<Desc/Clms Page number 1>
UITVINDINGSOKTROOI
BELL TELEPHONE MANUFACTURING COMPANY
Naamloze Vennootschap Francis Wellesplein 1 B-2018 Antwerpen
België TELECOMMUNICATIE-INRICHTING EN DAARIN GEBRUIKTE KETENS Uitvinders : E. MOONS-J. CANNAERTS
<Desc/Clms Page number 2>
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een telecommunicatie-inrichting die via een lijn gekoppeld is met een centrale die elektrisch vermogen aan deze lijn toevoert en die een zendketen en een ontvangstketen omvat welke met deze lijn via een balansketen gekoppeld zijn, waarbij deze ontvangstketen een versterkerketen met een bijbehorende luidspreker omvat.
Een dergelijke telecommunicatie-inrichting is reeds bekend uit de Britse oktrooiaanvrage nr. 8416032, maar daarin worden geen details gegeven omtrent de wijze waarop elektrisch vermogen aan de versterkerketen en de bijbehorende luidspreker wordt toegevoerd.
Een doelstelling van de onderhavige uitvinding bestaat erin een telecommunicatie-inrichting van het hierboven beschreven type te verschaffen, waarin de versterkerketen en de bijbehorende luidspreker vanuit de lijn gevoed worden zonder het evenwicht van de balansketen te verstoren.
Volgens de uitvinding wordt deze doelstelling bereikt doordat zij een tussen de geleiders van de lijn gekoppelde tak omvat, die de serieschakeling van een constante-stroombron en een uitgangstrap van deze versterkerketen met bijbehorende luidspreker omvat.
Door de hoge impedantie van de constantestroombron wordt het evenwicht van de balansketen door de verbinding tussen de lijngeleiders van de versterkerketen en de bijbehorende luidspreker niet beïnvloed.
<Desc/Clms Page number 3>
Een ander kenmerk van de onderhavige telecommunicatie-inrichting is dat deze luidspreker in serie met een eerste capacitantie parallel over deze uitgangstrap verbonden is.
De onderhavige telecommunicatie-inrichting is ook gekenmerkt doordat deze versterkerketen een eerste operationele versterker omvat waarvan de uitgang verbonden is met de besturingsingang van een eerste transistor van het N-geleidingstype die deze uitgangstrap vormt en waarvan het uitgangspad in parallel met deze luidspreker verbonden is.
Een ander kenmerk van de onderhavige telecommunicatie-inrichting is dat een gedeelte van deze tak gevormd wordt doorde serieverbinding van een tweede transistor van het P-geleidingstype en een stroomaftastweerstand.
Nog een ander kenmerk van de onderhavige telecommunicatie-inrichting is dat dit gedeelte deel uitmaakt van een gelijkspanningsregelketen om de gelijkspanning op een verbindingspunt van deze tak en één van de geleiders van deze lijn in funktie van een referentie-gelijkspanning te regelen.
Nog een ander kenmerk van de onderhavige telecommunicatie-inrichting is dat dit gedeelte deel uitmaakt van een wisselstroomimpedantiesyntheselus om uit deze aftastweerstand door synthese een wisselstroomimpedantie te maken die deze impedantie van deze constante-stroombron vormt.
Aldus wordt de versterkerketen en de bijbehorende luidspreker vanuit de lijn gevoed via een tak die een constante-stroombron omvat en die zowel van een gelijkspanningsregelketen als van een wisselstroomimpedantiesyntheseketen deel uitmaakt.
De hierboven vermelde en andere doeleinden en kenmerken van de uitvinding zullen duidelijker worden en
<Desc/Clms Page number 4>
de uitvinding zelf zal het best begrepen worden aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld en van de bijbehorende tekening welke een telecommunicatie-inrichting volgens de uitvinding toont.
Deze telecommunicatie-inrichting heeft lijnklemmen LI en L2 die via een telecommunicatielijn en een stel andere ketens gekoppeld zijn met een centrale die elektrisch vermogen aan deze lijn toevoert. Deze ketens (niet getoond) omvatten een polariteitsbrug, een overspanningsbeschermingsketen, een overstroombeschermingsketen, enz. De telecommunicatie-inrichting werkt met de voedingsspanningen V en VCC : V is een referentiespanningsbron van 0,8 Volt waarvan de negatieve pool met de lijnklem L2 verbonden is en VCC is de gelijkspanning die voortgebracht wordt op het gelijknamige verbindingspunt van een impedantie Zl en een condensator C. Om de tekening te vereenvoudigen is de lijnklem L2 voorgesteld door het gebruikelijk grondsymbool, en is V door een driehoek aangeduid.
Er weze opgemerkt dat V afgeleid wordt van het elektrische vermogen, dat door de centrale verschaft wordt, in een zogenaamde"bandgap"referentieketen die welbekend is in de techniek en daarom niet is getoond.
De telecommunicatie-inrichting omvat een balansketen die gevormd wordt door een Wheatstone brug met klemmen L2 (grond), LI, X en Y die respektievelijk door de impedanties C, Zl, Z2, Z3 en Z4 verbonden zijn, waarbij C een kortsluiting is voor spraaksignalen. Een zendweg heeft een uitgang gevormd door de operationele versterker OA4 en NPN transistor Tl, die tussen de brugklemmen LI en Y gekoppeld is, terwijl een ontvangstweg met een ingang gevormd door een operationele versterker OA6 tussen de brugklemmen L2 en X gekoppeld
<Desc/Clms Page number 5>
is. De brugimpedantie Zit C is verder in parallel verbonden met de lijnimpedantie en met een tak die bestaat uit de serieverbinding van PNP transistor T2, aftastweerstand R en NPN transistor T3.
Transistor T2 en weerstand R maken delen uit van een gelijkspanningsregelketen en van een wisselstroomimpedantiesyntheseketen, terwijl transistor T3 een uitgangsketen van de ontvangstweg is.
De zendweg wordt gebruikt om spraak-en kiestoonsignalen op de lijn LI, L2 over te dragen en met dit doel koppelt hij zowel een electrodynamische microfoon MIC als de uitgang DG van een numerieke toongenerator (niet getoond) met de basis van de hierboven vermelde transistor Tl. De ontvangstweg wordt gebruikt om spraaksignalen van de lijn Ll L2 te ontvangen en daarom koppelt hij deze lijn via de hierboven vermelde versterker OA6 zowel met een telefoonontvanger REC als met een luidspreker LS.
Tenslotte, de gelijkspanningsregelketen houdt de gelijkspanning VCC nagenoeg constant, terwijl de wisselstroomimpedantiesyntheseketen de wisselstroomimpedantie van de tak die T2 en R omvat en via dewelke T3 en LS gevoed worden zo hoog maakt dat hij de waarden van de brugimpedanties niet beïnvloedt en dat deze luidspreker LS vanuit een constante-stroombron gevoed wordt.
De balansketen vermijdt dat microfoonsignalen aan de ontvanger toegevoerd worden en werkt als volgt : de impedanties Zl tot Z4 en de parallel over Zl verbonden lijnimpedantie vormen een Wheatstone brugketen, waarbij de zendversterker OA4 de drijfbron en de ontvangstversterker OA6 de nulaanduidingsversterker vormen. Indien de brug in balans is zal de uitgang van de ontvangstversterker nul zijn voor elk uitgestuurd signaal en zal elk signaal die over de lijn LI, L2
<Desc/Clms Page number 6>
toegevoerd wordt aan de ingang van de ontvangstversterker ontvangen worden. Ongewenste terugkeersignalen worden verwijderd, waardoor de twee-naar-vierdraadsomvorming van de balansketen wordt verwezenlijkt.
De zendweg, de ontvangstweg en de gelijkspanningsen wisselstroomimpedantieregellussen worden hierna achtereenvolgens beschouwd.
De zendweg
De electrodynamische microfoon MIC is verbonden tussen de ingangen van een verschilversterkerketen, die bestaat uit de operationele versterker OA1 waarmee de weerstanden Rl tot R4 en een constante-stroombron CSl die een constante stroom 11 verschaft, op de getoonde wijze verbonden zijn.
Als Vl-V2 de verschilspanning genoemd wordt, die door de microfoon MIC verschaft wordt en als Rl=R2 en R3=R4 kan de uitgangsspanning V3 van OA1 geschreven worden
EMI6.1
Aldus verschuift de stroombron CS1 het gelijkspanningsniveau van V (zonder CS1) naar V-R4. I1.
Dit wordt gedaan om verzadiging van OA1 te vermijden, d. w. z. om toe te laten dat op de versterkeruitgang een voldoende spanningsuitwijking verwezenlijkt zou kunnen worden.
De zojuist beschreven versterker omvat verder NMOS transistor NMl die tussen de uitgang van OA1 en V verbonden is en die in werking gesteld wordt om het uitgangssignaal van OA1 te dempen als een geschikt besturingssignaal aan zijn poort gelegd wordt. De uitgang V3 van OA1 is met de inverterende ingang van de operationele versterker OA3 via de gelijkstroomblokkeringscondensator Cl en weerstand R5 in serie verbonden.
<Desc/Clms Page number 7>
De uitgang DG van de hierboven vernoemde numerieke toongenerator, die kiestoonsignalen voortbrengt, is via een numeriek-naar-analoog omzetter DAC gekoppeld met de inverterende ingang van een versterkerketen, die bestaat uit de operationele versterker OA2 waarmee de weerstanden R6 tot R8 op de getoonde wijze verbonden zijn. In een voorkeursuitvoering is R6 gelijk aan R7 en aan R8. De uitgang van OA2 waarop toonsignalen voortgebracht worden, is met de inverterende ingang van de operationele versterker OA3 verbonden via een filterketen bestaande uit de serieweerstanden R9 en R10 en de shuntcondensator C2 die verbonden is tussen R9 en R10, aan het ene uiteinde, en grond aan het andere uiteinde. Dit filter zorgt voor de verwijdering van hogere harmonischen uit de daaraan gelegde toonsignalen.
De uitgang INS van de operationele versterker OA3 waarvan de niet-inverterende ingang met V verbonden is, is met zijn inverterende ingang teruggekoppeld via een filterketen bestaande uit de weerstand Ril en condensator C3 in parallel. Het doel van dit filter C3, Ril bestaat er ook in hogere harmonischen uit de daaraan gelegde spraakfrekwentie kiessignalen te verwijderen.
De uitgang INS van de operationele versterker OA3 is ook via de weerstand R12 en de spanningsverzwakkingsketen CC in serie verbonden met de niet-inverterende ingang V4 van de operationele versterker OA4 waarvan de uitgang de basis van de hierboven vermelde NPN transistor Tl bestuurt. De inverterende ingang van OA4 is verbonden met het verbindingspunt van een constante-stroombron CS2, die vanaf VCC een constante stroom 12 verschaft, en de ene uiteinden van de weerstanden R13 en R14 waarvan de andere uiteinden respektievelijk met V en met de brugklem Y, d. w. z. met het verbindingspunt van Tl, Z3 en Z4, verbonden zijn.
Als V4 de spanning genoemd wordt die aan
<Desc/Clms Page number 8>
de gelijknamige niet-inverterende ingang V4 van OA4 gelegd wordt kan de spanning V5 op de brugklem Y geschreven worden :
EMI8.1
Aldus verschuift de stroombron CS2 het
EMI8.2
gelijkspanningsniveau op de brugklem Y naar beneden, V5 zodat een voorafbepaalde stroom gelijk aan-door Z4 Z4 en transistor Tl vloeit.
2R14
In een voorkeursuitvoering is R13 =---.
3
Het doel van de spanningsverzwakkingsketen CC bestaat erin de daaraan gelegde signalen, die een positief of een negatief niveau overschrijden, op een geleidelijke wijze te verzwakken. Een dergelijke verzwakkingsketen is bijvoorbeeld van het type beschreven in de eveneens vandaag ingediende Belgische oktrooiaanvrage nr.......
De signaaluitgang INS van de operationele versterker OA3 is ook via de serieverbinding van een versterkerketen en een gelijkstroomblokkeringscondensator C4 verbonden met de signaalingang IS van een achtergrondruisreductieketen BNR waarvan een andere klem met het verbindingspunt 01 van R12 en CC verbonden is.
De versterkerketen omvat de operationele versterker OAS en de daarmee op de getoonde wijze verbonden weerstanden R15 en R16. Een uitgang van BNR is verbonden met een
EMI8.3
versterkingsregelketen GRC1, die verder bestuurd wordt door een referenties dat door de ! gnaal Glgelijkspannings-en wisselstroomimpedantieregellussen verschaft wordt en dat funktie is van de lijnstroom.
Het doel van de achtergrondruisreductieketen BNR bestaat erin het aan de keten CC toegevoerde signaal te verzwakken indien dit signaal tussen welbepaalde
<Desc/Clms Page number 9>
positieve of negatieve drempels gelegen is. Dit wordt gedaan door het aan IS gelegde ingangssignaal met deze drempels te vergelijken en een shuntweerstand al of niet met 01 te verbinden.
Het doel van de versterkingsregelketen GRC1 bestaat erin de versterking van het daaraan toegevoerde signaal in funktie van het aan zijn besturingsklem Gl gelegde referentiesignaal, d. w. z. van de lijnstroom, te regelen.
De achtergrondruisreductieketen BNR en de versterkingsregelketen GRC1 zijn bijvoorbeeld van het type beschreven in de eveneens vandaag ingediende
EMI9.1
Belgische oktrooiaanvragen De verrsterkingsregelketen GRC1 kan ook van het type zijn beschreven in de eveneens vandaag ingediende Belgische oktrooi aanvrage Nr........
De ontvangstweg
Zoals reeds hierboven vermeld omvat deze weg de operationele versterker OA6 met de inverterende ingang waarvan de brugklem X via de gelijkstroomblokkeringscondensator C5 verbonden is. De niet-inverterende ingang van OA6 is verbonden met de referentiespanning V en zijn uitgang is met zijn inverterende ingang via de terugkoppelweerstand R17 verbonden. De inverterende ingang is verder verbonden met V via de NMOS transistor NM2, zodat OA6 gedempt wordt als een geschikte besturingsspanning aan de poort van NM2 gelegd wordt. De uitgang V6 van de operationel versterker OA6 is met de telefoonontvanger REC en met de luidspreker LS via respektieve van twee parallele takken verbonden.
De eerste van deze takken omvat een weerstand R18 die zowel met een versterkingsregelketen GRC2 als met grond via een niet-inverterende versterkerketen, de telefoonontvanger REC en condensator C6 in serie verbonden is. GRC2 is van hetzelfde type als GRC1 en
<Desc/Clms Page number 10>
heeft een besturingsingang G2 die dezelfde is als Gl.
Deze versterkerketen omvat de operationele versterker OA7 waarmee de weerstanden R19 en R20 op de getoonde wijze verbonden zijn. In een voorkeursuitvoering is R19 gelijk aan R20.
De tweede van de hierboven vermelde takken omvat een serieschakelaar 51 en een shuntschakelaar 52 verbonden met V, waarbij het verbindingspunt van deze schakelaars met de niet-inverterende ingang van de operationele versterker OA8 verbonden is via een weerstand R21 in parallel met de serieverbinding van de weerstand R22 en de schakelaar S3. De schakelaars 51 tot 53 zijn enkel schematisch voorgesteld en zijn in feite elektronische schakelaars. De inverterende ingang van OA8 is verbonden met V, en grond is verbonden met zijn niet-inverterende ingang via de constante-stroombron C53, die een constante stroom I3 verschaft.
De uitgang V7 van OA8 bestuurt de poort van NPN transistor T3 waarvan de collector verbonden is met de niet-inverterende ingang van OA8 via de weerstand R23, en met grond via de luidspreker LS en de condensator C7 in serie.
Als V6 de aan R21 gelegde ingangspanning genoemd wordt. kan de spanning V8 die aan de luidspreker LS wordt gelegd geschreven worden, in het geval de schakelaar S3 open is :
EMI10.1
Door gebruik te maken van de constante-stroombron C53 verwezenlijkt men dus een verschuiving van het gelijkspanningsniveau over R23. I3, hetgeen vereist is opdat een voldoende hoog signaal aan de luidspreker LS gelegd zou kunnen worden.
Door de schakelaar 52 te sluiten kan de ingangsspanning V6 gelijk gemaakt worden aan V en door 53 te sluiten wordt de weerstand R22 in parallel verbonden
<Desc/Clms Page number 11>
met de weerstand R23, waardoor V8 stijgt.
Er weze opgemerkt dat de versterkerketen welke de operationele versterker OA8 omvat en waarvan de uitgangstrap T3 in parallel met de serieschakeling van de luidspreker LS en de condensator C7 verbonden is, een klas A versterker is die vanuit de lijn gevormd wordt via een constante-stroombron. Deze wordt gevormd door de PNP transistor T2 en de weerstand R in serie, zoals later zal worden uiteengezet. Door de hoge impedantie van deze bron wordt het evenwicht van de balansketen door de verbinding tussen de lijngeleiders LI en L2 van de transistor T3 en luidspreker LS niet verstoord. Als stuurelement van de luidspreker LS wordt een NPN transistor T3 i. p. v. een PNP transistor gebruikt omdat hierdoor een grotere spanningsuitwijking op zijn collector, die met de luidspreker verbonden is, mogelijk is.
Zoals dit ook het geval is in de hierboven vermelde Britse oktrooiaanvrage omvat de getoonde inrichting ook een gelijkspanningsregelketen om de gelijkspanning VCC op het gelijknamige verbindingspunt van de impedantie Zl en de condensator C te regelen in funktie van een referentiegelijkspanning Vil, die zelf afhankelijk is van de gelijkstroom die vanuit de centrale aan de lijn LI t L2 wordt toegevoerd. Deze regelketen maakt gebruik van dezelfde tak als deze via dewelke T3 en LS vanuit de lijn gevoed worden. Inderdaad, hij omvat voornamelijk de impedantie Zl, de spanningsdeler R35, R36, de vergelijkingsketen OAll, de inverter NM6 en de PNP transistor T2.
Deze keten omvat bovendien de stroomaftastweerstand R en de daarmee gekoppelde versterkers OA9 en OAIO waarbij OA10 de genoemde referentie-gelijkspanning in funktie van de lijngelijkstroom aan de vergelijkingsketen OA11 toevoert.
Er weze opgemerkt dat de keuze van de NPN
<Desc/Clms Page number 12>
transistor T3 als stuurelement van de luidspreker LS geleid heeft tot het gebruik van de PNP transistor in de gelijkspanningsregelketen omdat aldus een grote spanningsuitwijking op de collector van deze transistor mogelijk is.
De hierboven vermelde stroomaftastweerstand R is betrekkelijk klein opdat daarover geen grote spanningsval door de daarin vloeiende gelijkstroom veroorzaakt zou worden. Gezien de tak T2, R echter een constante- stroombron moet vormen is een wisselstroomimpedantiesyntheseketen aanwezig om uit de weerstand R door synthese een hoge wisselstroomimpedantie te verwezenlijken. Deze keten maakt eveneens gebruik van de elementen R, OA9, OA10, OAll, NM6 en T2.
Omdat de gelijkspanningsregelketen en de wisselstroomimpedantiesyntheseketen gemeenschappelijk grotendeels gebruik maken van dezelfde elementen worden ze hierna samen beschreven.
De gelijkspanningsregelketen en wisselstroomimpedantiesvntheseketen
Zoals reeds hierboven vermeld omvatten deze ketens de tak die bestaat uit de serieverbinding van de PNP transistor T2 en de aftastweerstand R. De spanningsval over de aftastweerstand R wordt afgetast door middel van een aftastverschilversterkerketen, die bestaat uit de operationele versterker OA9 waarmee de weerstanden R24 tot R27 op getekende wijze verbonden zijn. Het verbindingspunt V8 van de weerstanden R en R25 is verbonden met grond via de weerstand R28 en de als diode verbonden NMOS transistor NM3, die samen een constante-stroombron vormen. Deze constante-stroombron is gekoppeld met de stroomspiegel NMOS transistoren NM4 en NM5 die een constante stroom 15 afleiden van de beide ingangen van OA9.
Als V9-V8 de afgetaste spanning over de weerstand R genoemd wordt en als R24=R25 en R26=R27, kan de uitgangsspanning V10 van OA9 geschreven worden :
<Desc/Clms Page number 13>
EMI13.1
Omdat V9-V8 = Rd+i). Maarin I de lijngelijkstroom is en i de lijnwisselstroom is die door de aftastweerstand R vloeien, is de uitgangsspanning V10 evenredig met deze stromen en kan hij geschreven worden :
EMI13.2
R26 R26 V10 = V +-RI = V + AI + Ai (5) R24 R24 R26 waarin A =-R (6) R24
Er dient opgemerkt dat de stroombron NM3, R28 en de stroomspiegels NM4 en NMS gebruikt wordt om de polarisatiegelijkspanning op elk van de ingangen ven OA9 te verminderen.
De uitgang V10 van de operationele versterker OA9 is verbonden met een versterkerketen, die bestaat uit de operationele versterker OA10 waarmee de weerstanden R29 tot R33 en de condensator C8 op de getoonde wijze verbonden zijn. Deze versterker verwezenlijkt een versterking welke verschillend is voor het gelijkspannings-en het wisselspanningsgedeelte van het aan zijn ingang gelegd uitgangssignaal V10 omdat de condensator C8 voor wisselstroomsignalen een kortsluiting vormt.
Het gelijkspanningsgedeelte V+AI van het spanningssignaal V10 wordt versterkt zodat het uitgangssignaal Vil verkregen wordt, dat geschreven kan worden :
EMI13.3
In een voorkeursuitvoering is
EMI13.4
<Desc/Clms Page number 14>
EMI14.1
AI (R32-R31) zodat Vil (9) 2 R33
EMI14.2
Het wisselspanningsgedeelte Ai van het spanningsignaal V10 wordt versterkt zodanig dat het uitgangssignaal V12 verkregen wordt, dat geschreven kan worden :
EMI14.3
------
EMI14.4
Of, als de betrekkingen (8) voldaan zijn
EMI14.5
zodat de wisselstroomversterkingsfactor van i groter is dan de gelijkstroomversterkingsfactor van I.
De uitgangsgelijk/wisselspanning Vll+V12 of V13, die aan de uitgang van de operationele versterker OA10 voortgebracht wordt, wordt via de weerstand R34 aan de inverterende ingang van de operationele versterker OA11 gelegd, waarvan de niet-inverterende ingang verbonden is met een aftakpunt van de spanningsdeler, die gevormd wordt door de weerstanden R35 en R36 die verbonden zijn tussen grond, enerzijds, en het verbindingspunt VCC van Zl en C, anderzijds. De uitgang van OA11 is met zijn inverterende ingang verbonden via de terugkoppelweerstand R37 en deze inverterende ingang is verder verbonden met grond via een constante-stroombron CS4, die een constante stroom 14 voortbrengt.
De uitgang van OA11 is verbonden met de poortelektrode van de NMOS transistor NM6 via de in serie verbonden weerstanden R38 en R39 waarvan het verbindingspunt verbonden is met grond via een schematisch voorgestelde stroomspiegelketen, die met de stroombron CS4 gekoppeld is. Dit afvoer-naar-bronpad van NM6 is in serie met de bronweerstand R40 verbonden tussen de basis van de PNP transistor T2 en grond. Een compensatieketen bestaande uit de condensator C9 en de
<Desc/Clms Page number 15>
EMI15.1
weerstand R41 is tussen de afvoer- I NM6 verbonden.
Als het hierboven vermeld gelijk/wisse1spanningssignaal V13 via de weerstand R34 aan de operationele versterker OA11 gelegd wordt en als V14 de spanning op het verbindingspunt van de spanningsdelerweerstanden R35 en R36 genoemd wordt, kan de uitgangsspanning V15 van OA11 geschreven worden :
EMI15.2
waarin R37. I4 de gelijkspanningsverschuiving is die door CS4 verwezenlijkt wordt.
Deze spanning V15 bestuurt de poort van de NMOS transistor NM6 via de in serie verbonden weerstanden R38 en R39. Omdat de stroom 14 tussen de weerstanden R38 en R37 afgeleid wordt naar grond en de weerstand R38 gelijk is aan R37, wordt de spanning V16 op het verbindingspunt van R38 en R39 gegeven door
EMI15.3
Als de aan de poort van de transistor NM6 toegevoerde spanning V16 stijgt/daalt, is het duidelijk dat de basisstroom van de transistor T2 dan ook stijgt/daalt zodat de emitter-en collectorstromen van deze transistor dan ook stijgen/dalen.
Eerst worden de gelijkspanningsregeling beschouwd, waarbij V13 dan gelijk is aan Vil. Het doel van deze gelijkspanningsregeling bestaat erin VCC zodanig te regelen dat hij constant blijft voor een constante lijngelijkstroom en lichtjes stijgt/daalt als de lijngelijkstroom stijgt/daalt. In dit verband weze er opgemerkt dat de hierboven vermelde gelijkstroom I gelijk is aan de lijngelijkstroom, minus een nagenoeg constante gelijkstroom die gelijk is aan de som van de gelijkstromen die in de takken vloeien welke
<Desc/Clms Page number 16>
respektievelijk de elementen Tl, Z2 en Zl bevatten.
De spanning VCC blijft constant voor een constante lijngelijkstroom. Inderdaad, als om een of andere reden dit gedeelte van de lijngelijkstroom die door Zl, R36, R35 vloeit zou stijgen/dalen, en dus aanleiding geven tot een stijging/daling van VCC, tengevolge van een daling/stijging van het gedeelte van de lijngelijkstroom die door T2, R, T3 vloeit, dan zou laatstgenoemde gelijkstroom automatisch stijgen/dalen gezien deze stijging/daling van VCC een stijging/daling van V14 teweegbrengt, want
EMI16.1
en dit geeft aanleiding tot een stijging/daling van de gelijkstroom die doorheen T2 vloeit.
De spanning VCC stijgt/daalt lichtjes als de lijngelijkstroom stijgt/daalt omdat. als dit gebeurt, ook de gelijkstroom I stijgt/daalt en aanleiding geeft dat een stijging/daling an de referentiespanning VII, waarbij de spanning Vl4 gelijk is aan VII en evenredig is aan VCC.
Op de volgende wijze wordt een hoge wisselstroomimpedantie uit de aftastweerstand R door synthese verkregen.
Zoals hierboven vermeld, is voor wisselstroomsignalen V13 = V12, en omdat de beide uiteinden van de spanningsdeler R35, R36 geaard zijn vanuit wisselstroomstandpunt. is de spanning V14 nul zodat de betrekking (13) dan wordt
R37 V16 = - --- V12 (15)
R34
Zoals uit de betrekkingen (6). (10) en (15) volgt. wordt de wisselspanning Ri gemeten over de weerstand R omgevormd in een spanning
<Desc/Clms Page number 17>
EMI17.1
of V16 =-B. Ri (17)
Gezien deze spanning aan de poort van de transistor NM6 gelegd wordt, wordt hij daarin omgezet in een afvoerstroom die de basisstroom van transistor T2 vormt. Deze stroom wordt dan in een collectorstroom omgezet.
Als D de totale spanning-naar-stroomversterking van NM6 en T2 genoemd wordt, volgt uit hetgeen voorgaat dat door de lus die OA9, OA10, Dal, NM6, T2 omvat de stroom i wordt omgezet in een stroom - B. D. Ri (18) zodat de totale collectorweerstand van de transistor T2 dan wordt
R (l + BD) (19)
Dit betekent dat een hoge wisselstroomimpedantie uit de weerstand R door synthese wordt verkregen.
Er dient opgemerkt dat de gelijkspanning voortgebracht op het verbindingspunt van R29, R30 en C8
EMI17.2
als de hierboven vermelde referentiespanning wordt voor de versterkingsregelketens GRC1 en GRC2 gebruikt wordt.
Deze spanning V17 wordt gegeven door :
V17 = V + EI (20) als aan de betrekkingen (8) voldaan is, waarbij E een constante is.
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven zijn beschreven aan de hand van bepaalde uitvoeringsvormen en wijzigingen daarvan, is het duidelijk dat de beschrijving slechts bij wijze van voorbeeld is gegeven en de uitvinding niet daartoe is beperkt.