NL1006605C2

NL1006605C2 - Connector.

Info

Publication number: NL1006605C2
Application number: NL1006605A
Authority: NL
Inventors: Eddy Kamiel Creelle; Samuel Marcel Ivan Van Dessel
Original assignee: Framatome Connectors Belgium
Priority date: 1997-07-17
Filing date: 1997-07-17
Publication date: 1999-01-19
Also published as: EP0892466B1; EP0892466B8; US6109945A; EP0892466A1

Description

Connector

De uitvinding heeft betrekking op een connector, voorzien van een eerste en een tweede connectorhelft, elk met een huis met een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede, waarbij de eerste connectorhelft koppelbaar is met de 5 tweede connectorhelft door middel van een het eerste huis omringende, draaibare koppelring, waarbij in de gekoppelde stand een axiaal uitstekende ringvormige rand van het tweede huis binnen de koppelring ligt.

De bekende connector van deze soort is samengesteld 10 uit verschillende losse onderdelen, zoals een afdichtorgaan, dat in de gekoppelde toestand een afdichting tussen de beide connectorhelften moet verschaffen, een trekontlasting voor de op de eerste connectorhelft aangesloten kabel en een veerorgaan dat een in ontkoppelrichting werkzame veerkracht 15 tussen de beide connectorhelften in de gekoppelde stand moet opwekken. Het samenstellen van de connector uit verschillende losse onderdelen is uit fabricage-oogpunt een nadeel.

De uitvinding beoogt een verbeterde connector van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen. Hiertoe heeft 20 de connector volgens de uitvinding het kenmerk, dat het eerste huis althans over een deel van zijn axiale lengte is opgenomen in een mantel van elastisch, veerkrachtig materiaal, die is voorzien van een in omtreksrichting verlopende sleuf, waarin een radiaal uitstekende binnenrand van de 25 koppelring vrij draaibaar is opgenomen, waarbij in de gekoppelde stand een voorste afdichtgedeelte van de mantel afdichtend is samengedrukt tegen de axiaal uitstekende rand van het tweede huis.

Hierdoor wordt een connector verkregen, waarvan het 30 voorste gedeelte van de mantel tevens als afdichting tussen de beide connectorhelften in de gekoppelde toestand functioneert . Als elastisch, veerkrachtig materiaal is bijvoorbeeld rubber geschikt.

1 · · ü .·' i 2

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de koppelring en de axiale ring van het tweede huis voorzien van samenwerkende koppelmiddelen, die bij het bereiken van de gekoppelde stand een hoorbare signalering geven onder 5 invloed van een veerorgaan, waarbij het samengedrukte afdichtgedeelte als veerorgaan werkzaam is. Hierdoor doet het afgedichte gedeelte van de mantel tevens als veerorgaan dienst.

Volgens de uitvinding verdient het de voorkeur, 10 wanneer het eerste huis een omtrekssleuf heeft, waarin een binnenwaarts gerichte verdikking van het afdichtgedeelte van de mantel grijpt, waarbij de verdikking aan de achterzijde een radiale schouder kan hebben, die samenwerkt met een radiale schouder van de omtrekssleuf van het eerste huis bij 15 het ontkoppelen van de connector. Hierdoor wordt het eerste huis met zekerheid vastgehouden in de mantel.

Volgens de uitvinding is de axiale lengte van het eerste huis kleiner dan de axiale lengte van de mantel, waarbij de mantel aan de binnenzijde achter het eerste huis 20 een schouder heeft, die op de achterzijde van het eerste huis aangrijpt voor het aandrukken van het eerste huis tegen het tweede huis in de gekoppelde toestand. Hierbij wordt een volledige koppeling van de contactelementen van de connector gewaarborgd.

25 De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld schematisch is weergegeven.

Fig. 1 toont de beide connectorhelften van een uitvoeringsvorm van de connector volgens de uitvinding in 30 ontkoppelde toestand.

Fig. 2 toont de beide connectorhelften van de connector uit Fig. 1 in gekoppelde toestand.

In de tekening is een connector weergegeven, die is voorzien van een eerste connectorhelft 1 en een tweede 35 connectorhelft 2. De eerste connectorhelft 1 omvat een eerste huis 3 van isolatiemateriaal met een aantal elektrische contactelementen 4, waarvan er in de tekening slechts i λ f: p π n r 3 één is weergegeven. Op de contactelementen 4 zijn de draden 5 van een kabel 6 aangesloten.

De tweede connectorhelft 1 omvat een tweede huis 7 van isolatiemateriaal, waarin een overeenkomstig aantal 5 mannelijke contactelementen 8 is opgenomen, waarvan er eveneens slechts één zichtbaar is. De tweede connectorhelft 2 kan op een niet weergegeven wand van een apparaat zijn gemonteerd. Het tweede huis 7 is voorzien van een axiaal uitstekende, ringvormige rand 9 die aan de buitenzijde 10 regelmatig over de omtrek verdeelde koppelnokken 10 draagt.

Bij de weergegeven connector is het huis 3 van de eerste connectorhelft over een deel van zijn axiale lengte opgenomen in een mantel of huls 11 van elastisch, veerkrachtig materiaal, bijvoorbeeld rubber. De mantel 11 heeft een 15 aanmerkelijk grotere axiale lengte dan het eerste huis 3.

De mantel 11 heeft een voorste gedeelte 12, dat als afdichting en veerorgaan dienst doet, zoals hierna nog zal worden toegelicht. Dit voorste gedeelte 12 bezit een binnenwaarts gerichte verdikking die in een omtreksleuf 13 van het huis 3 20 grijpt, waardoor de mantel 11 en het eerste huis 3 stevig met elkaar zijn verbonden.

Het voorste gedeelte 12 van de mantel 11 is voorts voorzien van een omtreksleuf 14, waarin een radiaal uitstekende binnenrand 15 van een koppelring 16 grijpt. Deze 25 koppelring is met de binnenrand 15 vrij draaibaar in de omtreksleuf opgenomen. De koppelring 16 is aan zijn binnenzijde voorts voorzien van een met het aantal koppelnokken 10 van het tweede huis 7 overeenkomend aantal koppelsleuven 17. Wanneer de connectorhelften 1, 2 met elkaar moeten worden 30 gekoppeld, wordt het eerste huis van de connectorhelft 1 op de ruimte binnen de rand 9 van de tweede connectorhelft 2 gericht, waarbij de koppelnokken 10 worden opgenomen in de ingangen van de koppelsleuven 17. Door de koppelring 16 te draaien wordt het eerste huis 3 tegen het tweede huis 7 35 aangetrokken, waarbij de contactelementen 4 en 8 volledig met elkaar worden gekoppeld en uiteindelijk de in Fig. 2 weergegeven gekoppelde stand wordt bereikt. Het bereiken van 1 Π n o o r\ r 4 de gekoppelde stand wordt gesignaleerd door een hoorbare klik, waarmee de koppelnokken 10 achter niet in de tekening zichtbare randen van de koppelsleuven 17 vallen onder invloed van de veerwerking van het voorste gedeelte 12 van 5 de mantel 11.

Dit voorste gedeelte 12 wordt namelijk tussen het voorvlak van de binnenrand 15 en de rand 9 van het tweede huis 7 samengedrukt, waardoor enerzijds een afdichting van de connector in de gekoppelde stand en anderzijds een 10 veerwerking voor de gewenste signalering tot stand worden gebracht. Zoals in Fig. 2 schematisch is aangeduid, wordt het voorste afdichtgedeelte 12 van de mantel 11 zowel tegen de rand 9 als tegen het buitenoppervlak van het huis 3 afdichtend aangedrukt.

15 Bij het ontkoppelen van de beschreven connector waarborgt de samenwerking tussen de achterzijde of schouder 12' van de verdikking van het afdichtgedeelte 12 en de tegenoverliggende rand of schouder 13' van de omtreksleuf 13, dat het huis 3 van de tweede connectorhelft 2 wordt 20 afbewogen.

De mantel 11 is aan de binnenzijde achter het huis 3 voorzien van een schouder 18, die op de achterzijde van het eerste huis 3 aangrijpt. Bij het koppelen wordt hierdoor bereikt dat het huis 3 met zekerheid tegen een O-ring 19 van 25 het huis 7 wordt gedrukt en de contactelementen 4, 8 volledig worden gekoppeld.

Voorts werkt de mantel 11 ook als trekontlasting. Hiertoe is aan de van het huis 3 afgekeerde zijde een radiale schouder 20 gevormd, die samenwerkt met een klemring 30 21, die op de kabel 6 is bevestigd.

Tenslotte is de mantel 11 aan het van het huis 3 afgekeerde uiteinde voorzien van een kabeldoorgang 22 met een aantal binnenwaarts gerichte randen 23 die afdichtend aangrijpen op de kabel 6.

35 Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de beschreven connector door de toepassing van de multifunctionele mantel 11 uit een relatief gering aantal onderdelen kan 1006605 5 worden opgebouwd, zodat de fabricage van de connector relatief eenvoudig is.

De samenwerking tussen de schouder 12' van de verdikking van het afdichtgedeelte 12 van de mantel 11 en de 5 schouder 13' van de omtreksleuf 13 wordt nog verbeterd, doordat achter de verdikking in de mantel 11 een sleuf 24 in de binnenwand van de mantel 11 is gevormd, terwijl het huis 3 vanaf de achterzijde in de richting van de omtreksleuf 13 een geleidelijk toenemende diameter heeft, zodat de samen-10 werkende schouders 12' en 13' relatief groot zijn.

De in de tekening weergegeven connector is slechts bij wijze van voorbeeld beschreven en de uitvinding is niet tot deze uitvoeringsvorm beperkt. Binnen het kader der conclusies zijn verschillende varianten mogelijk.

15 1006605

Claims

1. Connector, voorzien van een eerste en een tweede connectorhelft, elk met een huis met een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede, waarbij de eerste connectorhelft koppelbaar is met de tweede connectorhelft door middel 5 van een het eerste huis omringende, draaibare koppelring, waarbij in de gekoppelde stand een axiaal uitstekende ringvormige rand van het tweede huis binnen de koppelring ligt, met het kenmerk, dat het eerste huis althans over een deel van zijn axiale lengte is opgenomen in een mantel van 10 elastisch, veerkrachtig materiaal, die is voorzien van een in omtreksrichting verlopende sleuf, waarin een radiaal uitstekende binnenrand van de koppelring vrij draaibaar is opgenomen, waarbij in de gekoppelde stand een voorste afdichtgedeelte van de mantel afdichtend is samengedrukt 15 tegen de axiaal uitstekende rand van het tweede huis.

2. Connector volgens conclusie 1, waarbij de koppelring en de axiale ring van het tweede huis zijn voorzien van samenwerkende koppelmiddelen, die bij het bereiken van de gekoppelde stand een hoorbare signalering 20 geven onder invloed van een veerorgaan, waarbij het samengedrukte afdichtgedeelte als veerorgaan werkzaam is.

3. Connector volgens conclusie 1 of 2, waarbij de radiaal uitstekende binnenrand van de koppelring een steun-schouder heeft, waarbij in de gekoppelde stand het afdicht- 25 gedeelte van de mantel is samengedrukt tussen de axiale rand van het tweede huis en de steunschouder van de koppelring.

4. Connector volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het eerste huis een omtrekssleuf heeft, waarin een binnenwaarts gerichte verdikking van het afdichtgedeelte van de 30 mantel grijpt.

5. Connector volgens conclusie 4, waarbij de verdikking aan de achterzijde een radiale schouder heeft, die samenwerkt met een radiale schouder van de omtrekssleuf van het eerste huis bij het ontkoppelen van de connector. 1006605

6. Connector volgens conclusie 5, waarbij de binnenzijde van de mantel achter de verdikking is voorzien van een sleuf, terwijl het eerste huis een vanaf de achterzijde in de richting van de omtrekssleuf geleidelijk toene- 5 mende diameter heeft.

7. Connector volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de axiale lengte van het eerste huis kleiner is dan de axiale lengte van de mantel, waarbij de mantel aan de binnenzijde achter het eerste huis een schouder heeft, 10 die op de achterzijde van het eerste huis aangrijpt voor het aandrukken van het eerste huis tegen het tweede huis in de gekoppelde toestand.

8. Connector volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de mantel aan het van het eerste huis afge- 15 keerde einde aan de binnenzijde een radiale schouder heeft.

9. Connector volgens conclusie 8 ,waarbij de mantel aan het genoemde einde is voorzien van een kabeldoor-gang met een of meer binnenwaarts gerichte afdichtranden.

10. Connector volgens conclusie 8 of 9 met op de 20 eerste connectorhelft aangesloten kabel, waarbij op de kabel een klemring is bevestigd die tegen de genoemde radiale schouder van de mantel aanligt. 1006605