NL1009629C2

NL1009629C2 - Werkwijze alsmede inrichting voor het vormen van een uitzetstang.

Info

Publication number: NL1009629C2
Application number: NL1009629A
Authority: NL
Inventors: Laurentius Leonardus Th Kester
Original assignee: Valk Systemen Bvvd
Priority date: 1998-07-13
Filing date: 1998-07-13
Publication date: 2000-01-17

Description

r

Werkwijze alsmede inrichting voor het vormen van een uitzetstang

De uitvinding heeft betrekking op het gebied van het vervaardigen van producten, zoals uitzetstangen, die worden toegepast in de kassenbouw. Dergelijke 5 uitzetstangen dienen door het in open en gesloten stand brengen van de in de kap van de kas aangebrachte ventilatieramen. Zoals bekend wordt een ventilatieraam bediend door middel van meerdere van dergelijke uitzetstangen, die vanaf een centrale, in zijn langsrichting verschuifbare bedieningsas schuin uitwaaierend omhoog lopen naar dat ventilatieraam.

10 Aan beide uiteinden van de uitzetstangen worden bevestigingslippen gevormd.

De bevestigingslippen, die zich aan de einden van de uitzetstangen bevinden, moeten vanwege deze uitwaaierende stand elk onder een hoek ten opzichte van de langsas van de uitzetstang worden gevormd. Een dergelijke plaatsing brengt met zich mee dat de verschillend gevormde bevestigingslippen elk door middel van een apart 15 persgereedschap moeten worden gevormd, welk persgereedschap de gewenste schuine stand van de bevestigingslip heeft. Een dergelijke vervaardigingswijze is daardoor omslachtig en relatief duur.

liet doel van de uitvinding is een oplossing voor dat probleem te geven. Dat doel wordt bereikt door middel van een werkwijze voor het vervaardigen van een 20 koppelstang uit buisvormig materiaal, die aan tenminste een eind een door plastisch vervormen van het buisvormige materiaal gevormde bevestigingslip bezit, omvattende de stappen van - het afplatten van een eind van het buisvormige materiaal, - het buigen van het afgeplatte eind over een buiglijn die in wezen dwars op de 25 langsas van het buisvormige materiaal loopt, - het tenminste ter plaatse van de buiglijn vervormen van het materiaal naar een zijde van het afgeplatte eind onder vorming van een door tenminste een opstaand gedeelte zoals een ril of een rand verstijfde bevestigingslip.

Volgens de uitvinding kan nu elke bevestigingslip, onafhankelijk van de schuine 30 stand daarvan, door middel van één en hetzelfde stelgereedschap worden vervaardigd door de gewenste verbuiging rond de buiglijn aan te brengen.

Niettemin vormt deze buiglijn, waarover de bevestigingslippen zijn omgebogen, geen nadelige verzwakking van de totale uitzetstang. Dankzij de nu aangevormde, 1009629 2 opstaande randen wordt een verstijving verkregen, die in het bijzonder de knikbuigstijfheid van de uitzctstang gunstig beïnvloedt. De aldus verstij i'de bevestigingslippen fungeren min of meer als stijve inklemmingen van de einden van de uitzetstangen. Dergelijke inklemmingen leiden, zoals bekend, tot een aanzienlijk 5 hogere kniklast.

In het bijzonder kunnen de opstaande randen worden gevormd ter plaatse van de buiglijn alsmede de ter weerszijden van de buiglijn zich bevindende materiaaldelen. In verband met het vermijden van abrupte overgangen in de stijfheid van de bevestigingslippen zijn de opstaande randen met afnemende hoogte gevormd tot op een 10 afstand van het vrije van de bevestigingslip.

De uitvinding betreft tevens een inrichting voor het uitvoeren van de hiervoor beschreven werkwijze, omvattende - middelen voor het afplatten van een eind van een buisvormig materiaal, omvattende twee naar elkaar toe en van elkaar af beweegbare persbekken, waartussen 15 dat eind van het buisvormige materiaal opneembaar is, - middelen voor het ombuigen van het afgeplatte eind rond een buiglijn dwars op de langsrichting van het buisvormige materiaal, omvattende een buigorgaan met een door twee poten begrensde holte alsmede een richelvormig aambeeld waarvan het vrije eind is gekeerd naar de holte van het buigorgaan en waarop het afgeplatte eind 20 ondcrsteunbaar is ter hoogte van de te vormen buiglijn, en de poten aanbrengbaar zijn op de delen van het buisvormige materiaal ter weerszijden van de buiglijn, welk buigorgaan en aambeeld ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn voor het buigen van het afgeplatte eind, - middelen voor het vormen van de randen nabij beide einden van de buiglijn, 25 omvattende een vormorgaan dat plaatsbaar is over het afgeplatte eind ter hoogte van de buiglijn, welk vormorgaan twee in de richting van het aambeeld uitstekende neuzen bezit die op een afstand van elkaar liggen, ongeveer gelijk aan de breedte van het aambeeld, welk vormorgaan naar het aambeeld toe en daar vanaf verplaatsbaar is.

De neuzen van het vormorgaan zijn aan hun naar elkaar gekeerde zijden 30 afgeschuind onder vorming van een naar hun vrije einden toe wijder wordende j vormholte.

j Volgens de uitvinding kunnen telkens dubbele stations (paren) zijn voorzien die . zich op een afstand van elkaar bevinden voor het uitvoeren van identieke bewerkingen 1009629 3 aan beide einden van het buisvormige materiaal.

De stations van elk paar kunnen daarbij naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn, in afhankelijkheid van de lengte van het te bewerken buisvormige materiaal.

5 De paren stations vormen twee rijen, waarvan bij voorkeur één rij naar een vanaf de andere rij beweegbaar is.

Verder kunnen de stations uit tenminste een rij individueel naar en vanaf een tegenover liggend station verplaatsbaar zijn voor het uitvoeren van een bewerking aan een of beide einden van het buisvormige materiaal. Het buisvormige materiaal kan dan 10 ter plaatse van één of meerdere stations worden bewerkt. De gewenste bewerking wordt verkregen door het betreffende station naar het direct daar tegenover liggende te verplaatsen, zodat deze in het bereik komen van de te bewerken einden van het buisvormige materiaal. Ook kan de inrichting zo worden bedreven dat bijvoorbeeld slechts een eind van het buisvormige materiaal aan een bewerking wordt onderworpen. 15 Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een gedeelte van een kas in perspectief, met de uitzetstang volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont de eerste stap van de werkwijze volgens de inrichting.

20 Figuur 3 toont de tweede stap van de werkwijze volgens de inrichting.

Figuur 4 toont de derde stap van de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 5 toont een schematisch bovenaanzicht van een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Figuur 6 toont een aanzicht in perspectief van een eind van de uitzetstang met 25 gevormde bevestigingslip.

Het in de figuur 1 weergegeven gedeelte van de kap 1 van de kas of warenhuis omvat een nokprofiel 2 alsmede op dat nokprofiel aansluitende roeden 3 en verdere, zich in de kap bevindende langsliggers 4.

Tussen de roeden 3, nokprofiel 2 en langsliggers 4 zijn glaspanelen 5 30 aangebracht. Verder bevindt zich in de kap een aantal ventilatieramen 6, waarvan één in figuur 1 is weergegeven. Deze ventilatieramen bestaan ineens uit een aantal profielen 7 met glaspanelen 8.

De ventilatieramen zijn via uitzetstangen 9, 10 verbonden met een in zijn 1009629 4 langsrichting verplaatsbare (zie de pijlen) centrale bedieningsas 11.

Elke uitzetstang 9, 10 bezit aan beide einden bevestigingslippen 12 (zie ook figuur 6). Aan de ene zijde van elke uitzetstang 9, 10 zijn de bevestigingslippen 12 bevestigd aan het profiel 7 van het ventilatieraam 7, aan de andere zijden aan een klem 5 30 die om de bedieningsas 11 is geklemd.

Zoals weergegeven in figuur 6, maken de bevestigingslippen 12 een hoek met betrekking tot de langsas van elke uitzetstang 9, 10, welke hoek nodig is vanwege de uitwaaierende vorm, vanaf de bedieningsas 11, die deze uitzetstangen 9, 10 maken.

De uit deze hoek tussen de bevestigingslip 12 en bedieningsstang 9, 10 10 voortvloeiende buiglijn 13 vormt echter een verzwakking van de bedieningsstangen 9, 10, in het bijzonder met betrekking tot knikbuigbelastingen. Om die reden is volgens de uitvinding het gebied van elke uitzetstang ter hoogte van de buiglijn 13 verstijfd door middel van opstaande langsranden 14, die de buigstïjfheid van het gebied tussen bedieningslip 12 en de rest van uitzetstang 9, 10 op het gewenste niveau brengen. De 15 aldus verkregen hogere knikbuigstijfheid van de bedieningsstangen 9, 10 laat toe dat deze dunner, en daardoor met minder schaduwwerking en minder materiaalgebruik, kunnen worden uitgevoerd.

Volgens de uitvinding worden de uitzetstangen 9, 10 vervaardigd door deze op lengte te brengen, en vervolgens één of beide einden 15 van een buisvormig 20 uitgangsmateriaal 18 min of meer gelijktijdig te pletten tussen twee persbekken 16, 17, zoals weergegeven in figuur 2. Zoals weergegeven in figuur 3 worden de afgeplatte einden 15 vervolgens rond buiglijn 13 verbogen door middel van een richelvormig zadel 19 en het in zijn geheel met 20 aangeduide buigorgaan. Dit buigorgaan 20 bezit twee poten 21, die ter weerszijden van het gebied waar de buiglijn 13 moet worden 25 gevormd, aangrijpen op het buisvormig uitgangsmateriaal 18 of op het aambeeld en het afgeplatte eind 15. De beide poten begrenzen een vormholte 22, waarnaar het richelvormige eind van het aambeeld 19 is gericht.

Het vormorgaan 20 kan daarbij gekanteld worden volgens de pijlen 23, zodanig dat de buiglijn 13 gevormd kan worden.

30 Nadat de buiglijn 13 gevormd is, kunnen door middel van het vormorgaan 24 de randen 14 ter hoogte van de buiglijn 13 en de aangrenzende gebieden worden gevormd. Het vormorgaan 24 bezit daartoe een tweetal neuzen 25, die een holte 26 bepalen en die aan hun naar elkaar gekeerde vlakken een afschuining 27 bezitten. Het vormorgaan is 1009629 5 nauwsluitend opgenomen in een opening 28 in het buigorgaan 20, zodanig dat de handelingen van het buigen van het afgeplatte eind 15, en het aanvormen van de randen 14 in één doorgaande beweging kan geschieden.

Zoals weergeven in figuur 5 kunnen aan beide einden van het buisvormige 5 materiaal 18 tegelijkertijd de handelingen benodigd voor het vormen van de bevestigingslippen 12 plaatsvinden. Deze inrichting bevat een gestel 34 waarop de stangen verschuifbaar zijn langs de verschillende paren stations 31, 32, 33. Het gestel bevat onder andere snij inrichtingen 33 voor het afsnijden van het buisvormige uitgangsmateriaal 18 op de gewenste lengte. Verder zijn stations 31 voor het vormen 10 van de afgeplatte einden 15, alsmede stations 32 voor het vormen van de buiglijn 13 en voor het vormen van de opstaande randen aanwezig.

Op het gestel 34 is een eerste reeks stations 31, 32, 33 vast opgesteld, op ondersteuning 29. De bijbehorende, tegenoverliggende stations 3Γ, 32', 33' zijn gemonteerd op een verschuifbare ondersteuning 29', afhankelijk van de lengte van de te 15 vervaardigen producten, naar de stand 31" 32” en 33".

Ten opzichte van de verschuifbare ondersteuning 29’ zijn de stations 3 Γ, 32' en 33' elk ook verschuifbaar, naar de stand 3Γ", 32'" en 33"'. In deze laatste stand zijn de stations gereed voor het uitvoeren van de bewerkingen.

Een station dat in stand 31", 32" respectievelijk 33" is gebleven, kan 20 overgeslagen worden zodanig dat het betreffende eind van het buisvormige materiaal 18 niet aan de betreffende behandeling wordt onderworpen.

Om diezelfde reden kunnen de stations 31,32, 33 van de andere reeks individueel in de richting naar het tegenoverliggende station 31', 32', 33' worden bewogen, zoals aangegeven met verwijzingstekens 31"", 32"" en 33"".

1009629

Claims

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een koppelstang (9, 10) uit buisvormig materiaal (18), die aan tenminste een eind een door plastisch vervormen van het 5 buisvormige materiaal gevormde bevestigingslip (12) bezit, omvattende de stappen van - het afplatten van een eind (15) van het buisvormige materiaal (18), - het buigen van het afgeplatte eind (15) over een buiglijn (13) die in wezen dwars op de langsas van het buisvormige materiaal (18) loopt, - het tenminste ter plaatse van de buiglijn (13) vervormen van het materiaal naar 10 een zijde van het afgeplatte eind (15) onder vorming van een door tenminste een X opstaand gedeelte zoals een ril of een rand (14) verstijfde bevestigingslip (12).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij tenminste nabij een einde van de buiglijn (13) een rand (4) wordt gevormd. 15

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij twee opstaande randen (14) worden gevormd ter plaatse van de buiglijn (13) alsmede de ter weerszijden van de buiglijn (13) zich bevindende materiaaldelen.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij de opstaande randen (14) met afnemende hoogte worden gevormd tot op een afstand van het vrije van de bevestigingslip (12).

5. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der voorgaande 25 conclusies, omvattende - middelen (31) voor het afplatten van een eind (15) van een buisvormig materiaal (18), omvattende twee naar elkaar toe en van elkaar af beweegbare persbekken (16, 17), waartussen dat eind (15) van het buisvormige materiaal (18) opneembaar is, 30. middelen (32) voor het ombuigen van het afgeplatte eind (15) rond een buiglijn (13) dwars op de langsrichting van het buisvormige materiaal (18), omvattende een buigorgaan (20) met een door twee poten (21) begrensde holte (22) bezit alsmede een richelvormig aambeeld (19) waarvan het vrije eind is gekeerd naar de holte (22) van het j 1009629 buigorgaan (20) en waarop het afgeplatte eind (15) ondersleunbaar is ter hoogte van de te vormen buiglijn (13), en de poten (21) aanbrengbaar zijn op de delen van het buisvormige materiaal (18) ter weerszijden van de buiglijn (13), welk buigorgaan en aambeeld ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn voor het buigen van het afgeplatte 5 eind (15), - middelen voor het vormen van de randen (14) nabij beide einden van de buiglijn (13), omvattende een vormorgaan (24) dat plaatsbaar is over het afgeplatte eind (15) ter hoogte van de buiglijn (13), welk vormorgaan (24) twee in de richting van het aambeeld (19) uitstekende neuzen (25) bezit die op een afstand van elkaar liggen, 10 ongeveer gelijk aan de breedte van het aambeeld (19), welk vormorgaan (24) naar het aambeeld (19) en daar vanaf verplaatsbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de neuzen (25) van het vormorgaan (24) aan hun naar elkaar gekeerde zijden zijn afgeschuind (27) onder vorming van een 15 naar hun vrije einden toe wijder wordende vormholte (26).

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij het vormorgaan (24) is opgenomen in een holte (28) van het buigorgaan (20) en in die holte heen en weer verplaatsbaar is. 20

8. Inrichting volgens één der conclusies 5-7, waarbij middelen zijn voorzien voor het afsnijden van de gevormde einden van het buisvormige materiaal.

9. Inrichting volgens één der conclusies 5-8, waarbij telkens paren stations (30- 25 32) zijn voorzien die zich op een afstand van elkaar bevinden voor het uitvoeren van het pletten, buigen, vormen en/of snijden één of aan beide einden van het buisvormige materiaal.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de stations (30-32) van elk paar naar 30 elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn, in afhankelijkheid van de lengte van het te bewerken buisvormige materiaal. 1 1009629 Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de paren stations twee rijen vormen, waarvan een rij vast is opgesteld.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij een rij stations gezamenlijk naar en vanaf de andere rij beweegbaar is. 5

13. Inrichting volgens conclusie 10,11 of 12, waarbij de stations uit tenminste een rij individueel naar en vanaf een tegenover liggend stations verplaatsbaar zijn voor het uitvoeren van een bewerking aan een of beide einden van het buisvormige materiaal. 1009629