NL1010209C2 - Enkelprothese. - Google Patents

Description

Enkelprothese

De uitvinding betreft een enkelprothese. Bij een bekende enkelprothese is een onderbeendeel verzwenkbaar verbonden met een voetdeel. Een verzwenking van het voetdeel ten opzichte van het onderbeendeel activeert tussen beide onderde-5 len geplaatste veermiddelen, bijvoorbeeld een elastische ring, waardoor een verende beweging alsmede een demping van de beweging wordt verkregen. In zoverre met behulp van deze bekende enkelprothese een gedeelte van de bewegingsenergie van de gebruiker tijdens het neerzetten van de voet wordt opgesla-10 gen, komt deze energie tijdens een latere fase beschikbaar.

Een nadeel van deze bekende enkelprothese is echter, dat het vrijkomen van de opgeslagen energie tamelijk ongecontroleerd plaatsvindt en slechts in beperkte mate een natuurlijke bewe-gingsloop wordt verkregen.

15 De uitvinding beoogt een enkelprothese te verschaf fen, die ten opzichte van de bestaande enkelprotheses verder geoptimaliseerd is en die aan een gebruiker een nagenoeg natuurlijke beweginsafloop verschaft.

Hiertoe wordt de enkelprothese volgens de uitvin-20 ding gekenmerkt door een met het onderbeen van een gebruiker te verbinden onderbeendeel, een ten opzichte daarvan in hoofdzaak in een mediaan vlak verzwenkbaar hakdeel, een eveneens ten opzichte van het onderbeendeel in hetzelfde vlak verzwenkbaar teendeel, een het hakdeel met het teendeel verbindend en 25 naar elkaar toe belastend veermiddel en een grendelvoorziening voor het toestaan respectievelijk verhinderen van een naar elkaar toegerichte rotatie van het hakdeel en het teendeel, zodanig, dat een dergelijke rotatie slechts wordt toegestaan in een voorwaartse rotatiepositie van het onderbeendeel ten 30 opzichte van het hakdeel.

Met mediaan vlak wordt een vlak aangeduid evenwij-dig aan een vlak dat het lichaam van een gebruiker in een linker- en een rechterhelft verdeelt.

In een beginpositie bezit het onderbeendeel de 35 genoemde voorwaartse rotatiepositie ten opzichte van het 1010209 2 hakdeel. Hierdoor staat de grendelvoorziening de naar elkaar toegerichte rotatie van het hakdeel en het teendeel toe, welke derhalve onder invloed van het veermiddel naar elkaar toe zijn geroteerd. Deze, door aanslagen bepaalde, beginpositie geldt, 5 wanneer de gebruiker met het van de enkelprothese voorziene been een voorwaartse stapbeweging maakt en dit been zich boven de grond bevindt. Wanneer het betreffende been wordt neergezet, vindt dit plaats met het hakdeel en wordt dit onder invloed van het lichaamsgewicht ten opzichte van het onder-10 beendeel geroteerd. Hierdoor verlaat het onderbeendeel de voorwaartse rotatiepositie ten opzichte van het hakdeel, en kan het naar elkaar toe roteren van het hakdeel en teendeel niet meer plaatsvinden. Het van elkaar af roteren van het hakdeel en het teendeel is echter zonder meer mogelijk en 15 vindt derhalve plaats. Hierbij wordt het veermiddel gespannen.

Tijdens het afwikkelen van de voet blijft de uit elkaar geroteerde positie van het hakdeel en het teendeel gehandhaafd, totdat aan het eind van de afwikkelbeweging, wanneer de voet nog slechts met het teendeel op de bodem rust, 20 het onderbeendeel ten opzichte van het hakdeel opnieuw naar voren is geroteerd tot in de voorwaartse rotatiepositie, in welke de grendelvoorziening wordt bediend voor het opnieuw mogelijk maken van een naar elkaar toegerichte rotatie van het hakdeel en het teendeel. Aangezien ten gevolge van de door de 25 aanslag bepaalde voorwaartse rotatiepositie van het onderbeendeel ten opzichte van het hakdeel een rotatie van het hakdeel ten opzichte van het onderbeendeel niet mogelijk is, vindt een rotatie van het teendeel ten opzichte van het onderbeendeel, en naar het hakdeel toe, plaats, zodanig, dat de 30 afzet tijdens de loopbeweging wordt ondersteund. De kracht, die nodig is om het teendeel ten opzichte van het onderbeeld-eel tijdens deze fase van de loopbeweging te roteren, wordt veroorzaakt door het veermiddel, dat tijdens het neerzetten van het hakdeel is gespannen.

35 Met behulp van de enkelprothese volgens de uitvin ding wordt derhalve de tijdens het neerzetten van de voet opgewekte kracht gebruikt om het veermiddel te spannen, en de 1010209 3 hierdoor in het veermiddel opgeslagen energie kan pas vrijkomen, wanneer de afwikkelbeweging van de voet nagenoeg volledig heeft plaatsgevonden en het onderbeendeel de voorwaartse rotatiepositie ten opzichte van het hakdeel heeft ingenomen.

5 De vrijkomende energie wordt dan gebruikt om het teendeel te roteren, hetgeen leidt tot een ondersteunende afzetkracht. Met behulp van de enkelprothese volgens de uitvinding ervaart de gebruiker een natuurlijke bewegingsafloop, waarbij een groot gebruiksgemak ontstaat en minder inspanning nodig is voor het 10 lopen.

In dit kader wordt de mogelijkheid genoemd, dat het moment waarop de energie uit het veermiddel wordt vrijgegeven, ingesteld kan worden. Hetzelfde geldt met betrekking tot de snelheid waarmee de energie wordt vrijgegeven. Hiervoor kunnen 15 vertragingsmechanismen en/of restricties in bijvoorbeeld leidingen worden toegepast. Een en ander is afhankelijk van, en kan leiden tot een verbetering van het loopgedrag.

Binnen het in het voorgaande beschreven algemene kader van de uitvinding bestaan diverse mogelijkheden voor een 20 specifieke uitvoering van diverse onderdelen van de enkelprothese volgens de uitvinding. Zo bestaat de mogelijkheid, dat het veermiddel een gasveer is. Wanneer de voet met de hak wordt neergezet en het hakdeel ten opzichte van het teendeel verzwenkt, wordt deze gasveer samengedrukt, en wordt energie 25 opgeslagen. Tijdens de afsluitende afzetbeweging expandeert het gas, en komt de opgeslagen energie opnieuw vrij.

In een andere, met voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm van de enkelprothese volgens de uitvinding geldt, dat de grendelvoorziening bestaat uit een het hakdeel met het 30 teendeel verbindende hydraulische cilinder, waarvan de cilin-derkamer via een fluidumleiding in verbinding staat met een bufferreservoir, waarbij in de fluidumleiding een regelklep is opgenomen voor het, afhankelijk van de rotatiepositie tussen onderbeendeel en hakdeel, regelen van de fluïdumstroming door 35 de fluidumleiding.

Wanneer de regelklep een onbelemmerde fluïdumstro-ming door de fluidumleiding toestaat, kan het hakdeel ten 1010209 4 opzichte van het teendeel heen en weer bewegen. De regelklep kan echter ook een zodanige positie innemen, dat slechts een zodanige fluidumstroming door de fluidumleiding mogelijk is, welke ontstaat tijdens het uit elkaar roteren van het hakdeel 5 en teendeel. Een naar elkaar toegerichte rotatie van het hakdeel en het teendeel wordt in een dergelijke situatie verhinderd.

In dit kader wordt opgemerkt, dat de betreffende hydraulische cilinder ook twee zich aan weerszijden van een 10 zuiger bevindende cilinderkamers kan bezitten, die zijn verbonden door de betreffende fluidumleiding. Een van de beide cilinderkamers vormt dan in feite het bufferreservoir.

Verder is het in een dergelijk geval van voordeel, wanneer zich tussen het hakdeel en het onderbeendeel een de 15 regelklep bedienende schakelaar bevindt. Deze schakelaar wordt door de onderlinge rotatiepositie tussen het hakdeel en het onderbeendeel bediend. De schakelaar kan bijvoorbeeld een op het onderbeendeel gemonteerde hydraulische meerwegklep zijn, die door het hakdeel wordt bekrachtigd en die is opgenomen in 20 de fluidumleiding. Zonder uitputtend te willen zijn, kan als ander voorbeeld een elektrische schakelaar worden genoemd, die een elektromagnetisch bediende klep in de fluidumstroming aanstuurt.

Wanneer, zoals in het voorgaande toegelicht, het 25 veermiddel een gasveer is en de grendelvoorziening bestaat uit een het hakdeel met het teendeel verbindende hydraulische cilinder, is een uitermate gunstige uitvoeringsvorm van de enkelprothese gekenmerkt door het feit, dat het hakdeel en het teendeel zijn verbonden door een cilinder, waarvan het cilin-30 derhuis door een zuiger is verdeeld in twee cilinderkamers, waarvan de ene cilinderkamer is gevuld met een gas, en waarvan de andere cilinderkamer de via de fluidumleiding met een bufferreservoir in verbinding staande cilinderkamer is, waarbij de zuiger met het hakdeel dan wel teendeel, en het cilin-35 derhuis met het teendeel dan wel hakdeel is verbonden. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm van de enkelprothese zijn de gasveer en de hydraulische cilinder op constructief voordelige 1010209 5 wijze tot één onderdeel gecombineerd, hetgeen niet alleen constructief van voordeel is, doch ook een aanzienlijke gewichtsbesparing oplevert. Een uitvoeringsvorm, waarbij de zuiger van de betreffende cilinder is verbonden met het hak-5 deel en het cilinderhuis met het teendeel is hierbij kinema-tisch gelijk aan een uitvoeringsvorm, waarbij de zuiger is verbinden met het teendeel en het cilinderhuis met het hak-deel.

Voor de regelklep kan, zoals in het voorgaande 10 reeds kort werd aangeduid, een op zichzelf bekende meerwegklep worden gebruikt. Een uitermate eenvoudige uitvoeringsvorm van de enkelprothese volgens de uitvinding wordt echter verkregen, wanneer de regelklep een in- en uitschakelbare terugslagklep is. In de uitgeschakelde stand van de regelklep fungeert deze 15 niet als terugslagklep, zodat een fluidumstroming in beide richtingen mogelijk is. In de ingeschakelde stand, echter, fungeert de regelklep als terugslagklep, zodat een fluidumstroming slechts in een zodanige richting mogelijk is, dat het uit elkaar roteren van het hakdeel en het teendeel mogelijk 20 is.

Wanneer overeenkomstig een andere gunstige uitvoeringsvorm van de enkelprothese volgens de uitvinding de voor-spanning van het veermiddel, bijvoorbeeld een gasveer, instelbaar is, kan de enkelprothese op eenvoudige wijze worden 25 aangepast aan persoonlijke kenmerken van de specifieke gebruiker, zoals het lichaamsgewicht. Het instellen van de voorspan-ning van het veermiddel, zoals een gasveer, geschiedt hierbij op voor een deskundige op zichzelf reeds bekende manieren, zodat een nadere toelichting hiervan achterwege kan blijven.

30 Het met de enkelprothese volgens de uitvinding verkregen loopcomfort kan verder worden verbeterd, indien dempingsorganen zijn toegepast voor het dempen van de rotatie van het onderbeendeel ten opzichte van het hakdeel resp. het teendeel. Hierdoor kunnen stootachtige bewegingen van het 35 hakdeel resp. teendeel ten opzichte van het onderbeendeel worden voorkomen.

1010209 6

Tenslotte wordt een variant van de enkelprothese volgens de uitvinding genoemd, waarbij het onderbeendeel ten opzichte van het hakdeel en het teendeel tevens beperkt ver-zwenkbaar is in een in hoofdzaak loodrecht op het genoemde 5 mediane vlak gerichte richting. Hierdoor kan te allen tijde een goed contact tussen het hakdeel resp. teendeel en de ondergrond worden verkregen, hetgeen een natuurlijk loopgevoel voor een gebruiker verder bevordert. Ook deze verzwenkbaarheid kan door geschikte middelen gedempt worden, terwijl hierbij 10 ook een energiebuffering en -vrijgave kan plaatsvinden.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van de enkelprothese volgens de uitvinding is weergegeven.

Figuur 1 toont, schematisch, een uitvoeringsvorm 15 van de enkelprothese volgens de uitvinding, en

Figuren 2 tot 5 tonen opeenvolgende gebruiksstanden van de in fig. 1 weergegeven enkelprothese op kleinere schaal.

De in fig. 1 getoonde enkelprothese wordt met 20 behulp van een onderbeendeel l op niet nader getoonde wijze bevestigd aan het onderbeen van een gebruiker. Een hakdeel 2 is door middel van een scharnier 3 verzwenkbaar met het onderbeendeel 1 verbonden. Op vergelijkbare wijze is een teendeel 4 via een scharnier 5 met het onderbeendeel 1 verbonden. Aansla-25 gen 6 en 7 bepalen uiterste posities van het hakdeel 2 en het teendeel 4 ten opzichte van het onderbeendeel l. Niet getoond zijn bekledingen om aan de prothese een natuurlijk uiterlijk te verschaffen.

Het hakdeel 2 en het teendeel 4 zijn door middel 30 van een cilinder 8 met elkaar verbonden. Hierbij is het cilin-derhuis 9 via een scharnier 10 verzwenkbaar gekoppeld met het hakdeel 2, terwijl de zuiger 11 en de hierop aansluitende zuigerstang 12 via een scharnier 13 is aangesloten op het teendeel 4.

35 De zuiger 11 bepaalt binnen het cilinderhuis 9 twee cilinderkamers 14 en 15. In de cilinderkamer 14 bevindt zich een hydraulisch fluïdum, bijvoorbeeld olie. Via een fluïdum- 1010209 7 leiding 16, waarin een hierna nader te beschrijven regelklep 17 is opgenomen, staat de cilinderkamer 14 in verbinding met een bufferreservoir 18. In de andere cilinderkamer 15 bevindt zich een gas, bijvoorbeeld stikstof. Door niet nader aangedui-5 de middelen is deze cilinderkamer 15 ten opzichte van de omgeving afgedicht.

Tot de enkelprothese volgens de uitvinding behoort verder een op het onderbeendeel 1 aangebrachte en met het hakdeel 2 samenwerkende schakelaar 19 die via een besturings-10 leiding 20 is aangesloten op de regelklep 17.

De bewegingsmogelijkheid van het hakdeel 2 ten opzichte van het onderbeendeel 1 (rotatie om scharnier 3) is schematisch weergegeven door pijl 21. De corresponderende bewegingsmogelijkheid (rotatie om scharnier 5) is met betrek-15 king tot het teendeel 4 aangeduid door pijl 22. Tenslotte wijst pijl 23 op de bewegingsmogelijkheid van de regelklep 17, die later nader zal worden toegelicht.

De in fig. 1 weergegeven stand van de enkelprothese komt overeen met een uitgangspositie of rustpositie. Hierbij 20 zijn het hakdeel 2 en het teendeel 4 onder invloed van de gasdruk in de cilinderkamer 15 zover mogelijk naar elkaar toe geroteerd, waarbij de uiterste positie wordt bepaald door de aanslagen 6 en 7. Hierbij wordt de schakelaar 19 geactiveerd door een aanslag 24 op het hakdeel 2. Ten gevolge van deze 25 activering wordt via de besturingsleiding 20 een signaal afgegeven aan de regelklep 17, zodat deze zich in de in fig. 1 getoonde stand bevindt. Hierbij wordt de fluïdumstroming door de fluïdumleiding 16 in beide richtingen (dat wil zeggen naar het bufferreservoir 18 toe en daarvan af) toegestaan.

30 Aan de hand van de figuren 2 tot 5 zal thans de werking van de enkelprothese nader worden toegelicht.

In fig. 2 is de situatie weergegeven op het moment, dat de enkelprothese met het hakdeel 2 op de grond wordt neergezet. Door de uitgeoefende kracht (ten gevolge van het 35 gewicht van de gebruiker) roteert het hakdeel 2 om het scharnier 3 ten opzichte van het onderbeendeel 1 in een mediaan vlak, dat wil zeggen een vlak dat evenwijdig loopt aan een 1010209 8 vlak dat het lichaam van de gebruiker in een linker- en rechterhelft verdeelt. Ten gevolge van de rotatie van het hakdeel 2 neemt de afstand tussen de scharnieren 10 en 13 toe, en aangezien het teendeel 4 door de aanslag 7 wordt tegengehou-5 den, moet de zuiger 11, tegen de gasdruk in de cilinderkamer 15 in, ten opzichte van het cilinderhuis 9 naar rechts bewegen. Hierbij wordt het gas in de cilinderkamer 15 gecomprimeerd .

Tevens is ten gevolge van de rotatie van het hak-10 deel 2 ten opzichte van het onderbeendeel 1 de schakelaar 19 buiten aangrijping gekomen met de aanslag 24, waardoor via de besturingsleiding 20 een signaal wordt afgegeven aan de regel-klep 17, waardoor deze naar de in fig. 2 getoonde stand wordt bewogen. In deze stand is de cilinderkamer 14 (resp. de erop 15 aansluitende fluidumleiding 16) met het bufferreservoir 18 verbonden via een terugslagklep 25 die slechts een oliestro-ming vanuit het bufferreservoir 18 naar de cilinderkamer 14 toestaat, en niet omgekeerd. In deze stand van de regelklep 17 kan derhalve de zuiger 11 wel naar rechts, maar niet naar 20 links bewegen. De in het gecomprimeerde gas in de cilinderkamer 15 opgeslagen energie blijft derhalve gehandhaafd, totdat de regelklep 17 op een later tijdstip is teruggekeerd in zijn in fig. 1 getoonde positie.

Tijdens de volgende fase van het lopen kantelt de 25 enkelprothese om het raakpunt tussen hakdeel 2 en de grond naar voren, zodat ook het teendeel 4 op de grond komt te rusten. Deze situatie is weergegeven in fig. 3. Afhankelijk van de uitgeoefende belasting kan de zuiger 11 in het cilinderhuis 9 nog verder naar rechts bewegen. Noodzakelijk is dit 30 echter niet. Een beweging van de zuiger ll naar links is echter, zoals in het voorgaande werd toegelicht, niet moge-lijk.

In fig. 4 is een volgende fase weergegeven; de gebruiker heeft zijn lichaamsgewicht verder naar voren ver-35 plaatst, waardoor het onderbeendeel 1 naar voren is gekanteld. Het volledige lichaamsgewicht rust nu op het teendeel 4, terwijl het hakdeel 2 vrij is gekomen van de bodem. Het onder- 1010209 9 beendeel 1 zwenkt zover naar voren, tot de aanslag 6 aangrijpt op het hakdeel 2 en tevens de schakelaar 19 in contact komt met de aanslag 24. Hierdoor wordt de regelklep geactiveerd en teruggeplaatst in de in fig. 1 getoonde positie. Thans kan 5 onder invloed van de in de cilinderkamer 15 heersende gasdruk de zuiger 11, als gezien in fig. 4, naar links worden verplaatst, waarbij olie uit de cilinderkamer 14 wordt verdrongen en via de fluidumleiding 16 en de regelklep 17 het bufferreservoir 18 bereikt.

10 Door de verplaatsing van de zuiger 11 ten opzichte van het cilinderhuis 9 naar links wordt, aangezien het hakdeel 2 reeds tegen de aanslag 6 rust, het teendeel 4 naar het onderbeendeel 1 toe getrokken. Hierbij wordt door middel van het teendeel 4 op de grond een afzetkracht uitgeoefend, die de 15 gebruiker ondersteunt bij de loopbeweging. Hierdoor wordt tenslotte de in fig. 5 weergegeven positie van de enkelprothe-se bereikt.

Hierna wordt de voet opgetild, waarbij opnieuw de in fig. 1 weergegeven uitgangspositie wordt ingenomen. Hierna 20 herhaalt het beschreven proces zich tijdens elke stap met het betreffende been.

De met gas gevulde cilinderkamer 15 fungeert als energiebuffer. Uiteraard zou ook een mechanisch veermiddel kunnen worden toegepast, zoals een drukveer. De met olie 25 gevulde cilinderkamer 14 fungeert, in combinatie met de regelklep 17, als grendelvoorziening om tijdelijk de beweging van de zuiger 11 in één richting te blokkeren. In plaats van een dergelijke grendelvoorziening kunnen ook mechanische grendel-voorzieningen worden toegepast, die geactiveerd en gedesacti-30 veerd worden onder invloed van de relatieve positie tussen het hakdeel 2 en het onderbeendeel 1. Het vrijgeven van de opgeslagen energie dient immers pas plaats te vinden, wanneer een in hoofdzaak met fig. 4 corresponderende onderlinge positie van het hakdeel 2, teendeel 4 en onderbeendeel 1 is bereikt.

35 Dit is een positie, waarin het onderbeendeel 1 een voorwaartse rotatiepositie ten opzichte van het hakdeel 2 bezit.

1010209 10

Niet getoond zijn eventueel toegepaste dempingsor-ganen ter plaatse van de scharnieren 3 en 5. Deze kunnen de rotatie van het onderbeendeel 1 ten opzichte van het hakdeel 2 resp. teendeel 4 dempen. Ook is het mogelijk, dat het onder-5 beendeel 1 een beperkte rotatiebeweging ten opzichte van het hakdeel en het teendeel in een in hoofdzaak loodrecht op het genoemde mediane vlak gelegen richting kan uitvoeren. Hierdoor wordt gewaarborgd, dat te allen tijde een over een groot oppervlak verdeelde aangrijping tussen het hakdeel resp.

10 teendeel en de ondergrond plaats vindt.

Door de toepassing van een pneumatische veer in de vorm van een cilinderkamer 15 die is gevuld met gas, kan op eenvoudige wijze een voorspanning worden ingesteld door het kiezen van een geschikte begindruk. Tevens kan een geschikt 15 beginvolume en een geschikt oppervlak van de zuiger 11 worden gekozen, teneinde de veerkarakteristiek van de hierdoor verkregen gasveer al naar gelang de behoefte aan te passen.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het door de 20 conclusies bepaalde kader van de uitvinding op velerlei wijze kan worden gevarieerd.

1010209

Claims (9)

1. Enkelprothese, gekenmerkt door een met het onderbeen van een gebruiker te verbinden onderbeendeel, een ten opzichte daarvan in hoofdzaak in een mediaan vlak ver-zwenkbaar hakdeel, een eveneens ten opzichte van het onder- 5 beendeel in hetzelfde vlak verzwenkbaar teendeel, een het hakdeel met het teendeel verbindend en naar elkaar toe belastend veermiddel en een grendelvoorziening voor het toestaan respectievelijk verhinderen van een naar elkaar toegerichte rotatie van het hakdeel en het teendeel, zodanig, dat een 10 dergelijke rotatie slechts wordt toegestaan in een voorwaartse rotatiepositie van het onderbeendeel ten opzichte van het hakdeel.

2. Enkelprothese volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het veermiddel een gasveer is.

3. Enkelprothese volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de grendelvoorziening bestaat uit een het hakdeel met het teendeel verbindende hydraulische cilinder, waarvan de cilinderkamer via een fluïdumleiding in verbinding staat met een bufferreservoir, waarbij in de fluidumleiding een regel- 20 klep is opgenomen voor het, afhankelijk van de rotatiepositie tussen onderbeendeel en hakdeel, regelen van de fluïdumstro-ming door de fluïdumleiding.

4. Enkelprothese volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat zich tussen het hakdeel en het onderbeendeel een de 25 regelklep bedienende schakelaar bevindt.

5. Enkelprothese volgens conclusie 3 of 4, èn conclusie 2, met het kenmerk, dat het hakdeel en het teendeel zijn verbonden door een cilinder, waarvan het cilinderhuis door een zuiger is verdeeld in twee cilinderkamers, waarvan de 30 ene cilinderkamer is gevuld met een gas, en waarvan de andere cilinderkamer de via de fluïdumleiding met een bufferreservoir in verbinding staande cilinderkamer is, waarbij de zuiger met het hakdeel dan wel teendeel, en het cilinderhuis met het teendeel dan wel hakdeel is verbonden. 1010209

6. Enkelprothese volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de regelklep een in- en uitschakelbare terugslagklep is.

7. Enkelprothese volgens een der voorgaande conclu-5 sies, met het kenmerk, dat de voorspanning van het veermiddel instelbaar is.

8. Enkelprothese volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dempingsorganen zijn toegepast voor het dempen van de rotatie van het onderbeendeel ten opzichte 10 van het hakdeel respectievelijk het teendeel.

9. Enkelprothese volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het onderbeendeel ten opzichte van het hakdeel en het teendeel tevens beperkt verzwenkbaar is in een in hoofdzaak loodrecht op het genoemde mediane vlak ge- 15 richte richting. 1010209