NL1013003C2 - Inrichting geschikt voor het vervaardigen van een optische registratiedrager zoals bijvoorbeeld een moederplaat. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting geschikt voor het vervaardigen van een optische registratiedrager zoals bijvoorbeeld een moederplaat.

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting geschikt voor het vervaardigen van een optische registratiedrager zoals bijvoorbeeld een moederplaat, welke inrichting is voorzien van een ondersteuning voor de optische registratiedrager, ten minste een eerste en tweede lichtbron, waarbij de golflengtes van de eerste en tweede 10 lichtbronnen afkomstige licht verschillend zijn en een tussen de lichtbronnen en de ondersteuning gelegen objectief dat ten opzichte van de lichtbronnen verplaatsbaar is.

Onder een moederplaat wordt een plaat verstaan met behulp waarvan een matrijs kan worden gemaakt die wordt gebruikt voor het 15 door middel van spuitgieten vervaardigen van CD’s, DVD’s en dergelijke. Het is echter ook mogelijk om de moederplaat zelf als matrijs te gebruiken. In deze octrooiaanvrage wordt onder optische registratiedrager zowel een moederplaat als een CD of DVD en dergelijke verstaan, tenzij anders aangegeven.

20 Bij een in de aanhef beschreven, op zich bekende inrichting wordt een lichtbron met een relatief kleine golflengte gebruikt om de te vervaardigen optische registratiedrager te beschrijven. Deze lichtbron zal verder schrijf!ichtbron worden genoemd. Een andere lichtbron met een grotere golflengte wordt gebruikt om de schrijflichtbron te 25 focusseren. Deze lichtbron wordt verder focuslichtbron genoemd.

Dit heeft als voordeel dat voor de vereiste functie respectievelijk schrijven en focusseren, de optimale golflengte van de lichtbron kan worden gekozen. Bovendien kan bij het schrijven op een van een fotogevoelige lak voorziene optische registratiedrager een golflengte 30 voor de focuslichtbron worden gekozen waarvoor de fotogevoelige lak ongevoelig is.

De beide lichtbronnen worden via eenzelfde objectief op de te bewerken optische registratriedrager afgebeeld, waartoe de focuspunten van beide lichtbronnen samen dienen te vallen. Tijdens het 35 focusseren wordt het objectief ten opzichte van de lichtbronnen en de ondersteuning van de optische registratiedrager verplaatst totdat de 1013003 * « 2 focuslichtbron nauwkeurig op de optische registratiedrager is gefocusseerd. Doordat de golflengte van de beide lichtbronnen verschillen, zijn ook de brandpuntsafstanden van het objectief voor deze verschillende golflengtes verschillend. Bij het verplaatsen van het objectief ten opzichte van de 5 focusl ichtbron verandert ook de positie ten opzichte van de schrijfl ichtbron. Dit heeft bij relatief grote verschillen tussen de golflengtes van de lichtbronnen tot gevolg dat bij het verplaatsen van het objectief voor het focusseren van de focuslichtbron, de schrijflichtbron niet in focus kan worden gehouden.

10 De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen, waarbij lichtbronnen met verschillende golflengtes op eenvoudige wijze tegelijkertijd gefocusseerd kunnen worden.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat tussen de eerste lichtbron en het objectief een 15 correctielens is gelegen die gezamenlijk met het objectief verplaatsbaar is, waarbij de focuspunten van beide lichtbronnen ten minste nagenoeg samenvallen bij verschillende verplaatsingen van het objectief en de correctielens ten opzichte van de lichtbronnen.

Met behulp van de correctielens wordt de van de eerste 20 lichtbron afkomstige lichtbron ten opzichte van de van de tweede lichtbron afkomstige lichtbundel zodanig geconvergeerd of gedivergeerd dat beide lichtbundels na het verlaten van het objectief op eenzelfde punt worden gefocusseerd. Door het objectief gezamenlijk met de correctielens te verplaatsen, zullen bij elke stand van het objectief ten opzichte van de 25 lichtbron de focuspunten van beide lichtbronnen samenvallen.

Bij voorkeur zijn beide lichtbronnen lasers, waarbij de eerste lichtbron een focuslaser vormt en de tweede lichtbron een schrijflaser. De golflengte van de focuslaser is bij voorkeur groter dan die van de schrijflaser. Hierbij dient de eerste lichtbron tussen de 30 correctielens en het objectief te convergeren.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin fig. IA en 1B het focusseren volgens de stand van de techniek tonen, 35 fig. 2 een inrichting volgens de uitvinding toont, fig. 3A en 3B het focusseren met behulp van de in fig. 2 1013003 * · 3 weergegeven inrichting tonen, fig. 4, 5 en 6 verschillende uitvoeringsvormen van de in fig. 2 weergegeven inrichting tonen.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien 5 van eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. IA en 1B tonen een inrichting 1 volgens de stand van de techniek welke is voorzien van een van eerste en tweede lichtbronnen (niet weergegeven), een objectief 2, een zich evenwijdig aan het objectief opgestelde lens 3 en een tussen de lens 3 en het objectief 2, onder een 10 hoek van 45° opgestelde planparallelle plaat 4. Aan een van het objectief 2 afgekeerde zijde van de lens 3 is een eerste lichtbron (niet weergegeven) opgesteld van waaruit een eerste nagenoeg evenwijdige lichtbundel 5 langs een optische as 6 in de richting van het objectief 2 wordt uitgezonden. De inrichting 1 is verder voorzien van een tweede lichtbron (niet 15 weergegeven) van waaruit een tweede nagenoeg evenwijdige lichtbundel 7 langs een zich dwars op de optische as 6 uitstrekkende optische as 8 in de richting van de planparallelle plaat 4 wordt uitgezonden. De planparallelle plaat 4 is reflecterend voor de tweede lichtbundel 7 ten gevolge waarvan de tweede lichtbundel 7 door de planparallelle plaat 4 20 wordt afgebogen in een richting evenwijdig aan de optische as 6. De planparallelle plaat 4 is transparant voor de eerste lichtbundel 5. De tweede lichtbundel 7 wordt gebruikt voor het beschrijven van een zich evenwijdig aan het objectief 2 uitstrekkende optische registratiedrager 9 zoals bijvoorbeeld een moederplaat. Om de optische registratiedrager 9 25 nauwkeurig te bewerken is het noodzakelijk dat de tweede lichtbron 7 op de optische registratiedrager 9 wordt gefocusseerd. Voor het focusseren wordt de eerste lichtbundel 5 gebruikt. De eerste lichtbundel 5 heeft een grotere golflengte dan de tweede lichtbundel 7. Om de lichtbundel 5 in eenzelfde focuspunt P op de registratiedrager 9 te kunnen focusseren als 30 de tweede lichtbundel 7, wordt met behulp van de lens 3 de lichtbundel 5 tot een lichtbundel 10 geconvergeerd. De op het objectief vallende lichtbundel 10 focusseert zich met lichtbundel 11 in het focuspunt P. De tweede lichtbundel 7 wordt door de planparallelle plaat 4 omgebogen tot lichtbundel 12 en door het objectief 2 als lichtbundel 13 gefocusseerd 35 in punt P.

Indien nu de afstand tussen de lichtbronnen en de 1013003 φ 4 optische registratiedrager 9 met een afstand D toeneemt (zie fig. IB), bijvoorbeeld ten gevolge van een geringe verandering van de opstelling van een ondersteuning van de optische registratiedrager of ten gevolge van dikteverschillen van de optische registratiedrager 9 wordt met behulp 5 van een op zich bekende focusseerinrichting het objectief 2 ten opzichte van de eerste lichtbron over een zodanige afstand d verplaatst dat de convergerende lichtbundel 10 door het objectief 2 als lichtbundel 14 op de optische registratiedrager 9 in punt P’ wordt gefocusseerd. De van de tweede lichtbron afkomstige, zich evenwijdig uitstrekkende lichtbundel 12 10 wordt door het objectief 2 gefocusseerd in punt P” welke op eenzelfde afstand van het objectief 2 is gelegen als het punt P bij de in fig. IA weergegeven situatie. Zoals duidelijk uit fig. 1B is op te maken vallen de focuspunten P’ en P” niet samen en is het correct bewerken van de optische registratiedrager 9 met behulp van de van de tweede lichtbron 15 afkomstige lichtbundel niet mogelijk.

Fig. 2 toont een inrichting 20 volgens de uitvinding die zich onderscheidt van de in fig. IA en 1B weergegeven inrichting 1 doordat de lens 3 en het objectief 2 door middel van een beugel 21 star met elkaar zijn verbonden. Het objectief en de correctielens 3 zijn met 20 behulp van de beugel 21 gezamenlijk verplaatsbaar in door dubbele pijl PI aangegeven richtingen.

Bij de in fig. 2 weergegeven inrichting 20 is verder een ondersteuning 22 getoond voor de te bewerken optische registratiedrager 9. De ondersteuning 22 is om een zich evenwijdig aan de optische as 6 25 uitstrekkende hartlijn 23 roteerbaar in en tegengesteld aan een door pijl P2 aangegeven richting.

De werking van de in fig. 2 weergegeven inrichting 20 zal aan de hand van fig. 3A en 3B nader worden toegelicht.

De in fig. 3A weergegeven situatie komt overeen met 30 de in fig. IA weergegeven situatie waarbij beide lichtbundels 5, 7 via het objectief 2 in punt P worden gefocusseerd.

In de in fig. 3B weergegeven situatie is de optische registratiedrager 9 over een afstand D verplaatst. Met behulp van een in de inrichting 20 opgestelde, op zich bekende focusseerinrichting wordt 35 de lichtbundel 5 door het eveneens over een afstand D verplaatsen van zowel de lens 3 als het objectief 2 in punt P’ op de verplaatste optische 1013003 * 5 registratiedrager 9 gefocusseerd. Aangezien het objectief 2 over eenzelfde afstand D is verplaatst als de optische regi strati edrager 9 zal de evenwijdige lichtbundel 12 van de tweede lichtbron eveneens in punt P’ worden gefocusseerd.

5 Fig. 4, 5 en 6 tonen andere uitvoeringsvormen van de in fig. 2 weergegeven inrichting 20 volgens de uitvinding. Bij de in fig. 4 weergegeven inrichting 30 is tussen de correctielens 3 en de planparallelle plaats 4 een correct!eglas 31 opgesteld. Ten gevolge van de onder een hoek ten opzichte van de lichtbundel 5 opgestelde planparallelle plaat 4 wordt 10 een astigmatisme geïntroduceerd, hetgeen erin resulteert dat de focus van de lichtbundel 5 in het vlak van de tekening van fig. 4 op een andere plaats is gelegen dan in een zich dwars daarop uitstrekkende richting. Met behulp van het correct!eglas 31 wordt dit astigmatisme opgeheven.

Om eenzelfde reden is bij de in fig. 5 weergegeven 15 inrichting 40 in de lichtbundel 5 een inrichting 41 geplaatst die is voorzien van twee lenzen 42, 43 die een telescoop vormen en een daartussen gelegen prisma 44.

Ter opheffing van het door de planparallelle plaat 4 geïntroduceerde astigmatisme kan ook gebruik worden gemaakt van de in 20 fig. 6 weergegeven inrichting 50 die is voorzien van twee zich evenwijdig uitstrekkende lenzen 51, 52 en een daartussen gelegen cilinderlens 53.

Als eerste lichtbron kan bijvoorbeeld een rode laser met een golflengte van 650 nm worden toegepast terwijl als tweede lichtbron een laser met een golflengte van 257 nm wordt toegepast.

25 Bij de in fig. 2 weergegeven inrichting is de correctielens gelegen tussen de focuslichtbron en het objectief. Het is echter ook mogelijk om de correctielens 3 op te stellen tussen de schrijflichtbron en het objectief 2.

Bij de in fig. 2 weergegeven inrichting is de 30 correctielens 3 door middel van een beugel star met objectief 2 verbonden. Het is echter ook mogelijk om het objectief 2 en de correctielens 3 te voorzien van afzonderlijke verplaatsingsinrichtingen waarbij de verplaatsingsinrichtingen telkens zodanig worden aangestuurd dat het objectief 2 en de correctielens 3 over eenzelfde afstand worden verplaatst.

1013003

Claims (14)

1. Inrichting geschikt voor het vervaardigen van een optische registratiedrager zoals bijvoorbeeld een moederplaat, welke 5 inrichting is voorzien van een ondersteuning voor de optische regi strati e-drager, ten minste een eerste en tweede lichtbron, waarbij de golflengtes van de eerste en tweede lichtbronnen afkomstige licht verschillend zijn en een tussen de lichtbronnen en de ondersteuning gelegen objectief dat ten opzichte van de lichtbronnen verplaatsbaar is, met het kenmerk, dat 10 tussen de eerste lichtbron en het objectief een correctielens is gelegen die gezamenlijk met het objectief verplaatsbaar is, waarbij de focuspunten van beide lichtbronnen ten minste nagenoeg samenvallen bij verschillende verplaatsingen van het objectief en de correctielens ten opzichte van de 1ichtbronnen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste lichtbron als een nagenoeg evenwijdige lichtbundel op de correctielens wordt gericht terwijl de tweede lichtbron als een nagenoeg evenwijdige lichtbundel op het objectief wordt gericht.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat het objectief en de correctielens mechanisch gekoppeld zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het objectief en de correctielens beide afzonderlijk over gelijke afstanden verplaatsbaar zijn.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen de correctielens en het objectief een inkoppelplaat is gelegen waardoor de van de eerste lichtbron afkomstige lichtbundel heen gaat terwijl de van de tweede lichtbron afkomstige lichtbron wordt afgebogen in de richting van het objectief.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de inkoppelplaat een hoek met de van de eerste lichtbron afkomstige lichtbundel insluit.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat tussen de inkoppelplaat en de eerste lichtbron een astigmatisch 35 correctie-element is gelegen, waarbij door de inkoppelplaat en het correct!e-element veroorzaakte astigmatismen elkaar nagenoeg opheffen. 1013003

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het astigmatistische correctie-element een correct!eplaat omvat dat ten opzichte van de inkoppel plaat gekanteld is gelegen.

9. Inrichting volgens een der conclusies 7 of 8, met het 5 kenmerk, dat het correctie-element een astigmatische cilinderlens bevat.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7-9, met het kenmerk, dat het correctie-element een prisma omvat.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een van de lichtbronnen een laser is.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de golflengte van de laser kleiner dan 400 nm is.

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met behulp van de eerste respectievelijk tweede lichtbron de optische registratiedrager onbeschrijfbaar respectievelijk beschrijfbaar 15 is.

14. Inrichting geschikt voor het met behulp van een eerste lichtbron focusseren van een tweede lichtbron, waarbij de golflengtes van de van de eerste en tweede lichtbronnen afkomstige lichtbundels verschillend zijn, waarbij voor de lichtbronnen een gemeenschappelijk 20 objectief is gelegen dat ten opzichte van de lichtbronnen verplaatsbaar is, met het kenmerk, dat tussen de eerste lichtbron en het objectief een correct!elens is gelegen die gezamenlijk met het objectief verplaatsbaar is, waarbij de focuspunten van de beide lichtbronnen ten minste nagenoeg samenvallen bij verschillende verplaatsingen van het objectief en de 25 correctielens ten opzichte van de lichtbronnen. 1013003