NL1001401C2

NL1001401C2 - Bedieningshandgreep en daarmee uitgerust apparaat.

Info

Publication number: NL1001401C2
Application number: NL1001401A
Authority: NL
Inventors: Tilwin Lepsius; Johannes Hubertus Joze Kelders; Willem Klaassen
Original assignee: Raytec Bv
Priority date: 1995-10-11
Filing date: 1995-10-11
Publication date: 1997-04-15
Also published as: AU7148996A; ATE224241T1; BR9610982A; JPH11513309A; US6050453A; DE69623793D1; EP0854760B1; WO1997013587A1; EP0854760A1; DE69623793T2; CA2234618A1

Description

BEDIENINGSHANDGREEP EN DAARMEE UITGERUST APPARAAT

De uitvinding heeft betrekking op een bedieningshandgreep, voorzien van een vast greepdeel en een zwenkbaar daarmee verbonden trekkerdeel, dat aandrijvend verbonden is met een beweegbaar orgaan van een door de handgreep te 5 bedienen apparaat. Een dergelijke bedieningshandgreep is algemeen bekend, en wordt bijvoorbeeld veelvuldig toegepast bij spuitpistolen voor kleef- of vulmiddelpatronen.

De bekende bedieningshandgreep is meestal bevestigd aan een huis waarin een patroon met bijvoorbeeld kleef-10 stof of vulmiddel zoals siliconenkit opgenomen kan worden. Het huis en de bedieningshandgreep vormen zo een pistool. In het huis is verder in het algemeen een plunjer opgenomen, die aangrijpt op een beweegbare bodem van de patroon, en onder invloed van de bedieningshandgreep beweegbaar is. Zo 15 wordt de bodem de patroon ingedrukt, en wordt als gevolg daarvan het in de patroon aanwezige medium daaruit gedwongen. De bekende bedieningshandgreep vertoont een greepdeel dat vast met het huis verbonden is, en een trekkerdeel dat zwenkbaar met het greepdeel verbonden is. De zwenkverbinding 20 bevindt zich daarbij in het algemeen nagenoeg ter plaatse van de verbinding van het greepdeel met het huis.

Wanneer de handgreep door een gebruiker vastgenomen wordt, rust de wijsvinger van de gebruiker op het trekkerdeel in de nabijheid van het zwenkpunt, terwijl de pink 25 van de gebruiker zich ter plaatse van het vrije uiteinde van het trekkerdeel bevindt. Wanneer de gebruiker derhalve de spuitpistool wil bedienen, door de handgreep in te knijpen waardoor het trekkerdeel naar het vaste greepdeel gezwenkt wordt, dient hij met zijn pink een relatief grote beweging 30 te maken, terwijl zijn wijsvinger nagenoeg op zijn plek kan blijven. Uit ergonomisch oogpunt is dit ongewenst, daar de wijsvinger in het algemeen aanzienlijk beweeglijker en beter beheersbaar zal zijn dan de pink.

1 o o 14 o 1 2

De uitvinding heeft derhalve tot doel een bedie-ningshandgreep van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, die een meer natuurlijke en betere beheersbare beweging van het trekkerdeel mogelijk maakt. Volgens de uitvinding 5 wordt dit bereikt, doordat de zwenkverbinding tussen het greepdeel en het trekkerdeel aan de van het te bedienen orgaan afgekeerde zijde van de handgreep aangebracht is. Het zwenkpunt van het trekkerdeel bevindt zich zo dus ter hoogte van de pink van de gebruiker, terwijl het vrije uiteinde van 10 het trekkerdeel, dat de grootste slag maakt zich ter hoogte van de wijsvinger bevindt. Op deze wijze wordt een ergonomisch verantwoorde en goed beheersbare beweging van het trekkerdeel ten opzichte van het greepdeel bereikt, waardoor het met de handgreep verbonden apparaat nauwkeurig en met 15 relatief geringe inspanning bediend kan worden.

Voorkeursuitvoeringen van de bedieningshandgreep volgens de uitvinding vormen de materie van de volgconclu-sies 2-7.

De uitvinding betreft ook een apparaat, in het 20 bijzonder een spuitpistool dat voorzien is van een bedieningshandgreep als hiervoor beschreven.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin: 25 figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een spuitpistool met een bedieningshandgreep volgens de uitvinding ; figuur 2 een gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht is van de bedieningshandgreep en een deel van het pistool 30 van figuur 1; figuur 3 een dwarsdoorsnede is over de handgreep langs de lijn III-III in figuur 2; figuur 4 een langsdoorsnede van de handgreep toont, genomen langs de lijn IV-IV in figuur 2,-35 figuur 5 een met figuur 2 overeenkomend aanzicht is van de handgreep in een eerste samengeknepen toestand; en figuur 6 een met figuur 5 overeenkomend aanzicht is van de handgreep in een tweede samengeknepen toestand.

f Π Μ ί p ^ 3

Een bedieningshandgreep 1 voor een spuitpistool 2 (figuur 1) vertoont een greepdeel 3 dat vast verbonden is met de rest van de pistool 2, en een trekkerdeel 5 dat zwenkbaar verbonden is met het greepdeel 3. Het trekkerdeel 5 4 is aandrijvend verbonden met een beweegbaar orgaan, hier de zuigerstang 6 van de pistool 2. De zuigerstang 6 is schuifbaar in het pistool 2 opgenomen, en is aan zijn voorzijde voorzien van een zuiger 11 (figuur 2), die samenwerkt met een verplaatsbare bodem 12 van een patroon 8. De patroon 10 8, die gevuld kan zijn met een kleefmiddel of een vulmiddel 13, is opgenomen in een huis 7 van het pistool 2, en vertoont een mondstuk 10 met uitstroomopening 9 waardoor de inhoud 13 van de patroon 8 naar buiten gedrukt wordt wanneer de zuigerstang 6 met zuiger door het bedienen van het trek-15 kerdeel 4 naar voren bewogen wordt. Het zwenkpunt 5 bevindt zich zoals getoond aan de van de te bedienen zuigerstang 6 afgekeerde zijde van de handgreep 1, terwijl het trekkerdeel 4 zich vanaf de zwenkverbinding 5 weer uitstrekt in de richting van het huis 7 van het pistool 2. Zo wordt bereikt 20 dat wanneer een gebruiker de handgreep 1 vastpakt, zijn wijsvinger aangrijpt op het deel van de trekker 4 dat de grootste slag maakt, en zijn pink bij het nagenoeg onbeweeglijke deel van de trekker gelegen is, in de nabijheid van het zwenkpunt 5. Hierdoor kan de trekker 4 op ergonomisch 25 verantwoorde en goed beheerste wijze bediend worden.

Tussen het trekkerdeel 4 en de daardoor te bedienen zuigerstang 6 is een instelbare overbrenging 14 aangebracht, waardoor de verhouding tussen de zwenkbeweging van het trekkerdeel 4 en de daaruit resulterende verplaatsing 30 van de zuigerstang 6 kan worden gevarieerd. Verder zijn tussen het trekkerdeel 4 en zuigerstang 6 nog middelen 15 aangebracht voor het omkeren van de beweging van de zuigerstang 6. Deze bewegingsomkeermiddelen 15 worden gevormd door een hefboom 16 die zwenkbaar verbonden is met het vaste 35 greepdeel 3 via een zwenkas 18. Het ene uiteinde 17 van de hefboom 16 werkt samen met het trekkerdeel 4, terwijl het andere uiteinde 19 samenwerkt met de zuigerstang 6. De overbrenging 14 wordt gevormd door een met het trekkerdeel 4 10 o 1 4 u 1 4 verbonden arm 20, waarop een drukelement 21 aangebracht is, dat in aangrijping verkeert met het uiteinde 17 van de hefboom 16 en via deze hefboom dus met de zuigerstang 6. Het drukelement 21 is langs de arm 20 verplaatsbaar ten opzichte 5 van het zwenkpunt 5, waardoor de slag van het drukelement 21 bij een bepaalde zwenkbeweging van het trekkerdeel 4 gevarieerd kan worden, en daarmee ook de resulterende verplaatsing van de zuigerstang 6. Het drukelement 21 is daartoe gevormd als een moer, die rotatievast maar verschuifbaar 10 opgenomen is in het trekkerdeel 4, dat een in hoofdzaak U-vormige doorsnede vertoont (figuur 3). De arm 20 is verder voorzien van een schroefdraaddeel 22, waarlangs de moer verplaatst kan worden door de arm 20 door middel van een aan zijn uiteinde aangebrachte, buiten het trekkerdeel 4 uitste-15 kende knop 23 te verdraaien. Het drukelement 21 vertoont overigens een enigszins afgerond contactvlak 24, dat samenwerkt met een contactvlak 25 van de hefboom 16. Door de kromming van het contactvlak 24 verplaatst het contactpunt van de samenwerkende vlakken 24,25 zich tijdens de beweging 20 van het trekkerdeel 4. Hierdoor verandert de verhouding tussen de hefboomarm van het trekkerdeel 4 -de afstand tussen het contactpunt en het zwenkpunt 5- en die van de bewegingsomkeermiddelen 15 -de afstand tussen het contactpunt en de zwenkas 18. Dit heeft tot gevolg dat de voor het 25 indrukken van het trekkerdeel 4 benodigde knijpkracht aanvankelijk relatief gering is, maar gedurende de beweging toeneemt. Dit is gunstig, aangezien bij het begin van de beweging de vingers van de gebruiker gestrekt zijn en relatief weinig kracht kunnen opbrengen, terwijl bij het verder 30 samenknijpen van de vingers de beschikbare kracht steeds toéneemt.

Aan de bovenzijde 19 van de hefboom 16 is een drukelement 26 aangebracht, dat in aangrijping verkeert met een aandrijfplaat 27. Deze plaat 27 is voorzien van een 35 boring 28, waardoor de zuigerstang 6 gestoken is. De zuigerstang 6 is zoals gezegd verschuifbaar gelagerd in het pistool 2. Daartoe is de handgreep l aan zijn bovenzijde voorzien van een lagerblok 33 met een boring 34, en van een r * ' ! 5 einddeel 29 met een boring 30. Het einddeel 29 is weer verbonden met het huis 7 waarin de patroon 8 opgenomen is.

De boring 30 is voorzien van een verbreed einddeel 31, waarin een om de zuigerstang 6 aangebrachte, of met de 5 aandrijfplaat 27 in aangrijping verkerende voorspanveer 32 is opgenomen. Deze voorspanveer 32 is een drukveer, die de verschillende delen van de bedieningshandgreep 1 in de weergegeven stand houdt, wanneer het pistool 2 niet in gebruik is.

10 Wordt nu het pistool 2 gebruikt, dan wordt de handgreep l ingeknepen, waardoor het trekkerdeel 4 naar het vaste greepdeel 3 gezwenkt wordt (figuur 5). De achterwaartse beweging van het trekkerdeel 4 wordt door het omkeerme-chanisme 15 omgezet in een voorwaartse beweging van de 15 aandrijfplaat 27. De boring 28 in de aandrijfplaat 27 is zodanig gekozen, dat de aandrijfplaat 27 onder invloed van de tegengestelde krachten die daarop uitgeoefend worden door enerzijds het drukelement 26 van de hefboom 16 en anderzijds de voorspanveer 32, enigszins zal kantelen, waardoor hij 20 zich vastklemt op de zuigerstang 6. Hierdoor wordt de zuigerstang 6 door de aandrijfplaat 27 meegenomen, waardoor dus de beweegbare bodem 12 in de patroon 8 over een bepaalde slaglengte verplaatst wordt. Deze slaglengte wordt zoals gezegd bepaald door de positie van het drukelement 21 van 25 het overbrengingsmechanisme 14. Wordt dit drukelement 21 verplaatst, dan verandert de slag van de hefboom 16 en daarmee van de aandrijfplaat 27. Dit is te zien wanneer figuren 5 en 6 met elkaar vergeleken worden. Wanneer vervolgens de trekker 4 losgelaten wordt, wordt onder invloed van 30 de veerkracht van de veer 32 de aandrijfplaat 27 weer naar achteren bewogen, onder meeneming van de hefboom 16. Omdat de daarbij optredende krachten aanmerkelijk kleiner zijn dan bij het indrukken van de trekker 4, is de kantelneiging van de aandrijfplaat 27 nagenoeg niet aanwezig, waardoor deze 35 terugschuift over de zuigerstang 6. De zuigerstang 6 blijft dus in zijn enigszins uitgestoken stand. Op deze wijze kan de zuiger 11 door herhaald bedienen van de trekker 4 staps- 1001401 6 gewijs in de patroon 8 naar voren verplaatst worden, waardoor dus de vulling 13 uit de patroon 8 gedrukt wordt.

Hoewel de bedieningshandgreep volgens de uitvinding hiervoor beschreven is met betrekking tot een spuitpis-5 tooi voor patronen, zal het duidelijk zijn dat deze ook velerlei andere toepassingen kan vinden. Te denken valt daarbij aan bijvoorbeeld een spuitkop voor een slang of een soortgelijk apparaat.

10 0 14:·

Claims

1. Bedieningshandgreep, voorzien van een vast greepdeel en een zwenkbaar daarmee verbonden trekkerdeel, dat aandrijvend verbonden is met een beweegbaar orgaan van een door de handgreep te bedienen apparaat, met het kenmerk, 5 dat de zwenkverbinding tussen het greepdeel en het trekkerdeel aan de van het te bedienen orgaan afgekeerde zijde van de handgreep aangebracht is.

2. Bedieningshandgreep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het greepdeel ingericht is om met de hand 10 omvat te worden, de zwenkverbinding zich aan de pinkzijde van de handgreep bevindt en het trekkerdeel zich vanaf de zwenkverbinding uitstrekt tot de wijsvingerzijde van de handgreep.

3. Bedieningshandgreep volgens conclusie 1 of 2, 15 gekenmerkt door een tussen het trekkerdeel en het te bedienen orgaan aangebrachte, instelbare overbrenging voor het variëren van de verhouding tussen een zwenkbeweging van het trekkerdeel en een beweging van het daardoor aangedreven orgaan.

4. Bedieningshandgreep volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de overbrenging een met het trekkerdeel verbonden arm omvat, waarop een met het te bedienen orgaan in aangrijping verkerend drukelement ten opzichte van de zwenkverbinding verplaatsbaar aangebracht is.

5. Bedieningshandgreep volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de arm van schroefdraad voorzien is en het drukelement de gedaante heeft van een daarlangs verplaatsbare moer.

6. Bedieningshandgreep volgens één der voorgaande 30 conclusies, gekenmerkt door tussen het trekkerdeel en het te bedienen orgaan aangebrachte middelen voor het omkeren van de beweging van het orgaan.

7. Bedieningshandgreep volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de bewegingsomkeermiddelen een zwenkbaar 35 met het greepdeel verbonden hefboom omvatten, waarvan één 1001401 uiteinde met het trekkerdeel en het andere uiteinde met het te bedienen orgaan samenwerkt.

8. Apparaat, in het bijzonder spuitpistool, voorzien van een houder voor een te spuiten medium met een 5 uitstroomopening en een beweegbaar orgaan voor het door de uitstroomopening uit de houder dwingen van het te spuiten medium, en een met de houder en het beweegbare orgaan verbonden bedieningshandgreep volgens één der voorgaande conclusies . 4 f\ Γ /; ƒ Λ