NL1003968C2

NL1003968C2 - Mechanische bevestigingsconstructie.

Info

Publication number: NL1003968C2
Application number: NL1003968A
Authority: NL
Inventors: Bernardus Johannes Mari Heuvel
Original assignee: Bernardus Johannes Mari Heuvel
Priority date: 1996-09-05
Filing date: 1996-09-05
Publication date: 1998-03-06
Also published as: JP2001500595A; WO1998010196A1; EP0923676A1; AU4138397A

Description

MECHANISCHE BEVESTIGINGSCONSTRUCTIE

~ ----- — ---- -

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het op een instelbare positie aan een langgerekt orgaan bevestigen van een ten opzichte van het langgerekte orgaan verplaatsbaar lichaam, omvattende: 5 - een langgerekt orgaan, - een uit draadmateriaal vervaardigd hulsvormig klemorgaan dat korter is dan het langgerekte orgaan en dat volledig rond het langgerekte orgaan is gelegen, - een axiaal ten opzichte van het langgerekte orgaan 10 verplaatsbaar lichaam met afsteunmiddelen voor het nabij ten minste één uiteinde in van de klemkous afgekeerde axiale richting op het klemorgaan afsteunen van het lichaam, en - bedieningsmiddelen die aangrijpen op ten minste één 15 uiteinde van het klemlichaam voor het op het uiteinde uitoefenen van een axiale, naar het andere uiteinde gerichte ontkoppelkracht.

Een dergelijke bevestigingsinrichting is reeds bekend in de stand der techniek. In het bijzonder zijn 20 toepassingen bekend voor het aangrijpen van touwen, kabels of andere flexibele langgerekte organen.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde bevestigingsinrichting van het in aanhef genoemde type waarmee de 25 toepassingsmogelijkheden van de bevestigingsinrichting worden vergroot onder behoud van de gunstige eigenschappen van de inrichting bekend uit de stand der techniek. In het bijzonder de eigenschap dat slechts een zeer beperkte ontkoppelkracht voldoende kan zijn voor het 30 ontkoppelen van een bevestiging, ook al wordt daarop een grote kracht uitgeoefend, is het daarbij van belang.

1003968 2

De onderhavige uitvinding verschaft daartoe een bevestigingsinrichting zoals in aanhef beschreven, waarbij het langgerekte orgaan een star staafvormig orgaan is, het verplaatsbare lichaam het klemorgaan 5 volledig omgeeft, de bedieningsmiddelen in het verplaatsbare lichaam zijn opgenomen en tussen de uiteinden van het klemlichaam voorspanmiddelen zijn opgenomen voor het uiteen duwen van de uiteinden van het klemlichaam. De voorspanmiddelen zijn bij voorkeur 10 geïntegreerd in het klemlichaam.

Door de maatregelen overeenkomstig de uitvinding kan de bevestigingsinrichting, in plaats van slechts bij inrichtingen met instelbare touw- of kabelaangrijping, worden toegepast in een veelheid aan 15 verstelbare mechanische constructies. Door toepassing van een star staafvormig orgaan in combinatie met een volledige afscherming van het klemorgaan kunnen er constructies worden gerealiseerd waarmee een zeer betrouwbare en stevige bevestiging kan worden 20 gerealiseerd die toch eenvoudig is los te koppelen. De inrichting zal relatief weinig vervuild raken en zal tevens weinig slijtagegevoelig zijn. Ook esthetisch gezien biedt de inrichting overeenkomstig de uitvinding grote voordelen. Het klemorgaan is immers volledig aan 25 het zicht onttrokken en het staafvormige orgaan behoeft geen bijzondere aanpassingen.

In een voorkeursuitvoering van de uitvinding is het staafvormige orgaan axiaal en star verbonden met een het verplaatsbare lichaam ten minste gedeeltelijk 30 omgevend eerste profieldeel en omvat het verplaatsbare lichaam een tweede profieldeel met een dwarsdoorsnede die uitwendig qua vorm in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van het inwendige van de dwarsdoorsnede van het eerste profieldeel. Daarbij kunnen de bedieningsmiddelen op 35 afstand van het klemorgaan aan het tweede profieldeel zijn bevestigd en middels een ontkoppelorgaan, dat zich aan de binnenzijde van het tweede profieldeel bevindt verbonden zijn met het uiteinde van het klemorgaan. Met 100 3 968 3 behulp van deze maatregelen kan een telescopische staafconstructie worden verkregen waarvan het deel met kleinere dwarsdoorsnede in het deel met grotere dwarsdoorsnede geschoven kan worden. Mogelijke 5 toepassingen van deze constructie zijn: in lengte instelbare wandelstok, instelbare tafel- en stoelpoten, statief, in hoogte instelbare ophanginstructie voor bijvoorbeeld lamp, etc.

Deze voorkeursuitvoering zal navolgend worden 10 verduidelijkt aan de hand van fig. 1.

In een andere voorkeursuitvoering van de inrichting is het staafvormige orgaan axiaal en star verbonden met een in het verlengde van het staafvormige orgaan derde profieldeel, en omvat het verplaatsbare 15 lichaam een vierde profieldeel met een dwarsdoorsnede die inwendig qua vorm in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van de buitenzijde van de dwarsdoorsnede van een derde profieldeel. De bedieningsmiddelen kunnen daarbij op afstand van het klemorgaan en het vierde profieldeel zijn 20 bevestigd en middels een koppelorgaan dat zich aan de binnenzijde van het vierde profieldeel bevindt verbonden zijn met het uiteinde van het klemorgaan. Middels deze maatregelen kan een telescopische constructie worden verkregen waarbij juist de tegengestelde situatie wordt 25 verkregen zoals bovengaand is beschreven, namelijk dat het verplaatsbare lichaam wordt gevormd door een profieldeel waarin een ander profieldeel verschoven kan worden. Ook voor deze telescopische constructies zijn de toepassingsmogelijkheden mogelijk zoals bovengaand reeds 30 opgesomd. Deze specifieke voorkeursuitvoering heeft echter de voorkeur voor toepassing in bijvoorbeeld krukken. In de stand der techniek is het immers zo, dat de onderzijde van een kruk doorgaans smaller is dan de bovenzijde van de kruk terwijl voor een eenvoudige 35 bediening de bedieningsmiddelen van een kruk zich juist in de bovenzijde van de kruk dient te bevinden. Voor een meer eenvoudige acceptatie van een kruk voorzien van een bevestigingsinrichting overeenkomstig de uitvinding is 1003968 4 het daarom gewenst dat de kruk zo wordt uitgevoerd dat het beweegbare lichaam met grotere dwarsdoorsnede zich aan de bovenzijde van de constructie bevindt. Deze voorkeursuitvoeringen zullen nader worden verduidelijkt 5 aan de hand van de figuren 2 en 3.

De vorm van de profieldelen in beide bovengenoemde voorkeursuitvoeringen kan bijvoorbeeld buisvormig zijn. Dergelijke profieldelen zijn goedkoop, eenvoudig te reinigen en geven de telescopische 10 constructie een algemeen geaccepteerd uiterlijk.

In weer een andere voorkeursuitvoering van de uitvinding is het staafvormige orgaan nabij het uiteinde zwenkbaar verbonden met een gestel, en is het ten opzichte van het staafvormige orgaan verplaatsbare 15 lichaam op afstand van het scharnierpunt tussen staafvormig orgaan en gestel zwenkbaar verbonden met het gestel zodat een relatieve beweging wordt gerealiseerd tussen het staafvormige orgaan en verplaatsbaar lichaam bij zwenking van het staafvormige orgaan. Daarbij omsluit 20 het verplaatsbare lichaam het staafvormige lichaam bij voorkeur volledig. De bedieningsmiddelen omvatten bij voorkeur een ten opzichte van het verplaatsbare lichaam beweegbare element, waarin het uiteinde van het staafvormige orgaan axiaal verplaatsbaar is opgenomen.

25 Middels deze maatregelen wordt een constructie verkregen waarbij een zwenkbaar lichaam gefixeerd kan worden met behulp van inrichtingen overeenkomstig de uitvinding. Een zeer voordelige toepassing daarbij is een handrem in een auto. Een nadeel van de bestaande handremconstructie is 30 dat wanneer deze zich in aangetrokken toestand bevindt slechts is te ontkoppelen door het leveren van een relatief grote kracht. Met een bevestigingsinrichting overeenkomstig de uitvinding kan de vergrendeling met een relatief zeer beperkte kracht worden verbroken. Een 35 dergelijke handrem is traploos instelbaar, waardoor er altijd een optimale spanning op de rem kan worden uitgeoefend. Deze voorkeursuitvoering wordt nader verduidelijkt aan de hand van de figuren 4a en 4b.

1003968 5

Nog een andere voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het verplaatsbare lichaam is voorzien van twee afsteunelementen, welke afsteunelementen zijn gelegen tussen twee 5 aangrijpelementen die star verbonden zijn met de uiteinden van het klemorgaan, zodanig dat de onderlinge afstand tussen de afsteunelementen kleiner is dan de afstand tussen de aangrijpelementen. Daarbij is bij voorkeur ten minste één aangrijpelement voorzien van een 10 bedieningsorgaan dat is verbonden met het verplaatsbare lichaam. Middels deze maatregelen kan een bevestigingsinrichting worden gerealiseerd waarmee het verplaatsbare lichaam in twee richtingen wordt geborgd door een enkel klemorgaan. Een mogelijke 15 toepassingsmogelijk van deze voorkeursconstructie is een in lengte instelbare skistok. In toepassingen van deze constructie dient immers een tweezijdige vergrendeling gewenst te zijn, hetgeen bij een skistok het geval is in verband met het afsteunen op de stok, wanneer een 20 drukkracht op de stok wordt uitgeoefend en het uit ijs en/of sneeuw trekken van de stok, waarbij een trekkracht op de stok wordt uitgeoefend. Deze voorkeursconstructie zal verder worden verduidelijkt aan de hand van fig. 5. Zoals reeds aangegeven zal de onderhavige 25 uitvinding nader worden verduidelijkt aan de hand van de in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont:

Fig. 1 een dwarsdoorsnede door een telescopische constructie overeenkomstig de uitvinding, 30 Fig. 2 een dwarsdoorsnede door een alternatieve telescopische constructie,

Fig. 3 een dwarsdoorsnede door de telescopische constructie getoond in fig. 2 waarin een veer is opgenomen, 35 Fig. 4a een dwarsdoorsnede door een zwenkbare constructie in uitgangstoestand, 1003 968 6

Fig. 4b een dwarsdoorsnede door de zwenkbare constructie getoond in fig. 4a in gedeeltelijk gezwenkte toestand, en

Fig. 5 een dwarsdoorsnede door een 5 bevestigingsinrichting met tweezijdige blokkering.

Fig. 1 toont een telescopische constructie waarin een inwendige buis 2 (ook wel aangeduid als tweede profieldeel) verplaatsbaar is in een uitwendige buis 3 en op de inwendige buis 2 een bedieningsring 4 is 10 aangebracht. Door het uitoefenen van een beperkte kracht in de richting overeenkomstig de pijl P is de inwendige buis 2 naar beneden toe te bewegen. Voor het naar boven bewegen van de inwendige buis 2 ten opzichte van de uitwendige buis 3 (ook wel aangeduid als eerste 15 profieldeel) is het niet noodzakelijk de bedieningsring 4 te belasten. De constructie kan zo worden uitgevoerd dat de kracht uit te oefenen op de bedieningsring 4 voor het ontgrendelen van de inwendige buis 2 ten opzichte van de uitwendige buis 3 zeer beperkt kan zijn, onafhankelijk 20 van de belasting uitgeoefend op de inwendige buis 2. Een ander voordeel is dat bij het loslaten van de bedieningsring 4 de telescopische constructie 1 direct weer vergrendeld is. Hierdoor zal de inwendige buis 2 "de hand waarmee de bedieningsring 4 bediend wordt volgen".

25 Per abuis ontkoppelen van de telescopische constructie 1 kan slechts dan wanneer de bedieningsring 4 wordt belast. Zodra men dus merkt dat de telescopische constructie 1 ontgrendelt is en men de bedieningshand van de bedieningsring terugtrekt is de telescopische constructie 30 1 direct weer vergrendeld.

In de uitwendige buis 3 is op vaste axiale positie een ronde staaf 5 opgenomen. Rond een van de staaf 5 is een klemkous 6 aangebracht welke wordt gevormd door een gevlochten draadstructuur. De klemkous 6 is aan 35 de onderzijde vast verbonden met de inwendige buis 2 en grijpt aan de bovenzijde aan op een bedieningsbuis 7 die zich aan de bovenzijde in de inwendige buis 2 bevindt. Op de van de klemkous 6 afgekeerde zijde van de 1003 9 68 7 bedieningsbuis 7 grijpt deze aan op bedieningsring 4.

Door nu een in de richting van pijl P gerichte kracht op bedieningsring 4 uit te oefenen zal de bedieningsbuis 7 over beperkte afstand naar beneden worden gedrongen.

5 Hierdoor zal tevens de bovenzijde van de klemkous 6 over een onbeperkte afstand naar beneden worden verplaatst. Dientengevolge wordt de klemkous 6 over beperkte afstand ineen gedrukt en zal deze niet meer aangrijpen op de staaf 6. De klemkous 6 is daarbij zo uitgevoerd dat 10 wanneer de bedieningsring 4 niet wordt belast de klemkous 6 aangrijpt op de staaf 5 zodat de telescopische constructie 1 is vergrendeld. De klemkous 6 kan zo uitgevoerd zijn dat de uiteinden zich in onbelaste toestand van de bedieningsring 4 zover uiteen bewegen dat 15 de klemkous 6 aangrijpt op de staaf 5, maar het is ook mogelijk bijvoorbeeld tussen de onderzijde van de inwendige buis 2 en de onderzijde van de bedieningsbuis 7 een drukveer op te nemen. Een dergelijke drukveer heeft evenwel weer als nadeel dat ten minste de 20 voorspanningskracht van de drukveer overwonnen dient te worden door de kracht uitgeoefend op de bedieningsring 4 wanneer de telescopische constructie 1 ontgrendelt dient te worden.

Fig. 2 toont een telescopische constructie 8, 25 waarin de staaf 5, waarop de klemkous 6 aangrijpt, aan de onderzijde axiaal is verbonden met een pootdeel 9 (ook wel aangeduid als derde profieldeel). Een uitwendige buis 10 (ook wel aangeduid als vierde profieldeel ) is in axiale richting ten opzichte van het pootdeel 9 30 verplaatsbaar. De onderzijde van de uitwendige buis 10 is star verbonden met de onderzijde van de klemkous 6. De bovenzijde van de klemkous 6 grijpt op een bedieningsbuis 11 die zich aan de bovenzijde in de uitwendige buis 10 bevindt. De bovenzijde van de bedieningsbuis 11 grijpt 35 aan op de bedieningsring 4. In tegenstelling tot de in fig. 1 getoonde telescopische constructie 1 is in de telescopische constructie 8 zoals weergegeven in fig. 2 grijpt de uitwendige buis 10 aan rond de klemkous 6. Ook 100 3 9 68 8 de telescopische constructie 8 blokkeert slechts in neerwaartse richting. Het belangrijkste verschil van de telescopische constructie 8 ten opzichte van de telescopische constructie 1 is dat de bedieningsring 4 5 aangrijpt op het deel met de grootste diameter. De telescopische constructie 8 is in het bijzonder ontwikkeld voor toepassing in krukken en dergelijke, waarbij een lengteinstelling van de kruk van de bovenzijde is gewenst maar waarin tevens volgens algemeen 10 gebruik de onderzijde een kleinere diameter heeft dan de bovenzijde.

Fig. 3 toont een telescopische constructie 12 die in verregaande mate overeenkomt met de telescopische constructie 8 zoals weergegeven in fig. 2. In deze 15 telescopische constructie is echter een extra drukveer 13 opgenomen die aan de bovenzijde afsteunt op de uitwendige buis 10 en aan de onderzijde aangrijpt op de staaf 5 (of het pootdeel 9), die daartoe aan de bovenzijde hol is uitgevoerd. Door de drukveer 13 zal de telescopische 20 constructie 12, zodra er een neerwaartse kracht wordt uitgeoefend op de bedieningsring 4, automatisch uiteenschuiven. Hierdoor kan een kruk voorzien van de telescopische constructie 12 op zeer eenvoudige wijze worden verlengd, terwijl het voor het verkorten van de 25 telescopische constructie 12 benodigd is na ontgrendeling een axiale drukkracht op de uitwendige buis 10 uit te oefenen die groter is dan de drukkracht uitgeoefend door de drukveer 13. De drukveer 13 heeft bij voorkeur een relatief grote lengte voor het verkrijgen van een min of 30 meer gelijke veerconstante ongeacht een volledig uiteengeschoven of volledig ineengeschoven telescopische constructie 12.

De figuren 4a en 4b geven een handremconstructie 14 weer. Een gestel 15 is voorzien van 35 twee scharnierassen 16,17 waarmee respectievelijk een behuizing 18, de handremconstructie 14 en een inwendig in de handremconstructie 14 opgenomen staaf 19 zijn verbonden. Rond een deel van staaf 19 grijpt een klemkous 1003968 9 20 die aan de naar de scharnieras 17 gekeerde zijde aangrijpt op een uitkragend deel 21 dat vast verbonden is met de behuizing 18. De van de scharnieras 17 afgekeerde zijde van de klemkous 20 is opgenomen in een holle 5 bedieningsknop 22 die bevestigd is aan de behuizing 18 van de handremconstructie 14. Bij het uit de toestand weergegeven in fig. 4a naar boven zwenken van de behuizing 18 zal de staaf 19 ten opzichte van de behuizing, en in het bijzonder ten opzichte van het 10 uitkragende deel 21 van de behuizing 18 naar rechts verschuiven. De klemkous 20 wordt daarbij "samengedrukt" tegen het uitkragende deel 21 van de behuizing 18.

Wanneer echter de behuizing 18 vanuit de toestand weergegeven in fig. 4b weer naar beneden gezwenkt dient 15 te worden zal de staaf 19 ten opzichte van de klemkous 20 naar links willen schuiven, hetgeen door de klemkous belemmerd wordt. Deze zal immers aangrijpen op de stang 19. Voor het naar beneden zwenken van de behuizing 18 is het benodigd op de knop 22 te drukken, hetgeen de 20 klemkous 20 samendrukt en de staaf 19 een vrije doortocht door de klemkous 20 laat. De kracht waarmee de knop bediend dient te worden kan zeer beperkt zijn, hetgeen een vereenvoudigde ontgrendeling van een handremconstructie 14 mogelijk maakt.

25 Een mogelijk alternatief van deze constructie wordt gevormd door een handremconstructie, waarvan de behuizing 18 zwenkbaar is verbonden met het gestel 15, maar de staaf 19 door middel van een uitkragende nok grijpt in een nokbaan die vast is verbonden met het 30 gestel 15. De staaf 19 dient daarbij zodanig verbonden te zijn met de behuizing 18 dat deze in langsrichting verplaatsbaar is. Bij zwenking van de behuizing 18 zal de verplaatsing van een nok in de nokbaan dan een axiale verplaatsing van de staaf 19 ten opzichte van de 35 behuizing 18 ten gevolge hebben. Een voordeel van deze constructie is, dat de gewenste verplaatsing van de staaf 19 bij zwenking van de behuizing 18 nauwkeurig is te bepalen in de vorm van een nokbaan.

100 3 968 10

Pig. 5 tenslotte toont een bevestigingsconstructie 23 waarin een klemkous 24 is opgenomen die aan de uiteinden aangrijpt op bedienbare bevestigingselementen 25,26. De klemkous 24 is 5 aangebracht rond een staafvormig orgaan 27. Rond het staafvormige orgaan 27 is tevens een kokervormige behuizing 28 aangebracht. Aan de binnenzijde van de kokervormige behuizing 28 zijn tussen de bevestigingsorganen 25,26 twee afsteunorganen 29,30 10 aangebracht respectievelijk voor samenwerking met de bevestigingsorganen 25,26. Bij het naar boven bewegen van het de kokervormige behuizing 28 ten opzichte van de staaf 27 zal het afsteunorgaan 13 afsteunen op het bevestigingsorgaan 26. Daardoor wordt de positie van de 15 kokervormige behuizing 28 ten opzichte van de staaf 27 gefixeerd. Ook in neerwaartse richting vindt er een fixatie plaats wanneer de kokervormige behuizing 28 naar beneden bewogen wordt. Dan zal immers het afsteunorgaan 29 afsteunen op het bevestigingsorgaan 25. Opgemerkt 20 wordt, dat de bevestigingsconstructie 23 zoals weergegeven in deze figuur enige speling benodigd, die eventueel kan worden opgevangen met een veer.

Voor het ontgrendelen van de bevestigingsconstructie 23 dient er een kracht 25 overeenkomstig de pijl F1 op het bevestigingsorgaan 25 te worden uitgeoefend respectievelijk een kracht F2 op het bevestigingsorgaan 26 te worden uitgeoefend. De bevestigingsconstructie 23 zoals weergegeven in fig. 5 maakt dus een in twee zijden blokkeerbare afsteuning van 30 de kokervormige behuizing 28 op de staaf 27 mogelijk.

***** 1003968

Claims

1. Inrichting voor het op een instelbare positie aan een langgerekt orgaan bevestigen van een ten opzichte van het langerekte orgaan verplaatsbaar lichaam, omvattende: 5. een langgerekt orgaan, - een uit draadmateriaal vervaardigd hulsvormig klemorgaan dat korter is dan het langgerekte orgaan en dat volledig rond het langgerekte orgaan is gelegen, - een axiaal ten opzichte van het langgerekte orgaan 10 verplaatsbaar lichaam met afsteunmiddelen voor het nabij ten minste één uiteinde in van de klemkous afgekeerde axiale richting op het klemorgaan afsteunen van het lichaam, en - bedieningsmiddelen die aangrijpen op ten minste één 15 uiteinde van het klemlichaam voor het op het uiteinde uitoefenen van een axiale, naar het andere uiteinde gerichte ontkoppelkracht, waarbij het langgerekte orgaan een star staafvormig orgaan is, het verplaatsbare lichaam het klemorgaan volledig omgeeft, de bedieningsmiddelen in 20 het verplaatsbare lichaam zijn opgenomen en tussen de uiteinden van het klemlichaam voorspanmiddelen zijn opgenomen voor het uiteen duwen van de uiteinden van het klemlichaam.

2. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, 25 waarbij de voorspanmiddelen zijn geïntegreerd in het klemlichaam.

3. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het langgerekte orgaan axiaal en star verbonden is met een het verplaatsbare lichaam ten minste 30 gedeeltelijk omgevend eerste profieldeel, en het verplaatsbare lichaam een tweede profieldeel omvat met 100 3 968 een dwarsdoorsnede die uitwendig qua vorm in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van het inwendige van de dwarsdoorsnede door het eerste profieldeel.

4. Bevestigingsinrichting volgens één der 5 voorgaande conclusies, waarbij de bedieningsmiddelen op afstand van het klemorgaan aan het tweede profieldeel zijn bevestigd en middels een ontkoppelorgaan, dat zich aan de binnenzijde van het tweede profieldeel bevindt zijn verbonden met het uiteinde van het klemorgaan.

5. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het langgerekte orgaan axiaal en star verbonden is met een in het verlengde van het langgerekte orgaan gelegen derde profieldeel, en het verplaatsbare lichaam een vierde profieldeel omvat met een 15 dwarsdoorsnede die inwendig qua vorm in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van de buitenzijde van de dwarsdoorsnede door het derde profieldeel.

6. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 5, waarbij de bedieningsmiddelen op afstand van het 20 klemorgaan aan het vierde profieldeel zijn bevestigd en middels een koppelorgaan dat zich aan de binnenzijde van het vierde profieldeel bevindt zijn verbonden met het uiteinde van het klemorgaan.

7. Bevestigingsinrichting volgens één der 25 voorgaande conclusies, waarbij de profieldelen buisvormig zijn.

8. Bevestigingsinrichting volgens conclusie l of 2, waarbij het langgerekte orgaan nabij een uiteinde zwenkbaar verbonden is met een gestel, en het ten 30 opzichte van het langgerekte orgaan verplaatsbaar lichaam op afstand van het scharnierpunt tussen langgerekt orgaan en gestel zwenkbaar is verbonden met het gestel zodat een relatieve beweging wordt gerealiseerd tussen langgerekt orgaan en verplaatsbaar lichaam bij zwenking van het 35 langgerekte orgaan.

9. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 8, waarbij het verplaatsbare lichaam het langgerekte orgaan volledig omsluit. 100 3 9 68

10. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij de bedieningsmiddelen een ten opzichte van het verplaatsbare lichaam beweegbaar element omvatten, waarin een uiteinde van het langgerekte orgaan axiaal 5 verplaatsbaar is opgenomen.

11. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het langgerekte orgaan voorzien is van een nok, welke nok grijpt in een nokbaan die vast verbonden is met een gestel, en het ten opzichte van het 10 langgerekte lichaam verplaatsbaar lichaam zwenkbaar is verbonden met het gestel zodat bij zwenking van het verplaatsbaar lichaam de nok in de nokbaan wordt verplaatst, waardoor een relatieve beweging wordt gerealiseerd tussen langgerekt orgaan en verplaatsbaar 15 lichaam.

12. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het verplaatsbare lichaam is voorzien van twee afsteunelementen, welke afsteunelementen zijn gelegen tussen twee aangrijpelementen die star verbonden 20 zijn met de uiteinden van het klemorgaan, zodanig dat de onderlinge afstand tussen de afsteunelementen kleiner is dan de afstand tussen de aangrijpelementen.

13. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 11, waarbij ten minste één aangrijpelement is voorzien 25 van een bedieningsorgaan dat is verbonden met het verplaatsbare lichaam. ***** 1003 968