NL1009914C2

NL1009914C2 - Werkwijze en inrichting voor het in diepgevroren verpakte toestand brengen van een voedingsmiddel.

Info

Publication number: NL1009914C2
Application number: NL1009914A
Authority: NL
Inventors: Bernard Willem Frank Lettink; Tonnis Reinder Moes
Original assignee: Hoek Loos Bv
Priority date: 1998-08-21
Filing date: 1998-08-21
Publication date: 2000-02-22

Description

Werkwijze en inrichting voor het in diepgevroren verpakte toestand brengen van een voedingsmiddel

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het in diepgevroren verpakte toestand brengen van een voedingsmiddel.

Een dergelijke werkwijze en inrichting is uit de 5 praktijk bekend en dient ertoe een voor latere verwerking bestemd voedingsmiddel op snelle, voordelige, betrouwbare en veilige wijze in een diepgevroren toestand te brengen. Dergelijk diepgevroren voedsel is dan bijzonder geschikt voor toepassing, respectievelijk verdere verwerking in restau-10 rants, hotels, of één- of meerpersoons gezinshuishoudens.

Een in de praktijk gevoeld probleem bij toepassing ^ van bepaalde soorten voedingsmiddelen die diepgevroren zijn, is dat deze niet beantwoorden aan de wens tot eenvoudige verwerking. Dit speelt met name een rol wanneer het gaat om bij- - 15 voorbeeld een gemalen vleesprodukt zoals gehakt. In de beken- ; de werkwijze en inrichting voor de uitvoering van de bekende werkwijze heeft het diepgevroren voedingsmiddel nog zoveel samenhang dat een eenvoudige verdere verwerking niet goed mogelijk is zonder nadere handelingen.

20 Met de uitvinding wordt beoogd een werkwijze en inrichting voor het verschaffen van een diepgevroren voedings- 3 middel te verschaffen dat zich zeer eenvoudig in de gewenste porties laat afmeten en verder verwerken. ï

Daartoe is de werkwijze voor het in diepgevroren ï;

25 toestand brengen van een voedingsmiddel gekenmerkt door het I

in een bad van een tot vloeistof gecondenseerd gas brengen ï

van het voedingsmiddel, waarna het voedingsmiddel uit het bad I

wordt verwijderd en wordt verpakt.

De inrichting waarmee deze werkwijze zich in het T

30 bijzonder goed laat realiseren, is gekenmerkt door in de 1 doorlooprichting gezien een ontvangorgaan voor een voedingsmiddel, een achter het ontvangorgaan geplaatste houder voor - een tot vloeistof gecondenseerd gas, een op de houder aansluitende transportinrichting voor het voedingsmiddel, en een ^ 4 «> r-. « _ 2 uitvoerorgaan dat geschikt is voor voeding van een verpak-kingsinrichting.

Gebleken is dat het voedingsmiddel dat volgens de uitvinding in diepgevroren toestand is gebracht, vrij is van 5 samenhang; dat wil zeggen dat het voedingsmiddel gekenmerkt wordt door korrels of pellets van een handzame afmeting welke korrels of pellets niet aan elkaar kleven. Gemeend wordt dat dit wordt veroorzaakt doordat het voedingsmiddel bij het in het bad van het tot vloeistof gekoelde gas brengen, direct 10 aan haar buitenzijde een korst vormt, welke het kleven aan overeenkomstige delen van het voedingsmiddel tegengaat.

Wenselijk is daarbij dat het voedingsmiddel daarna van het bad naar een inrichting voor het verpakken van het voedingsmiddel wordt getransporteerd en dat gedurende het 15 transport van het voedingsmiddel dit verder wordt gekoeld door een diepgekoeld gas dat uit het bad door verdamping wordt betrokken.

In het bijzonder laat zich dit goed realiseren in de inrichting die er volgens de uitvinding verder door is geken-20 merkt, dat de transportinrichting ommanteld is en nabij het uitvoerorgaan is voorzien van ventilatormiddelen voor het onderhouden van een diepgekoelde gasstroom in hoofdzaak vanaf de houder tot nabij het uitvoerorgaan. Op deze wijze kan het voedingsmiddel, respectievelijk de korrels of pellets die 25 daarvan gevormd zijn, tot op de kern een diepgevroren toestand aannemen, zonder dat dit vanwege de benodigde koeltijd ten koste gaat van de produktiecapaciteit van de inrichting.

De hygiëne van de werkwijze tot het vervaardigen van het diepgevroren voedingsmiddel is ermee gebaat dat het voe-30 dingsmiddel een gemalen vleesprodukt is dat direct na het malen het bad wordt ingebracht. Dit is bovendien gunstig doordat de strengen van het gemalen vleesprodukt door het contact met het bad instantaan tot korrels of pellets vormen tengevolge van de afschrikkende werking die het koude bad 35 heeft op het voedingsmiddel.

In het bijzonder laat de werkwijze volgens de uitvinding zich gunstig realiseren wanneer voor het gemalen vleesprodukt gehakt wordt geselecteerd dat in hoofdzaak in verticale richting het bad wordt ingebracht, terwijl diepge- 1 0 0 9Q 1 » 3 koeld gas in tegenstroom ten opzichte van het gehakt uit het bad door verdamping ontwijkt.

Wenselijk is daartoe dat de inrichting volgens de uitvinding erdoor gekenmerkt is, dat het ontvangorgaan boven 5 de houder is geplaatst, en dat op het ontvangorgaan een voedend daarmee gekoppelde gehaktmolen aansluit met een in hoofdzaak verticaal gerichte uitstroomopening. Het diepge-koelde gas dat in tegenstroom beweegt vanuit het bad heeft daarbij een koelende werking op het voedingsmiddel dat het 10 bad gaat worden ingebracht maar dit nog niet heeft bereikt.

Dit ondersteunt de goede werking van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij reeds de gevormde strengen van het voedingsmiddel kleefvrij worden gekoeld, zodat daarna niet aan elkaar klevende korrels of pellets van het voedingsmiddel 15 worden gevormd.

Ter ondersteuning van het continubedrijf van de inrichting volgens de uitvinding is het wenselijk, dat het niveau van het bad op een vooringestelde waarde wordt geregeld.

Een in economisch opzicht voordelige uitvoeringsvorm [ 20 van de inrichting volgens de uitvinding is erdoor gekenmerkt, dat de ommanteling van de transportinrichting nabij het ontvangorgaan overgaat in de houder, en dat de transportinrichting tot in de houder reikt. Het voedingsmiddel kan dan eenvoudig uit de houder getransporteerd worden door de in be-25 drijf zijnde transportinrichting, waarbij het voordelig is ~ wanneer deze vanuit de houder schuin naar boven wegloopt.

Verder is het wenselijk dat althans de houder is I

uitgevoerd met warmte-isolerende wanden.

De met name in continubedrijf goede werking van de ~

30 inrichting volgens de uitvinding verlangt dat nabij het uit- I

voerorgaan ten minste twee onafhankelijk van elkaar bedrijf- " bare ventilatoren zijn geplaatst. Op deze wijze kan tijdens : het bedrijf van de inrichting zekergesteld worden dat de kou- ü de gasstroom vanaf de houder tot nabij het uitvoerorgaan on-35 derhouden kan blijven worden, zodat de diepgevroren toestand = van het voedingsmiddel gewaarborgd wordt, en aankleven van de : onderscheiden korrels of pellets van het voedingsmiddel wordt tegengegaan. r 1009914 4

Het heeft dan de voorkeur dat de ten minste twee ventilatoren intermitterend in bedrijf zijn zodat, wanneer de temperatuur van de gasstroom bij de ventilator die in bedrijf is te laag dreigt te worden, deze kan worden stilgezet en 5 overgeschakeld kan worden op het bedrijf van de andere ventilator.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, welke in een enkele figuur in een zijaanzicht van een doorsnede de inrichting volgens de uitvin-10 ding toont.

De inrichting voor het in diepgevroren toestand brengen van een bij voorkeur vers rauw voedingsmiddel is in het algemeen met verwijzingscijfer l aangeduid. Deze inrichting 1 omvat in de doorlooprichting gezien een ontvangorgaan 15 2 voor een voedingsmiddel, een achter het ontvangorgaan 2 geplaatste houder 3 voor een tot vloeistof gecondenseerd gas, een op de houder 3 aansluitende transportinrichting 4 voor het voedingsmiddel, bij voorkeur in de vorm van een schroef-spindel, en een uitvoerorgaan 5 dat geschikt is voor voeding 20 van een achter dit uitvoerorgaan 5 geplaatste verpakkingsin-richting. Deze verpakkingsinrichting kan bijvoorbeeld een zakkenvulmachine zijn of een andersoortige inrichting welke voor de vakman bekend is en hier niet nader behoeft te worden toegelicht.

25 Zoals in de figuur getoond, heeft het de voorkeur dat het ontvangorgaan 2 boven de houder 3 is geplaatst. Het ontvangorgaan wordt gevoed vanuit een wolf of gehaktmolen 11, waarin het voedingsmiddel is ingebracht. De goede werking van de inrichting 1 is er verder mee gebaat dat de transportin-30 richting 4, zoals in de figuur is getoond, ommanteld is, en nabij het uitvoerorgaan 5 is voorzien van ventilatormiddelen 6, 7 voor het onderhouden van een diepgekoelde gasstroom binnen de ommanteling 8 van de transportinrichting 4 vanaf de houder 3 tot nabij het uitvoerorgaan 5. De inrichting laat 35 zich geschikt zo uitvoeren dat de ommanteling 8 van de transportinrichting 4 nabij het ontvangorgaan 2 overgaat in de houder 3, en dat de transportinrichting 4, dat wil zeggen de schroefspindel, tot in de houder 3 reikt. Vanwege de in de houder 3 aanwezige diepgekoelde vloeistof, bijvoorbeeld 1009914 5 vloeibaar stikstof met een temperatuur van -196eC of kouder, is het wenselijk dat althans de houder 3 is uitgevoerd met warmte-isolerende wanden 9 en 10. Bij voorkeur is ook de om-manteling 8 van de transportinrichting 4 met dergelijke warm-5 te-isolerende wanden uitgevoerd.

Op voor de vakman duidelijke wijze sluit op het ont-vangorgaan 2 een voedend daarmee gekoppelde gehaktmolen 11 aan, waarbij het wenselijk is dat de uitstroomopening van de j gehaktmolen 11 dan in hoofdzaak verticaal gericht is. Op deze 10 wijze kan het de gehaktmolen 11 verlatende voedingsmiddel in verticaal verlopende strengen het bad dat in de houder 3 aanwezig is, worden ingebracht, waarbij de strengen voordat deze feitelijk het bad bereiken, onder vorming van een korst vooraanvriezen. Dit vergemakkelijkt het in niet-klevende korrels 15 of pellets opbreken van de strengen voedingsmiddel nadat deze het in de houder 3 aanwezige bad zijn ingebracht. Voor het goed doorvriezen van de korrels of pellets van het voedingsmiddel die door het transportorgaan 4, dat wil zeggen de schroefspindel, uit het bad dat zich in de houder 3 bevindt, 20 worden verwijderd, is van belang dat nabij het uitvoerorgaan 5 is voorzien in ten minste twee onafhankelijk van elkaar bedrijfbare ventilatoren 6 en 7, die bij voorkeur intermitte- -- rend in bedrijf zijn ten behoeve van het onderhouden van een [ diepgekoelde gasstroom langs de transportinrichting 4 vanaf L.

25 het ontvangorgaan 2 tot nabij het uitvoerorgaan 5. “ 1 00 99 1 4

Claims

1. Werkwijze voor het in diepgevroren verpakte toestand brengen van een voedingsmiddel, gekenmerkt door het in een bad van een tot vloeistof gecondenseerd gas brengen van het voedingsmiddel, waarna het voedingsmiddel uit het bad 5 wordt verwijderd en wordt verpakt.

2. Werkwijze volgens conclusie l, met het kenmerk, dat het voedingsmiddel van het bad naar een inrichting voor het verpakken van het voedingsmiddel wordt getransporteerd en dat gedurende het transport van het voedingsmiddel dit verder 10 wordt gekoeld door een diepgekoeld gas dat uit het bad door verdamping wordt betrokken.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het voedingsmiddel een bij voorkeur versgemalen vleesprodukt is dat direct na het malen het bad wordt inge- 15 bracht.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat voor het gemalen vleesprodukt gehakt wordt geselecteerd dat in hoofdzaak in verticale richting het bad wordt ingébracht, terwijl diepgekoeld gas in tegenstroom ten opzichte 20 van het gehakt uit het bad door verdamping ontwijkt.

5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het niveau van het bad op een vooringestelde waarde wordt geregeld.

6. Inrichting (l), in het bijzonder geschikt voor 25 uitvoering van de werkwijze volgens een der conclusies 1-5, gekenmerkt door in de doorlooprichting gezien een ontvangor-gaan (2) voor een voedingsmiddel, een achter het ontvangor-gaan (2) geplaatste houder (3) voor een tot vloeistof gecondenseerd gas, een op de houder aansluitende transportinrich- 30 ting (4) voor het voedingsmiddel, en een uitvoerorgaan (5) dat geschikt is voor voeding van een verpakkingsinrichting.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het ontvangorgaan (2) boven de houder (3) is geplaatst.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het ken- 35 merk, dat de transportinrichting (4) ommanteld is en nabij I het uitvoerorgaan (5) is voorzien van ventilatormiddelen (6, ! 1009914 7. voor het onderhouden van een diepgekoelde gasstroom in hoofdzaak vanaf de houder (3) tot nabij het uitvoerorgaan (5) .

9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8, met 5 het kenmerk, dat de ommanteling (8) van de transportinrichting (4) nabij het ontvangorgaan (2) overgaat in de houder, en dat de transportinrichting (4) tot in de houder (3) reikt.

10. Inrichting volgens een der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat althans de houder (3) is uitgevoerd met 10 warmte-isolerende wanden (9, 10).

11. Inrichting volgens een der conclusies 6-10, met het kenmerk, dat op het ontvangorgaan (2) een voedend daarmee gekoppelde gehaktmolen (11) aansluit met een in hoofdzaak verticaal gerichte uitstroomopening.

12. Inrichting volgens een der conclusies 6-11, met het kenmerk, dat nabij het uitvoerorgaan (5) ten minste twee onafhankelijk van elkaar bedrijfbare ventilatoren (6, 7) zijn geplaatst.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het ken-20 merk, dat de ten minste twee ventilatoren (6, 7) intermitterend in bedrijf zijn.

14. Diepgevroren voedingsmiddel verkregen volgens de werkwijze volgens een der conclusies 1-5, of met de inrich- I ting volgens een der conclusies 6-13, met het kenmerk, dat - 25 dit korrels of pellets omvat die onderling kleefvrij zijn. : 1009914