NL1003494C2 - Parasolvoet alsmede werkwijze voor het vervaardigen daarvan. - Google Patents

Description

Parasolvoet alsmede werkwijze voor het vervaardigen daarvan

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een parasolvoet omvattende een ballastlichaam van betonmateriaal voorzien van een 5 opname voor het daarin aanbrengen van een parasolstaander.

Een dergelijke parasolvoet is in de stand der techniek algemeen bekend. In praktijk hebben dergelijke voeten een gewicht van ongeveer 40 kg en een verhoudingsgewijs geringe hoogte waardoor het beton snel beschadigd wordt en losraakt van de voet. Een andere 10 constructie wordt gevormd door parasolvoeten die bestaan uit een kunststofhouder waarin een fluïdum, zoals water, of zand later bij gebruik ingebracht wordt. Dergelijke houders zijn niet altijd voldoende stabiel door het verhoudingsgewijs hoge zwaartepunt. Doordat dergelijke voeten een grotere hoogte hebben, storen deze het 15 aanzien. Bovendien bestaan problemen bij de bevestiging tussen houder en het steeldeel van de parasol. Na verloop van tijd ontstaan onvermijdelijk beschadigingen en blijkt een dergelijke bevestiging onvoldoende stabiel te zijn. Bij een ballastgewicht van beton ontstaan dergelijke problemen niet omdat het betonmateriaal waarin een 20 opnamedeel aangebracht wordt voor het ontvangen van de steel voldoende stijf is en ook na langdurige belasting geen vergroting van de boring van het opnamedeel toelaat.

Het is niet mogelijk dergelijke houders ter plaatse van het opnamedeel te verstevigen. Immers dergelijke houders worden door 25 blazen uit kunststof vervaardigd. Spuitgieten zou te kostbaar zijn en bijzonder gecompliceerde matrijzen vereisen vanwege het aanzienlijke volume van dergelijke parasolvoeten. bovendien bestaan problemen met de afdichting.

Parasolvoeten met houders die met een fluïdum gevuld dienen te 30 worden, hebben desondanks een plaats op de markt. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat parasolvoeten met een ballast uit beton verhoudingsgewijs zwaar zijn. Er wordt naar gestreefd het eindgewicht van een parasolvoet op ongeveer 40-50 kg te brengen.

Voor het hanteren en opslaan in winkels is een dergelijk gewicht 35 bijzonder onpraktisch. Door de steeds strenge eisen van de wetgever is het hanteren van dergelijke gewichten zonder kostbare en veel ruimte in beslag nemende hulpmiddelen niet meer toegestaan voor personeel in winkels. Daarom zijn parasolvoeten bestaande uit een 1003494 2 kunststofhouder die pas op de plaats van gebruik met een fluïdum gevuld wordt populair ondanks de bovengenoemde problemen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is in een parasolvoet te voorzien waarbij de voordelen van de parasolvoet bestaande uit een 5 betonnen ballast en een houder gecombineerd worden terwijl de nadelen weggenomen worden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven parasolvoet verwezenlijkt doordat het ballastlichaam voorzien is van een houder voor het bevatten van een fluïdum, welke houder voorzien is van een 10 inbrengopening voor dat fluïdum.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag een ballastdeel uit beton met verhoudingsgewijs beperkt gewicht (bijvoorbeeld 20 kg) te combineren met een houder die op de plaats van bestemming met een ballast-gevend fluïdum, zoals water of zand, 15 afgevuld kan worden. Door gebruik van het betonmateriaal waarin het opnamedeel voor de steel bijvoorbeeld aangebracht wordt wordt een ook gedurende langere tijd stabiele bevestiging van de steel van de aan te brengen parasol gegarandeerd.

20 Omdat de transportkosten van dergelijke voeten een aanzienlijk deel van de prijs uitmaken, is het van belang dat de constructie volgens de onderhavige uitvinding enerzijds een lager gewicht heeft dan betonnen voeten en anderzijds een kleiner volume heeft dan water -vulbare voeten.

25 Het is mogelijk de houder en het ballastlichaam in verschillende posities ten opzichte van elkaar aan te brengen. Het ballastlichaam van beton zal zich echter bij voorkeur in gebruikstoestand aan de onderzijde bevinden en volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is de houder om het 30 ballastlichaam heen gebracht. Indien de houder voorzien wordt van een kamer waarin het ballastlichaam van beton aangebracht wordt, is het op bijzonder eenvoudige wijze mogelijk de hierboven beschreven parasolvoet te vervaardigen. Immers op de gebruikelijke wijze, d.w.z. door blazen, wordt een houder uit kunststofmateriaal vervaar-35 digd. Vervolgens wordt deze houder ten opzichte van de gebruikspo-sitie ondersteboven geplaatst en wordt in de verwezenlijkte kamer het betonmateriaal aangebracht. Vervolgens kan het betonmateriaal getrild worden en in staat worden gesteld uit te harden. Eventueel 1 0 0 3-4j9 4 3 is de kamer van ribbels of andere uitsteeksels voorzien om het be-tonmateriaal vast te bevestigen aan de houder.

In de hierboven beschreven uitvoering is de houder bij voorkeur van een doorvoeropening voorzien voor de parasolstaander. Het opna-5 medeel voor het ontvangen van het benedendeel van de parasolstaander of steel is bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat dit deze doorvoeropening afsluit. Dit kan bijvoorbeeld als een geheel met de houder verwezenlijkt worden, maar het is ook mogelijk dit als afzonderlijk (spuitgiet)deel later bij de doorvoeropening te bevestigen. Dit kan 10 bijvoorbeeld door snappen plaatsvinden. Eventueel is het opnamedeel van een bodem voorzien, die door het uitoefenen van enige kracht nadat de parasolvoet gereed is, weggeslagen kan worden. Op deze wijze kan in een afvoer voor water worden voorzien.

Op bekende wijze kan de geblazen kunststofhouder van een hand-15 greep en/of rolmiddelen voorzien worden om het verplaatsen daarvan te vereenvoudigen.

Zoals hierboven al aangegeven, omvat de uitvinding eveneens een werkwijze voor het vervaardigen van de hierboven beschreven parasolvoet.

20 De uitvinding heeft eveneens meer algemeen betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van parasolvoeten waarbij het bal-lastlichaam betonmateriaal omvat. In het bijzonder indien verschillende vormen aan het ballastlichaam gegeven dienen te worden, is het van belang op flexibele wijze te produceren. Dit is mogelijk door 25 mallen te vervaardigen uit kuntststofschuimmateriaal. Volgens de uitvinding wordt in een dergelijke mal van kunststofschuimmateriaal het beton gestort en in staat gesteld uit te harden. Een dergelijke werkwijze die in de stand der techniek bekend is, heeft echter het probleem dat na het uitharden het betonmateriaal aan het kunststof-30 schuimmateriaal hecht en het kunststofschuim moeilijk te verwijderen is.

Volgens de uitvinding wordt dit probleem opgelost doordat na het gedeeltelijk uitharden van het betonmateriaal de mal gekeerd wordt, d.w.z. dat de open zijde vanwaaraf het betonmateriaal inge-35 bracht wordt, naar beneden gebracht wordt. Vervolgens wordt een korte stootbelasting op de mal opgebracht en gebleken is dat het nog niet volledig uitgeharde beton bijzonder eenvoudig los te maken is van de mal. Het gedeeltelijk uitgeharde betonmateriaal valt over een 1003494 4 geringe afstand naar beneden. Deze afstand is bij voorkeur ongeveer 1 cm. Vervolgens kan de mal dienen als verpakking. Om te voorkomen dat het ballastmateriaal, d.w.z. het gedeeltelijk uitgeharde beton, loskomt van het kunststofschuimmateriaal kunnen strips aan de onder-5 zijde van de mal aangebracht worden. Bij proeven is gebleken dat indien het beton ongeveer 20-28 uur en meer in het bijzonder ongeveer 24 uur bij een temperatuur van ongeveer 18°C uitgehard wordt enerzijds voldoende samenhang bestaat, zodat het betonmateriaal niet langer ondersteuning van de mal nodig heeft, maar anderzijds onvol-10 doende hechting heeft plaatsgevonden tussen het betonmateriaal en mal, zodat de scheiding op eenvoudige wijze mogelijk is. Volledige uitharding is na ongeveer 30 dagen verwezenlijkt.

Om het opnamedeel op gewaarborgde wijze te verankeren in het betonmateriaal kan de kunststofschuimmal van het opnamedeel voorzien 15 worden alvorens dit betonmateriaal gestort wordt. Door het aanbrengen van ribben en dergelijke in het opnamedeel kan een goede hechting tussen het opnamedeel en het betonmateriaal na het uitharden voorzien worden. Begrepen dient te worden dat de zojuist beschreven werkwijze eveneens in het algemeen toepasbaar is, d.w.z. niet be-20 perkt is tot de hierboven beschreven parasolvoet.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van in de tekening afgeheelde uitvoeringsvoorbeelden nader verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 een eerste uitvoeringsvorm van een parasolvoet volgens 25 de uitvinding schematisch in dwarsdoorsnede en

Fig. 2 schematisch in dwarsdoorsnede een tweede uitvoeringsvorm van een parasolvoet verkregen met de werkwijze volgens de uitvinding.

In fig. 1 is met 1 in het geheel een parasolvoet aangegeven.

30 Deze is uitgevoerd voor het ontvangen van een steeldeel 2 van een niet nader afgeheelde parasol. Parasolvoet 1 bestaat uit een houder 3, die bijvoorbeeld door blazen uit kunststofmateriaal vervaardigd kan zijn. Begrepen dient echter te worden dat deze op elke andere in de stand der techniek bekende wijze vervaardigd kan zijn, zoals door 35 spuitgieten. Houder 3 is voorzien van een opening 9 waardoor een fluïdum, zoals water of zand 4, kan worden ingébracht. Deze opening 9 kan met behulp van een stop 12 omvattende een kern met schroefdraad afgesloten worden. De houder 3 is voorzien van een centrale 1003494 5 doorvoeropening 14. Houder 3 is aan de onderzijde voorzien van een kamer 13, die voorzien is van enkele omtreksribben 18. In kamer 13 is een ballast uit betonmateriaal aangegeven met 5 aangebracht. In het midden van de houder is een opnamedeel 6 aan de houder beves-5 tigd. Dit gebeurt door middel van een snapribbe 15 in de houder en een overeenkomstige groef 16 in het opnamedeel 6. Het opname deel 6 is van ribbe 7 voorzien terwijl aan de onderzijde een centreerdeel 8 met verhoudingsgewijs geringe sterkte aangebracht is. Steunring 28 is aanwezig om steeldeel 2 te ondersteunen resp. de beweging daarvan 10 te beperken.

Tot slot is de parasolvoet van een handgreepachtig deel 10 en rolmiddelen 11 voorzien.

De hierboven beschreven parasolvoet wordt als volgt vervaardigd: 15 Eerst wordt door blazen op aanverwante werkwijze in de kunst stof houder 3 voorzien. Deze wordt vervolgens met de kamer 13 naar boven geplaatst waarna het opnamedeel 6, dat bijvoorbeeld door spuitgieten vervaardigd wordt, in groef 16 gesnapt wordt. Daarbij ontstaat een aan de onderzijde en zijkant gesloten kamer 13, die 20 vervolgens met beton gevuld wordt en hierdoor waterdicht wordt. Centreerpunt 8 dient voor het in de juiste positie plaatsen van opnamedeel 6 en wordt tijdens het storten van het beton met hulpmiddelen in onjuiste positie gehouden ten opzichte van de houder 3. Na het trillen en uitharden van het beton is de positie van opnamedeel 25 1 daarna gefixeerd. Het betonnen deel 5 zal niet van de houder 3 losraken omdat de omtreksribben 18 en ribbe 7 van opnamedeel 6 de positie van de houder en de betonnen ballast ten opzichte van elkaar fixeren. In deze toestand weegt de constructie ongeveer 20 kg, d.w.z. is goed hanteerbaar in winkels en dergelijke en voorziet in 30 een eerste ballast. Indien de gebruiker op de eindbestemming vervolgens het fluïdum aanbrengt, wordt een ballast met een gewicht tussen 40 en 50 kg verkregen, hetgeen een optimale waarde is voor ene parasolvoet. Door het in het betonmateriaal opnemen van het opnamedeel 6 wordt een stevige verankering van steel 2 ook gedurende langere tijd 35 gewaarborgd. Bij installatie is het mogelijk centreerpunt 8 door het van boven opbrengen van een kracht weg te slaan. Daardoor wordt in een afvoeropening voor water voorzien.

Aan de hand van fig. 2 wordt een andere werkwijze beschreven 1003494 6 voor het vervaardigen van een betonvoet. Een mal bestaande uit een kunststofschuimmateriaal, zoals polystyreen, is gevormd overeenkomstig de wens van de gebruiker. Deze mal is met 24 aangegeven. In een dergelijke mal wordt betonmateriaal 25 gestort. Het uitgeharde be-5 tonroateriaal 25 vormt de gewenste betonnen voet. Voor het storten van beton wordt een opnamedeel 26 ingébracht dat vergelijkbaar is met opnamedeel 6 volgens fig. 1. Vóór of na het storten worden ver-pakkingsstrips 20 aan de open zijde van de mal 24 aangebracht. Begrepen zal worden dat de mal 24 zich tijdens het storten zich omge-10 keerd bevindt ten opzichte van hetgeen in fig. 2 getoond is. Na het storten hardt het beton gedeeltelijk uit en na ongeveer 24 uur wordt de mal omgekeerd en ontstaat de situatie zoals in fig. 2 getoond. De onderzijde van het betonnen deel is met 21 aangegeven.

Door nu een stootbelasting op de mal in neerwaartse richting uit te 15 oefenen zal het gedeeltelijk uitgeharde beton zich verhoudingsgewijs makkelijk van de mal losmaken en op de strips 20 vallen. Door de verbinding van de strips 20 met de mal 24 blijft een goede verpakking behouden en de gebruiker behoeft slechts op de plaats van bestemming de strips 20 los te snijden en de mal 24 van het betonnen 20 deel 25 te verwijderen. Door het los stoten wordt verdere aanhechting van het betonmateriaal aan het kunststofschuimmateriaal voorkomen hetgeen in de stand der techniek tot grote problemen leidde bij het wegnemen van de verpakking. Begrepen zal worden dat deze werkwijze onafhankelijk van de hierboven aan de hand van fig. 1 beschre-25 ven betonvoet verwezenlijkt kan worden. Bovendien zal begrepen worden dat aan de hierboven beschreven inrichting en werkwijze talrijke wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten het bereik te komen van de bijgevoegde conclusies.

1003494

Claims (12)

1. Parasolvoet (1) omvattende een ballastlichaam (5) van beton-5 materiaal voorzien van een opname (6) voor het daarin aanbrengen van een parasolstaander (2), met het kenmerk, dat het ballastlichaam (5) voorzien is van een houder (3) voor het bevatten van een fluïdum, welke houder voorzien is van een inbrengopening (9) voor dat fluïdum.

2. Parasolvoet volgens conclusie 1, waarbij de houder om het 10 ballastlichaam is aangebracht.

3. Parasolvoet volgens conclusie 2, waarbij de houder voorzien is van een in de gebruikstoestand aan de onderzijde liggende kamer (15) voor het ballastlichaam.

4. Parasolvoet volgens een van de voorgaande conclusies, waar-15 bij de houder van een doorvoeropening (14) voor de parasolstaander (2) is voorzien.

5. Parasolvoet volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de opname omvat een met de houder verbonden deel.

6. Parasolvoet volgens een van de voorgaande conclusies, waar-20 bij de houder handgreep- (10) en/of rolmiddelen (11) omvat.

7. Werkwijze voor het vervaardigen van een parasolvoet omvattende een ballastlichaam van betonmateriaal, omvattende het voorzien in een houder met een in de gebruikstoestand aan de onderzijde liggende kamer, het ondersteboven plaatsen van die houder en het vullen 25 van die kamer met betonmateriaal.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij die houder voorzien is van een doorvoeropening, welke voor het vullen met betonmateriaal met een stop afgesloten wordt, die de latere opname voor de parasolstaander vormt.

9. Werkwijze voor het vervaardigen van een parasolvoet, omvat tende een ballastlichaam van betonmateriaal, omvattende het voorzien in een mal van kunststofschuimmateriaal, welke mal aan een zijde open is, het vullen van die mal vanaf die open zijde met betonmateriaal, het tenminste gedeeltelijk laten uitharden van dat betonmateriaal en 35 het met de open zijde naar beneden uitoefenen van een neerwaarts gerichte stootbelasting op die mal.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij voor het omkeren van de mal deze aan de onderzijde van strips voorzien wordt. 1003494

11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, waarbij men het beton-materiaal 20-28 uur uithardt alvorens de stootbelasting uit te oefenen.

12. Werkwijze volgens een van de conclusies 9-11, waarbij in 5 het betonmateriaal een opnamedeel in het kunststofmateriaal aangebracht wordt. ***** 1003494