NL1009998C2 - Werkwijze en inrichting voor het in de grond aanbrengen van onderling verbonden verticale leidingen. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het in de grond aanbrengen van onderling verbonden verticale leidingen

De aanvrage heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het 5 verticaal in de grond aanbrengen van een aantal verticale, onderling verbonden parallelle vloeistoftransportbanen, omvattende de stappen van:.

a) geleiding van de vloeistoftransportbaan langs een afgerond inbrengorgaan, b) het verticaal in de bodem inbrengen van het inbrengorgaan onder gelijktijdige toevoer van de vloeistoftransportbaan vanaf een voorraadhouder, 10 c) het terugtrekken van de vloeistoftransportbaan onder achterlating van de leiding in de bodem, d) verplaatsing van het inbrengorgaan, en f) herhaling van stappen b tot en met d.

In de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 1007903 ten name van aanvraagster is een 15 zonnecollector beschreven in de vorm van een in een wegdekoppervlak aangebracht leidingstelsel. Een deel van het leidingstelsel strekt zich ter weerszijden van de randen van het wegdek verticaal uit voor warmteuitwisseling met het onder het wegdek gelegen grondwater. Andere toepassingen van een verticaal gericht leidingstelsel in de grond zijn bodemverhitting voor sterilisatiedoeleinden of voor het verwijderen van 20 verontreinigingen. Hierbij wordt door het leidingstelsel een warmtetransportmiddel geleid zoals bijvoorbeeld water.

Uit JP-59 041509 A is bekend om lussen drainagemateriaal in de grond aan te brengen door middel van een heen en weer beweegbare aanbrengstaaf, waarbij het strookvormige filtermateriaal vanaf een voorraadrol wordt aangevoerd. Deze methode 25 heeft als nadeel dat de horizontale filtermateriaalbanen tijdens het inbrengen aan relatief grote spanningen onderhevig zijn en in de ondergrond kunnen worden getrokken. Het is een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een werkwijze voor het op snelle, doelmatige en op economisch verantwoorde wijze in de bodem aanbrengen van een stelsel uit een aantal verticale, onderling verbonden parallelle leidingen.

30 Hiertoe is de werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de vloeistoftransportbaan een leiding omvat, waarbij een vrij uiteinde van de leiding in of nabij het grondoppervlak wordt verankerd, en waarbij aan een nagenoeg horizontaal leidingdeel dat grenst aan een eerste verticaal leidingdeel, een stemorgaan of trek- .100 9 9 9 8 2 opneemorgaan wordt aangebracht, voorafgaand aan het in de grond aanbrengen van een tweede, aan het horizontale leidingdeel grenzend, verticaal leidingdeel. Door de leiding onder een afgerond of gekromd geleideroppervlak te voeren dat vervolgens in de ondergrond wordt gebracht, worden opeenvolgende lussen leidingmateriaal met een 5 "stikbeweging" in de bodem aangebracht. Doordat het vrije uiteinde van de leiding is verankerd, blijft het uiteinde van de leiding op een nauwkeurig bepaalde positie gehouden, zonder dat dit in de ondergrond wordt getrokken. Om te voorkomen dat bij het inbrengen van het verticale leidingdeel, het aangrenzende horizontale leidingdeel knikt of dat dit de in de grond wordt getrokken, wordt hieraan het trek-opneemorgaan 10 bevestigd of wordthieronder een steunorgaan aangebracht, als bijvoorbeeld een afgeronde balk, waardoor drukverdeling over de ondergrond plaatsvindt en het in de grond trekken van het horizontale leidingdeel wordt tegengegaan.

De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding kan eenvoudig worden uitgevoerd met een aangepaste, op zich bekende hydraulische rupskraan voorzien van 15 een makelaar voor het inbrengen van verticale drainagestrippen in de bodem.

De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze omvat een verticale geleider (makelaar) en een daarlangs heen en weer beweegbaar inbrengorgaan met een gekromd geleideroppervlak. Het inbrengorgaan kan bijvoorbeeld een diameter van 15 cm hebben en kan zijn voorzien van een scherpe snijrand voor het doorsnijden van de bodem. In een 20 uitvoeringsvorm is het inbrengorgaan ten minste halfcirkelvormig uitgevoerd zodat een geleidelijke kromming van de leiding wordt verkregen. Bij voorkeur is een voorraadrol voor de leiding op de inrichting aangebracht, bijvoorbeeld opgehangen aan de makelaar en is deze voorzien van middelen voor toevoer van de leiding naar het inbrengorgaan. De toevoerinrichting kan zijn gevormd door twee vrijlopende geleiderrollen waarbij de 25 leiding door de trekkracht die wordt uitgeoefend bij het inbrengen van de voorraadrol wordt afgerold. De toevoerinrichting kan eveneens elektrisch zijn aangedreven voor een actieve toevoer van leidingmateriaal naar de inbrengpositie van de leiding in de ondergrond.

Een uitvoeringsvorm van de werkwijze en de inrichting volgens de onderhavige 30 uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening. In de tekening toont:

Fig. 1 een zijaanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, en 10 0 9 9 9 8 3

Fig. 2 een schematische weergave van een op een bepaalde diepte onder het maaiveld aangebracht verticaal leidingstelsel.

In figuur 1 wordt een rupskraan 1 getoond met een verticaal gerichte makelaar 2. Aan een hydraulisch in de makelaar 2 verplaatsbare drukstang 3 is een inbrengorgaan 4 5 bevestigd. Een flexibele leiding 5, bijvoorbeeld gevormd uit kunststof vloerverwarmingsbuis met een buitendiameter van 20 mm en een wanddikte van 3,4 mm, zoals verkrijgbaar van WTH Vloerverwarming B.V. te Dordrecht, NL wordt via een toevoerinrichting 7 van een voorraadrol 6 afgewikkeld bij het in de grond inbrengen van het inbrengorgaan 4. De leiding 5 is aan een eerste uiteinde 8 nabij het bodemoppervlak 9 10 verankerd door middel van een schematisch aangegeven verankeringsblok 10. De nagenoeg horizontale leidingdelen 11, 12 worden ondersteund door steunorganen 13, 14 om te voorkomen dat de horizontale delen 11,12 van de leiding in de ondergrond worden getrokken bij het inbrengen van het inbrengorgaan 4. De lengte van de verticale leidingdelen 15, 16 bedraagt tussen 1 en 40 meter, bij voorkeur ca. 10 meter. De afstand 15 tussen de verticale leidingdelen 15, 16 bedraagt bijvoorbeeld 15 cm. Voor een goede warmteoverdracht van de leidingdelen 15, 16 naar de ondergrond kunnen deze geribbeld zijn uitgevoerd. Indien de leiding 5 is gevormd uit een relatief flexibel materiaal kan deze tijdens het inbrengen aan één zijde worden afgesloten en worden gevuld met een drukmiddel zoals water of perslucht, zodat het dichtdrukken van de leiding wordt 20 voorkomen.

Zoals wordt getoond in figuur 1, kan aan het inbrengorgaan 4 een spuitmond 17 zijn bevestigd die via en niet-getoonde leiding wordt voorzien van een spoelvloeistof voor het inspoelen van het inbrengorgaan 4. Tevens kan het inbrengorgaan 4 zijn verbonden met een trilinrichting voor het in de ondergrond trillen daarvan, afhankelijk 25 van de weerstand van de grond.

Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm waarbij de leiding 19 via trekelementen 22, 23, zoals bijvoorbeeld een kabel of een ketting, is verbonden met trek-opneemorganen 20, 21 die op de ondergrond 24 zijn geplaatst. Hierbij wordt de diepte waarop de verticale leidingdelen 19' onder de ondergrond 24 gelegen bepaald door de lengte van de 30 trek-opneemorganen 22, 23. Na het in de ondergrond aanbrengen van de leiding 19 kunnen de trek-elementen 22, 23 en de trek-opneemorganen 20,21 worden verwijderd.

10 0 9 9 9 8 4

Hoewel de uitvinding is beschreven aan de hand van een rupskraan 1 met een enkele makelaar, kunnen eveneens meerdere makelaars worden toegepast om gelijktijdig een aantal verticale leidingen in de ondergrond aan te brengen.

10 0 9 9 9 8

Claims (4)

1. Werkwijze voor het verticaal in de grond aanbrengen van een aantal verticale, 5 onderling verbonden, parallelle vloeistoftransportbanen (15, 16), omvattende de stappen van: a) geleiding van een vloeistoftransportbaan langs een afgerond inbrengorgaan (4), b) het verticaal in de bodem inbrengen van het inbrengorgaan onder gelijktijdige toevoer van de vloeistoftransportbaan vanaf een voorraadhouder (6), 10 c) het terugtrekken van het inbrengorgaan onder achterlating van de vloeistoftransportbaan in de bodem, d) horizontale verplaatsing van het inbrengorgaan, en e) herhaling van stappen b tot en met d., met het kenmerk, dat de vloeistoftransportbaan een leiding omvat, waarbij een vrij uiteinde (8) van de 15 leiding in of nabij het grondoppervlak wordt verankerd, en waarbij aan een nagenoeg horizontaal leidingdeel (11, 12) dat grenst aan een eerste verticaal leidingdeel, een steunorgaan (13, 14) of trek-opneemorgaan (20,21,22,23) wordt aangebracht, voorafgaand aan het in de grond aanbrengen van een tweede, aan het horizontale leidingdeel grenzend, verticaal leidingdeel. 20

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 , met het kenmerk, dat de inrichting een verticale geleider (2) omvat en een langs de geleider heen en weer beweegbaar inbrengorgaan (4) met een gekromd geleideroppervlak.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het inbrengorgaan (4) ten minste half cirkelvormig is uitgevoerd.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, voorzien van een voorraadrol (6) voor de leiding en van een toevoerinrichting voor toevoer van leiding aan het inbrengorgaan. 100 9 998