NL1012453C1 - Dierenverblijf. - Google Patents

Description

' 1 Ί

DIERENVERBLIJF

De uitvinding heeft betrekking op een dierenverblijf dat is voorzien van een aantal op verschillende niveaus geplaatste hokken, middelen voor het opwekken en door de hokken leiden van een luchtstroom en middelen 5 voor het regelen van de temperatuur van de luchtstroom. Een dergelijk dierenverblijf is bekend, en wordt op grote schaal toegepast in de pluimvee-industrie.

Een belangrijk punt bij het ontwerpen van een dierenverblijf is het waarborgen van goede leefomstandig-10 heden voor de dieren in het verblijf. Met name de atmosfeer in het verblijf is van groot belang voor het welzijn en daarmee uiteindelijk ook voor de opbrengst van de dieren. Zowel aan de kwaliteit als aan de temperatuur van de lucht in het verblijf worden dan ook hoge eisen ge-15 steld. Een probleem daarbij is dat de atmosfeer in het dierenverblijf negatief wordt beïnvloed door aanwezigheid van door de dieren zelf geproduceerde mest. Bij alle dierenverblijven wordt daarom veel aandacht besteed aan de luchtverversing, waarbij er tevens naar gestreefd 20 wordt de lucht intensief met de mest in contact te brengen, teneinde deze zo snel mogelijk te drogen en daarmee de uitstoot van ammoniak te minimaliseren.

Bekende dierenverblijven zijn in het algemeen voorzien van luchtverversings- en -circulatiesystemen 25 waardoor verse lucht vanaf de zolder van het verblijf wordt aangezogen, en uiteindelijk door afvoeropeningen in of nabij de bodem van het verblijf wordt afgezogen. De hokken zijn daarbij dan voorzien van voor lucht doorlaatbare plafonds en bodems, zodat de lucht in verticale 30 richting door de hokken kan stromen. Op deze wijze wordt de lucht intensief in contact gebracht met de mest, die zich op de bodem van de hokken zal verzamelen.

Voor het regelen van de temperatuur in het verblijf zijn de bekende dierenverblijven meestal verder 1012453 2 voorzien van zowel koel- als verwarmingssystemen. Voor het koelen wordt daarbij vaak gebruik gemaakt van een vloeistofvernevelingssysteem, terwijl voor de verwarming meestal heteluchtkanonnen worden gebruikt.

5 De hiervoor beschreven systemen nemen in de.

bekende dierenverblijven relatief veel ruimte in beslag, terwijl zij in het algemeen niet goed regelbaar zijn.

De uitvinding heeft nu tot doel een dierenverblijf te verschaffen van de in de aanhef beschreven 10 soort, waarbij met relatief geringe inspanning een goede regeling van de atmosfeer in het verblijf mogelijk is, en waarbij de voor de verschillende systemen benodigde ruimte geminimaliseerd wordt.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding 15 wordt dit bereikt, doordat de luchtstroom-opwekkings-en -geleidingsmiddelen ingericht zijn voor het in hoofdzaak horizontaal door de hokken leiden van de luchtstroom. Door de luchtstroom horizontaal in plaats van verticaal door de hokken te leiden kan worden afgezien 20 van afzuigruimten onder de hokken, hetgeen tot ruimtebesparing leidt en daarnaast een eind maakt aan problemen met betrekking tot het schoonhouden van deze afzuigruim-ten. Bovendien kan het systeem hierdoor ook in traditionele dierenverblijven worden toegepast. Verder hoeft de 25 bodem in deze situatie ook niet meer luchtdoorlatend te zijn, waardoor deze constructief eenvoudiger en dus goedkoper kan worden uitgevoerd.

Bij voorkeur omvatten de luchtstroom-opwek-kings- en -geleidingsmiddelen ten minste één ventilator 30 en ten minste één in een stromingsbaan door de hokken aangebrachte, bestuurbare klep, of zelfs voor elk hok of voor elke groep hokken op een bepaald niveau een bestuurbare klep. Zo kan de luchtstroom door de hokken of zelfs door elk hok nauwkeurig geregeld worden. Daarbij kan aan 35 weerszijden van de hokken een gesloten luchtkanaal bepaald zijn, en kan de of elke bestuurbare klep tussen het hok en het stroomafwaarts gelegen luchtkanaal zijn ge- 1012453 3 plaatst. Zo wordt dus de luchtstroom geregeld aan de zuigzijde.

Bij een voorkeursuitvoering van het dierenverblijf zijn de hokken in rijen opgesteld, en zijn tussen 5 de rijen telkens gangpaden bepaald, die elk fungeren als luchtkanaal. Zo worden dus de gangpaden, die ook nodig zijn om de hokken voor allerlei werkzaamheden en inspecties te kunnen bereiken, ook verder nuttig gebruikt, en zijn geen afzonderlijke leidingstelsels nodig. Verder kan 10 hierdoor ook de afzonderlijke onderdrukruimte, die bij conventionele dierenverblijven aanwezig is, komen te vervallen, hetgeen leidt tot een ruimte- en kostenbesparing.

Volgens een tweede aspect verschaft de uitvin-15 ding een dierenverblijf waarbij de temperatuurregelmidde-len ten minste één in de baan van de luchtstroom geplaatst stralingselement omvatten. Een dergelijk stra-lingselement is goed regelbaar, waardoor eenvoudig de gewenste temperatuur in het verblijf kan worden gehand-20 haafd. Daarnaast is het rendement van een dergelijk stralingselement, omdat daarbij de energie-overdracht plaatsheeft door zowel straling als convectie, aanzienlijk beter dan dat van een heteluchtkanon, waardoor het energieverbruik verminderd wordt. Ook geeft een stra-25 lingselement, in tegenstelling tot een heteluchtkanon, geen verbrandingsproducten af aan de lucht in het dieren-verblij f.

Bij voorkeur omvatten de temperatuurregelmidde-len ten minste één stralingselement voor elk niveau van 30 de hokken, waardoor een regeling van de temperatuur per niveau of zelfs er hok mogelijk wordt.

Wanneer het of elk stralingselement een door een vloeistof doorstroomde warmtewisselaar omvat, kan dit niet slechts dienen voor het verwarmen, maar ook voor het 35 koelen van de langsstromende lucht. Op deze wijze wordt dus een zeer doelmatig systeem verkregen.

Teneinde de atmosfeer in het gehele verblijf te kunnen regelen, vertoont dit bij voorkeur besturend met 1012453 4 de kleppen en/of de stralingselementen verbonden centrale besturingsmiddelen. Daarbij kunnen deze besturingsmidde-len met voordeel programmeerbaar zijn.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand 5 van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bij gevoegde tekening, waarin:

Fig. l een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht is van een dierenverblijf volgens de uitvinding, en

10 Fig. 2 een doorsnede toont over de lijn II-II

in fig. 1.

Een dierenverblijf 1 wordt bepaald door een tweetal zijwanden 2 en 3, een achterwand 4 en een (hier niet getoonde) voorwand. Aan de bovenzijde worden de 15 wanden verbonden door een plafond 5, waarin een aantal luchttoevoeropeningen 6 is aangebracht, die elk afsluitbaar zijn door een bestuurbare klep 7. Boven het plafond 5 bevindt zich nog een schuin dak 8, dat met het plafond 5 en de voor- en achterwand een zolder 9 bepaalt. Tussen 20 de randen van het dak 8 en de bovenrand van de zijwanden 2, 3 zijn luchtaanzuigopeningen 10 aangebracht, die eveneens afsluitbaar zijn door bestuurbare kleppen 11.

In het eigenlijke verblijf, dat begrensd wordt door de wanden 2, 3, 4, het plafond 5 en een vloer 12, 25 zijn hokken 13 voor de dieren geplaatst. Deze hokken 13 zijn op elkaar gestapeld, onder vorming van verschillende lagen of niveaus. Verder zijn de gestapelde hokken 13 in rijen 14 geplaatst, die van elkaar worden gescheiden door gangpaden 15s, 15d. Deze gangpaden doen afwisselend 30 dienst als aanvoerkanaal 15s of afzuigkanaal I5d. De hokken 13 zijn aan een zijde, in het getoonde voorbeeld aan de zijde van het afzuigkanaal 15d, voorzien van een hermetisch afgedichte eindwand. In deze eindwand 16 is een opening gevormd, die wordt afgesloten door een nauw-35 keurig bestuurbare klep 17.

De luchtstroom door de hokken wordt opgewekt door een aantal ventilatoren 18, die zijn aangebracht in uitblaaskanalen 19 welke uitmonden boven het dak 8 van 1012453 5 het dierenverblijf l. Deze ventilatoren 18 creëren in de bijbehorende, als afzuigkanaal fungerende gangpaden 15d een onderdruk, welke ertoe leidt dat er een luchtstroom op gang komt vanaf de zolder 9 door de openingen 6, via 5 de als aanvoerkanaal fungerende gangpaden 15s door de hokken 13 naar de afzuigkanalen 15d, althans wanneer de kleppen 7 en 17 geopend zijn. Door het besturen van de mate van openen van elke klep 17 kan de luchtstroom door elk hok of elke laag hokken 13 nauwkeurig worden gere-10 geld. Doordat de luchtstroom op deze wijze horizontaal door de hokken wordt geleid, in plaats van door de plafonds en bodems, kan een grotere luchtstroom door de hokken 13 worden opgewekt, hetgeen leidt tot een verbetering van het welzijn van de dieren en tot een snellere 15 droging van de mest op de bodems van de hokken 13.

Verder omvat het dierenverblijf middelen voor het regelen van de temperatuur. Deze temperatuurregelmid-delen omvatten een aantal stralingselementen 21, die in het getoonde voorbeeld op elk niveau van hokken 13 zijn 20 aangebracht, zodanig dat de luchtstroom door de hokken 13 eerst langs deze stralingselementen 21 geleid wordt. De stralingselementen 21, die elk een door vloeistof doorstroomde warmtewisselaar kunnen omvatten, zijn hier opgehangen aan de plafonds van de hokken, aan de zijde 25 van het aanvoerkanaal 15s. Door het gebruik van verschillende stralingselementen 21, in plaats van een centraal geplaatst heteluchtkanon, kan de temperatuur per hok of per laag hokken 13 nauwkeurig geregeld worden. Bovendien zijn de stralingselementen 21 niet alleen geschikt voor 30 het verwarmen van het dierenverblijf 1, maar kunnen hierdoor ook de hokken 13 in de zomer gekoeld worden, door een vloeistof met lage temperatuur door de warmtewisselaars te leiden.

Overigens zijn op de luchtzolder 8 ook voorzie-35 ningen aangebracht voor het centraal voorverwarmen of koele van de aangezogen lucht. Voor het verwarmen van de lucht wordt deze in warmtewisselend contact gebracht met de uitblaaskanalen 19, waarin de door de dieren in het 1012453 6 verblijf 1 opgewarmde afvoerlucht stroomt. Voor het koelen van de aangezogen lucht is er een vloeistofverne-velingssysteem 22 op de zolder 8 aangebracht. Doordat de aanzuiging en afvoer van de lucht via de zolder 8 plaats -5 hebben kan overigens het door het dierenverblijf l ingenomen oppervlak beperkt blijven.

Verder zijn de hokken 13 vanzelfsprekend op conventionele wijze voorzien van verlichtingssystemen 23, drinkwatertoevoersystemen 24 en voedersystemen 25.

10 De verschillende onderdelen van de luchtstroom- geleidings- en -circulatiemiddelen, zoals de kleppen 7, 11 en 17 en de ventilatoren 18 worden bij voorkeur centraal bestuurd. Dit geldt ook voor de temperatuurregel-middelen. Hiertoe kan een centraal besturingssysteem 15 aanwezig zijn, dat bij voorkeur verschillende programma's kan afwerken, afhankelijk van de omstandigheden in en buiten het verblijf l.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een voorbeeld, zal het duidelijk zijn dat 20 deze daartoe niet beperkt is. Zo kan de indeling van het verblijf heel anders gekozen worden dan hier getoond, terwijl ook de plaatsing van de ventilatoren, kleppen, stralingselementen en dergelijke naar keuze kan worden gevarieerd. De omvang van de uitvinding wordt dan ook 25 uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies.

10124 53

Claims (10)

1. Dierenverblijf, voorzien van een aantal op verschillende niveaus geplaatste hokken, middelen voor het opwekken en door de hokken leiden van een luchtstroom en middelen voor het regelen van de temperatuur van de 5 luchtstroom, met het kenmerk, dat de luchtstroom-opwek-kings- en -geleidingsmiddelen ingericht zijn voor het in hoofdzaak horizontaal door de hokken leiden van de luchtstroom.

2. Dierenverblijf volgens conclusie 1, met het 10 kenmerk, dat de luchtstroom-opwekkings- en -geleidingsmiddelen ten minste één ventilator en ten minste één in een stromingsbaan door de hokken aangebrachte, bestuurbare klep omvatten.

3. Dierenverblijf volgens conclusie 2, met het 15 kenmerk, dat de luchtstroom-opwekkings- en -geleidingsmiddelen voor elk hok of voor elke groep hokken op een bepaald niveau een bestuurbare klep omvatten.

4. Dierenverblijf volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de hokken een geslo- 20 ten luchtkanaal bepaald is, en de of elke bestuurbare klep tussen het hok en het stroomafwaarts gelegen luchtkanaal is geplaatst.

5. Dierenverblijf volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de hokken in rijen opgesteld zijn, en tussen 25 de rijen telkens gangpaden bepaald zijn, die elk fungeren als luchtkanaal.

6. Dierenverblij f volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, met het kenmerk, dat de temperatuurregelmiddelen ten minste één in 30 de baan van de luchtstroom geplaatst stralingselement omvatten.

7. Dierenverblijf volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de temperatuurregelmiddelen ten minste één stralingselement voor elk niveau van de hokken omvatten. 10124 SS

8. Dierenverblijf volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het of elk stralingselement een door een vloeistof doorstroomde warmtewisselaar omvat.

9. Dierenverblijf volgens één der voorgaande 5 conclusies, gekenmerkt door besturend met de kleppen en/of de stralingselementen verbonden centrale bestu-ringsmiddelen.

10. Dierenverblijf volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen programmeerbaar zijn. 10124 53