NL1002254C2 - Bestuurd buigbare catheter. - Google Patents

Description

BESTUURD BUIGBARE CATHETER

De uitvinding heeft betrekking op een catheter welke omvat een slangvormig basislichaam met een distaai en een proximaal einde, waarin ten minste één lumen is gevormd. De catheter is voorzien van een buigzaam cathe-5 tereinddeel aan het distale einde dat op een beoogde wijze gebogen kan worden door middel van een trekelement dat nabij het distale einde aan het basislichaam is verbonden en zich door het lumen uitstrekt. Door het uitoefenen van een trekkracht op het distale einde van 10 het trekelement neemt het buigzame einddeel een gewenste gebogen vorm aan. De gewenste gebogen vorm kan op verschillende manieren worden ingesteld, bijvoorbeeld door een bepaalde verdeling van stijve en minder stijve materiaalsoorten in de langs- en omtreksrichting van het 15 buigzame einddeel.

De uitvinding beoogt een dergelijke bekende catheter verder te verbeteren.

Dit doel wordt bij de catheter volgens de uitvinding bereikt doordat het trekelement over ten minste 20 een gedeelte van zijn lengte omgeven wordt door een huls die ten minste nabij het proximale einde van het basislichaam en aan het relatief proximale einde van het buigzame einddeel met het basislichaam is verbonden. Wanneer nu op het trekelement een trekkracht wordt uitgeoefend ter-25 wijl de reactiekracht aan het proximale einde aangrijpt, zal de in langsrichting van het basislichaam werkzame drukkracht voor ten minste een belangrijk deel door de huls worden opgenomen. Het tussen de verbindingsplaats van de huls liggende gedeelte van het basislichaam wordt 30 daardoor in belangrijke mate van de drukkracht gevrijwaard, zodat dit gedeelte van het basislichaam geen ongewenste vervormingen, zoals verdraaiingen, bochten of 1002254.

2 knikken ondervindt. De op het trekelement uitgeoefende trekkracht is voor ten minste een belangrijk deel werkzaam in alleen het einddeel, zodat een nauwkeuriger besturing van de buiging van de catheter wordt bereikt.

5 In het bijzonder worden bepaalde catheter- eigenschappen gunstig beïnvloed. "Whip", dat wil zeggen het springen van de catheter tijdens het roteren wordt sterk verminderd doordat het basislichaam niet aan een longitudinale drukkracht is blootgesteld en doordat de 10 trekdraad zich niet "los" maar omgeven door een huls in het basislichaam bevindt. Ook de met "torque" aangeduide eigenschap, dat wil zeggen het om zijn langsas roteren van de catheter door aangrijping op het distale einde, wordt verbeterd.

15 Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 toegepast. Hierdoor zal het basislichaam tussen de ver-bindingsplaatsen met de huls in nog slechts een verwaarloosbare trekkracht ondervinden.

Een zeer gunstige verdere ontwikkeling is 20 gekenmerkt in conclusie 3. Hierdoor zal de huls met een geringe vrije slag in het lumen liggen. Het basislichaam tussen de verbindingsplaatsen met de huls in blijft geheel vrij van de invloed van op het trekelement uitgeoefende krachten, zolang de lengtevermindering van de 25 huls ten gevolge van deze krachten kleiner blijft dan de verschafte vrije ruimte.

Met de maatregel van conclusie 4 wordt op gunstige wijze bereikt dat de reactie van het einddeel op de op het trekelement uitgeoefende trekkracht zeer nauw-30 keurig doseerbaar en aanvoelbaar is.

Een zeer geschikte uitvoeringsvorm van de catheter volgens de uitvinding is gekenmerkt in conclusie 5. De verbinding van de huls met het basislichaam kan op deze wijze via de stop op een zeer betrouwbare en be-35 rijfszekere wijze tot stand worden gebracht.

Bij voorkeur wordt daarbij de uitvoering van conclusie 6 toegepast.

1002254.

3

De uitvinding is bijzonder geschikt voor een catheter zoals gekenmerkt in conclusie 7. Een dunwandige catheter met een groot lumen is zeer gevoelig voor verdraaiingen, knikken en dergelijke vervormingen wanneer 5 daarop een langs-drukkracht wordt uitgeoefend. Door toepassing van de uitvinding kunnen dergelijke vervormingen geheel worden vermeden en kan bovendien de constructie van het basislichaam zelf geoptimaliseerd worden voor andere bedrijfsparameters, bijvoorbeeld drukbestendigheid 10 en dergelijke.

De uitvinding is verder bijzonder geschikt voor toepassing bij een cryo-ablatiecatheter. Het principe van een dergelijke catheter is er op gebaseerd dat in het distale einde een snelle gasexpansie optreedt waardoor 15 een temperatuurdaling van het expanderende gas en dus een afkoeling van dit einde wordt verwezenlijkt. Het lumen moet zo groot mogelijk zijn om een zo gering mogelijke stromingsweerstand voor het geëxpandeerde gas te realiseren.

20 De uitvinding wordt verder toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van een in de figuur gedeeltelijk schematisch weergegeven uitvoeringsvoor-beeld.

De in de figuur weergegeven catheter 1 omvat 25 een slangvormig basislichaam 2 met een in de figuur aan de rechterzijde weergegeven distaai einde en in de figuur links weergegeven proximaal einde.

De catheter 1 heeft bij deze uitvoeringsvorm één lumen 4. Het basislichaam heeft een einddeel 3 dat 30 relatief buigzaam is teneinde dit in een bepaalde gewenste vorm te kunnen buigen.

Dit buigen wordt vanaf het proximale einde bestuurd door middel van een trekelement 5 dat zich door het lumen uitstrekt en aan het distale einde door middel 35 van een eindverbinding 6 vast met het basislichaam is verbonden.

De beoogde gebogen vorm kan bijvoorbeeld worden "voorgeprogrammeerd" door een geschikte verdeling in tO 02 254., 4 langs- en omtreksrichting van buigstijf en minder buig-stijf materiaal in het einddeel 3. Een relatief eenvoudige buiging kan reeds op de in de figuur weergegeven wijze worden bereikt, door het trekelement 5 excentrisch aan te 5 laten grijpen.

In de praktijk wordt een dergelijke bestuurd buigbare catheter aan het proximale einde verbonden met een speciale handgreep waarmee de trekkracht op het trekelement 5 kan worden ingesteld. In de figuur is voor 10 de duidelijkheid slechts een trekknop 7 weergegeven.

Volgens de uitvinding is het trekelement 5 over een gedeelte van zijn lengte omgeven door een huls 8. In de getoonde uitvoeringsvorm ligt deze huls sluitend om het trekelement 5 aan. De huls is met het basislichaam 15 verbonden ten minste nabij het proximale einde van het basislichaam 2 en het relatief proximale einde van het einddeel 3. De door de op het trekelement 5 uitgeoefende kracht veroorzaakte reactie-drukkracht wordt voor ten minste een belangrijk deel in deze huls opgenomen, zodat 20 het basislichaam 2 tussen de verbindingsplaatsen van de huls weinig of geen drukkracht ondervindt en dus niet door een dergelijke drukkracht vervormd kan worden.

Bij de getoonde uitvoeringsvorm is de huls 8 door middel van stoppen 10, 15 met het basislichaam 25 verbonden. Aan het proximale einde omvat de stop 10 een centraal deel 11 dat in hoofdzaak dezelfde diameter heeft als het basislichaam 2 en een zich daarvan uitstrekkend opschuifdeel 12 dat een enigszins kleinere diameter heeft. De buitendiameter van het opschuifdeel 12 komt in 30 hoofdzaak overeen met de binnendiameter van het eventueel voor dat doel bewerkte binnendiameter van het basislichaam.

Aan het relatief proximale einde van het buigzame einddeel 3 is een overeenkomstige constructie toege-35 past. De hier aangebrachte stop 15 omvat eveneens een centraal deel 16 met in hoofdzaak dezelfde diameter als het basislichaam 2 maar heeft aan weerszijden een op- 10 022 5*.

5 schuifdeel respectievelijk 17, 18. Op het opschuifdeel 18 is het buigzame einddeel 3 aangebracht.

Bij de vervaardiging van de catheter 1 kan telkens de huls 8 op betrouwbare en goed reproduceerbare 5 wijze met de stop 10 respectievelijk 15 worden verbonden, alvorens de stoppen 10, 15 worden verbonden met het basislichaam, respectievelijk het einddeel 3 daarvan. Het zich tussen de stoppen 10 en 15 uitstrekkende stuk basislichaam 2 kan een kleinere lengte hebben dan het overeen-10 komstige deel van de huls 8. Hierdoor komt de huls 8 tussen deze verbindingsplekken enigszins met een vrij slag te liggen, waardoor een eventuele lengtevermindering ten gevolge van de reactie-drukkracht niet tot een introductie van een drukkracht in het corresponderende basis-15 lichaam leidt.

Het basislichaam kan op een gebruikelijke wijze met de opschuifdelen van de stoppen 10, 15 worden verbonden, bijvoorbeeld door lijmen of ultrasoon lassen, in het geval dat de stoppen 10, 15 van kunststof zijn vervaar-20 digd. Wanneer deze stoppen van metaal zijn, kunnen voor die materiaalcombinatie geschikte verbindingstechnieken zoals lijmen, klemmen en krimpen worden toegepast.

Hoewel in de weergegeven uitvoeringsvorm de huls 8 slechts op twee plaatsen met het basislichaam is 25 verbonden, is het uiteraard mogelijk om dit op meer plaatsen te doen.

1002294«

Claims (8)

1. Catheter omvattende een slangvormig basislichaam met een distaai en een proximaal einde, ten minste een lumen, een buigzaam cathetereinddeel aan het distale einde en een zich door het lumen uitstrekkend en nabij 5 het distale einde met het basislichaam verbonden trek-element dat over ten minste een gedeelte van zijn lengte omgeven wordt door een huls, die ten minste nabij het proximale einde van het basislichaam en aan het relatief proximale einde van het einddeel met het basislichaam is 10 verbonden.

2. Catheter volgens conclusie 1, waarbij de huls een grotere drukstijfheid in langsrichting heeft dan het basislichaam.

3. Catheter volgens conclusie 1 of 2, waarbij 15 de lengte van de huls tussen de verbindingsplaatsen in enigszins groter is dan de lengte van het basislichaam tussen deze verbindingsplaatsen in.

4. Catheter volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de huls het trekelement sluitend ora- 20 geeft.

5. Catheter volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de huls verbonden is met ten minste een stop, omvattende een centraal deel met in hoofdzaak dezelfde diameter als het basislichaam en aan ten minste 25 een zijde een cilindrisch opschuifdeel met kleinere diameter waar een aangrenzend deel van het slangvormige basislichaam opgeschoven is.

6. Catheter volgens conclusie 6, waarbij de huls aan het proximale einde van het basislichaam verbon- 30 den is met een eindstop die aan een zijde een opschuifdeel heeft en aan het relatief proximale einde van het buigzame einddeel verbonden is met een overgangsstop die 10 02 254> aan weerszijden een opschuifdeel heeft, waarvan er een het buigzame einddeel draagt.

7. Catheter volgens één van de voorgaande conclusies, welke van het dunwandige type met een groot 5 lumen is, waarbij de wanddikte van het basislichaam in hoofdzaak een tiende bedraagt van de diameter van het lumen.

8. Catheter volgens conclusie 7, zijnde een cryo-ablatiecatheter. 1002254.