NL1003257C2 - Zeefinrichting met een zeefstand en een kortsluitstand. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Zeefinrichting met een zeefstand en een kortsluitstand.

De uitvinding heeft betrekking op een zeefinrichting volgens de aanhef van conclusie 1.

5 Een zeef inrichting van deze soort is bekend uit NL-A- 87.00290 voor een enkeldekszeef en EP-B-0.027.296 voor een dubbeldekszeef.

In bepaalde gevallen bestaat er de noodzaak om de betreffende zeefinrichting buiten werking te stellen of 10 kort te sluiten zonder dat het doorstromende product wordt behandeld. Dit kan zich voordoen wanneer het te behandelen product bijvoorbeeld reeds door een eerdere behandeling aan de gestelde specificaties voldoet. Ook wanneer om operationele redenen de installatie, waarvan de zeefinrichting 15 deel uitmaakt, snel moet worden geledigd om bijvoorbeeld op een ander product over te schakelen of te worden gereinigd. Dit eerste product kan dan onbehandeld of gedeeltelijk behandeld worden opgeslagen om op een later tijdstip te worden afgewerkt.

20 Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een zeefinrichting waarbij de mogelijkheid bestaat om zowel bij een enkel- als een dubbeldeks zeefinrichting de zeefwerking op eenvoudige wijze uit te schakelen, zonder dat een ingewikkeld omloopleidingstelsel nodig is.

25 Dit doel wordt door de uitvinding bereikt, doordat van het bovenste zeefvlak de inlaatbus beweegbaar tussen een zeef stand, en een kortsluitstand, waarin hij uit de zeef-stand is bewogen.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm is de inlaat bus in 30 de kortsluitstand uit de rotatieas bewogen.

Volgens een tweede uitvoeringsvorm is de verdelerkegel van het bovenste zeefvlak eveneens beweegbaar tussen de zeef stand, en een kortsluit-stand, waarin hij uit de zeef-stand is bewogen.

1 0 0 3 2 1·” 2

Volgens een derde uitvoeringsvorm is de verdelerkegel van het bovenste zeefvlak eveneens in de kortsluitstand uit de rotatieas bewogen.

Doelmatig is op de plaats van de inlaatbus en de 5 verdelerkegel in de rotatieas een eerste kortsluitbus geplaatst, met dezelfde diameter als de inlaatbus en in hoofdzaak dezelfde hoogte als de afstand tussen de inlaat-opening in het bovendeksel en de kegelbasis. Hierdoor overbrugt de eerste kortsluitbus in de kortsluitstand de 10 afstand tussen de inlaatopening in het bovendeksel en de regelbasis, waardoor het product P onbehandeld door de zeefinrichting stroomt.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande uitvoeringsvoorbeelden.

15 Fig. l toont een verticale axiale doorsnede over een eerste uitvoeringsvorm van een roterende zeefinrichting volgens de uitvinding, voorzien van een enkel zeefvlak dat in de normale zeefstand is.

Fig. 2 toont op vergrote schaal de zeefinrichting 20 volgens fig. 1, waarbij het enkele zeefvlak in de kortsluitstand volgens de uitvinding is.

Fig. 3 toont op dezelfde schaal als fig. 1 een verticale axiale doorsnede over een tweede uitvoeringsvorm van een roterende zeefinrichting volgens de uitvinding, voor-25 zien van twee boven elkaar liggende zeefvlakken die beide in de normale zeefstand zijn.

Fig. 4 toont de zeefinrichting volgens fig. 3, waarbij het bovenste zeefvlak in de kortsluitstand is, zoals in fig. 2, en het onderste zeefvlak in de normale zeefstand 30 is.

Fig. 5 toont de zeefinrichting volgens fig. 3, waarbij zowel het bovenste als het onderste zeefvlak in de kortsluitstand zijn.

Volgens fig. 1 omvat de zeefinrichting een zeefhuis, 35 waarvan het ondergedeelte de trechtervorm heeft van een 1 o o 3 ?r : 3 holle, afgeknotte kegel-mantel 1, waarvan de (denkbeeldige) top naar beneden is gericht. Op de trechter 1 is een cilindrisch bovengedeelte 2 aangebracht, dat aan de bovenzijde wordt afgesloten door een rond deksel 3. Centraal in 5 het deksel 3 is een ronde opening waaronder een korte inlaatbus 3 is aangebracht. Aan de onderzijde van het huis 1 is een uitlaatopening 5.

Het huis 1,2 is een enkel roterend zeefdek, algemeen aangegeven met 7, ondersteund op een draagconstructie 6. 10 Dit zeefdek 7 bestaat van binnen naar buiten gaande uit een centrale verdelerkegel 8, en de ringvormige zeefdekdelen 9 en 10. De basis van de verdelerkegel 8 heeft ongeveer dezelfde diameter als de inlaatbus 4. Tussen de basis van de verdelerkegel 8 en de onderrand van de korte inlaatbus 4 15 bestaat enige afstand. Hierdoor wordt een doorlaat vrij gelaten voor het te behandelen product P. Dit wordt via de inlaatbus 4 ingelaten en door de verdelerkegel 8 over de zeefdekdelen 9 en 10 verspreid. Het op de verdelerkegel 8 aansluitende ringvormige binnenste zeefvlak 9 heeft de vorm 20 van een holle kegelmantel waarvan de (denkbeeldige) top naar boven is gericht. Het met een knik hier weer op aansluitende buitenste, ringvormige zeefvlak 10 heeft eveneens de vorm van een holle kegelmantel waarvan de (denkbeeldige) top naar onder is gericht. Aan de buiten-25 rand van het zeefvlak 10 is een ronde hoepel 11 aangebracht. Op ongeveer het midden van de hoogte van de hoepel 11 is de ene horizontale flens 12 bevestigd van een hoek-profiel, waarvan de andere flens 13 in hoofdzaak verticaal naar beneden staat en de ronde hoepel 6B van de 30 draagconstructie 6 met ruime speling bedekt.

Onder het zeefdek 7 is op de vast staande draagconstructie 6 de vlakke bodem 6A gemonteerd voor het opvangen van het door het zeefdek 7 gepasseerde materiaal. Van deze bodem 6A wordt dit materiaal door de trechterwand 1 op niet 35 nader weergegeven wijze afgevoerd.

1 0 0 7 " B ” 4

De roterende aandrijving van het zeefdek 7 gebeurt bij deze uitvoeringsvorm door een tegen de flens 13 aanlopend (niet weergegeven) wrijvingswiel. Hiervoor wordt bijvoorbeeld verwezen naar EP 0.090.471.

5 Volgens fig. 2 rust de verdelerkegel 8 in de zeefstand met een randflens 14 op de randflens 15 van een vast in het zeefdek 7 bevestigde kortsluitbus 16. Deze bus 16 roteert hierdoor mee met het zeefdek 7 en is roterend gelegerd met een leger 17 in de stilstaande ondersteuning 6 van het 10 zeefdek 7. De flens 14 aan de verdelerkegel 8 wordt door wrijving roterend meegenomen door de flens 15 van de kortsluitbus 16. Aan zijn top draagt de kegel 8 een astap 18. Deze astap 18 gaat met een schouder over in een verdund gedeelte 19 waarop een leger 20 is gemonteerd. Hierna gaat 15 de astap 18 met een volgende schouder over in een schroef-draaddeel 21 waarop een borgmoer 22 is geschroefd.

Het leger 20 is opgenomen in een ronde uitsparing 23 van een stang 24, waarvan het andere einde vast aan de binnenzijde is bevestigd van de stilstaande inlaatbus 4.

20 De niet-roterende inlaatbus 4 is met zijn bovenrand bevestigd in een slede 25 die verschuifbaar is in rechtge-leidingen 26 die aan het huisdeksel 3 zijn aangebracht. Aan het ene einde van de slede 25 is de zuigerstang 27 van een dubbel-werkende lineaire motor 28 bevestigd. Deze lineaire 25 motor is bij voorkeur een luchtcilinder 28, maar kan ook een hydraulische cilinder zijn of eventueel electrisch werken. Aan het andere einde van de slede 25 is op korte afstand van de inlaatbus 4 de lange kortsluitbus 29 bevestigd. De bediening van de lineaire motor 28 wordt de slede 30 25 in fig. 1 van links naar rechts bewogen. Hierdoor wordt het eerste onder-samenstel gevormd door de inlaatbus 4 met verbindingen en de verdelerkegel 8 naar rechts te schuiven. De lange eerste kortsluitbus 29, die een tweede onder-samenstel vormt en met het eerste onder-samenstel een 35 saroenstel vormt, komt dan op de plaats van dit eerste 10032: 5 onder-samenstel en sluit aan op de vaste tweede kortsluit-bus 16. Hierdoor wordt het zeefdek 1 kortgesloten, komt er geen materiaal P op de zeefdekdelen 9 en 10, maar valt dit ongezeefd door de kortsluitbussen 29 en 16 in de trechter 5 1, waaruit het als gereed product F (op niet nader weerge geven wijze) wordt afgevoerd.

In fig. 3 is op dezelfde schaal als fig. 1 een verticale axiale doorsnede weergegeven over een tweede uitvoeringsvorm van een roterende zeefinrichting volgens de 10 uitvinding. Deze is voorzien van twee boven elkaar liggende, roterende zeefdekken die beide in de normale zeefstand zijn.

Het onderdek 7 is op grotendeels dezelfde wijze uitgevoerd als fig. 1 en fig 2, maar ondersteunt met de rand-15 flens 13 de randflens 31 van het bovendek, algemeen aangegeven met 30, waarin centraal een korte kortsluitbus 34 is bevestigd.

Dit zeefdek 30 omvat evenals het zeefdek 7, van binnen naar buiten gaand, een centrale verdelerkegel 8, en de 20 ringvormige zeefdekdelen 33 en 34, die in hoofdzaak evenwijdig verlopen aan de bovenliggende zeefdekdelen 9 en 10.

Boven de korte kortsluitbus 34 is opnieuw het samenstel uit fig. 1 heen-en-weer beweegbaar onder besturing van de lineaire motor 28, tussen de in fig. 3 weergegeven 25 zeef stand en de in fig. 4 en 5 weergegeven kortsluitstand van het bovendek 30.

Volgens fig. 3 sluit de verdelerkegel 35 van het onderste zeefdek 7 in de zeefstand met zijn buitenrand aan op de randflens 15 van de vast in het zeefdek 7 bevestigde 30 kortsluitbus 16. De verdelerkegel 35 draagt een (niet weergegeven) meenemer die door de nok 36 aan de kortsluitbus 16 roterende wordt meegenomen. Aan de onderzijde van zijn top draagt de kegel 35 een leger 37 voor het boveneinde van de niet-roterende zuigerstang 38 van een tweede 35 dubbelwerkende hydraulische cilinder 39. Deze cilinder 39 1 0 G S i ' 6 is gemonteerd op een vaste draagconstructie 40 die met het huis 1 is verbonden. De verdelerkegel 35 vormt een tweede samenstel met het leger 37, de zuigerstang 38 en de cilinder 39. Dit tweede samenstel is onder besturing van de 5 tweede cilinder 39 heen-en-weer beweegbaar tussen de zeef-stand, weergegeven in fig. 3 en 4, waarin het onderste zeefdek 7 werkzaam is, en de kortsluitstand, weergegeven in fig. 5, waarin het onderste zeefdek 7 is kortgesloten en niet werkzaam is.

10 In fig. 5 is tevens het bovenste zeefdek 7 kortgeslo ten, zodat nu de gehele zeefinrichting niet werkzaam is en het ingelaten product P onbehandeld kan doorvallen.

De uitvinding is niet beperkt tot de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, maar dekt tevens alle varianten 15 daarvan.

Het eerste samenstel kan in plaats van een rechtlijnige beweging ook een boog- of cirkelvormige beweging maken. Ook kan bij een enkel zeefdek, zoals in fig. 1 en 2, van het eerste samenstel alleen het onder-samenstel met lange 20 kortsluitbus 29 en eigen motorische besturing worden gebruikt in combinatie met het tweede samenstel met de verticaal op-en-neer beweegbare verdeelkegel 35. Voorts is de verdelerkegel 8 in plaats van horizontaal ook verticaal beweegbaar uit te voeren, zoals de tweede verdelerkegel 35.

1 0 0 3 :'

Claims (14)

1. Zeefinrichting voor het scheiden van een mengsel van deeltjesvormig materiaal, welke zeefinrichting is voorzien van een aantal om dezelfde rotatieas draaiba- 5 re, boven elkaar aangebrachte zeefdekken (7, 30), waarvan tenminste de buitenset delen de vorm hebben van een met zijn punt naar onder gerichte, holle kegel, waarbij onder de zeefdekken (7, 30) een of meer geleidingen (5) voor de gescheiden afvoer van fijne en 10 grove componenten zijn aangebracht, en waarbij in het midden van elk zeefdek een kegelvormige verdeler (8) met een naar boven gerichte punt is aangebracht en de toevoer van het te behandelen product (P) in de nabijheid van het midden plaatsvindt met behulp van een in 15 het bovendeksel (3) van het huis (1, 2) van de zeefin richting boven de kegelvormige verdeler (8) geplaatste inlaatbus (4), waarvan de diameter in hoofdzaak gelijk is aan de diameter van de basis van de kegelvormige verdeler, met het kenmerk, dat de inlaatbus (4) van 20 het bovenste zeefdek (7) beweegbaar tussen een zeef- stand en een kortsluitstand is.

2. Zeefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inlaatbus (4) in de kortsluitstand uit 25 de rotatieas is bewogen.

3. Zeef inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verdelerkegel (8) van het bovenste zeefdek (7) eveneens beweegbaar is tussen een zeef- 30 stand en een kortsluitstand.

4. Zeef inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de verdelerkegel (8) van het bovenste zeefdek (7) eveneens in de kortsluitstand uit de 35 rotatieas is bewogen. ICC.’ : ::

5. Zeefinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat op de plaats van de inlaatbus (4) en de verdelerkegel (8) een eerste kortsluitbus (29), met dezelfde diameter als de in- 5 laatbus (8) en in hoofdzaak dezelfde hoogte als de afstand tussen de inlaatopening in het bovendeksel en de kegelbasis, in de rotatieas is geplaatst, een en ander zodanig, dat de eerste kortsluitbus (29) in de kortsluitstand van de afstand tussen de inlaatopening 10 in het bovendeksel (3) en de kegelbasis overbrugt, waardoor het zeefdek (7) wordt kortgesloten en het product P onbehandeld door de zeefinrichting stroomt.

6. Zeefinrichting volgens een of meer van de conclu- 15 sies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de inlaatbus (4) en verdeelkegel (8) van het bovenste zeefdek (7, 30) zijn verbonden tot een eerste onder-samenstel.

7. Zeefinrichting volgens een of meer van de conclu- 20 sies 1 tot 6, met het kenmerk, dat het eerste onder- samenstel (4, 8) en de eerste kortsluitbus (29) met elkaar zijn verbonden tot een eerste hoofd-samenstel (4, 8, 29), dat tussen de zeef stand en de kortsluitstand beweegbaar is. 25

8. Zeefinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat het eerste samenstel (4, 8, 29) in aan het deksel (3) van de zeef inrichting bevestigde leibanen (26) beweegbaar is. 30

9. Zeefinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 8, met het kenmerk, dat het eerste samenstel (4, 8, 29) in een leibaan van het huis met een lineaire beweging beweegbaar is. 1003257 35

10. Zeefinrichting volgens een of meer van de conclu sies 1 tot 9, met het kenmerk, dat het eerste hoofd-samenstel (4, 8, 29) door een eerste dubbelwerkende lineaire motor (28) horizontaal tussen de zeef-stand 5 en de kortsluit-stand wordt verplaatst.

11. Zeefinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 10, voorzien van tenminste twee zeefdekken (7, 30), met het kenmerk, dat een tweede kortsluitbus 10 (16) in de rotatieas van het onderste zeef dek (7) is aangebracht, welke tweede kortsluitbus (16) in hoofdzaak dezelfde diameter als de eerste kortsluitbus (29) heeft en in de kortsluit-stand aansluit op de eerste kortsluitbus (29). 15

12. Zeefinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 11, met het kenmerk, dat de verdeelkegel (35) van het onderste zeef dek (7) deel uitmaakt van een tweede samenstel (35, 38, 39), dat in de rotatieas 20 verticaal beweegbaar is tussen de zeef-stand en de kortsluit-stand, waarin de verdeelkegel (35) op enige afstand onder zijn zeefstand is geplaatst en in het midden van het zeefvlak een doorlaatopening vrijlaat.

13. Zeefinrichting volgens een of meer van de conclu sies 1 tot 12, met het kenmerk, dat het tweede samenstel (35, 38, 39) door een tweede dubbelwerkende lineaire motor (39) tussen de zeef-stand en de kortsluit-stand verticaal wordt geplaatst. 30

14. Zeef inrichting volgens een of meer van de conclu sies 1 tot 13, met het kenmerk, dat de lineaire dubbelwerkende motor (28) een lucht-, hydraulische of electrische motor is. 10 0?