NL1006077C2 - Inrichting voor het koppelen van een schroefanker met een verlengbuis. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het koppelen van een schroefanker met een verlengbuis.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het koppelen van het van uitwendige schroefdraad voorziene proximale einde van een schroefinjectieanker aan een eveneens van uitwendige schroefdraad voorzien einde van 5 een verlengbuis, omvattende een koppelbus waarvan de einden van corresponderende inwendige schroefdraad zijn voorzien.

Bij schroef inject ieankers gaat het om een buis of holle stang, die althans aan zijn distale einde van een 10 schroefblad is voorzien en die draaiend in de grond wordt gebracht. Tijdens en/of na het op diepte brengen van het anker wordt via de buis- of stangholte een hydraulische mortel ingebracht, die via in de buiswand aanwezige ope-ningen in de tussen de schroefbladwindingen opgesloten 15 grond wordt geïnjecteerd ter versteviging van die grond-massa.

Dergelijke schroefinjectieankers worden op grote schaal toegepast voor het verankeren van grond- en/of waterkerende constructies, het in de bodem verankeren van 20 tegen "opdrijven" te borgen betonconstructies en dergelijke.

Afhankelijk van de diepte, tot waar het anker moet worden ingebracht, wordt een groter of kleiner aantal verlengbuizen toegepast.

25 De in de aanhef omschreven koppelbus is een bekend, eenvoudig, goedkoop en doeltreffend middel om het eigenlijke ankerlichaam met een verlengbus te verbinden en ook om verlengbuizen onderling te koppelen.

Bij het in de grond schroeven van het anker, waartoe 30 veelal een zeer groot draaimoment moet worden uitgeoefend, komen ankerlichaam en verlengbuis in de regel zo vast in de koppelbussen te zitten, dat losdraaien van een eenmaal in de grond gebrachte verlengbuis, zonder tegelijkertijd ook dieper liggende verlengbuizen te lossen, moeilijk 3 5 wordt.

1006077 2

Dit laatste vormt bijvoorbeeld een probleem, wanneer het gaat om het verankeren tegen "opdrijven" van betonconstructies, zoals vloeren, die onder het maaiveld komen te liggen. In zo'n geval dient een vanaf het maaiveld inge-5 bracht anker tot op de diepte van de te verankeren betonconstructie te worden ingekort en wel voordat het voor de bouw van die betonconstructie benodigde cunet wordt gegraven. In de regel wordt daartoe van elk anker de het laatst ingebrachte verlengbus verwijderd.

10 In de praktijk nu komt het voor dat de het laatst ingebrachte verlengbuis vaster zit dan een reeds eerder ingebrachte verlengbuis, zodat het vanaf het maaiveld verwijderen van de laatst ingebrachte verlengbuis niet goed mogelijk is zonder daarbij een eerder ingebrachte 15 verlengbuis mee te nemen. In zo'n geval moet dan ter plaatse voortijdig worden gegraven om de laatste koppel-bus "bloot te leggen".

De uitvinding nu beoogt voor dergelijke gevallen een goedkope en doeltreffende oplossing te bieden, zonder dat 20 daarmede afbreuk wordt gedaan aan een optimale werking bij het inbrengen.

Meer in het bijzonder wordt een inrichting voor het aankoppelen van een laatste verlengbuis beoogd, die door zijn aard onder alle omstandigheden gemnakkelijker lost 25 dan de gangbare koppelbus, die verder in voldoende mate lekdicht is en de kostprijs van het anker niet of nauwe-lijk beïnvloedt.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met een inrichting van de in de aanhef omschreven soort, die daar-30 door wordt gekenmerkt, dat de koppelbus samenwerkt met een tweede koppelbus, waarvan één helft soortgelijk is aan de eerste koppelbus en de tweede helft zodanig is verwijd en uitgevoerd, dat deze af dichtend over een einddeel van de eerste koppelbus past, waarbij de verwijde koppelbushelft 35 is voorzien van tenminste één van de kopse eindrand ervan uitgaande bajonetsleuf, die samenwerkt met een op een plaats tussen de einden van de eerste koppelbus radiaal 1006077 3 buitenwaarts uitstekende tap.

De door de uitvinding voorgestelde koppelinrichting is dus in feite een combinatie van twee koppelbussen. In gebruik blijft daarvan de ene koppelbus, die het meest met 5 de algemeen gangbare koppelbus overeenkomt, als verloren deel in de grond achter evenals dit met de gangbare bus het geval is, terwijl de tweede koppelbus met zijn verwijde en van een bajonetsleuf voorziene einde in de omstandigheden, waarvoor de inrichting volgens de uitvinding 10 bedoeld is, weer wordt "teruggewonnen" en dus een aantal malen opnieuw kan worden gebruikt.

Opgemerkt dient te worden dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3 664 444 een uit meerdere langssecties samengestelde grondboor bekend is, waarbij telkens twee 15 langssecties met een binnenbus en een buitenbus in elkaar steken en waarbij een aan het binnenomtreksvlak van de buitenbus aangebrachte spie in een aan het buitenomtreks-vlak van de binnenbus aanwezige bajonetsleuf grijpt. Wezenlijk daarbij is de toepassing van een borgspie, met 20 behulp waarvan de beide secties vast met elkaar worden verbonden. Een aldus uitgevoerde verbinding tussen twee boorsecties is niet eenvoudig los te maken wanneer deze eenmaal onder het grondoppervlak is komen te liggen.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de 25 tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. l is een gedeeltelijk in langsdoorsnede weergegeven zijaanzicht van een in de grond zittend schroefinject ieanker met de in ontkoppelde toestand weergegeven koppelinrichting volgens de uitvinding en 30 fig. 2 is een aanzicht gezien van rechts in fig. l.

In de tekening is met 1 een op zich zelf bekend trekanker aangegeven, bestaande uit een buis 2 met een op het distale eindgedeelte daarvan zittend schroefbladli-chaam 3 en een de holle buis aan het distale einde afslui-35 tend puntstuk 4. De ankerbuis 2 is gekoppeld met een eerste verlengbuis 5 door middel van een van inwendige schroefdraad voorziene koppelbus 6 van het gangbare type.

1006077 4

Anker buis 2 en verlengbuis 5 zijn daartoe aan hun te verbinden einden van corresponderende uitwendige schroefdraad voorzien.

Met A en B zijn de beide samenstellende delen van de 5 koppelinrichting volgens de uitvinding weergegeven, met behulp waarvan de verlengbuis 5 koppelbaar is met een tweede verlengbuis 7. Deze tweede verlengbuis reikt, nadat het anker 1 op de gewenste diepte is gebracht tot boven het in de tekening niet weegegeven maaiveld. De tweede 10 verlengbuis dient vervolgens, eventueel na het via de holle kern van anker en verlengbuizen injecteren van een hydraulische mortel, te worden losgekoppeld en verwijderd ten behoeve van het graven van een z.g.n. cunet waarvan de bodem met 8 is aangeduid.

15 Op het bovenste of proximale einde van de eerste verlengbuis, dat ook van uitwendige schroefdraad is voorzien, zit het deel A van de koppelinrichting volgens de uitvinding. Het deel A bestaat uit een soortgelijke kop-pelbus 6a als de koppelbus 6. Deze bus 6a is echter onge-20 veer midden tussen de buseinden voorzien van twee diametraal tegenoverliggende gaten waardoorheen een pen 9 is geslagen, waarvan de uiteinden aan weerszijden radiaal buiten de bus 6a uitsteken.

Het deel B van de koppelinrichting volgens de uitvin-25 ding is samengesteld uit een bus 6b, die gelijk kan zijn aan de bus 6 en geschroefd zit op het benedeneinde of dis-tale einde van de tweede verlengbuis 7. Op de bus 6b zit een wijdere bus 10 gelast, die met een O-ring 11 af dichtend op het bovenste einddeel van de bus 6a past. De 3 0 wijdere bus 10 is daarbij voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen bajonetsleuven 12, die op de voor bajonetsluitingen bekende wijze kunnen samenwerken met de naar weerszijden uitstekende einden van de pen 9.

Het zal duidelijk zijn dat met de delen A en B een 35 gemakkelijk losbare koppeling tussen de eerste verlengbuis 5 en de tweede verlengbuis 7 is verkregen.

Daarbij blijft de bus 6a van het deel A evenals 1006077 5 vroeger een bus 6 als permanent of verloren deel op het boveneinde van de eerste verlengbuis zitten. Daarbij kan de pen 9 bijdragen aan de verbinding tussen het anker en de te verankeren constructie.

5 Het deel B wordt met de tweede verlengbuis 7 mee verwijderd en wordt dus als het ware "teruggewonnen" voor hergebruik.

Het aantrekkelijke van het bovenbeschreven uitvoe-ringsvoorbeeld is, dat de koppel inrichting voor een groot 10 gedeelte is samengesteld uit reeds bestaande onderdelen, zoals de beide bussen 6a en 6b, waaraan nog slechts een wijder busstuk en een pen behoefde te worden toegevoegd. Het zal daarbij duidelijk zijn, dat bij de beide bussen 6a en 6b aan een einde het aanbrengen van schroefdraad ach-15 terwege kan blijven.

1006077

Claims (3)

1. Inrichting voor het koppelen van het van uitwendige schroefdraad voorziene proximale einde van een schroefin-jectieanker aan een eveneens van uitwendige schroefdraad 5 voorzien einde van een verlengbuis, omvattende een koppel-bus waarvan de einden van corresponderende inwendige schroefdraad zijn voorzien, met het kenmerk, dat de kop-pelbus samenwerkt met een tweede koppelbus, waarvan één helft soortgelijk is aan de eerste koppelbus en de tweede 10 helft zodanig is verwijd en uitgevoerd, dat deze afdichtend over een einddeel van de eerste koppelbus past, waarbij de verwijde koppelbushelft is voorzien van tenminste één van de kopse eindrand ervan uitgaande bajonetsleuf, die samenwerkt met een op een plaats tussen de einden van 15 de eerste koppelbus radiaal buitenwaarts uitstekende tap.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door twee radiaal buitenwaarts uitstekende tappen, die worden gevormd door de einden van een diametraal door de eerste koppelbus heen stekende en vastgezette pen, waarbij de 20 tweede koppelbus dienovereenkomstig van twee bajonetsleu-ven is voorzien.

3. Inrichting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de verwijde koppelbushelft van de tweede koppelbus van een binnenomtreksgroef en een daarin opgenomen afdich- 25 tingsring is voorzien. 1006077