NL1009822C2

NL1009822C2 - Mofverbinding van kunststof buisdelen.

Info

Publication number: NL1009822C2
Application number: NL1009822A
Authority: NL
Inventors: Jan Visscher
Original assignee: Wavin Bv
Priority date: 1998-08-07
Filing date: 1998-08-07
Publication date: 2000-02-23
Also published as: AU5309199A; WO2000007803A1

Description

Korte aanduiding: Mofverbinding van kunststof buisdelen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het onderling verbinden van kunststof buisdelen, zoals buizen en i andere buisonderdelen, bijvoorbeeld bochten, T-stukken, flenzen, afsluiters, etc. In het bijzonder heeft de 5 uitvinding betrekking op het verbinden van buizen van biaxiaal georiënteerd kunststof materiaal.

Het is algemeen bekend leidingen te vervaardigen uit - buizen die aan een van hun uiteinden zijn voorzien van een insteekmof, zodat de buizen met elkaar kunnen worden 10 verbonden door de ene buis met een insteekeinde daarvan in de aan de naburige buis gevormde insteekmof te steken. Om de gewenste afdichting tussen de insteekmof en het daarin ~ gestoken buisdeel te verkrijgen, is het bekend de insteekmof uit te voeren met een naar binnen open omtreksgroef, waarin ^ 15 een afdichtring is opgenomen. In NL-A-9400894 en W097/33739 " zijn werkwijzen beschreven voor het vormen van een : dergelijke insteekmof aan het.einde van een buis van _i biaxiaal georiënteerd thermoplastisch kunststof materiaal, ” in het bijzonder polyvinylchloride.

20 In de praktijk zal het medium dat door een dergelijke : leiding getransporteerd wordt vaak onder druk staan, zodat s de verbinding tussen de buizen axiaal wordt belast en het i insteekeinde van de ene buis uit de insteekmof van de andere buis wil bewegen. Ook op de leiding inwerkende mechanische = 25 belastingen, zoals bijvoorbeeld veroorzaakt door zetting van 1 de grond in de sleuf waarin de leiding is gelegd, kunnen aanleiding geven tot een axiale belasting op de mofverbinding tussen de buizen.

De onderhavige uitvinding beoogt een mofverbinding te L

30 verschaffen, in het bijzonder tussen buisdelen van biaxiaal

georiënteerd thermoplastisch kunststof materiaal, die. I

geschikt is.voor het opnemen van met name axiale lasten, die I

de buisdelen van elkaar willen bewegen.

In het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een 35 mofverbinding te verschaffen, die in de praktijk op eenvoudige wijze en met grote betrouwbaarheid kan worden - gerealiseerd, zelfs wanneer in een sleuf in de grond moet 4nnnooo -2- worden gewerkt.

De onderhavige uitvinding verschaft volgens een eerste aspect daarvan een werkwijze volgens de aanhef van conclusie 1, die is gekenmerkt doordat na het in de insteekmof steken 5 van het insteekeinde slechts een ringgebied dat een gedeelte van de insteekmof vormt wordt verwarmd, zodanig dat het verwarmde ringgebied van de insteekmof in diameter verkleint en vastkrimpt op het daarin gestoken insteekeinde.

De uitvinding voorziet er in dat gebruik wordt gemaakt 10 van de neiging van biaxiaal georiënteerd thermoplastisch kunststof materiaal om bij geschikte verwarming te krimpen, zowel in axiale als radiale richting, waardoor de insteekmof strak op het insteekeinde komt te zitten. Indien ook het insteekeinde van biaxiaal georiënteerd thermoplastisch 15 kunststof materiaal is vervaardigd, dient de verwarming van de insteekmof zodanig te worden uitgevoerd dat het insteekeinde zelf in mindere mate of nauwelijks opwarmt, zodat voorkomen wordt dat het insteekeinde (te) sterk krimpt en er dus geen of onvoldoende aanligging van de insteekmof 20 tegen het insteekeinde wordt bereikt.

Bij voorkeur is er sprake van een vormsluitende verbinding tussen het insteekeinde en de insteekmof, hetgeen met voordeel wordt gerealiseerd doordat het insteekeinde van te voren is voorzien van een omtreksgroef aan de buitenzijde 25 of door zodanig te werk te gaan dat de krimpende ringgebied van de insteekmof een groef drukt in het insteekeinde.

Bij voorkeur is de insteekmof op een afstand van het vrije einde van de insteekmof voorzien van een inwendige afdichtring, die bestemd is om aan te liggen tegen het 30 insteekeinde van het tweede buisdeel, waarbij de insteekmof hoofdzakelijk wordt verwarmd in het gebied tussen de afdichtring en het vrije einde van de insteekmof, waardoor dit deel zich stevig vastklemt op het insteekeinde. Indien het insteekeinde eveneens is vervaardigd van biaxiaal 35 georiënteerd thermoplastisch kunststofmateriaal heeft het de voorkeur dat bij het verwarmen van de insteekmof het insteekeinde, ten minste ter plaatse van de afdichtring, niet of nauwelijks wordt verwarmd. Eventueel is zelfs voorzien in een koeling van het insteekeinde. Hierdoor wordt 1 hops?? -3- bereikt dat het insteekeinde zelf niet door verwarming gaat krimpen, waardoor de gewenste aanligdruk met de afdichtring niet wordt bereikt of er zelfs een spleet zou kunnen ontstaan. Ook kan er in zijn voorzien dat het insteekeinde 5 inwendig wordt gesteund door een bus, zodat het insteekeinde ter plaatse van de aanligging van de afdichtring zijn diameter behoudt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is er in voorzien dat tussen de insteekmof en 10 het insteekeinde een krimpring wordt geplaatst, die is vervaardigd van ten minste radiaal georiënteerd thermoplastisch kunststof materiaal, welke krimpring bij plaatsing een zodanige binnendiameter heeft dat het insteekeinde er in past, waarbij de werkwijze verder de stap 15 omvat van het verwarmen van de krimpring, zodat de krimpring krimpt en vastklemt op het insteekeinde. Bij voorkeur is de krimpring vervaardigd van thermoplastisch kunststof materiaal, dat in hoofdzaak en bij voorkeur uitsluitend in 1 radiale richting, dus in omtreksrichting, is verstrekt. Bij 20 voorkeur is de radiale verstrekking van de krimpring groter r dan van het insteekeinde.

Het heeft bij toepassing van een krimpring de voorkeur om de krimpring op zodanige wijze te verwarmen tot een : temperatuur waarbij de krimpring gaat krimpen, dat het Γ 25 insteekeinde in hoofdzaak in het met de krimpring in contact i komende omtreksgebied een temperatuur bereikt waarbij het insteekeinde in dat gebied vervormbaar wordt onder invloed 7 van de druk van de krimpring. Hierdoor ontstaat een :

ringvormige groef of insnoering in de buitenomtrek van het 30 insteekeinde, waar de krimpring dan gedeeltelijk in ligt I

terwijl de rest van de krimpring buiten het insteekeinde uitsteekt. Wanneer dan de insteekmof met een rand daarvan achter het uitstekende deel van de krimpring steekt en bij [ voorkeur de krimpring insluit, kan die mofverbinding 1 35 aanzienlijke krachten opnemen zonder te verbreken. Om te bereiken dat juist de krimpring en eventueel het direct aangrenzende gebied van het insteekeinde worden verwarmd en i het verder van de krimpring vandaan gelegen gebied van het insteekeinde nauwelijks verwarmd wordt, voorziet de 1009322 7 -4- uitvinding er in dat hoofdzakelijk de krimpring wordt verwarmd. Dit kan van buiten af geschieden door het omliggende deel van de insteekmof te verwarmen, waardoor de daar binnen liggende ring opwarmt en krimpt. Het heeft 5 echter de voorkeur specifiek de krimpring zelf te verwarmen, bijvoorbeeld door in de insteekmof nabij de krimpring verwarmingsmiddelen aan te brengen of de krimpring zelf van verwarmingsmiddelen te voorzien, die bijvoorbeeld bestaan uit (elektrische) verwarmingselementen die in de krimpring 10 zijn ingebed of daaromheen zijn aangebracht. In een variant kan ook zijn voorzien in het door middel van inductie verwarmen van de krimpring.

Met name indien het insteekeinde van biaxiaal georiënteerd kunststof materiaal is vervaardigd, heeft het 15 voordeel dat de krimpring gezien in lengterichting van de insteekmof een breedte heeft die ongeveer overeenkomt met de dikte in radiale richting van de ring, waardoor het contactoppervlak met het insteekeinde betrekkelijk gering is en bij verwarming van de krimpring niet teveel warmte wordt 20 overgedragen aan het insteekeinde, terwijl de aanligdruk van de krimpring op een betrekkelijk klein oppervlak van het insteekeinde geconcentreerd blijft. Bij een wezenlijk groter contactoppervlak bestaat het risico dat het insteekeinde zelf in te sterke mate krimpt.

25 Met de werkwijze volgens de uitvinding wordt bij voorkeur bewerkstelligt dat de krimpring zich in het insteekeinde snoert, zodat het insteekeinde aan zijn buitenzijde een omtreksgroef krijgt waar de krimpring strak in ligt. De krimpring vormt dan een vormgesloten verbinding 30 tussen de verbonden onderdelen, zodat de verbinding zwaar kan worden belast.

De krimpring kan bij de werkwijze volgens de uitvinding los in de insteekmof worden geplaatst wanneer de mofverbinding wordt vervaardigd, maar er kan ook in zijn 35 voorzien de krimpring in een eerder stadium, bij voorkeur bij de produktie van het eerste buisdeel, in de insteekmof te plaatsen en (provisorisch) vast te zetten, bijvoorbeeld in te klemmen. Ook zou de krimpring een (losneembaar) geheel kunnen vormen met de afdichtring en op die wijze in de 1 00 98 22 -5- insteekmof kunnen zijn bevestigd.

Indien het insteekeinde van biaxiaal georiënteerd kunststof materiaal is vervaardigd, is het tevens voordelig om in het insteekeinde een steunende bus te plaatsen. Bij 5 voorkeur zit die bus op een zodanige plaats dat het insteekeinde inwendig wordt gesteund tegen de krachten die worden uitgeoefend door de krimpende insteekmof en/of de krimpring. Deze bus kan al bij de vervaardiging van de buis zijn aangebracht en daar bijvoorbeeld in zijn vastgeklemd of 10 gelijmd. Verder heeft het de voorkeur de bus juist daar aan te brengen waar de afdichtring van de insteekmof tegenaan komt te liggen om zo een correcte afdichting te garanderen.

De insteekmof voor het vormen van de mofverbinding volgens de onderhavige uitvinding kan een afzonderlijk 15 onderdeel zijn, waarmee twee kunststof buisdelen kunnen worden verbonden. Deze kunststof buisdelen kunnen eventueel niet biaxiaal georiënteerd zijn maar bijvoorbeeld alleen in axiale richting zijn verstrekt. De onderhavige uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op het met een 20 mofverbinding verbinden van buizen uit biaxiaal georiënteerd thermoplastisch kunststof materiaal, waarbij elke buis aan een uiteinde een insteekmof heeft en aan zijn andere einde een insteekeinde, dat in de insteekmof van een naburige buis : past. Met name heeft een dergelijke buis over zijn lengte 25 een uniforme doorsnede met aan een einde de insteekmof. s

De onderhavige uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zijn getoond. In de tekening toont: 30 fig. la in langsdoorsnede en schematisch een eerste buis voorzien van een insteekmof met inwendige afdichtring en een : tweede buis, die met zijn insteekeinde in de insteekmof en de afdichtring is gestoken,

fig. lb de verbinding van figuur la nadat de insteekmof 35 nabij het vrije einde daarvan van buitenaf is verwarmd, I

fig. 2a in een halve doorsnede overeenkomstig fig. la een eerste buis voorzien van een insteekmof met een inwendige “ afdichtring en een krimpring en een tweede buis, die met zijn insteekeinde in de insteekmof is gestoken, | 1 0Π9Α?? ~ -6- fig. 2b de verbinding van fig. 2a nadat de krimpring en de insteekmof nabij zijn vrije einde zijn verwarmd, fig. 3 een weergave overeenkomstig fig. lb, waarbij de insteekmof plaatselijk sterk is verwarmd, en 5 fig. 4 een weergave overeenkomstig figuur 2b, waarbij de krimp ten opzichte van figuur 2a is getoond.

De figuren la en lb tonen een eerste buis 1 en een tweede buis 2, die beide zijn vervaardigd van biaxiaal 10 georïenteerd thermoplastisch kunststof materiaal, bijvoorbeeld van PVC. De buizen 1, 2 zijn identieke cilindrische buizen, bijvoorbeeld bestemd voor het transport van (drink-)water of gas.

Aan in de figuren la, lb getoonde einde van de eerste 15 buis 1 is een insteekmof 3 gevormd, de tweede buis 2 op is dezelfde wijze uitgevoerd.

Van belang is dat het kunststof materiaal van de insteekmof 3 bij de vervaardiging van de insteekmof biaxiaal georiënteerd is, dus in omtreksrichting en in axiale 20 richting is verstrekt. Hierbij zal de axiale verstrekking van de wand van de insteekmof 3 kleiner kunnen zijn dan van de wand van de buis 1, en eventueel is de axiale verstrekking van de insteekmof 3 gering.

De insteekmof 3 dient voor het opnemen van het daarin 25 passend insteekeinde 4 van de tweede buis 2.

Om een goede afdichting te waarborgen tussen de beide buizen 1, 2 is de insteekmof 3 op een afstand van het vrije einde van de insteekmof 3 voorzien van een inwendige flexibele afdichtring 5, die bestemd is om afdichtend aan te 30 liggen tegen het insteekeinde van de tweede buis 2. Deze afdichtring 5 kan bijvoorbeeld uit een geschikt rubber of rubberachtig materiaal zijn vervaardigd. Voor het opnemen en vasthouden van de afdichtring 5 is de insteekmof 3 voorzien van een naar binnen open omtreksgroef. Het vervaardigen van 35 zo'n insteekmof 3 met afdichtring is beschreven in de eerder genoemde publikaties.

Voor het totstandbrengen van een mofverbinding tussen de buizen 1, 2 wordt de buis 2 met zijn insteekeinde 4 in de insteekmof 3 geschoven, waarbij de afdichtring 5 bij 1009822 -7- voorkeur direct afdichtend aanligt tegen het insteekeinde 4.

Vervolgens wordt de insteekmof 3 verwarmd, bij voorkeur in het ringgebied "A" tussen de afdichtring 5 en het vrije einde van de insteekmof 3. Deze plaatselijke verwarming van 5 de insteekmof 3 kan bij voorbeeld geschieden door een smal strookvormig elektrisch verwarmingselement om het ringgebied "A" te wikkelen en daarmee gebied "A" te verwarmen. Indien gebied "A" van de insteekmof 3 in voldoende mate wordt verwarmd, zal waargenomen kunnen worden dat dit gebied "A" 10 in radiale richting, en ook in axiale richting, zal krimpen naar de in figuur lb getoonde toestand. In figuur lb is de oorspronkelijke vorm met streeplijnen getoond, zodat duidelijk te zien is dat de diameter kleiner wordt als gevolg van het verwarmen. Hierbij krult het buitenste ~

15 randgebied van de insteekmof 3 naar binnen. Omdat door de verwarming van gebied "A" ook het onderliggende ringgebied "B" van het insteekeinde 4 opwarmt en dus zachter wordt, zal I

het krimpende ringgebied "A" een in het ringgebied "B" een " insnoering vormen in het insteekeinde 4. Hierdoor ontstaat 1 20 een uitwendige omtreksgroef in het insteekeinde 4, waar i; ringgebied "A" van de insteekmof 3 ingrijpt en daarmee een : vormgesloten verbinding vormt. Deze op zich eenvoudig r

uitvoerbare werkwijze leidt tot een mofverbinding die T

aanzienlijke (axiale) krachten kan opnemen.

25 Het zal duidelijk zijn dat het insteekeinde 4 ook van te r voren, bij voorkeur reeds bij de produktie van de buis 1, kan worden voorzien van een omtreksgroef of soortgelijke verdieping(-en) aan de buitenzijde, waar dan het krimpende deel van de insteekmof 3 in komt te liggen en zo een 30 vormgesloten verbinding vormt.

Het heeft de voorkeur dat het gebied rond de afdichtring 5 niet of nauwelijks wordt verwarmd om krimp van dat deel van de insteekmof en van het onderliggende insteekeinde 4 te vermijden. Dit zou. namelijk tot een kwaliteitsverlies van de “ 35 afdichting kunnen leiden. Eventueel wordt daarom dit deel thermisch afgeschermd van de verwarmingsmiddelen waarmee — ringgebied "A" wordt verwarmd en/of kan een geforceerde koeling van dat deel van de insteekmof plaatsvinden. In een — niet getoonde variant is in het insteekeinde 4 een steunbus — 1009822 -8- geplaatst, die verhindert dat het gedeelte van het insteekeinde 4 waar de afdichtring 5 op aangrijpt krimpt. Eventueel kan die steunbus zich uitstrekken tot aan de plaats waar de insnoering ontstaat of, zoals verderop zal 5 worden toegelicht, tot aan de plaats waar de krimpring het insteekeinde insnoert. De steunbus kan zich ook verder naar binnen uitstrekken en dan een omtreksgroef aan de buitenzijde hebben, die het toelaat dat de eerder beschreven insnoering wordt gevormd. Op die manier zit dan ook de 10 steunbus stevig geborgd op zijn plaats.

In figuur 3 is getoond wat er gebeurt als de verwarming zich concentreert op een ringgebied "C" tussen het vrije einde en de afdichtring 5, waarbij het gebied grenzend aan het vrije einde niet wordt verwarmd. Door zo'n gecontreerde 15 ringvormige verwarming krult het vrije einde niet naar binnen maar snoert ringgebied "C" in het insteekeinde 4, zodat ringgebied "D" daarvan naar binnen wordt gedrukt. Ook dit leidt tot een zwaar axiaal belastbare mofverbinding.

Het zal duidelijk zijn dat ook een trekvaste verbinding 20 wordt verkregen indien het ringgebied "B" niet insnoert en alleen door krimp van het ringgebied "A" lokaal een stevige aanligging van de insteekmof tegen het insteekeinde wordt verkregen.

In de figuren 2a en 2b zijn twee buizen 10, 11 van 25 biaxiaal georiënteerd kunststof materiaal getoond, waarbij buis 10 is voorzien van een insteekmof 12 voor insteekeinde 13 van buis 11.

De insteekmof 12 heeft een eerste deel 14, met een binnendiameter enigzins groter dan de buitendiameter van de 30 buizen 10, 11. Dichterbij het vrije einde van de buis 10 heeft de insteekmof een naar binnen open omtreksgroef 15, waarin een flexibele afdichtring 17 is opgenomen. Het deel 16 van de insteekmof 3 tussen het vrije einde en de i afdichtingring 17 heeft een binnendiameter die duidelijk 1 35 groter is dan van de buizen 10, 11. In dit verwijde deel 16 is in figuur 2a een krimpring 18 te herkennen. Deze krimpring 18 kan reeds bij of direct na de produktie van de buis 10 zijn geplaatst of kan worden geplaatst als men begint de getoonde mofverbinding totstand te brengen.

1 nn q p o o -9-

De krimpring 18 is een gesloten ring van thermoplastisch kunststof materiaal, bijvoorbeeld hetzelfde materiaal als de buizen 10,11. Van belang is dat het kunststof materiaal van de krimpring 18 in radiale ofwel omtreksrichting is 5 verstrekt, waardoor de krimpring 18 de eigenschap heeft bij geschikte verwarming in omtreksrichting te krimpen naar een kleinere diameter. Het heeft de voorkeur dat de krimpring 18 uitsluitend radiaal en niet axiaal is verstrekt.

Bij de werkwijze volgens figuren 2a, 2b wordt de buis 11 10 met insteekeinde 13 in de insteekmof 12 gestoken, zodat het insteekeinde in de krimpring 18 en de afdichtring 17 ligt.

Vervolgens wordt verwarming toegepast in het gebied van de krimpring 18, zodanig dat de krimpring 18 zelf, alsmede het daaromheen liggende gebied 16 van de insteekmof 12 krimpt 15 naar de in figuur 2b getoonde toestand. Hierdoor is de krimring 18 ingesloten in de insteekmof.

In figuur 4 is met streeplijnen de oorspronkelijke vorm voorafgaand aan het verwarmen getoond. Bij voorkeur wordt zodanig verwarmd dat ook het in de krimpring 18 liggende 20 gebied "E" van het insteekeinde 13, dat eventueel al in

contact is met de nog niet gekrompen krimpring 18, warmer wordt en daardoor zachter, zodat de krimpende krimpring 18 zich in het insteekeinde 13 snoert. In de figuren 2b en 4 is te herkennen dat een deel van de krimpring 18 buiten het 25 oppervlak van het insteekeinde 13 uitsteekt en dat dat deel I

is omsloten door het gekrompen deel 16 van de insteekmof 12. !

Op deze wijze wordt een zwaar belastbare mofverbinding tussen de buizen 10 en 11 verkregen.

De verwarming in het gebied van de krimpring 18 kan op ~ 30 verschillende manieren worden gerealiseerd. Zo voorziet een r voorkeursuitvoeringsvorm er in dat de krimpring 18 zelf wordt verwarmd. Dit zou kunnen geschieden door in of om de 1 krimpring 18 verwarmingselementen aan te brengen, ^ bijvoorbeeld elektrische verwarmingsdraden. Ook zou de 35 krimpring 18 kunnen zijn voorzien van een laag die met inductie kan worden verwarmd middels een inductieverwarmingsapparaat.

Het is echter ook denkbaar het gebied 16 van buitenaf te 1 verwarmen, welke warmte dan wordt overgedragen aan de "ΙΟΠ'^Λ'^Λ -10- kritnpring 18 en het daarbinnen liggende gebied "E".

In een variant kan er in zijn voorzien dat de krimpring 18 en de afdichtring 17 met elkaar verbonden zijn en als eenheid in de insteekmof 12 zijn geplaatst.

5 In de figuren zijn de optredende krimp- en insnoeringseffecten overdreven getoond, uitsluitend om de uitvinding duidelijk te maken.

De onderhavige uitvinding heeft ook betrekking op een niet getoond verbindingsorgaan voor kunststof buisdelen, die 10 eventueel uit biaxiaal georiënteerd kunststof materiaal zijn vervaardigd, waarbij het verbindingsorgaan dan bij voorkeur twee of meer insteekmoffen van biaxiaal georiënteerd kunststof materiaal omvat, zoals hiervoor in verschillende uitvoeringen is beschreven. Zo'n verbindingsorgaan kan 15 bijvoorbeeld zijn gevormd uit een in axiale richting verstrekte cilindrische kunststof huls, waarvan de uiteinden door het vormen van insteekmoffen ook in radiale richting zijn verstrekt.

1onopo?

Claims

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een mofverbinding tussen een eerste buisdeel en een tweede buisdeel, waarbij een insteekmof van biaxiaal georiënteerd thermoplastisch kunststof materiaal wordt toegepast voor het verbinden van 5 de buisdelen, in welke insteekmof het insteekeinde van ten minste een van de buisdelen wordt gestoken, met het kenmerk, dat - na het in de insteekmof steken van _ het insteekeinde - de insteekmof slechts in een ringgebied daarvan, dat een gedeelte van de insteekmof vormt, wordt 10 verwarmd, zodanig dat het verwarmde ringgebied van de insteekmof in diameter verkleint en vastkrimpt op het daarin gestoken insteekeinde.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het ringgebied 15 van de insteekmof wordt verwarmd zodat het ringgebied krimpt in een omtreksgroef van het insteekeinde.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de omtreksgroef van het insteekeinde wordt gevormd tijdens en als gevolg van 20 het krimpen van het verwarmde ringgebied van de insteekmof.

4. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de insteekmof op een afstand van het vrije einde van de insteekmof is voorzien van een inwendige 25 flexibele afdichtring, die bestemd is om afdichtend aan te liggen tegen het insteekeinde, en waarbij de insteekmof hoofdzakelijk wordt verwarmd in het ringgebied tussen de afdichtring en het vrije einde van de insteekmof.

5. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij tussen de insteekmof en het insteekeinde een krimpring wordt geplaatst, die is vervaardigd van ten minste radiaal georiënteerd thermoplastisch kunststof materiaal, welke krimpring bij plaatsing een zodanige 7 35 binnendiameter heeft dat het insteekeinde er in past, bij ~ voorkeur zonder vervorming van de krimpring, waarbij de 7 werkwijze verder de stap omvat van het verwarmen van de 1009822 = -12- krimpring, zodat de krimpring in diameter verkleint en vastkrimpt op het insteekeinde.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij de krimpring zich 5 bij het verwarmen daarvan voegt in een omtreksgroef in het insteekeinde, welke omtreksgroef van te voren kan zijn aangebracht dan wel als gevolg van het krimpen van de krimpring wordt gevormd.

7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, waarbij het verwarmen zodanig wordt uitgevoerd dat de insteekmof de krimpring opsluit.

8. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 5-7, 15 waarbij de insteekmof in het gebied nabij de krimpring wordt verwarmd, zodanig dat de insteekmof ten minste in radiale richting krimpt.

9. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 5-8, 20 waarbij in of nabij de krimpring verwarmingsmiddelen zijn voorzien.

10. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 5-9, waarbij de krimpring zodanig is uitgevoerd en zodanig wordt 25 verwarmd, eventueel via de insteekmof, waarbij eventueel ook het naburige, mogelijk tegen de krimpring aanliggende gebied van het insteekeinde wordt verwarmd, zodanig dat de krimpring een insnoering vormt in het insteekeinde van het tweede buisdeel. 30

11. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste en tweede buisdeel buizen van biaxiaal georiënteerd thermoplastisch kunststof materiaal zijn, en waarbij elke buis aan het ene einde daarvan een 35 insteekmof en aan het andere einde een insteekeinde heeft.

12. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies l-10, waarbij de buisdelen worden verbonden door een afzonderlijk verbindingsonderdeel, welk verbindingsonderdeel ; 1009822 -13- ten minste een insteekmof van biaxiaal georiënteerd kunststof materiaal omvat.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het eerste 5 en tweede buisdeel zijn vervaardigd van kunststof zonder biaxiale oriëntatie van het kunststof materiaal.

14. Werkwijze voor het vervaardigen van een mofverbinding tussen een eerste buisdeel en een tweede 10 buisdeel, een insteekmof van biaxiaal georienteerd thermoplastisch kunststof materiaal wordt toegepast, in welke insteekmof het insteekeinde van een ten minste een van : de buisdelen wordt gestoken, met het kenmerk, dat tussen de 1 insteekmof en het insteekeinde een krimpring wordt 15 geplaatst, die is vervaardigd van ten minste radiaal georiënteerd thermoplastisch kunststof materiaal, welke krimpring bij plaatsing een zodanige binnendiameter heeft dat het insteekeinde er in past, waarbij de werkwijze verder de stap omvat van het verwarmen van de insteekmof in een 20 ringgebied rondom de krimpring en/of het verwarmen van de - krimpring zelf, zodat de krimpring in diameter verkleint en _ vastkrimpt op het insteekeinde.

15. Buisdeel van thermoplastisch kunststof materiaal . 25 omvattende aan het ene einde daarvan een insteekmof van biaxiaal georienteerd thermoplastisch kunststof materiaal en z aan het andere einde een insteekeinde, zodanig dat een _ soortgelijk buisdeel met zijn insteekeinde kan worden opgenomen in de insteekmof, met het kenmerk, dat in een Z 30 ringgebied van de insteekmof de radiale verstrekking van het __ kunststof materiaal zodanig is, dat bij verwarming van het = ringgebied de diameter daarvan kan krimpen tot een diameter Li die geringer is dan van het insteekeinde.

16. Buisdeel van thermoplastisch kunststof materiaal omvattende een insteekmof van biaxiaal georienteerd ^ thermoplastisch kunststof materiaal voor het opnemen van een Zj in de insteekmof passend insteekeinde van een ander _ buisdeel, dat met een insteekeinde in de insteekmof kan J009822 -14- worden gestoken, met het kenmerk, dat in de insteekmof een afzonderlijke krimpring is opgenomen, die is vervaardigd van ten minste radiaal georienteerd thermoplastisch kunststof materiaal, welke krimpring bij plaatsing een zodanige 5 binnendiameter heeft dat het insteekeinde er, bij voorkeur zonder vervorming van de ring, in past.

17. Buisdeel volgens conclusie 16, waarbij bij de krimpring behorende verwarmingsmiddelen zijn voorzien voor 10 het verwarmen van de krimpring, zodanig dat de krimpring krimpt en vastklemt op het daarin gestoken insteekeinde.

18. Buisdeel volgens conclusie 16 of 17, waarbij de insteekmof op een afstand van het vrije einde van de 15 insteekmof is voorzien van een inwendige afdichtring, die bestemd is om afdichtend aan te liggen tegen het insteekeinde van het andere buisbuisdeel.

19. Mofverbinding tussen een eerste buisdeel met een 20 insteekmof van biaxiaal georienteerd thermoplastisch kunststof materiaal en een in de insteekmof passend insteekeinde van een tweede buisdeel van biaxiaal georienteerd kunststof materiaal, met het kenmerk, dat de insteekmof is vastgekrompen op het insteekdeel door 25 verwarmen van ten minste een deel van de insteekmof.

20. Mofverbinding volgens conclusie 19, waarbij zich tussen het insteekeinde en de insteekmof een afdichtring bevindt en waarbij in het insteekeinde een steunbus aanwezig * 30 is, die het insteekeinde ten minste ter plaatse van de 1 afdichtring stabiliseert.

21. Mofverbinding volgens conclusie 20, waarbij in de insteekmof een afzonderlijke krimpring is opgenomen, die is 35 vervaardigd van ten minste radiaal georienteerd thermoplastisch kunststof materiaal, welke krimpring door verwarming daarvan op het insteekeinde is vastgekrompen en bij voorkeur in een omtreksgroef in de buitenomtrek van het insteekdeel ontstaan bij verwarming van de krimpring. 1009822 -15-

22. Afdichtsamenstel voor een mofverbinding tussen een eerste buisdeel en een tweede buisdeel, omvattende een afdichtring en een met de afdichtring verbonden krimpring, welke krimpring is vervaardigd van thermoplastisch kunststof 5 materiaal, dat in omtreksrichting is verstrekt en bij verwarming daarvan in diameter krimpt.

23. Afdichtsamenstel volgens conclusie 22, waarbij het samenstel is voorzien van verwarmingsmiddelen voor het 10 verwarmen van de krimpring. 1 0 0 Q Q 9 ?