NL1003370C2 - Werkwijze en inrichting voor het bereiden van tabak. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het bereiden van tabak. Download PDF

Info

Publication number
NL1003370C2
NL1003370C2 NL1003370A NL1003370A NL1003370C2 NL 1003370 C2 NL1003370 C2 NL 1003370C2 NL 1003370 A NL1003370 A NL 1003370A NL 1003370 A NL1003370 A NL 1003370A NL 1003370 C2 NL1003370 C2 NL 1003370C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rotation
tobacco leaves
axis
processing step
tobacco
Prior art date
Application number
NL1003370A
Other languages
English (en)
Inventor
Rudolf Johannes Gerardus Hoorn
Ewoud Alphonsus Van Den Berg
Johannes Jacobus Mar Schrauwen
Original Assignee
Sara Lee De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sara Lee De Nv filed Critical Sara Lee De Nv
Priority to NL1003370A priority Critical patent/NL1003370C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1003370C2 publication Critical patent/NL1003370C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A24TOBACCO; CIGARS; CIGARETTES; SIMULATED SMOKING DEVICES; SMOKERS' REQUISITES
    • A24BMANUFACTURE OR PREPARATION OF TOBACCO FOR SMOKING OR CHEWING; TOBACCO; SNUFF
    • A24B3/00Preparing tobacco in the factory
    • A24B3/16Classifying or aligning leaves
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A24TOBACCO; CIGARS; CIGARETTES; SIMULATED SMOKING DEVICES; SMOKERS' REQUISITES
    • A24BMANUFACTURE OR PREPARATION OF TOBACCO FOR SMOKING OR CHEWING; TOBACCO; SNUFF
    • A24B7/00Cutting tobacco
    • A24B7/14Feeding or control devices for tobacco-cutting apparatus

Landscapes

  • Attitude Control For Articles On Conveyors (AREA)

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het bereiden van tabak.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bereiden van tabak die geschikt is voor consumptie waarbij tabaksbladeren voor het ondergaan van bewerkingen in een transportrichting langs een tabaksbladerenbewerkingstraject 5 worden getransporteerd, omvattende een eerste bewerkingsstap waarin de tabaksbladeren dusdanig worden gericht dat de lengterichtingen van de tabaksbladeren althans in hoofdzaak zijn gericht in de transportrichting, een tweede bewerkingsstap waarin de volgens de eerste bewerkingsstap gerichte 10 tabaksbladeren althans nagenoeg loodrecht op de transportrichting worden gecomprimeerd tot tenminste een pakket en een derde bewerkingsstap waarin het pakket van tabaksbladeren althans nagenoeg dwars op de transportrichting wordt gekerfd.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting 15 voor het comprimeren van een hoeveelheid tabaksbladeren, voorzien van tenminste een transportbaan waarover de tabaksbladeren in een transportrichting worden getransporteerd en com-pressiemiddelen voor het comprimeren van de tabaksbladeren.
Een dergelijke werkwijze en inrichting is op zich bekend. 20 Bij de bekende werkwijze worden tabaksbladeren uit een baal gehaald en bevochtigd totdat de bladeren een vochtigheids-percentage hebben van bijvoorbeeld rond de 30%. Vervolgens worden de tabaksbladeren gericht zodat deze in de lengterichting getransporteerd kunnen worden. Dit wordt uitgevoerd door 25 de tabaksbladeren vanaf een bepaalde hoogte op een lopende band te laten vallen. Door de zwaardere hoofdnerf van het tabaksblad ontstaat een zogenaamd parachute-effect. Dit richten is noodzakelijk omdat bij het kerven de hoofdnerven dwars versneden moeten worden om geen lange, houterige hoofdnerf, 30 dat wil zeggen, stelen in de shagtabak te krijgen. Nadat de bladeren op de transportband zijn gevallen, worden de bladeren alvorens deze aan een kerfinrichting worden toegevoerd enigszins gecomprimeerd. Bij de bekende werkwijze en inrichting is de hoogte van het gevormd pakket bijvoorbeeld 100 mm 1003370 2 en is de breedte van het gevormd pakket bijvoorbeeld 500 mm.
In de derde bewerkingsstap wordt het pakket gekerfd met een snijrol met bijvoorbeeld acht messen. Dit wordt gedaan met een aanzet van bijvoorbeeld 0,35 mm.
5 Ondanks dat getracht is de bladeren in de eerste bewer kingsstap goed te richten komt het voor dat de gerede tabak stelen omvat met een aanzienlijke lengte. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan stelen met een lengte van tenminste 2,0 cm. Deze stelen bestaan in feite uit hoofdnerven van 10 tabaksbladeren. Het blijkt dat er vanuit de markt een behoefte is aan shagtabak die minder stelen omvat. De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen die een oplossing voor het gestelde probleem geeft. Voorts beoogt de uitvinding een inrichting te verschaffen die met voordeel in de genoemde werkwijze 15 kan worden toegepast.
De werkwijze overeenkomstig de uitvinding heeft als kenmerk dat, in de tweede bewerkingsstap de tabaksbladeren worden gecomprimeerd tot tenminste een pakket met een dusdanig kleine grootste dwarsdoorsnede loodrecht op de transport-20 richting dat de grootst mogelijke steellengte van stelen in de tabak die wordt verkregen na het kerven van de tabaksbladeren in de derde bewerkingsstap een functie is van genoemde dwarsdoorsnede. Overeenkomstig de uitvinding is het derhalve mogelijk gemaakt de maximale lengte van de stelen te regelen 25 en daarmee vooraf te bepalen en in te stellen. Het regelen van de steellengte is mogelijk wanneer genoemde dwarsdoorsnede voldoende klein is. Meer in het bijzonder geldt dat in de tweede bewerkingsstap de tabaksbladeren worden gecomprimeerd tot tenminste een pakket met een grootste dwarsdoorsnede (S') 30 loodrecht op de transportrichting die althans nagenoeg overeenkomt met een maximaal mogelijke steellengte. Hiermee kan derhalve worden geregeld welke de maximale steellengte is die in de gerede tabak kan voorkomen. Bij voorkeur worden in de tweede bewerkingsstap de tabaksbladeren gecomprimeerd tot 35 tenminste een pakket met een althans nagenoeg grootste dwarsdoorsnede (S') loodrecht op de transportrichting die ongeveer gelijk is aan of kleiner is dan een voorafbepaalde 1003370 3 maximaal gewenste steellengte (S). Indien bijvoorbeeld de maximaal gewenste steellengte 20 mm bedraagt, zal genoemde grootste dwarsdoorsnede ongeveer gelijk worden gekozen aan 20 mm danwel kleiner dan 20 mm. In het laatste geval zal de 5 maximaal mogelijke steellengte eveneens kleiner zijn dan 20 mm, hetgeen natuurlijk voldoet aan de maximaal gewenste diameter van 20 mm.
De werkwijze overeenkomstig de uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat de hoofdnerven van de tabaksbladeren niet 10 altijd recht zijn. Hierdoor kan het gebeuren dat na het uitvoeren van de eerste bewerkingsstap het blad weliswaar in de lengterichting wordt getransporteerd, terwijl dit echter niet voor de hoofdnerf geldt. Als de hoofdnerf in een baal gebogen zit, is het ten gevolge van de taaiheid van de nerf 15 niet altijd mogelijk deze bij het uitpakken terug te buigen.
Wanneer vervolgens in de tweede bewerkingsstap de bladeren tot een pakket worden gecomprimeerd, kan het voorkomen dat in een vlak loodrecht op de transportrichting, dat wil zeggen, in het vlak waarin volgens de derde bewerkingsstap de bladeren worden 20 gekerfd, delen van stelen liggen. Deze delen van stelen worden dan bij het kerven niet in stukjes gesneden. Doordat overeenkomstig de uitvinding echter het gevormde tenminste ene pakket een grootste dwarsdoorsnede loodrecht op de transportrichting heeft die ongeveer gelijk is aan of kleiner is dan een 25 voorafbepaalde maximale toegestane steellengte, kan het niet meer voorkomen dat na het kerven nog stelen met een afmeting die groter is dan de voorafbepaalde maximaal toegestane steellengte, aanwezig zijn.
Bij voorkeur wordt in de tweede bewerkingsstap gelijktij-30 dig een aantal pakketen van tabaksbladeren gegenereerd. Omdat de individuele pakketten in verband met de maximaal toegestane steellengte relatief klein zijn, is het voordelig om gelijktijdig een aantal van deze relatief kleine pakketten te genereren. Bij voorkeur worden deze pakketten samengevoegd 35 waarnaar de samengevoegde pakketten als één geheel in de derde bewerkingsstap worden gekerfd. In het bijzonder worden de pakketten zij aan zij samengevoegd. Op deze wijze kan een 1003370 4 grote hoeveelheid tabak per tijdseenheid worden gegenereerd, waarbij genoemde tabak bovendien vrij is van stelen met een lengte die groter is dan de voorafbepaalde maximale toegestane steellengte.
5 Een inrichting die bijzonder geschikt is te worden toege past in de tweede bewerkingsstap wordt, overeenkomstig de uitvinding gekenmerkt in, dat de compressiemiddelen zijn voorzien van tenminste een paar rotatie-elementen waarvan een eerste rotatie-element roteerbaar rond een eerste rotatieas is 10 opgesteld en een tweede rotatie-element roteerbaar rond een tweede rotatieas is opgesteld en aandrijfmiddelen voor het in eenzelfde rotatierichting roteerbaar rond de eerste en tweede rotatieas aandrijven van respectievelijk het eerste en tweede rotatie-element waarbij de eerste en tweede rotatieas niet 15 evenwijdig aan elkaar zijn gericht, het eerste rotatie-element een eerste buitenoppervlak heeft dat naar een tweede buitenoppervlak van het tweede rotatie-element is gericht, de transportbaan zich althans voor een deel uitstrekt in een tussenruimte tussen het eerste buitenoppervlak van het eerste rota-20 tie-element en het tweede buitenoppervlak van het tweede rotatie-element en waarbij de transportbaan een dusdanig baan in de tussenruimte volgt dat tegenover elkaar gelegen delen van het eerste en tweede buitenoppervlak langs althans een eerste deel van de transportbaan naar elkaar toe bewegen wanneer deze 25 delen rond de eerste respectievelijk tweede rotatieas roteren.
Tussen de rotatie-elementen, waar deze ver uiteenstaan, worden de bladeren ingevoerd. De bladeren worden vervolgens meegenomen door de roterende rotatie-elementen, waarbij de bladeren gecomprimeerd worden. Vervolgens verlaten de gecom-30 primeerde tabaksbladeren de tussenruimte tussen de rotatie-elementen. Hiertoe volgt de transportbaan bij voorkeur een dusdanige baan in de genoemde tussenruimte, dat tegenover elkaar gelegen delen van het eerste en tweede buitenoppervlak langs althans een stroomafwaarts van het eerste deel van de 35 transportbaan gelegen tweede deel van de transportbaan, van elkaar af bewegen, wanneer deze delen rond de eerste respectievelijk de tweede rotatieas roteren. Hierdoor worden de 1003370 5 gecomprimeerde bladeren vrijgegeven door de inrichting en kunnen gemakkelijk de genoemde tussenruimte verlaten.
In het bijzonder worden het eerste en tweede rotatie-element met een althans nagenoeg zelfde hoeksnelheid aangedre-5 ven.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting liggen de eerste en tweede rotatieas althans nagenoeg in eenzelfde plat vlak, waarbij de in dat vlak gevormde ingesloten hoek tussen de eerste en tweede rotatieas groter is dan 10 90°.
Volgens een praktische uitvoeringsvorm zijn het eerste en tweede rotatie-element althans in hoofdzaak rotatiesymmetrisch rond respectievelijk de eerste en tweede rotatieas uitgevoerd. Het eerste en tweede rotatie-element kunnen elk zijn voorzien 15 van een buitenoppervlak dat tenminste een ringvormig conisch gedeelte omvat. Meer in het bijzonder zal de straal van het ringvormige conische gedeelte van het eerste rotatie-element in de richting van het tweede rotatie-element afnemen. Evenzo zal de straal van het ringvormige conische gedeelte van het 20 tweede rotatie-element in de richting van het eerste rotatie-element afnemen. Wanneer de gevormde hoek tussen de eerste en tweede rotatieas althans nagenoeg gelijk wordt gekozen aan de hoek tussen de normaal van het ringvormige gedeelte van het eerste rotatie-element en de rotatieas van het eerste rotatie-25 element vermeerderd met de hoek tussen de normaal van het ringvormige gedeelte van het tweede rotatie-element en de rotatieas van het tweede rotatie-element wordt bereikt dat het ringvormige gedeelte van het eerste rotatie-element en het ringvormige gedeelte van het tweede rotatie-element op een 30 positie waar de afstand tussen de buitenoppervlakken van het eerste en tweede rotatie-element minimaal is, althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn. Dit heeft als voordeel dat het gevormde pakket van tabak tegenover elkaar gelegen evenwijdige zijden heeft. Wanneer aldus een pakket met evenwijdige zijden 35 wordt gevormd, kan volgens een bijzonder aspect van de uitvinding gelijktijdig een aantal van deze pakketten worden gevormd, die gemakkelijk zij aan zij kunnen worden samengevoegd.
1003370 6
Om dit te bewerkstelligen kunnen bijvoorbeeld het eerste en tweede rotatie-element elk zijn uitgevoerd als een plat schijfvormig lichaam waarbij de normaal van het eerste rotatie-element in hoofdzaak evenwijdig is aan de eerste rotatieas 5 en waarbij de normaal van het tweede rotatie-element in hoofdzaak evenwijdig is aan de tweede rotatieas. De inrichting kan thans worden voorzien van een aantal transportbanen en een aantal schijfvormige lichamen die in een rij naast elkaar zijn opgesteld, waarbij naburige elementen schijfvormige lichamen 10 een paar rotatie-elementen vormen met een, zoals hiervoor genoemd, eerste en tweede rotatie-element waartussen één van de transportbanen is opgenomen. Een aantal schijfvormige lichamen kunnen dan elk zijn voorzien van een eerste en tweede buitenoppervlak die elk grenzen aan een transportbaan. Deze schijf-15 vormige lichamen worden dus elk gebruikt voor het vormen van twee pakketten.
Volgens een ander aspect van de uitvinding heeft de inrichting als kenmerk, dat de compressiemiddelen zijn voorzien van tenminste een paar rotatie-elementen waarvan een eerste 20 rotatie-element roteerbaar rond een eerste rotatieas is opgesteld en een tweede rotatie-element roteerbaar rond een tweede rotatieas is opgesteld en aandrijfmiddelen voor het in eenzelfde rotatierichting roteerbaar rond de eerste en tweede rotatieas aandrijven van respectievelijk het eerste en tweede 25 rotatie-element waarbij de eerste en tweede rotatieas niet evenwijdig aan elkaar zijn gericht, het eerste rotatie-element een eerste buitenoppervlak heeft dat naar een tweede buitenoppervlak van het tweede rotatie-element is gericht, de transportbaan zich althans voor een deel uitstrekt in een tussen-30 ruimte tussen het eerste buitenoppervlak van het eerste rotatie-element en het tweede buitenoppervlak van het tweede rotatie-element en waarbij het eerste en tweede buitenoppervlak van respectievelijk het eerste en tweede rotatie-element een dusdanige vorm hebben dat de afstand die langs de transport-35 baan tussen het eerste en tweede buitenoppervlak wordt gemeten, althans in hoofdzaak, afneemt in de transportrichting van de transportbaan.
1003370 7
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: figuur 1 een inrichting voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de stand van de techniek; 5 figuur 2 in perspectief een deel van het pakket tabaksbladeren dat is gevormd met de inrichting van figuur 1 alvorens de tabaksbladeren worden gekerfd; figuur 3 een aanzicht van het pakket in de richting van pijl P3 van figuur 2; 10 figuur 4A een bovenaanzicht van een in de breedte gecomprimeerd pakket overeenkomstig de uitvinding; figuur 4B een mogelijk zijaanzicht van een in de breedte gecomprimeerd pakket volgens de uitvinding; figuur 4C een alternatief mogelijk zijaanzicht van een in 15 de breedte gecomprimeerd pakket volgens de uitvinding; figuur 4D een zijaanzicht van een pakket overeenkomstig de uitvinding; figuur 5 een bovenaanzicht van een inrichting overeenkomstig de uitvinding waarmee een deel van de werkwijze 20 overeenkomstig de uitvinding kan worden uitgevoerd; figuur 6 in doorzicht een zijaanzicht van de inrichting volgens figuur 5; figuur 7 een bovenaanzicht van een deel van de inrichting volgens figuur 5 waarin bovendien een mogelijke 25 uitvoeringsvorm van een aandrijving van de inrichting is getoond; figuur 8A een bovenaanzicht van een schematische weergave van een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding; 30 figuur 8B een vooraanzicht van de inrichting volgens figuur 8A; figuur 9 op schematische wijze een bovenaanzicht van een tweede bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding; en 35 figuur 10 op schematische wijze een bovenaanzicht van een derde bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding.
1003370 8
In figuur 1 is met referentienummer 1 een op zich bekende inrichting getoond voor het uitvoeren van een werkwijze voor het bereiden van tabak, waarbij tabaksbladeren voor het ondergaan van bewerkingen in een transportrichting 2 Icings een 5 tabaksbladerenbewerkingstraject 4 worden getransporteerd.
De inrichting is voorzien van een trechter 6 met een opening aan de bovenzijde en een opening aan de onderzijde. De bladeren vallen door de trechter naar beneden. Onder de trechter bevindt zich een transportband 9. Stroomafwaarts van 10 de transportband bevinden zich twee opstaande lopende banden 10.1 en 10.2. De horizontale afstand tussen de opstaande lopende banden 10.1 en 10.2 neemt in de transportrichting 2 af. De inrichting is voorts voorzien van een eerste en tweede horizontaal georiënteerde lopende band 12.1 en 12.2. De hori-15 zontaai georiënteerde lopende banden 12.1 en 12.2 sluiten stroomafwaarts direct aan op de transportband 9 en de opstaande lopende banden 10.1 en 10.2. De verticale afstand tussen de horizontaal georiënteerde lopende banden 12.1 en 12.2 neemt in de transportrichting 2 af. Tenslotte is de inrichting voorzien 20 van een kerfwals 14. De kerfwals 14 is stroomafwaarts gelegen van de horizontaal georiënteerde lopende banden 12.1 en 12.2 en sluit direct op deze banden aan.
De werking van de inrichting is als volgt. In een eerste bewerkingsstap I vallen de tabaksbladeren via de nauwer 25 wordende trechter op de transportband 9. De tabaksbladeren zijn in dit voorbeeld in een eerder stadium bevochtigd. Hierdoor zijn de bladeren redelijk soepel. Doordat de trechter 6 op enige hoogte boven de transportband 9 is geplaatst, zullen de bladeren over enige afstand naar beneden moeten 30 dwarrelen alvorens zij de transportband 9 raken. Doordat de hoofdnerf van een tabaksblad relatief zwaar is, ontstaat een zogenaamd parachute-effect. Dit betekent dat de hoofdnerven tijdens de val enigszins naar beneden zullen worden gericht. Deze hoofdnerven zullen dan als eerste de transportband raken. 35 Ten gevolge van de beweging van de transportband 9 in de transportrichting 2 zullen de bladeren dan dusdanig op de transportband 9 vallen dat het blad in zijn lengterichting 1003370 9 wordt getransporteerd. Hierbij bevindt het bladvormige deel van een tabaksblad zich stroomafwaarts van de hoofdnerf van het tabaksblad.
Wanneer de tabaksbladeren tussen de opstaande lopende 5 banden 10.1 en 10.2 komen, zullen deze in horizontale richting worden gecomprimeerd. In dit voorbeeld worden de tabaksbladeren gecomprimeerd van ca. 120 naar ca. 50 mm. De aldus in horizontale richting gecomprimeerde tabaksbladeren worden vervolgens tussen de horizontale georiënteerde lopende banden 10 12.1 en 12.2 getransporteerd. De tabaksbladeren worden tussen de horizontaal georiënteerde lopenden banden 12.1 en 12.2 in verticale richting gecomprimeerd. In dit voorbeeld wordt de hoogte van de tabaksbladeren gecomprimeerd van bijvoorbeeld 400 mm tot 100 mm. Aldus is in een tweede bewerkingsstap een 15 pakket tabaksbladeren verkregen met een breedte van 50 mm en een hoogte van 100 mm. Opgemerkt wordt dat de tweede bewerkingsstap opgedeeld kan worden in een eerste deelbewerkings-stap II.1 en een tweede deelbewerkingsstap II.2. In de eerste deelbewerkingsstap II.1 worden bladeren in horizontale rich-20 ting gecomprimeerd, terwijl in de tweede deelbewerkingsstap II.2 de bladeren in verticale richting worden gecomprimeerd.
Na het uitvoeren van de tweede bewerkingsstap II worden de bladeren in een derde bewerkingsstap aan de kerfwals 14 toegevoerd. De kerfwals is in dit voorbeeld voorzien van een 25 snijrol met acht messen. Hier wordt het gevormde pakket gekerfd met een aanzet van bijvoorbeeld 0,35 mm.
Bij de bekende inrichting is het tevens mogelijk een aantal opstaande lopende banden 10 naast elkaar op te stellen, zodat gelijktijdig een aantal pakketten kunnen worden gevormd 30 die elk een breedte van 60 mm hebben. Deze pakketten kunnen dan worden samengevoegd om in combinatie aan de horizontaal georiënteerde lopende banden 12.1 en 12.2 te worden toegevoerd. Zo kunnen dan bijvoorbeeld acht pakketten zij aan zij worden samengevoegd zodat een totaalpakket wordt verkregen van 35 480 mm breed en 100 mm hoog. Dit totaalpakket kan, zoals hier voor omschreven aan de kerfwals 14 worden toegevoerd.
1003370 10
De bekende inrichting heeft echter als nadeel dat in het gerede produkt tabaksstelen worden aangetroffen met een aanzienlijke lengte, bijvoorbeeld een lengte die groter is dan 2,0 cm. Het ontstaan van deze tabaksstelen wordt volgens het 5 inzicht van de uitvinding nader uiteengezet aan de hand van figuur 2 en figuur 3.
In figuur 2 is in perspectief een pakket getoond dat aan het einde van de tweede bewerkingsstap is gevormd. Het pakket is derhalve 100 mm hoog en 400 mm breed. Hierin zijn twee 10 tabaksbladeren A en B getoond waaruit stelen kunnen worden geproduceerd. Zoals te zien is, strekt de lengterichting van de bladeren A en B zich inderdaad in de transportrichting 2 uit. De nerf 16 van het blad A is echter in verticale richting gebogen. De nerf 16 van het blad B is daarentegen in hori-15 zontale richting gebogen. Dit betekent dat voor beide nerven geldt dat een aanzienlijk deel van deze nerven zich uitstrekt in een plat vlak dat loodrecht op de transportrichting 2 staat. In dit voorbeeld is de lengte van de delen van de nerven die in het platte vlak liggen meer dan 2 cm. Het zal 20 duidelijk zijn dat, wanneer de bladeren A en B aan de kerfwals 14 worden toegevoerd de genoemde delen van de nerven 16 van de bladeren A en B niet in de lengterichting zullen worden gekerfd. Met andere woorden, deze delen zullen stelen vormen in het gerede produkt.
25 Overeenkomstig de uitvinding wordt de inrichting volgens figuur 1 dusdanig gemodificeerd dat in de tweede bewerkingsstap de tabaksbladeren worden gecomprimeerd tot tenminste een pakket met een dusdanig kleine grootste dwarsdoorsnede loodrecht op de transportrichting dat de grootst mogelijke 30 steellengte van stelen in de tabak die wordt verkregen na het kerven van de tabaksbladeren in de derde bewerkingsstap een functie is van, dat wil zeggen, afhankelijk is van laatst genoemde dwarsdoorsnede. Met andere woorden genoemde grootst mogelijke steellengte is regelbaar door variatie van de 35 genoemde dwarsdoorsnede en de grootst mogelijke steellengte wordt bepaald door deze dwarsdoorsnede. Hierdoor kan de maximale steellengte worden beheerst. In het bijzonder worden 1003370 11 in de tweede bewerkingsstap de tabaksbladeren gecomprimeerd tot tenminste een pakket met een grootste dwarsdoorsnede loodrecht op de transportrichting die ongeveer gelijk is aan of kleiner is dan een voorafbepaalde maximale steellengte.
5 In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat het te vormen pakket in de transportrichting 2 een rechthoekige dwarsdoorsnede zal hebben. Noodzakelijk is dit overigens niet, aangezien tevens andere vormen van dwarsdoorsneden, zoals cirkels, driehoeken, vijfhoeken etc. mogelijk zijn. Veronder-10 steld wordt dat de maximale toegestane steellengte van de stelen in de tabak gelijk is aan S. Tevens wordt verondersteld dat de pakketten, die worden gevormd, loodrecht op de transportrichting een vierkante dwarsdoorsnede hebben. De grootste dwarsdoorsnede loodrecht op de transportrichting 15 correspondeert derhalve met de diagonaal van het genoemde vierkant. Dit betekent dat de diagonaal vein het genoemde vierkant correspondeert met de maximaal toegestane steellengte S. De zijden van rechthoek zullen derhalve een lengte hebben van een 0,5sV2. Dit betekent dat in dit voorbeeld overeen-20 komstig de uitvinding een pakket wordt gevormd met een hoogte en een breedte die gelijk is aan een 0,5sV2. De betekenis hiervan wordt nader uiteengezet aan de hand van figuur 4.
Ten eerste wordt in figuur 4A getoond dat de tabaksbladeren in een deelbewerkingsstap II.1 in horizontale richting 25 worden gecomprimeerd tot een hoogte 0,5sV2. Er is een tabaksblad C getoond met een nerf 16 die aanvankelijk gebogen was in een horizontale richting (zie linker deel van de figuur 4A). Ten gevolge van de compressie in horizontale richting wordt de nerf 16 van het blad C verder omgebogen en zal zelfs knikken 30 (zie rechter deel van de figuren 4A en in dit verband tevens figuur 4B, waarin een zijaanzicht wordt getoond van de eerste deelbewerkingsstap II.1). Dit betekent dat de nerf 16 geen deel omvat met een lengte die groter is dan een 0,5sV2 en dat georiënteerd is in een loodrecht op de transportrichting 2 35 georiënteerd vlak. Na het kerven van het blad C kan derhalve geen steel worden verkregen die langer is dan S.
1003370 12
Nu is het natuurlijk mogelijk dat het blad C ten gevolge van het uitvoeren van de compressie in horizontale richting, zoals getoond in figuur 4A, bijvoorbeeld 90* om zijn lengteas draait. In dat geval zal de nerf 16 niet knikken maar gaan 5 liggen in het vlak, loodrecht op de compressierichting. Deze situatie is getoond in figuur 4C. Wanneer het blad C na het comprimeren in horizontale richting is georiënteerd, zoals getoond in figuur 4C, zal de nerf 16 alsnog worden samengebogen en zelfs knikken wanneer het betreffende blad C vervol-10 gens aan de deelbewerkingsstap II.2 wordt onderworpen, zoals getoond in figuur 4D. Hierbij wordt de hoogte van het pakket teruggebracht tot een hoogte 0,5sV2. Dit brengt met zich dat de nerf 16 van het blad C, zoals getoond in figuur 4D, geheel samen zal worden gebogen. De nerf 16 kan thans na het kerven 15 geen steel meer vormen met een lengte die groter is dan S.
Het pakket dat aan de rechterzijde van figuur 4D is verkregen heeft immers een grootste dwarsdoorsnede loodrecht op de transportrichting 2 die kleiner is dan S. Een gevolg is dat, in de tweede bewerkingsstap de tabaksbladeren worden 20 gecomprimeerd tot tenminste een pakket met een grootste dwarsdoorsnede (S') loodrecht op de transportrichting die althans nagenoeg overeenkomt met een maximaal mogelijke steellengte. Indien thans S' wordt gedefinieerd als de grootste dwarsdoorsnede van het pakket loodrecht op de trans-25 portrichting zal de maximale steellengte kleiner zijn dan of gelijk zijn aan S'. Indien S de maximaal gewenste steellengte is zal in het algemeen gelden dat S < S'. Voor de eenvoud is hier S = S' gekozen.
Omdat het gevormde pakket relatief klein is, is het 30 mogelijk dat in de deelbewerkingsstappen II.1, II.2 gelijktijdig een aantal pakketten van tabaksbladeren worden gegenereerd. Wanneer deze pakketten zijn samengevoegd kunnen deze in de derde bewerkingsstap worden gekerfd. In het bijzonder worden de pakketten zij aan zij samengevoegd.
35 De hierboven omschreven werkwijze kan in principe met behulp van de inrichting volgens figuur 1 worden uitgevoerd wanneer de kleinste afstand tussen de opstaande lopende banden 1003370 13 10.1 en 10.2 gelijk is aan 0,5sV2 en wanneer de kleinste afstand tussen de horizontaal georiënteerde lopende banden 12.1 en 12.2 eveneens gelijk is aan een 0,5sV2. Een nadeel is echter dat het niet mogelijk is bijzonder veel pakketten 5 gelijktijdig te genereren omdat de opstaande lopende banden elk een aanzienlijke breedte hebben. Dit betekent dat het in de praktijk niet makkelijk is meer dan tien van deze opstaande lopende banden naast elkaar te zetten om bijvoorbeeld gelijktijdig negen pakketten te kunnen vormen. De uitvinding voor-10 ziet echter in een inrichting met behulp waarvan een grote hoeveelheid tabaksbladeren in horizontale richting kunnen worden gecomprimeerd. Met andere woorden, een inrichting voor het uitvoeren van de deelbewerkingsstap II.1. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de inrichting eveneens geschikt is 15 voor het genereren van bijvoorbeeld slechts één pakket.
Aan de hand van de figuren 5-7 zal thans een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting voor het comprimeren van een hoeveelheid tabaksbladeren worden besproken.
De inrichting 18 voor het comprimeren van een hoeveelheid 20 tabaksbladeren is voorzien van transportbanen 20.i (i = 1, 2, 3, .... n). Over elke transportbaan worden in de transport- richting 2 tabaksbladeren getransporteerd. Voorts is de inrichting voorzien van een aantal rotatie-elementen 22.j (j = 1, 2, 3, .... n+1). In dit voorbeeld zijn slechts twee trans-25 portbanen 20.1 en 20.2 en drie rotatie-element 22.1, 22.2 en 22.3 getoond. De rotatie-elementen 22.1 en 22.2 vormen in dit voorbeeld een eerste paar rotatie-elementen die aan weerszijde van de transportbaan 20.1 zijn opgesteld. De rotatie-elementen 22.2 en 22.3 vormen in dit voorbeeld een tweede paar rotatie-30 elementen die aan weerszijde van de transportbaan 20.2 zijn opgesteld. Omdat het eerste paar rotatie-elementen 22.1, 22.2 in combinatie met de eerste transportbaan 20.1 geheel analoog werkt aan het tweede paar rotatie-elementen 22.2 en 22.3 in combinatie met de tweede transportbaan 20.2, zal alleen de 35 werking van het eerste paar rotatie-elementen 22.1 en 22.2 in combinatie met de eerste transportbaan 20.1 worden besproken.
1003370 14
Het eerste rotatie-element 22.1 van het eerste paar is roteerbaar rond een eerste rotatieas 24.1 opgesteld. Evenzo is het tweede rotatie-element 22.2 van het eerste paar roteerbaar rond een tweede rotatieas 24.2 opgesteld (ten overvloede wordt 5 erop gewezen dat ook het rotatie-element 22.3 van het tweede paar rond een rotatieas 24.3 is opgesteld). De inrichting 18 is voorts voorzien van aandrijfmiddelen, die hiermee aan de hand van de figuur 7 nader worden besproken, voor het in eenzelfde rotatierichting roteerbaar rond de eerste en tweede 10 rotatieas aandrijven van respectievelijk het eerste en tweede rotatie-element 22.1 en 22.2. De rotatierichting R is in figuur 6 met de pijl R aangegeven. De eerste rotatieas 24.1 is niet evenwijdig gericht aan de tweede rotatieas 24.2. Het eerste rotatie-element 22.1 is voorzien van een eerste buiten-15 oppervlak 26.1 en het tweede rotatie-element 22.2 is voorzien van een tweede buitenoppervlak 26.2, dat naar het eerste buitenoppervlak 26.1 van het eerste rotatie-element 22.1 is gericht. De transportbaan 20.1 strekt zich althans voor een deel uit in een tussenruimte 28 tussen het eerste buitenop-20 pervlak 26.1 van het eerste rotatie-element 22.1 en het tweede buitenoppervlak 26.2 van het tweede rotatie-element 22.2.
Zoals in figuur 6 het beste te zien is, beschrijft de transportbaan 20.1 een dusdanige baan in de tussenruimte 28 dat tegenover elkaar gelegen delen van het eerste en tweede 25 buitenoppervlak 26.1 en 26.2 langs althans een eerste deel van de transportbaan, dat in figuur 6 met de pijl 30 is aangegeven, naar elkaar toe bewegen wanneer deze delen van de buitenoppervlakken rond de eerste respectievelijk de tweede rotatieas roteren in de richting R. Voorts omschrijft de transport-30 baan in de genoemde tussenruimte een dusdanige baan dat tegenover elkaar gelegen delen van het eerste en tweede buitenoppervlak 26.1 en 26.2 langs althans een, stroomafwaarts van het eerste deel 30 van de transportbaan 20.1 gelegen tweede deel (in figuur 6 met pijl 32 aangegeven) van de transportbaan van 35 elkaar af bewegen wanneer deze delen rond de eerste respectievelijk de tweede rotatieas roteren in de richting R.
1003370 15
De werking van de inrichting is als volgt. Allereerst worden via de transportband 9 twee deelstromen van tabaksbladeren aangevoerd die elk de eerste bewerkingsstap 1 hebben ondergaan. De deelstromen vein tabaksbladeren worden in dit 5 voorbeeld met behulp van een scheidingswand 34 gescheiden gehouden. De eerste deelstroom vervolgt zijn weg via de transportbaan 20.1 terwijl de tweede deelstroom zijn weg via de transportbaan 20.2 vervolgt. Hierna zal alleen de werking van de inrichting met betrekking tot de eerste transportbaan 10 20.1 worden besproken. De tabaksbladeren worden via de lopende band 9 op een tweede positie 36 in de tussenruimte 28 gebracht. Op de positie 36 is de afstand tussen het eerste buitenoppervlak 26.1 en het tweede buitenoppervlak 26.2 nog relatief groot. De bladeren zullen echter ten gevolge van de 15 rotatiebeweging van het eerste en tweede rotatie-element verder worden getransporteerd langs de transportbaan 20.1 in de transportrichting 2. Wanneer de bladeren in figuur 6 naar rechts bewegen zal gelijktijdig de afstand tussen het eerste buitenoppervlak 26.1 van het eerste rotatie-element 22.1 en 20 het tweede buitenoppervlak 26.2 van het tweede rotatie-element 22.2 geleidelijk afnemen. Dit heeft tot gevolg dat de tabaksbladeren in het deel 30 van de transportbaan 20.1, wanneer deze zich stroomafwaarts bewegen, geleidelijk in horizontale richting worden gecomprimeerd. Uiteindelijk is op 25 de eerste positie 38 (zie figuur 6) de afstand tussen de genoemde buitenoppervlakken 26.1 en 26.2 minimaal en is de (horizontale) compressie voltooid. In het volgende deel 32 van de transportbaan 20.1 neemt de afstand tussen de genoemde buitenoppervlakken in stroomafwaartse richting weer 30 geleidelijk toe. Het gevolg is dat de gecomprimeerde bladeren door het eerste en tweede rotatie-element 20.1 en 20.2 worden "losgelaten" en de tussenruimte 28 onder invloed van onder meer de zwaartekracht en de druk van de stroomopwaarts bewegende bladeren kunnen verlaten. Het aldus verkregen pakket 35 is in horizontale richting gecomprimeerd tot bijvoorbeeld een breedte die gelijk is aan een gewenste waarde 0,5"v/2S. Vervolgens kan het verkregen pakket in een volgende 1003370 16 deelbewerkingsstap II.2 in verticale richting, zoals dit in relatie met figuur 1 is besproken, worden gecomprimeerd, . Zoals in figuur 5 is getoond, worden langs de transportbanen 20.1 en 20.2 twee pakketten gevormd die worden samengevoegd en 5 vervolgens in de deelbewerkingsstap II.2 samen kunnen worden gecomprimeerd in verticale richting. Aldus zijn twee pakketten verkregen die elk in een richting loodrecht op de transport-richting een maximale dwarsdoorsnede hebben die gelijk is aan de maximaal toegestane steellengte S.
10 Het eerste buitenoppervlak van het eerste rotatie-element en het tweede buitenoppervlak van het tweede rotatie-element hebben in dit voorbeeld een dusdanige vorm dat de afstand, die langs de transportbaan tussen het eerste en tweede buitenoppervlak wordt gemeten, althans in hoofdzak, afneemt in de 15 transportrichting van de transportbaan. Dit geldt voor elke rotatiepositie van het eerste en tweede rotatie-element. De genoemde afstand neemt dus af in de transportrichting in elke statische rotatiepositie van de rotatie-elementen. Bovendien neemt genoemde afstand af wanneer genoemde rotatie-elementen 20 roteren.
In dit voorbeeld liggen de eerste en tweede rotatieas 24.1 en 24.2 althans nagenoeg in eenzelfde plat vlak 40. De in dat vlak gevormde ingesloten hoek tussen de eerste en tweede rotatieas is bij voorkeur groter dan 90°. Een praktische 25 waarde voor deze hoek is bijvoorbeeld 5°. Op die wijze zou de waarde van n bijvoorbeeld gelijk aan 25 kunnen worden gekozen.
De positie 38 waar de genoemde afstand minimaal is, bevindt zich eveneens in het platte vlak 40. Omdat de afstand tussen de buitenoppervlakken in de transportrichting dient af 30 te nemen, wijst de punt van de genoemde hoek tussen de eerste en tweede rotatieas in een richting die tegengesteld is aan de transportrichting op de transportbaan.
Een mogelijk nadere uitwerking van de aandrijving is getoond in figuur 7. De aandrijving bestaat uit een motor die 35 via een overbrenging 44 en een tandriem 46 een eerste aandrijfas 48.1 aandrijft. De eerste aandrijfas 48.1 is voorzien van een eerste tandwiel 50.1 dat via een eerste ketting 52.1 1003370 17 het eerste rotatie-element 22.1 aandrijft. De eerste aandrijfas 48.1 drijft via een kardan 54 een derde aandrijfas 48.3 aan. De derde aandrijfas 48.3 is voorzien van een derde tandwiel 50.3 dat via een derde ketting 52.3 het derde rotatie-5 element 22.3 aandrijft. Hierbij correspondeert de hoek tussen de eerste aandrijfas 48.1 en de derde aandrijfas 48.3 met de hoek tussen de eerste rotatieas 24.1 en de derde rotatieas 24.3. De eerste aandrijfas 48.1 drijft via een tandriem 56 tevens een aandrijfas 58 aan. De aandrijfas 58 drijft op zijn 10 beurt een tweede aandrijfas 48.2 aan die is voorzien van een tweede tandwiel 50.2. Het tweede tandwiel 50.2 drijft via een tweede ketting 52.2 het tweede rotatie-element 22.2 aan. De hoek tussen de aandrijfas 58 en de tweede aandrijfas 48.2 correspondeert met de hoek tussen de eerste rotatieas 24.1 en 15 de tweede rotatieas 24.2. Wanneer de motor 42 gaat roteren zullen de rotatie-elementen 22.1-22.3 met gelijke snelheid en in gelijke rotatierichting worden aangedreven. Opgemerkt wordt dat de eerste, tweede en derde aandrijfketting 52.1, 52.2 en 52.3 vanaf de rotatieassen 24.1-24.3 zich schuin naar beneden 20 toe uitstrekken zodat de motor 42 onder de transportband 9 kan worden opgesteld.
Zoals in figuur 5 en 7 is getoond, zijn het eerste en tweede rotatie-element elk voorzien van een buitenoppervlak dat tenminste een ringvormig gedeelte 60 omvat. In dit voor-25 beeld is dit ringvormige gedeelte 60 conisch uitgevoerd. Zoals in figuur 5 en 7 te zien is, neemt de straal van het ringvormige conische gedeelte 60 van het eerste rotatie-element in de richting van het tweede rotatie-element af. Evenzo neemt de straal van het ringvormige conische gedeelte van het tweede 30 rotatie-element in de richting van het eerste rotatie-element af. In dit voorbeeld zijn elk der rotatie-elementen 22.j aan beide zijden voorzien van een eerste en tweede buitenoppervlak met een ringvormig conisch gedeelte. Hiermee wordt het mogelijk het tweede rotatie-element 22.2 zowel te gebruiken in een 35 eerste paar rotatie-elementen dat uit een (eerste) rotatie-element 22.1 bestaat, een (tweede) rotatie-element 22.2 als ook in een tweede paar rotatie-elementen dat bestaat uit een 1003370 18 (eerste) rotatie-element 22.2 en een (tweede) rotatie-element 22.3. Het rotatie-element 22.2 fungeert derhalve zowel als een eerste en een tweede rotatie-element van een paar rotatie-elementen.
5 De hoek α tussen de eerste en tweede rotatieas is in dit voorbeeld gelijk aan de hoek β tussen de normaal 62 van het ringvormige gedeelte 60 van het eerste rotatie-element 22.1 en de rotatieas 24.1 van het eerste rotatie-element vermeerderd met de hoek γ tussen de normaal 64 van het ringvormige gedeelte 10 60 van het tweede rotatie-element 22.2 en de rotatieas 24.2 van het tweede rotatie-element. Het gevolg is dat het ringvormige gedeelte 60 van het eerste rotatie-element en het ringvormige gedeelte 60 van het tweede rotatie-element op een positie 38 waarbij de afstand tussen de buitenoppervlakken 15 26.1 en 26.2 van respectievelijk het eerste en tweede rotatie- element minimaal is, althans nagenoeg, evenwijdig aan elkaar zijn. Dit heeft als voordeel dat pakketten worden gevormd met in dit voorbeeld aan elkaar evenwijdig opstaande zijwanden.
Zoals in figuur 7 het meest duidelijk te zien is, is de 20 transportbaan dusdanig gevormd dat de tabak uitsluitend door de conische gedeelten 60 van de rotatie-elementen zal worden gecomprimeerd.
In het bijzonder strekt de genoemde transportbaan zich tussen het eerste en tweede rotatie-element voor een gedeelte 25 langs een cirkelboog uit (in dit voorbeeld een kwart cirkelboog) waarbij dit gedeelte van de transportbaan dusdanig is gepositioneerd dat, in gebruik, tabaksbladeren door de ringvormige gedeelten worden gecomprimeerd. In stroomafwaartse richting strekt genoemde kwart cirkelboog zich althans nage-30 noeg uit tot aan het platte vlak 40. Stroomafwaarts van het platte vlak 40 buigt de transportbaan af om de tussenruimte 28 te verlaten.
Opgemerkt wordt dat in dit voorbeeld het eerste en tweede rotatie-element elk zijn uitgevoerd als een plat schijfvormig 35 lichaam waarbij de normaal van het eerste rotatie-element in hoofdzaak evenwijdig is aan de eerste rotatieas en waarbij de normaal van het tweede rotatie-element in hoofdzaak evenwijdig 1003370 19 is aan de tweede rotatieas. Bovendien zijn de rotatie-elemen-ten elk in een verticaal vlak opgesteld. Het genoemde platte vlak 40 is althans nagenoeg horizontaal georiënteerd. Omdat de rotatie-elementen elk als een plat schijfvormig lichaam zijn 5 uitgevoerd kunnen deze zoals hiervoor besproken dubbelzijdig worden gebruikt. In het bijzonder is de inrichting dan ook voorzien van een aantal transportbanen en een aantal schijfvormige lichamen, die in een rij naast elkaar roteerbaar zijn opgesteld (zie ook figuur 8A en figuur 8B). Hierbij vormen 10 naburige schijfvormige elementen een paar rotatie-elementen omvattende een eerste en tweede rotatie-element waartussen één van de transportbanen zich uitstrekt. Voor een aantal schijfvormige lichamen geldt dat deze zijn voorzien van een eerste en tweede buitenoppervlak 26.1 en 26.2 die elk grenzen aan een 15 transportbaan 20.1 en 20.2 (zoals in figuur 6 voor het schijfvormige lichaam 22.2).
In het voorbeeld van figuur 8A zijn de randen 68 van de getoonde rotatie-elementen op de eerste posities 38 op een denkbeeldige rechte lijn 70 opgesteld. De rotatieassen liggen 20 alle wederom althans nagenoeg in een plat vlak 40. Het is eveneens mogelijk om de randen 68 op een denkbeeldige rechte lijn 72 te positioneren op een positie 74 waar de afstand tussen de randen maximaal is (zie ook figuur 9). Ook is het mogelijk om de middelpunten 76 van de rotatie-elementen op een 25 denkbeeldige rechte lijn 78 te plaatsen (zie ook figuur 10). Dergelijke varianten worden alle geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen. In dit voorbeeld zijn alle rotatie-elementen gelijkvormig uitgevoerd. Het is echter tevens mogelijk de rotatie-elementen verschillend van elkaar uit te 30 voeren. Een rotatie-element waarvan slechts één zijde wordt gebruikt, zoals in dit voorbeeld de rotatie-elementen 22.1 en 22.3 behoeft niet als een platte schijf te worden uitgevoerd. Het tweede buitenoppervlak 26.2 van het eerste rotatie-element 22.1 kan immers iedere willekeurige vorm hebben. Ook behoeft 35 het eerste buitenoppervlak 26.1 van bijvoorbeeld het eerste rotatie-element niet volkomen glad te worden uitgevoerd. Het kan zijn voorzien van ribbels en het is eveneens mogelijk een 1003370 20 spiraalgroef aan te brengen die bewerkstelligt dat de tabak in het deel 32 van de transportbaan in radiale richting naar buiten wordt bewogen. Deze varianten worden alle geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.
1003370

Claims (30)

1. Werkwijze voor het bereiden van tabak die geschikt is voor consumptie waarbij tabaksbladeren voor het ondergaan van bewerkingen in een transportrichting langs een tabaksbladeren-bewerkingstraject worden getransporteerd, omvattende een 5 eerste bewerkingsstap waarin de tabaksbladeren dusdanig worden gericht dat de lengterichtingen van de tabaksbladeren althans in hoofdzaak zijn gericht in de transportrichting, een tweede bewerkingsstap waarin de volgens de eerste bewerkingsstap gerichte tabaksbladeren althans nagenoeg loodrecht op de 10 transportrichting worden gecomprimeerd tot tenminste een pakket en een derde bewerkingsstap waarin het pakket van tabaksbladeren althans nagenoeg dwars op de transportrichting wordt gekerfd, met het kenmerk, dat in de tweede bewerkingsstap de tabaksbladeren worden gecomprimeerd tot tenminste een 15 pakket met een dusdanig kleine grootste dwarsdoorsnede loodrecht op de transportrichting dat de grootst mogelijke steellengte van stelen in de tabak die wordt verkregen na het kerven van de tabaksbladeren in de derde bewerkingsstap een functie is van genoemde dwarsdoorsnede.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de tweede bewerkingsstap de tabaksbladeren worden gecomprimeerd tot tenminste een pakket met een grootste dwarsdoorsnede (S') loodrecht op de transportrichting die althans nagenoeg overeenkomt met een maximaal mogelijke steellengte.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in de tweede bewerkingsstap de tabaksbladeren worden gecomprimeerd tot tenminste een pakket met een althans nagenoeg grootste dwarsdoorsnede (S') loodrecht op de transportrichting die ongeveer gelijk is aan of kleiner is dan een 30 voorafbepaalde maximaal gewenste steellengte (S).
4. Werkwijze volgens conclusies 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat in de tweede bewerkingsstap gelijktijdig een aantal pakketten van tabaksbladeren worden gegenereerd. 1003370
5. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de samengevoegde pakketten in de derde bewerkingsstap worden gekerfd.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de 5 pakketten zij aan zij worden samengevoegd.
7. Inrichting voor het comprimeren van bijvoorbeeld een hoeveelheid tabaksbladeren, voorzien van tenminste een transportbaan waarover de tabaksbladeren in een transport-richting worden getransporteerd en compressiemiddelen voor het 10 comprimeren van de tabaksbladeren, met het kenmerk, dat de compressiemiddelen zijn voorzien van tenminste een paar rotatie-elementen waarvan een eerste rotatie-element roteerbaar rond een eerste rotatieas is opgesteld en een tweede rotatie-element roteerbaar rond een tweede rotatieas is 15 opgesteld en aandrijfmiddelen voor het in eenzelfde rotatie-richting roteerbaar rond de eerste en tweede rotatieas aandrijven van respectievelijk het eerste en tweede rotatie-element waarbij de eerste en tweede rotatieas niet evenwijdig aan elkaar zijn gericht, het eerste rotatie-element een eerste 20 buitenoppervlak heeft dat naar een tweede buitenoppervlak van het tweede rotatie-element is gericht, de transportbaan zich althans voor een deel uitstrekt in een tussenruimte tussen het eerste buitenoppervlak van het eerste rotatie-element en het tweede buitenoppervlak van het tweede rotatie-element en 25 waarbij de transportbaan een dusdanig baan in de tussenruimte volgt dat tegenover elkaar gelegen delen van het eerste en tweede buitenoppervlak langs althans een eerste deel van de transportbaan naar elkaar toe bewegen wanneer deze delen rond de eerste respectievelijk tweede rotatieas roteren.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de transportbaan een dusdanig baan volgt in de genoemde tussenruimte dat tegenover elkaar gelegen delen van het eerste en tweede buitenoppervlak langs althans een, stroomafwaarts van het eerste deel van de transportbaan gelegen tweede deel van 35 de transportbaan van elkaar af bewegen wanneer deze tegenover elkaar gelegen delen van het eerste en tweede buitenoppervlak rond de eerste respectievelijk tweede rotatieas roteren. 1003370
9. Inrichting voor het comprimeren van bijvoorbeeld een hoeveelheid tabaksbladeren, voorzien van tenminste een transportbaan waarover de tabaksbladeren in een transportrichting worden getransporteerd en compressiemiddelen 5 voor het comprimeren van de tabaksbladeren, met het kenmerk, dat de compressiemiddelen zijn voorzien van tenminste een paar rotatie-elementen waarvan een eerste rotatie-element roteerbaar rond een eerste rotatieas is opgesteld en een tweede rotatie-element roteerbaar rond een tweede rotatieas is 10 opgesteld en aandrijfmiddelen voor het in eenzelfde rotatierichting roteerbaar rond de eerste en tweede rotatieas aandrijven van respectievelijk het eerste en tweede rotatie-element waarbij de eerste en tweede rotatieas niet evenwijdig aan elkaar zijn gericht, het eerste rotatie-element een eerste 15 buitenoppervlak heeft dat naar een tweede buitenoppervlak van het tweede rotatie-element is gericht, de transportbaan zich althans voor een deel uitstrekt in een tussenruimte tussen het eerste buitenoppervlak van het eerste rotatie-element en het tweede buitenoppervlak van het tweede rotatie-element en 20 waarbij het eerste en tweede buitenoppervlak van respectievelijk het eerste en tweede rotatie-element een dusdanige vorm hebben dat de afstand die langs de transportbaan tussen het eerste en tweede buitenoppervlak wordt gemeten althans in hoofdzaak afneemt in de transportrichting van de 2 5 transportbaan.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de afstand die langs de transportbaan tussen het eerste en tweede buitenoppervlak wordt gemeten in elke rotatiepositie van het eerste en tweede rotatie-element althans in hoofdzaak afneemt 30 in de transportrichting van de transportbaan.
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7 of 10, met het kenmerk, dat, in gebruik, tabaksbladeren die zich op de transportbaan en tussen het eerste en tweede rotatie-element bevinden tengevolge van de rotatiebeweging van de rota- 35 tie-elementen door de rotatie-elementen in de transportrichting langs de transportbaan worden getransporteerd. 1003370
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7-11, met het kenmerk, dat de transportbaan zich in de transport-richting vanuit de tussenruimte tussen het eerste en tweede rotatie-element naar een ruimte buiten de tussenruimte uit- 5 strekt op een eerste positie waar de afstand tussen de buitenoppervlakken van het eerste en tweede rotatie-element althans nagenoeg minimaal is.
13. Inrichting volgens een der conclusies 7-12, met het kenmerk, dat, in gebruik, het eerste en tweede rotatie-element 10 in een dusdanige rotatierichting worden aangedreven dat aan de transportbaan grenzende delen van het eerste en tweede buitenoppervlak zich in de transportrichting voortbewegen.
14. Inrichting volgens een der conclusies 7-13, met het kenmerk, dat het eerste en tweede rotatie-element met een 15 althans nagenoeg zelfde hoeksnelheid worden aangedreven.
15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7-14, met het kenmerk, dat de eerste en tweede rotatieas althans nagenoeg in eenzelfde platvlak liggen waarbij de in dat vlak gevormde ingesloten hoek tussen de eerste en tweede rotatieas 20 groter is dan 90 graden.
16. Inrichting volgens conclusies 12 en 15, met het kenmerk, dat de genoemde eerste positie zich in of nabij het platte vlak bevindt.
17. Inrichting volgens conclusies 12 en 15, met het kenmerk, 25 dat de transportbaan zich in de transportrichting vanuit een ruimte buiten de tussenruimte naar de tussenruimte uitstrekt op een tweede positie buiten het platte vlak die niet samenvalt met de eerste positie.
18. Inrichting volgens conclusies 15, 16 of 17, met het 30 kenmerk, dat de punt van de genoemde hoek in een richting wijst die tegengesteld is aan de transportrichting op de transportbaan.
19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7-18, met het kenmerk, dat het eerste en tweede rotatie-element 35 althans in hoofdzaak rotatiesymmetrisch rond respectievelijk de eerste en tweede rotatieas zijn uitgevoerd. 1003370
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het eerste en tweede rotatie-element elk zijn voorzien van een buitenoppervlak dat tenminste een ringvormig gedeelte omvat.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de 5 ringvormige gedeelten conisch zijn uitgevoerd waarbij de straal van het ringvormige conische gedeelte van het eerste rotatie-element in de richting van het tweede rotatie-element afneemt en dat de straal van het ringvormige conische gedeelte van het tweede rotatie-element in de richting van het eerste 10 rotatie-element afneemt.
22. Inrichting volgens conclusies 15 en 21, met het kenmerk, dat de genoemde hoek tussen de eerste en tweede rotatieas althans nagenoeg gelijk is aan de hoek tussen de normaal van het ringvormige gedeelte van het eerste rotatie-element en de 15 rotatieas van het eerste rotatie-element vermeerderd met de hoek tussen de normaal van het ringvormige gedeelte van het tweede rotatie-element en de rotatieas van het tweede rotatie-element zodat het ringvormige gedeelte van het eerste rotatie-element en het ringvormige gedeelte van het tweede rotatie-20 element, op een positie waar de afstand tussen de buitenoppervlakken van het eerste en tweede rotatie-element minimaal is, althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn.
23. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 20-22, met het kenmerk, dat de genoemde transportbaan zich tussen het 25 eerste en tweede rotatie-element voor een gedeelte langs een cirkelboog uitstrekt waarbij een middelpunt van de cirkelboog althans nagenoeg samenvalt met de eerste en tweede rotatieas en waarbij het genoemde gedeelte van de transportbaan dusdanig is gepositioneerd dat, in gebruik, tabaksbladeren door de 30 ringvormige gedeelten worden gecomprimeerd.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het genoemde gedeelte van de transportbaan zich ongeveer langs een kwart cirkelboog uitstrekt.
25. Inrichting volgens conclusies 15 en 24, met het kenmerk, 35 dat de genoemde kwart cirkelboog zich in stroomafwaartse richting althans nagenoeg uitstrekt tot aan het platte vlak. 1003370
26. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7-25, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede rotatie-element elk zijn uitgevoerd als een plat schijfvormig lichaam waarbij de normaal van het eerste rotatie-element in hoofdzaak even- 5 wijdig is aan de eerste rotatieas en waarbij de normaal van het tweede rotatie-element in hoofdzaak evenwijdig is aan de tweede rotatieas.
27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat het eerste en tweede rotatie-element elk in een althans nagenoeg 10 verticaal vlak zijn opgesteld.
28. Inrichting volgens conclusies 15 en 27, met het kenmerk, dat het genoemde platte vlak althans nagenoeg horizontaal is georiënteerd.
29. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 26-28, 15 met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een aantal transportbanen en een aantal schijfvormige lichamen die ten opzichte van elkaar in een rij roteerbaar zijn opgesteld waarbij naburige schijfvormige lichamen een paar rotatie-elementen vormen waartussen een van de transportbanen zich 20 uitstrekt.
30. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat een aantal schijfvormige lichamen elk zijn voorzien van een eerste en tweede buitenoppervlak die elk grenzen aan een transportbaan. 1003370
NL1003370A 1996-06-19 1996-06-19 Werkwijze en inrichting voor het bereiden van tabak. NL1003370C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1003370A NL1003370C2 (nl) 1996-06-19 1996-06-19 Werkwijze en inrichting voor het bereiden van tabak.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1003370 1996-06-19
NL1003370A NL1003370C2 (nl) 1996-06-19 1996-06-19 Werkwijze en inrichting voor het bereiden van tabak.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1003370C2 true NL1003370C2 (nl) 1997-12-23

Family

ID=19763036

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1003370A NL1003370C2 (nl) 1996-06-19 1996-06-19 Werkwijze en inrichting voor het bereiden van tabak.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1003370C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB405335A (en) * 1932-08-05 1934-02-05 Imp Tobacco Co Ltd Device for orienting tobacco leaves
NL7605720A (nl) * 1975-05-28 1976-11-30 Niemeyer Bv Inrichting voor het richten van tabaksbladeren.
DE3626273A1 (de) * 1986-08-02 1988-02-11 Walter Dipl Ing Roehl Blatt- ausrichteanlage

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB405335A (en) * 1932-08-05 1934-02-05 Imp Tobacco Co Ltd Device for orienting tobacco leaves
NL7605720A (nl) * 1975-05-28 1976-11-30 Niemeyer Bv Inrichting voor het richten van tabaksbladeren.
DE3626273A1 (de) * 1986-08-02 1988-02-11 Walter Dipl Ing Roehl Blatt- ausrichteanlage

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2007193C (en) Product alignment device
CA1206440A (en) Method and apparatus for sorting elongate articles
AU743352B2 (en) Conveyor device for products, in particular fruits, for feeding a unit sorting said products
AU653278B2 (en) Feed system
US5916354A (en) Vegetable topping, tailing and cutting machine
EP0995681B1 (fr) Unité de fabrication et d&#39;emballage de produits en rouleaux
JP7050812B2 (ja) 物品を縦列状態に配置転換するマルチレベルコンベヤシステム
US4321865A (en) Apparatus for treating nuts or the like
CA1093495A (en) Article handling apparatus
DE2008267A1 (de) Vorrichtung zum Ausrichten und Zuführen von Gegenständen zu einer Verpackungsmaschine
NL1003370C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bereiden van tabak.
EP0862866B1 (de) Vorrichtung zum Verändern des stirnseitigen Abstandes zwischen stabförmigen Artikeln der tabakverarbeitenden Industrie
US2969866A (en) Rhubarb trimmer
US3682301A (en) Method and apparatus for orienting elongated articles
WO2002007543A1 (en) Lamina separator
US4122766A (en) Fruit and vegetable decapping machine
NL1006489C2 (nl) Inrichting voor het veranderen van de oriëntatie van getransporteerde artikelen, bijvoorbeeld voor automatische verpakkingsmachines.
EP0641524B1 (en) Combined manufacturing-filter assembly unit for producing filter-tipped cigarettes
EP1118392B1 (fr) Machine à trier par taille des articles en forme de poire
US3756368A (en) Method and apparatus for handling articles
DE3837201A1 (de) Zweistrang-zigaretten-fertigungsmaschine
US5133445A (en) Device for feeding commodities in succession
US3874498A (en) Apparatus for and method of orienting articles having at least one tapered end
US4253574A (en) Apparatus and method for sorting pickles
FR2536051A1 (fr) Dispositif pour diviser un debit de materiau en vrac

Legal Events

Date Code Title Description
AD1B A search report has been drawn up
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Owner name: VAN NELLE TABAK NEDERLAND B.V.

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150101