggedachte is nu diefstaldetectie te koppelen met de besturingseenheid van de actuator op een zodanig wijze 35 dat bij constatering van een diefstal(poging) de vrije beweegbaarheid van de met het betreffende onderdeel verbonden actuator wordt opgeheven en die actuator wordt geblokkeerd, J 01 37 4 3 3 zodat ook het onderdeel wordt geblokkeerd en dus niet (of niet verder) kan worden bewogen om toegang te krijgen tot het voertuig.

Bij het uit DE 38 26 789 bekende aandrijfsamenstel kan de 5 uitvinding worden gerealiseerd door in geval van een inbraak(-poging) een of meer kleppen van het hydraulische systeem te bekrachtigen, zodat die klep of kleppen sluiten en geen hydraulische vloeistof uit de actuator(s) kan wegstromen.

Bij het uit US 5 825 147 bekende aandrijfsamenstel, 10 waarbij elektromotoren worden toegepast voor het aandrijven van de onderdelen van de vouwdakinstallatie, zou de uitvinding bijvoorbeeld kunnen worden gerealiseerd door de wikkelingen van die motoren kort te sluiten of de motoren in geval van een inbraak(-poging) in bedrijf te stellen.

15 In een voordelige uitvoeringsvorm omvatten de diefstaldetectiemiddelen een positieopnemer, die is ingericht voor het waarnemen van de positie van het beweegbare voertuigonderdeel en ten minste is ingericht om waar te nemen of het zijn stand verlaat, waarin het betreffende onderdeel de 20 toegang tot het voertuig(-deel) verhindert. Deze uitvoering is in het bijzonder voordelig indien de positieopnemer niet alleen is gekoppeld met de diefstaldetectiemiddelen maar ook met de besturingseenheid voor het aansturen van de actuator.

In een praktisch eenvoudige uitvoering is de 25 positieopnemer een aan de actuator aangebrachte schakelaar, die ingericht om waar te nemen of de actuator zijn stand inneemt, die overeenkomt met de toegangsverhinderde stand van het betreffende onderdeel. Als dan het betreffende onderdeel naar de stand wordt bewogen, waarin de toegang tot het voertuig(-30 gedeelte) mogelijk is, en de daarmee gekoppelde actuator dus zijn hiervoor genoemde stand verlaat, geeft de schakelaar die waarneming door aan een diefstaldetectie-eenheid, die mede op basis van die informatie kan vaststellen of er sprake is van een poging tot diefstal.

35 In het bijzonder indien gebruik wordt gemaakt van een positieopnemer om de diefstal te detecteren zoals hiervoor is toegelicht heeft het verder de voorkeur dat in de blokkeermodus I ,, » - ; 4 ó 4 de actuator het betreffende onderdeel passief of actief aandrijft in de richting van de stand, waarin de toegang tot het voertuig(-gedeelte) wordt verhinderd. De detectie is dan immers gebaseerd op een verplaatsing van het onderdeel in de richting 5 van de toegangvrijgevende stand, zodat reeds een kier kan zijn ontstaan waar een dief bijvoorbeeld een stuk gereedschap in kan plaatsen.

Verdere voordelige uitvoeringen van het voertuig volgens de uitvinding zullen hierna nader worden toegelicht aan de hand 10 van de tekening. Daarbij toont: fig. 1 schematisch een gedeeltelijk zijaanzicht van een voertuig met een vouwdakinstallatie voorzien van een aandrijfsamenstel volgens de uitvinding, fig. 2 schematisch het voor de toelichting onderhavige 15 uitvinding relevante deel van het voertuig van fig. 1, en figs. 3a-c schematisch een gedeeltelijk zijaanzicht van een ander voertuig met vouwdakinstallatie voorzien van een aandrijfsamenstel volgens de uitvinding, waarbij de vouwdakinstallatie in drie verschillende standen is getoond.

20

De in fig. 1 slechts gedeeltelijk weergeven personenauto 1 van het cabriolettype heeft een hydraulisch aangedreven vouwdakinstallatie 2. De vouwdakinstallatie 2, waarvan een deel in fig. 2 in detail is getoond, omvat een voorste dakdeel 3, een 25 achterste dakdeel 4, en een om een zwenkas 5 zwenkbare hoofdbeugel 6. Een in bovenaanzicht U-vormige stofspanbeugel 7 is zwenkbaar om een evenwijdig aan de as 5 lopende zwenkas 8 met de hoofdbeugel 6 verbonden. De stofspanbeugel 7 dient voor het bewegen van het achterste deel 4 van het vouwdak. Aan beide 30 zijden van de auto 1 is telkens een stormstangsamenstel 9 aanwezig waarmee de stofspanbeugel 7 kan worden bewogen.

Elk stormstangsamenstel 9 omvat twee stangen 9a, 9b. Deze stangen 9a en 9b zijn bij punt 10 zwenkbaar om een as in hoofdzaak evenwijdig aan de assen 5 en 8 met elkaar verbonden.

35 Verder is de stang 9a aan zijn bovenste einde zwenkbaar verbonden met bevestigingspunt 11 van de hoofdbeugel 6 en is de stang 9b aan zijn onderste einde bij punt 12 zwenkbaar verbonden 1' ~ ^ i q * * · r w 5 met de stofspanbeugel 7.

In elk van de zijwanden van de auto 1 is een actuator voor het stormstangsamenstel 9, hier in de vorm van een dubbelwerkende hydraulische cilinder 30 geplaatst, welke 5 cilinders 30 parallel zijn aangesloten.

De cilinder 30 heeft een cilinderhuis met een daarin heen en weer beweegbaar zuiger/zuigerstangsamenstel 31, dat in het huis twee van elkaar gescheiden variabele arbeidskamers 32, 33 begrenst. De zuigerstang 31 is aandrijfmatig gekoppeld met het 10 stormstangsamenstel 9 en kan het stormstangsamenstel 9 bewegen tussen een gestrekte stand, waarin de stangen 9a en 9b daarvan in hoofdzaak in eikaars verlengde liggen (fig. 1 en 2) en daardoor de stofspanbeugel 7 naar beneden drukken, en een geknikte stand, waarin de stangen 9a en 9b ten opzichte van 15 elkaar onder een hoek liggen (niet getoond, de stofspanbeugel 7 ligt dan naast de hoofdbeugel 6).

De aandrijfmatige koppeling tussen de cilinder 30 en het stormstangsamenstel 9 wordt hier gevormd door een stangenmechanisme, waarvan een voordelige uitvoeringsvorm is 20 weergegeven in de tekening.

Het stangenmechanisme omvat een hefboom 16, die zwenkbaar is om een draaipunt 17, dat samenvalt met het draaipunt 5 van de hoofdbeugel 6. De cilinder 30 grijpt aan een zijde van het draaipunt 17 aan op de hefboom 16 en de hefboom 16 is aan de 25 andere zijde van het draaipunt 17 bij punt 18 zwenkbaar verbonden een tussenstang 19. Deze stang 19 is op zijn beurt bij zwenkpunt 20 weer zwenkbaar verbonden met een volgend stangorgaan 21. Dit stangorgaan 21 is zwenkbaar verbonden met een punt 22 van stang 9b van het stormstangsamenstel 9 en strekt 30 zich uit in de richting van het draaipunt 5 van de hoofdbeugel 6.

Een afstandhoudorgaan 23 is zwenkbaar verbonden met het draaipunt van de stofspanbeugel 7 en met het zwenkpunt 20 tussen de tussenstang 19 en het stangorgaan 21, dat met het stormstang-35 samenstel 9 is verbonden.

Door het toevoeren van hydraulische vloeistof onder druk 10 t 0 7 ^ 3 6 aan de kamer 32 zal de zuigerstang 31 ten opzichte van de in fig. 2 getoonde stand uitschuiven en worden de stangen 9a en 9b vanuit hun getoonde stand naar de onderling geknikte stand gebracht. Hierdoor zal de stofspanbeugel 7 in de richting van de 5 hoofdbeugel 6 zwenken.

In fig. 2 bevinden de stangen 9a en 9b zich in een stand die kan worden aangeduid als "door het dode punt heen bewogen vergrendelde stand". Deze stand is mogelijk door een geschikte 10 keuze van het overbrengingsmechanisme. In deze stand is de stofspanbeugel 7 vergrendeld.

Aan de cilinder 30 is een eindstandschakelaar 34 aangebracht, die is ingericht om waar te nemen of de zuigerstang 15 31 zijn bij de gesloten stand (fig. 2) van het vouwdak behorende eindstand inneemt.

In fig. 1 is ook een deksel 80 te herkennen dat dient om een compartiment af te dekken, waarin het vouwdak 2 zich bevindt 20 als het dak volledig geopend is. Voor het omhoog en omlaag zwenken van het deksel 80, om bijbehorende as 81, zijn afzonderlijke aandrijfmiddelen voorzien. Ook de beweging van de hoofdbeugel 6 wordt bewerkstelligd met afzonderlijke aandrijfmiddelen, bijvoorbeeld een stel hydraulische cilinders. 25

In figuur 2 is verder een reservoir 35 voor hydraulische vloeistof te herkennen, alsmede een elektrisch aandrijfbare pomp 36. De pomp 36 kan hydraulische vloeistof onder druk toevoeren aan drukleiding 37, waarop een aftakleiding 38 naar de kamer 32 30 en een aftakleiding 39 naar de kamer 33 aansluiten. In elke aftakleiding 38, 39 is telkens een bedienbare stuurklep 40, 41 opgenomen. De kleppen 40, 41 zijn elektromagnetisch bediende 3/2-stuurkleppen met veerterugstelling, die in onbekrachtigde toestand de betreffende kamer van de cilinder 30 verbinden met 35 het reservoir 35 en in bekrachtigde toestand met de drukleiding 37. Tussen elk van de kleppen 40, 41 en de drukleiding 376 bevindt zich telkens een in de richting van de drukleiding 39 rf* -*"» *··*» Λ -*K.

i ·’ ‘ J.

7 sluitende terugslagklep 42, 43.

Voor het aansturen van de kleppen 40, 41 en van de pomp 36 is een elektronische besturingseenheid 45 voorzien, die via signaalleidingen 46, 47 in verbinding staat met de kleppen 40, 5 41.

De kleppen 40, 41 verbinden de kamers 32, 33 van de cilinder 30 in onbekrachtigde toestand met het reservoir 35 om een noodbediening van het vouwdak mogelijk te maken. Het 10 zuiger/zuigerstangsamenstel 31 is dan in beide richtingen vrij beweegbaar in het huis van de cilinder 30.

Indien het voertuig 1 met het vouwdak in gesloten stand wordt geparkeerd en afgesloten, zullen de kleppen 40, 41 15 onbekrachtigd zijn en zich in hun stand bevinden waarin de kamers 32, 33 met het reservoir 35 verbonden zijn, zodat de noodbedieningsmodus actief is. Door de in fig. 2 getoonde stand van de stangen 9a en 9b is stofspanbeugel 7 echter vergrendeld.

20 Indien met de hand of op een andere wijze een forse kracht op de stangen 9a en/of 9b wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld door van buitenaf op een bepaalde plaats hard op de stof van het vouwdak te drukken, blijkt het bij sommige bekende voertuigen, die van een dergelijk stormstangsamenstel zijn voorzien, voor 25 dieven echter toch mogelijk de stangen 9a, 9b weer door het dode punt te drukken en zo het stormstangsamenstel 9 te ontgrendelen. Hierdoor kan de dief dan makkelijk in het voertuig komen.

Het voertuig volgens de uitvinding is voorzien van 30 maatregelen om deze diefstalmethode te verhinderen.

Het voertuig is voorzien van een diefstaldetectie-eenheid 50, die onder meer is gekoppeld met voorziening 51 voor het inschakelen en uitschakelen van de eenheid 50. Bijvoorbeeld is 35 voorziening 51 het contactslot van het voertuig of een aparte (op afstand bediende) schakelaar.

1 0 ! '* 3 8

De diefstaldetectie-eenheid 50 is gekoppeld met de eindstandschakelaar 34 en met de besturingseenheid 45. Overigens is de eindstandschakelaar 34 ook direct gekoppeld met de besturingseenheid 45, in het bijzonder om te detecteren wanneer 5 de zuigerstang 31 zijn in fig. 2 getoonde stand heeft bereikt, als onderdeel van de bewaking en sturing van de bewegingsafloop van het vouwdak.

Stel nu dat, uitgaande van de in fig. 2 getoonde toestand, 10 een dief tracht het stormstangsamenstel 9 door het dode punt te drukken om het vouwdak 2 te openen. In dat geval zal de eindstandschakelaar 34, nog voordat de stangen 9a,9b door hun dode punt zijn gedrukt, detecteren dat de zuigerstang 31 die eindstand verlaat, welke waarneming aan de inschakelde 15 diefstaldetectie-eenheid 50 wordt doorgegeven. De diefstaldetectie-eenheid 50 zal op basis van deze waarneming aan de besturingseenheid 45 het commando geven dat de noodbedieningsmodus moet worden opgeheven. Dit geschiedt door bekrachtiging van ten minste de klep 41, zodat geen hydraulische 20 vloeistof uit de kamer 33 kan wegstromen aangezien de terugslagklep 43 een dergelijke uitstroming verhindert.

De cilinder 30 blokkeert dan direct een verdere beweging van het stormstangsamenstel 9, zodat de diefstalpoging zal stranden.

Ook kan erin zijn voorzien dat de klep 40 wordt bekrachtigd naar 25 aanleiding van de diefstaldetectie, zodat de cilinder 30 in beide richtingen wordt vergrendeld.

Vanwege de elasticiteit van de leidingen 38,39, meestal hydraulische slangen, en van de hydraulische vloeistof zal bij 30 het opheffen van de externe kracht op het vouwdak een terugstelling van het stormstangsamenstel 9 naar de in figuur 2 getoonde stand kunnen worden waargenomen. Dit leidt ertoe dat de schakelaar 34 weer detecteert dat de zuigerstang 31 zijn eindpositie heeft ingenomen, welke waarneming weer aan de 35 eenheid 50 wordt gemeld. De bekrachtiging van de klep 41 kan dan weer worden opgeheven.

λ o i ‘7'? o Q S Li i ...' I '-t o./ 9

In een variant kan erin zijn voorzien dat de bekrachtiging van de klep 41 pas na verloop van een wachttijd, bijvoorbeeld enkele minuten, wordt opgeheven.

5 In een variant is het denkbaar dat de pomp 36 in bedrijf wordt gesteld om de zuigerstang 31 actief uit te schuiven en zo het stormstangsamenstel 9 in de stand van fig. 2 te brengen en/of houden.

10 De diefstaldetectiemiddelen kunnen zijn geïntegreerd met de besturingseenheid van het vouwdak. In een eenvoudige uitvoering omvatten de diefstaldetectiemiddelen niet meer dan een routine in het computerprogramma van de besturingseenheid 45, die de status van bijvoorbeeld het contactslot 51 van het 15 voertuig detecteert, alsmede de stand van het vouwdak 2 en de status van de eindschakelaar 34.

In een andere variant wordt de noodbedieningsmodus al opgeheven zodra iemand zich nabij het voertuig bevindt of bij 20 een geopend vouwdak over het voertuig buigt om in het passagiersgedeelte te kijken. Er hoeft dus nog geen daadwerkelijke inbraak plaats te vinden om de noodbedieningsmodus op te heffen.

25 Dat de uitvinding bijvoorbeeld ook van toepassing kan zijn bij een voertuig met geopend vouwdak al nu kort worden toegelicht aan de hand van de figuren 3a-c.

In figuur 3a is een voertuig 60 te herkennen met een kofferbak 61, een compartiment 62 voor het opbergen van het 30 geopende vouwdak 63, en een zwenkbare tonneau cover 64 voor het afdekken van het compartiment 62. Bij dit voertuig 60 is tussen de kofferbak 61 en het compartiment 62 geen scheidingswand aanwezig of een gemakkelijk verbreekbaar dan wel wegneembare scheidingswand. Een dergelijke constructie is uit de stand van 35 de techniek algemeen bekend.

Voor het aandrijven van de tonneau cover 64, het vouwdak 63, alsmede eventuele bijbehorende grendels (niet getoond) is 10 ! -74 3 10 een aandrijfsamenstel voorzien met actuatoren. Het aandrijfsamenstel heeft een noodbedieningsmodus, waarin de tonneau-cover 64 en het vouwdak 63 met de hand kunnen worden bewogen om bijvoorbeeld bij uitval van de elektrische spanning 5 het vouwdak te kunnen sluiten. Een dergelijke uitvoering van het aandrijfsamenstel is bekend.

Indien het voertuig 60 geparkeerd staat met geopend vouwdak zoals getoond in figuur 3a, zou een dief dan de tonneau 10 cover 64 kunnen openen (zie figuur 3b) en vervolgens het ineengevouwen vouwdak 63 als een geheel naar voren kunnen zwenken. Op deze wijze kan dan toegang worden verkregen tot de kofferbak 61 en daarin aanwezige goederen worden gestolen.

De uitvinding voorziet erin dat indien door geschikte 15 diefstaldetectiemiddelen wordt geconstateerd dat een poging tot inbraak wordt gedaan, althans dat vermoeden bestaat, bijvoorbeeld omdat iemand zich over het voertuig buigt, de bij de tonneau cover en/of het vouwdak behorende actuatoren in hun blokkeerstand worden gebracht. Hierdoor is het dan niet mogelijk 20 het betreffende voertuigonderdeel (verder) te bewegen om toegang te krijgen tot de kofferbak 61.

Het zal duidelijk zijn dat de voorbeelden aan de hand van de tekening slechts mogelijke varianten binnen het kader van de 25 uitvindinggedachte beschrijven en dat vele andere varianten mogelijk zijn.

In plaats van een vouwdak kan het beweegbare onderdeel zoals omschreven in de bijgaande conclusies ook een ander 30 onderdeel van een voertuig zijn, bijvoorbeeld een schuifdak, een kofferbakdeksel, een motorkap, een portier, een achterklep, etc.

De actuator kan verder in plaats van een hydraulisch werken ook elektromechanisch werken 35 Tevens kan de waarneming dat er sprake is van een poging tot diefstal ook op andere wijze geschieden dan met behulp van een positieopnemer, bijvoorbeeld met een ultrasoondetector die 10 1 c ~ 3 11 detecteert of aan het voertuig gemorreld wordt.

4 r\ Λ ", 7 4 3 \ t,,' 4

Claims (10)

1. Aandrijfsamenstel voor het aandrijven van een beweegbaar onderdeel (2,-63,64) van een voertuig (1;60), welk onderdeel 5 (2;63,64) een of meer standen kan innemen, waarin het onderdeel de toegang tot het voertuig of een gedeelte daarvan verhindert, waarbij het aandrijfsamenstel een met het onderdeel gekoppelde actuator (30), die de kracht verschaft voor het bewegen van het onderdeel, alsmede een besturingseenheid (45) voor het aansturen 10 van de actuator omvat, en waarbij het aandrijfsamenstel een noodbedieningsmodus heeft, waarin de actuator (30) ten minste in een richting vrij beweegbaar is, zodanig dat de actuator een beweging van het onderdeel (2,-63,64) door externe krachtuitoefening op het onderdeel (2,-63, 64) anders dan met de 15 actuator, bij voorkeur met de hand, toelaat, waarbij het aandrijfsamenstel verder is voorzien van diefstaldetectiemiddelen (34,50) voor het detecteren van een diefstal en/of een poging daartoe van het voertuig en/of van daarin aanwezige goederen, 20 en waarbij de diefstaldetectiemiddelen zijn gekoppeld met de besturingseenheid, met het kenmerk, dat het aandrijfsamenstel zodanig is uitgevoerd dat indien dit samenstel zich in de noodbedieningsmodus bevindt en het beweegbare onderdeel (2,-63,64) zich in een stand bevindt, 25 waarin het onderdeel de toegang tot het voertuig of een gedeelte daarvan verhindert, en vervolgens de diefstaldetectiemiddelen (34,50) een diefstal of diefstalpoging detecteren de noodbedieningsmodus van het aandrijfsamenstel wordt opgeheven en dat dan het aandrijfsamenstel in een blokkeermodus wordt 30 gebracht, waarin de vrije beweegbaarheid van de actuator (30) is opgeheven en de actuator (30) een beweging van het onderdeel (2,-63, 64) door externe krachtuitoefening op het onderdeel (2,-63,64) blokkeert.

2. Aandrijfsamenstel volgens conclusie 1, waarbij de diefstaldetectiemiddelen een positieopnemer (34) omvatten, die is ingericht voor het waarnemen van een of meer posities van het ί U I a / 4 3 onderdeel (2) en die ten minste is ingericht om waar te nemen of het onderdeel onder invloed van externe krachtuitoefening, anders dan met de bijbehorende actuator, bewogen wordt.

3. Aandrijfsamenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij in de blokkeermodus de actuator (30) het beweegbare onderdeel passief of actief aandrijft in de richting van de gesloten stand.

4. Aandrijfsamenstel volgens een of meer van de voorgaande 10 conclusies, waarbij de actuator een hydraulische actuator (30) is met een variabele arbeidskamer (33), die bij toevoer van hydraulische vloeistof daaraan een beweging van het onderdeel bewerkstelligt, waarbij bij de actuator een bedienbare klep (41) behoort, die in een geopende stand het wegstromen van 15 hydraulische vloeistof uit die arbeidskamer (33) toelaat en in een gesloten stand het wegstromen blokkeert, en waarbij in de noodbedieningsmodus de klep (41) een stand inneemt waarin hydraulische vloeistof uit de arbeidskamer (33) kan stromen en in de blokkeermodus de klep (41) een stand inneemt, zodanig dat 20 dan een beweging van het onderdeel door externe krachtuitoefening op het onderdeel is geblokkeerd aangezien geen hydraulische vloeistof uit de betreffende arbeidskamer (33) kan wegstromen.

5. Aandrijfsamenstel volgens conclusie 4, waarbij de klep (33) in onbekrachtigde toestand het wegstromen van hydraulische vloeistof uit de arbeidskamer toelaat.

6. Aandrijfsamenstel volgens conclusie 5, waarbij de klep 30 (33) een elektromagnetisch bediende klep is.

7. Aandrijfsamenstel volgens conclusie 1, waarbij het beweegbare onderdeel een afsluitelement (2) is, dat beweegbaar is tussen een geopende en gesloten stand voor het openen dan wel 35 afsluiten van een opening in de voertuigcarrosserie.

8. Aandrijfsamenstel volgens een of meer van de voorgaande .10 1 3743 conclusies, waarbij het beweegbare onderdeel een grendelelement is, dat beweegbaar is tussen een ontgrendelde stand en een vergrendelde stand. 5

9. Voertuig voorzien van een aandrijfsamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies.

10. Voertuig volgens conclusie 9, waarbij het voertuig een ruimte heeft voor inzittenden en het beweegbare onderdeel onderdeel is van een dakinstallatie, die is ingericht om de passagiersruimte van het voertuig ten minste gedeeltelijk te overdekken. 15 10 11743