<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een
UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE ten name van
Guido Eugène Theresia EVERAERTS voor : "Inrichting voor het zuiveren van water en daarbij gebruikt bezinkgedeelte".
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het zuiveren van water, welke inrichting een flocculator bevat, een ermee in verbinding staande lamellenafscheidinrichting die ten minste een reeks evenwijdige, zieh tussen twee zijwanden schuin naar onder uitstrekkende lamellen bevat en die onderaan tussen de lamellen van openingen voor het slib en voor de toevoer van het van de flocculator komende water is voorzien, een slibverzamelruimte onder de afscheidinrichting, een watertoevoer die op de flocculator uitgeeft en een waterafvoer die op de afscheidinrichting aansluit.
Dergelijke inrichtingen worden vooral gebruikt indien slechts weinig oppervlakte voor han-den is. Een lamellenafscheidinrichting bezit immers een merkelijk groter afscheidingsvermogen per oppervlakteeenheid dan een gewone bezinktank.
Een inrichting van de hiervoor gedoelde soort is beschreven in het Nederlandse octrooi nr. 156. 932.
In deze bekende inrichting geeft de open onderkant van de lamellenafscheidinrichting rechtstreeks uit op de bovenaan open slibverzamelruimte. Deze slibverzamelruimte is uitgevoerd als een indikkingsafdeling met een harkorgaan voor het langs mechanische weg indikken van het slib. De bedoeling daarvan is de vaste stofconcentratie in het slib te vergroten. Het gisten van het slib in de slibverzamelruimte wordt vermeden door continu slib met troebel water uit deze ruimte af te voeren en te vervangen door vers waterig slib.
Door de aanwezigheid van een harkorgaan en de noodzaak continu slib met troebel water uit de slibverzamelruimte weg te pompen is deze inrichting relatief kostelijk in fabricage en gebruik.
<Desc/Clms Page number 3>
Het slib dat uit de bezinktank wordt afgevoerd, moet verder nog in een-gistingstank worden verwerkt.
Indien er gisting in de bezinktank zou plaatsvinden, dan zouden de opstijgende gasbellen doorheen de lamellenafscheidinrichting opstijgen en de werking ervan hinderen. Ook stoffen die gaan bovendrijven zouden in de inrichting terechtkomen en op korte tijd een goede werking van deze afscheidinrichting onmogelijk maken.
In andere bekende inrichtingen van de hiervoor genoemde soort, geeft de lamellenafscheidinrichting met de open onderkant rechtstreeks uit op de open bovenkant van de slibverzamelruimte. Deze ruimte geeft met één einde onderaan op een trechter uit en op de bodem van de slibverzamelruimte is een transportinrichting opgesteld die continu het slib dat bezinkt naar de trechter voert van waaruit het slib wordt afgevoerd.
Ook bij-deze inrichting moet gisting van het slib in de slibverzamelruimte worden vermeden om te beletten dat opstijgende gasbellen of vlottende deeltjes de werking van de slibafscheidinrichting zouden storen. Het gebruik van een transportinrichting in de bezinktank heeft een nadelige weerslag op de kosten van constructie en gebruik van de inrichting.
In een nog andere bekende inrichting van het hiervoor gedoelde type geeft de lamellenafscheidinrichting met de open onderzijde rechtstreeks uit op een aantal vierkante trechters. Ook deze trechters vormen gewone bezinktanks die periodiek worden geledigd. Een gisting in deze tanks zou de werking van de lamellenafscheidinrichting hinderen.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een inrichting voor het zuiveren van water te verschaffen die relatief eenvoudig van constructie is en onder meer geen beweegbare organen in de slibverzamelruimte vereist en waarbij daarenboven de slibverzamelruimte als
<Desc/Clms Page number 4>
gistingsruimte dienst kan doen.
Tot dit doel bevat de inrichting een trechtervormige
EMI4.1
doorgang voor het slib tussen de van de lamellenafscheidinrichting en de welke doorgang met zijn hellende zijwanden en dus met zijn onderste smalle langwerpige opening dwars op de lamellen is gericht.
Door deze trechtervormige doorgang kan het slib dat bezinkt de slibverzamelruimte bereiken maar worden verticaal uit de slibverzamelruimte opstijgende gasbellen en deeltjes die gaan drijven belet de lamellenafscheidinrichting te bereiken. Deze bellen en drijvende deeltjes worden aan de buitenkant van de trechtervormige doorgang afgeleid en komen naast de afscheidingsinrichting terecht.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding maakt elk van de schuin naar onder hellende, dwars op de lamellen gerichte zijwanden van de trechtervormige doorgang aan zijn bovenzijde een hoek tussen 300 en 350 met de verticaal.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit de trechtervormige doorgang onderaan een kleinste breedte van nagenoeg 10 cm.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de lamellenafscheidinrichting ten minste twee naast elkaar opgestelde reeksen evenwijdige, zieh tussen twee zijwanden schuin naar onder uitstrekkende lamellen, welke reeksen door een met zijn onderkant met de slibverzamelruimte in verbinding staande dode ruimte van elkaar zijn gescheiden en bevat de inrichting onder elke reeks lamellen een afzonderlijke trechtervormige doorgang die de onderkant van een reeks lamellen in verbinding stelt met de slibverzamelruimte en met zijn onderste langwerpige smalle opening dwars op de lamellen van een reeks is gericht.
Wanneer de lamellenafscheidinrichting twee of-meer
<Desc/Clms Page number 5>
reeksen lamellen bevat,-zijn voor een zelfde totaal lamellen- oppervlak, de lamellen-van elke reeks smaller dan wanneer de afscheidinrichting slechts één enkele reeks lamellen bevat. Doordat de lamellen smaller zijn, is uiteraard de trechtervormige doorgang minder diep.
De inrichtingen voor het zuiveren van water van het hoger gedoelde type, en onder meer de hogergenoemde bekende inrichtingen van deze soort vormen één constructief geheel.
Doordat de slibverzamelruimte onder de lamellenafscheider is gelegen, neemt dit geheel zeer grote afmetingen aan zodat de inrichting ter plaatse moet samengesteld worden en nadien moeilijk kan worden verplaatst.
De uitvinding heeft tot doel dit nadeel te verhelpen en een inrichting voor het zuiveren van water te verschaffen waarvan de montage eenvoudig is en die eventueel op een gemakkelijke manier kan worden verplaatst.
Tot dit doel bevat de inrichting twee van elkaar losneembare gedeelten, namelijk een onderste gedeelte dat een bovenaan ten minste gedeeltelijk open kuip, die de slib verzamelruimte vormt, bevat, en een bovenste gedeelte of bezinkgedeelte dat een constructieve eenheid vormt en de flocculator, de lamellenafscheidinrichting, de watertoevoer en de waterafvoer bevat, en middelen om de twee gedeelten losneembaar aan elkaar te bevestigen.
Het bovenste gedeelte bezit beperkte afmetingen en kan gemakkelijk worden vervoerd en ter plaatse op het onderste gedeelte gemonteerd worden. Wenst men de inrichting te verplaatsen, dan kan dit bovenste gedeelte van het onderste gedeelte losgemaakt worden en tot op de nieuwe plaats worden vervoerd waar het op hetzelfde of een ander onderste gedeelte kan worden gemonteerd.
Het onderste gedeelte kan een ter plaatse gevormde, bij voorbeeld betonnen kuip zijn of kan een metalen container zijn. In het laatste geval kan ook dit onderste gedeelte
<Desc/Clms Page number 6>
gemakkelijk vervoerd worden.
In een-bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding is de inrichting voor het zuiveren van water een inrichting volgens een van de hogergenoemde uitvoeringsvormen en bevat deze inrichting bijgevolg een trechtervormige doorgang tussen de onderkant van de lamellenafscheidinrichting en de slibverzamelruimte, welke trechtervormige doorgang deel uitmaakt van het bezinkgedeelte.
Doelmatig bevat de lamellenafscheidinrichting twee reeksen lamellen en bevat het bezinkgedeelte een dode ruimte tussen de twee reeksen lamellen en een afzonderlijke trechtervormige doorgang onder elke reeks.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de grootste breedte van het bovenste gedeelte of het bezinkgedeelte kleiner dan of gelijk aan 2, 40 m.
Doelmatig is ook de grootste diepte van het bezinkgedeelte kleiner dan of gelijk aan 2, 40 m.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit het bezinkgedeelte uitwendig de vorm van een container waarin de verschillende onderdelen van dit bezinkgedeelte zijn gevormd.
De uitvinding heeft ook betrekking op het bezinkgedeelte gebruikt bij de inrichting volgens een van de hiervoor genoemde uitvoeringsvormen.
Dit bezinkgedeelte kan als dusdanig in de handel worden gebracht en geplaatst worden op een eventueel door de gebruiker zelf ter plaatse te construeren onderste gedeelte.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een inrichting voor het zuiveren van water en van een daarbij gebruikt bezinkgedeelte, volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding. niety de-verwijzingscijfers betreffen de hieraan
<Desc/Clms Page number 7>
toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van een inrichting voor het zuiveren van water volgens de uitvinding.
Figuur 2 stelt een doorsnede voor volgens de lijn
EMI7.1
II-II uit figuur
Figuur 3 stelt een doorsnede voor volgens de lijn III-III uit figuur 1.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
De inrichting voor het zuiveren van water volgens de figuren bestaat uit twee van elkaar losneembare gedeelten, namelijk een bovenste gedeelte, in het algemeen met het verwijzingscijfer l aangeduid, dat een bezinkgedeelte vormt, en een onderste gedeelte, in het algemeen met het verwijzingscijfer 2 aangeduid, dat terzelfder tijd slibverzamelruimte en gistingtank vormt.
Het bovenste gedeelte 1 is van metaal vervaardigd en heeft uitwendig de vorm van een container die evenwel bovenaan open is en ook onderaan gedeeltelijk open is.
Dit gedeelte l is dus uitwendig begrensd door twee langse opstaande zijwanden 3 en twee dwarse opstaande zijwanden 4.
De afmetingen van de hogergenoemde container komen overeen met die van de containers die over de weg kunnen vervoerd worden. De hoogte en breedte van de container zijn kleiner dan of gelijk aan 2, 40 m en bij voorkeur gelijk aan 2,40 m. De lengte van de container is ten hoogste 12 m.
Op deze manier kan het bovenste gedeelte 1 gemakkelijk langs de weg worden vervoerd. Dit gedeelte 1 kan dus in de werkplaats worden samengesteld, terwijl ook dit gedeelte na gebruik gemakkelijk van de ene naar de andere plaats kan worden gebracht.
Het onderste gedeelte 2 kan ter plaatse worden vervaardigd van duurzaam materiaal zoals beton..-In-dit Laatste geval vormt dit-onderste gedeelte een fundering waarop het
<Desc/Clms Page number 8>
bovenste gedeelte 1 door middel van bouten of dergelijke elementen kan worden bevestigd.
Dit onderste gedeelte 2 kan ook, zoals bij de in de figuren voorgestelde uitvoeringsvorm, van metaal vervaardigd zijn en de vorm hebben van een containerdie bovenaan open is.
Het onderste gedeelte 2 bevat dus een bodem 5, twee langse opstaande zijwanden 6 en twee dwarse opstaande zijwanden 7.
De container die het gedeelte 2 vormt, bezit dezelfde afmetingen als de container die het bovenste gedeelte l vormt zodat ook dit onderste gedeelte 1 langs de weg transporteerbaar is. Ter plaatse wordt dit onderste gedeelte 2 op de grond of op een fundering geplaatst.
De twee containers zijn losneembaar aan elkaar bevestigd door middel van bouten 8 en erop geschroefde moeren 9. De bouten 8 steken doorheen een naar buiten omgeplooide onderste rand 10 van de opstaande zijwanden 3 en 4 van het bovenste gedeelte 1 en een ertegenover gelegen naar buiten omgeplooide bovenste rand 11 van de opstaande zijwanden 6 en 7 van het gedeelte 2. De gedeelten 1 en 2 zijn lekvrij op elkaar bevestigd. Tussen de naar buiten omgeplooide randen 10 en 11 is een afdichting 12 aangebracht.
De bovenste randen van de opstaande zijwanden 3 en 4 van het gedeelte 1 zijn eveneens naar buiten omgeplooid maar in merkelijk mindere mate dan de onderste randen 10.
Het onderste gedeelte 2 heeft dus de vorm van een bovenaan open kuip en is van geen andere toegangsopeningen of uitgangsopeningen voorzien dan de open bovenkant.
Dit onderste gedeelte 2 vormt niet alleen een slibverzamelruimte maar tevens een gistingstank waarin het
<Desc/Clms Page number 9>
opgevangen slib kan gisten.
- In het bovenste gedeelte 1 zijn verschillende inrichtingen opgesteld of gevormd, terwijl alle in- en uitgangen van de inrichting op dit bovenste gedeelte 1 aangesloten zijn.
Het bovenste gedeelte 1 is door middel van twee in de dwarsrichting gerichte schotten 13, 14 en 15, 16 in drie ruimten ingedeeld, namelijk een technische ruimte 17, een bezinkruimte 18 en een slibafvoerruimte 19.
De technische ruimte 17 en de slibafvoerruimte 19 zijn onderaan afgesloten door een bodem 20. De ruimte 18 staat in verbinding met het onderste gedeelte 2.
Op de bodem 20 is in de technische ruimte 17 een flocculator opgesteld die in hoofdzaak bestaat uit een flocculatietank 21 en een doseerinrichting 22.
De toevoerleiding 23 die zich doorheen een dwarse zijwand 4 uitstrekt, sluit aan op het onderste einde van de verticale flocculatietank 21. De doseerinrichting 22 pompt doorheen de leiding 24 de juiste hoeveelheid lokmiddel, bij voorbeeld een metaalzout zoals ijzerchloride of aluminiumsulfaat of een poly-electrolyt, in de toevoerleiding 23, juist voor de ingang van de flocculatietank 21.
De besturing van de doseerinrichting 22 geschiedt door middel van een elektrisch bedieningsbord 25.
Het in de flocculator 21, 22 geconditioneerde water wordt vervolgens verdeeld in twee gelijkmatige stromen over twee op de bovenkant van de flocculatietank 21 aansluitende leidingen 26 naar de bezinkruimte 18.
De bezinkruimte 18 bevat bovenaan, tussen de hellende bovenste gedeelten 13 en 15 van de schotten 13, 14,
EMI9.1
en 15, die bestaat uit , - - 1 ( ;.
<Desc/Clms Page number 10>
twee reeksen zich tussen twee opstaande zijwanden 27 uitstrekkende lamellen 28, welke reeksen door een dode ruimte 29 van elkaar zijn gescheiden.
De opstaande zijwanden 27 strekken zieh in de langsrichting van het gedeelte l uit, tussen de bovenste gedeelten 13 en 15 van de schotten 13, 14 en 15, 16.
De lamellen 28 zijn dwars op deze zijwanden 27, evenwijdig aan elkaar en evenwijdig aan de laatstgenoemde bovenste gedeelten 13 en 15 gericht.
Deze lamellen en deze bovenste gedeelten 13 en 15 van de schotten zijn naar onder in de richting waarin zich de slibafvoerruimte 19 bevindt, gericht. Deze lamellen 28 en bovenste gedeelten 13 en 15 bezitten een helling tussen 55 en 60 en bij voorkeur van 600.
De afstand tussen de lamellen 28 onderling en tussen de uiterste lamellen 28 en de bovenste schotgedeelten 13 en 15 bedraagt 10 cm.
De zijwanden 27 strekken zich uit tot iets onder de bovenste rand van de zijwanden 3 en tot aan de onderkant van de lamellen 28. De lamellen 28 strekken zich iets minder hoog uit dan de zijwanden 27 terwijl de bovenste gedeelten 13 en 15 van deschotten 13, 14 en 15, 16 zich tot aan de bovenste rand van de zijwanden 3 uitstrekken.
De ruimtes tussen de lamellen 28 zijn onderaan open.
De toegang tot de lamellenafscheidinrichting is gevormd door twee verdeelgoten 30 die in de bezinkruimte 18 bovenaan tegen de binnenzijden van de zijwanden 3 zijn gevormd.
De twee hogergenoemde leidingen 26 monden respectievelijk in de twee verdeelgoten 30 uit.
Tussen elke reeks tussen zijwanden 27 gemonteerde lamellen 28 en de er het dichtst bij gelegen zijwand 3
<Desc/Clms Page number 11>
blijft een neerdaalruimte 31 open die bovenaan door de verdeelgoot 30 niet volledig afgesloten is.
Het water dat door een leiding 26 aan een verdeelgoot 30 wordt toegevoerd, wordt via deze verdeelgoot over gans de lengte van de lamellenafscheidinrichting verdeeld en stroomt over de rand van de goot 30 in de ruimte 31.
Het te zuiveren water daalt in deze ruimte 31 en stroomt terug opwaarts tussen de lamellen 28 van de overeenstemmende reeks.
In de ruimte 31, onder de lamellen 28, maar vooral tussen de lamellen-28 bezinkt het slib. De lamellen 28 vergroten kunstmatig de bezinkoppervlakte.
Het gezuiverde water verlaat het door de reeks lamellen 28-gevormde gedeelte van de afscheidinrichting bovenaan en stroomt over de zijwand 27 die het verst van de verdeelgoot 30 is gelegen in een bovenaan op deze zijwand gevormde opvanggoot 32.
Elke opvanggoot 32 mondt aan de zijde van het schot 15, 16 uit in een afvoerleiding 33 die zieh tot buiten de container 1 uitstrekt en eindigt op een flensaansluiting.
Door de twee afvoerleidingen 33 wordt het gezuiverde water uit de inrichting afgevoerd.
Het slib dat tussen de lamellen 28 van elke reeks bezinkt, glijdt over de hellende lamellen naar onder en wordt naar het gistinggedeelte 2 geleid over een trechtervormige doorgang 34.
Onder elke reeks tussen twee zijwanden 27 gemonteerde lamellen 28 is een dergelijke doorgang 34 in de ruimte 18 gevormd.
Elke trechtervormige doorgang 34 is begrensd door twee naar onder en naar elkaar hellende zijwanden 35
<Desc/Clms Page number 12>
en 36 die zich in de langsrichting van de container 1 uitstrekken en die dus dwars gericht zijn op de lamellen 28, en door een gedeelte van de onderste gedeelten 14 en 16 van de schotten 13, 14 en 15, 16.
De twee zijwanden 35 en 36 bezitten dezelfde helling en maken aan hun bovenzijde een hoek a met de verticaal die tussen 300 en 350 is gelegen en bij voorkeur gelijk is aan 300.
De meest naar binnen gelegen hellende zijwand 35 sluit aan op de onderste rand van de meest naar binnen gelegen en dus de dode ruimte 29 begrenzende zijwand 27 van de boven de doorgang 34 gelegen reeks zich tussen zijwanden 27 uitstrekkende lamellen 28.
De andere hellende zijwand 36 van de doorgang 34 sluit aan op de langse zijwand 3 van de container 1 en is op deze zijwand bevestigd door middel van teunplaten 37.
De zijwand 36 is even groot als de zijwand 35 maar iets naar omlaag geschoven zo dat de neerdaalruimte 31 die naast de zijwand 3 is gevormd, met de binnenkant van de trechtervormige doorgang 34 in verbinding staat en dat de onderste rand van de zijwand 36 in de richting van de dode ruimte 29 gezien iets voorbij de onderste rand van de zijrand 35 is gelegen.
Tussen de onderste rand van de zijwand 35 en de zijwand 36 van een doorgang 34 blijft een langwerpige, dwars op de lamellen 28 gerichte gleuf 38 open. De breedte van deze gleuf 38, dit is de afstand gemeten loodrecht op de zijwand 36 tussen deze zijwand 36 en de onderste rand van de zijwand 35 bedraagt 10 cm.
Het slib dat van de lamellen 28 afglijdt, wordt door de zijwanden 35 en 36 van de doorgang 34 en doorheen de gleuf 38 naar onder geleid en wordt verzameld in de door het bezinkgedeelte 2 gevormde slibverzamelruimte.
Uit deze ruimte opstijgende gasbellen kunnen
<Desc/Clms Page number 13>
- niet in de trechtervormige doorgang 34 binnendringen en kunnen dus niet tussen de lamellen 28 terechtkomen.
Ook drijvende bestanddelen die uit het bezinksel vrij komen, kunnen niet in de doorgang 34 binnendringen en kunnen evenmin tussen de lamellen 28 terechtkomen.
Deze gasbellen en drijvende bestanddelen kunnen dus de werking van de lamellenafscheidinrichting niet hinderen. Deze gasbellen en drijvende bestanddelen worden door de meest naar binnen gelegen hellende zijwanden 35 van de twee trechtervormige doorgangen 34 naar boven geleid in de dode ruimte 29. Deze dode ruimte 29 strekt zieh naar onder tussen de laatstgenoemde zijwanden 35 uit en sluit onderaan aan op de binnenkant van het gedeelte¯2.
Van tijd tot tijd kunnen de bovendrijvende bestanddelen uit de dode ruimte 29 worden verwijderd doorheen een in deze ruimte gemonteerde rechthoekige drijf1aag- trechter 39 en een erop aansluitende, van een afsluiter
40 voorziene leiding 41 die in de slibafvoerruimte 19 uitmondt.
Door van afsluiters 42 voorziene stijgbuizen 43 die tot onderaan het gedeelte 2 reiken, en door een buis
44 waarop deze stijgbuizen 43 aansluiten en die zieh onderaan het gedeelte 1 uitstrekt en die uitmondt in de slibafvoerruimte 19, kan de slibafvoerruimte 19 gevuld worden met slib dat zich onderaan Het gistingsgedeelte 2 bevindt.
De stijgbuizen 43 behoren constructief niet tot het bovenste gedeelte 1. De stijgbuizen 43 met de afsluiters 42 en de buis 44 worden samen na het monteren van het gedeelte 1 of het gedeelte 2 via de dode ruimte 29 in de inrichting aangebracht.
Het vullen van de slibafvoerruimte 19 met slib gebeurt door het hydrostatisch drukverschil.-Door de-ruimte
<Desc/Clms Page number 14>
19 kan de kwaliteit van het slib visueel gecontroleerd worden.
Het slib wordt verwijderd uit de slibafvoerruimte 19 door een afvoerpijp 45 die in de dwarse zijwand 4 van het gedeelte 1 is aangebracht.
De afvoer van het slib kan in plaats van door een afvoerpijp 45 ook geschieden door middel van een dompelpomp die men door de open bovenkant in de slibafvoerruimte 19 aanbrengt.
De hiervoor beschreven inrichting is vrij compact en eenvoudig van constructie. Toch wordt een goede zuivering van het water verkregen waarbij het bezonken slib reeds in de inrichting kan gisten. Een visuele controle van het afgevoerde slib is mogelijk zodat ook een bruikbaar slib van goede kwaliteit wordt verkregen. -
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.
<Desc / Clms Page number 1>
DESCRIPTION associated with a
INVENTION PATENT APPLICATION in the name of
Guido Eugène Theresia EVERAERTS for: "Device for the purification of water and the sedimentation area used".
<Desc / Clms Page number 2>
The invention relates to a device for purifying water, which device comprises a flocculator, a slat separator connected thereto, which comprises at least a series of parallel slats extending obliquely downwards between two side walls and which are located at the bottom between the slats of openings for the sludge and for the supply of the water coming from the flocculator, a sludge collection space is provided under the separating device, a water supply that opens onto the flocculator and a water discharge connecting to the separating device.
Such devices are mainly used if only a small surface is available for hands. After all, a lamella separator has a markedly greater separation capacity per unit area than a normal settling tank.
An apparatus of the type referred to above is described in Dutch patent No. 156,932.
In this known device, the open bottom of the lamella separating device opens directly onto the top open sludge collection space. This sludge collection space is designed as a thickening section with a rake for thickening the sludge mechanically. The aim is to increase the solids concentration in the sludge. The fermentation of the sludge in the sludge collection space is avoided by continuously draining sludge with turbid water from this space and replacing it with fresh aqueous sludge.
Due to the presence of a rake member and the need to continuously pump sludge with turbid water from the sludge collection space, this device is relatively expensive to manufacture and use.
<Desc / Clms Page number 3>
The sludge that is removed from the settling tank must also be processed in a fermentation tank.
If fermentation were to take place in the settling tank, the rising gas bubbles would rise through the lamella separator and hinder its operation. Substances that float to the surface would also end up in the device and make it impossible to function properly in this separating device in a short time.
In other known devices of the aforementioned kind, the open bottom slat separator dispense directly onto the open top of the sludge collection space. This space opens with one end at the bottom on a funnel and on the bottom of the sludge collection space a transport device is arranged which continuously transports the sludge that settles to the funnel from which the sludge is discharged.
Also with this device, fermentation of the sludge in the sludge collection space must be avoided in order to prevent rising gas bubbles or floating particles from interfering with the operation of the sludge separator. The use of a transport device in the settling tank has an adverse effect on the costs of construction and use of the device.
In yet another known device of the type intended for this purpose, the lamella separator with the open underside directly opens onto a number of square hoppers. These funnels, too, form ordinary settling tanks that are emptied periodically. Fermentation in these tanks would hinder the operation of the lamella separator.
The object of the invention is to overcome these drawbacks and to provide a device for purifying water which is relatively simple in construction and which, among other things, does not require movable members in the sludge collection space and, in addition, the sludge collection space as
<Desc / Clms Page number 4>
fermentation room can serve.
For this purpose, the device includes a funnel-shaped one
EMI4.1
sludge passage between the slat separating device and the passage with its sloping side walls and thus with its lower narrow elongated opening directed transversely of the slats.
This funnel-shaped passage allows the sludge that settles to reach the sludge collection space, but gas bubbles and particles that float vertically rising from the sludge collection space are prevented from reaching the lamella separator. These bubbles and floating particles are diverted from the outside of the funnel-shaped passage and end up next to the separator.
In a particular embodiment of the invention, each of the obliquely downwardly inclined side walls of the funnel-shaped passage directed transversely of the slats makes an angle between 300 and 350 with the vertical at its top.
In an effective embodiment of the invention, the funnel-shaped passage at the bottom has a smallest width of approximately 10 cm.
In an advantageous embodiment of the invention, the lamella separating device comprises at least two series of parallel arranged slats arranged side by side, inclined downwards between two side walls, which series are separated from each other by a dead space communicating with its bottom side with the sludge collection space. the device under each series of slats has a separate funnel-shaped passage connecting the bottom of a series of slats to the sludge collection space and with its lower elongated narrow opening directed transversely to the slats of a series.
When the lamella separator is two or more
<Desc / Clms Page number 5>
series of slats, for the same total slat surface, the slats of each series are narrower than if the separator contains only a single series of slats. Because the slats are narrower, the funnel-shaped passage is of course less deep.
The devices for purifying water of the above-mentioned type, and, inter alia, the above-mentioned known devices of this type form one structural whole.
Because the sludge collection space is located under the lamella separator, this whole takes on very large dimensions, so that the device has to be assembled on site and is difficult to move afterwards.
The object of the invention is to overcome this drawback and to provide an apparatus for purifying water, the assembly of which is simple and which can optionally be moved in an easy manner.
For this purpose, the device comprises two detachable parts, namely a bottom part containing a top at least partially open tub, which forms the sludge collection space, and a top part or settling part, which forms a constructional unit and the flocculator, the lamella separator , includes the water supply and water drainage, and means for releasably securing the two parts together.
The top section has limited dimensions and can be easily transported and mounted on site on the bottom section. If one wishes to move the device, this top part can be detached from the bottom part and transported to the new place where it can be mounted on the same or another bottom part.
The bottom portion can be a locally formed, for example, concrete tub, or it can be a metal container. In the latter case, this bottom section can also be used
<Desc / Clms Page number 6>
easy to transport.
In a preferred embodiment of the invention, the water purification device is an device according to any of the aforementioned embodiments and therefore comprises a funnel-shaped passage between the bottom of the lamella separator and the sludge collection space, which funnel-shaped passage forms part of the sedimentation section.
Advantageously, the lamella separator comprises two series of lamellae and the settling section contains a dead space between the two series of lamellae and a separate funnel-shaped passage under each series.
In an effective embodiment of the invention, the greatest width of the upper part or the settling part is less than or equal to 2.40 m.
The greatest depth of the sedimentation section is expediently less than or equal to 2.40 m.
In an advantageous embodiment of the invention, the settling section is externally in the form of a container in which the various parts of this settling section are formed.
The invention also relates to the settling part used in the device according to one of the aforementioned embodiments.
This settling part can be marketed as such and placed on any bottom part to be constructed on site by the user himself.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of an apparatus for purifying water and a settling part used therewith according to the invention; this description is given by way of example only and limits the invention. The reference numbers do not refer to this
<Desc / Clms Page number 7>
added drawings.
Figure 1 is a top plan view of an apparatus for purifying water according to the invention.
Figure 2 represents a section along the line
EMI7.1
II-II from figure
Figure 3 represents a section according to the line III-III of figure 1.
In the different figures, like reference numerals refer to like elements.
The water purifying device of the figures consists of two detachable parts, namely an upper part, generally indicated by the reference numeral 1, which forms a settling part, and a lower part, generally indicated by the reference number 2 , which at the same time forms sludge collection space and fermentation tank.
The upper part 1 is made of metal and has the shape of a container on the outside which is open at the top and partly open at the bottom.
This part 1 is thus bounded externally by two longitudinal upright side walls 3 and two transverse upright side walls 4.
The dimensions of the above-mentioned container correspond to those of the containers that can be transported by road. The height and width of the container are less than or equal to 2.40 m and preferably equal to 2.40 m. The length of the container is at most 12 m.
In this way, the upper part 1 can be easily transported along the road. This part 1 can thus be assembled in the workshop, while this part can also be easily moved from one place to another after use.
The bottom part 2 can be made on site from durable material such as concrete. In this last case, this bottom part forms a foundation on which the
<Desc / Clms Page number 8>
top portion 1 can be attached by bolts or similar elements.
This lower part 2 can also, as in the embodiment shown in the figures, be made of metal and have the form of a container which is open at the top.
The lower part 2 thus comprises a bottom 5, two longitudinal upright side walls 6 and two transverse upright side walls 7.
The container forming part 2 has the same dimensions as the container forming top part 1, so that this bottom part 1 can also be transported by road. This lower part 2 is placed on the ground or on a foundation.
The two containers are releasably fastened together by means of bolts 8 and nuts 9 screwed onto them. The bolts 8 protrude through an outwardly folded bottom edge 10 of the upright side walls 3 and 4 of the upper part 1 and an oppositely turned outwardly folded upper edge 11 of the upright side walls 6 and 7 of the section 2. The sections 1 and 2 are secured to each other in a leak-proof manner. A seal 12 is arranged between the outwardly folded edges 10 and 11.
The top edges of the upright sidewalls 3 and 4 of the portion 1 are also folded outwards, but to a considerably lesser extent than the bottom edges 10.
The lower part 2 thus has the shape of an open top cockpit and is provided with no other access openings or exit openings than the open top.
This lower part 2 not only forms a sludge collection space, but also a fermentation tank in which it
<Desc / Clms Page number 9>
collected sludge can ferment.
Various devices are arranged or formed in the upper part 1, while all inputs and outputs of the device are connected to this upper part 1.
The upper part 1 is divided into three spaces by means of two transversely directed bulkheads 13, 14 and 15, 16, namely a technical room 17, a settling space 18 and a sludge discharge space 19.
The technical room 17 and the sludge discharge space 19 are closed at the bottom by a bottom 20. The space 18 communicates with the bottom part 2.
A flocculator is arranged on the bottom 20 in the technical space 17, which mainly consists of a flocculation tank 21 and a dosing device 22.
The feed line 23, which extends through a transverse side wall 4, connects to the lower end of the vertical flocculation tank 21. The dosing device 22 pumps through the line 24 the correct amount of attractant, for example a metal salt such as ferric chloride or aluminum sulfate or a polyelectrolyte , in the supply line 23, just before the entrance of the flocculation tank 21.
The dosing device 22 is controlled by means of an electric control board 25.
The water conditioned in the flocculator 21, 22 is then divided into two even flows over two pipes 26 connecting to the top of the flocculation tank 21 to the settling space 18.
The settling space 18 contains at the top, between the inclined upper parts 13 and 15 of the partitions 13, 14,
EMI9.1
and 15, which consists of, - - 1 (;.
<Desc / Clms Page number 10>
two series of slats 28 extending between two upright side walls 27, which series are separated from each other by a dead space 29.
The upright sidewalls 27 extend in the longitudinal direction of the portion 1, between the upper portions 13 and 15 of the bulkheads 13, 14 and 15, 16.
The slats 28 are transverse to these side walls 27, parallel to each other and parallel to the latter upper parts 13 and 15.
These slats and these upper parts 13 and 15 of the partitions face downwards in the direction in which the sludge discharge space 19 is located. These slats 28 and upper parts 13 and 15 have a slope between 55 and 60 and preferably 600.
The distance between the slats 28 and between the extreme slats 28 and the upper bulkhead sections 13 and 15 is 10 cm.
The side walls 27 extend slightly below the top edge of the side walls 3 and to the bottom of the slats 28. The slats 28 extend slightly less high than the side walls 27 while the top sections 13 and 15 of the bulkheads 13, 14 and 15, 16 extend to the upper edge of the side walls 3.
The spaces between the slats 28 are open at the bottom.
The access to the lamella separator is formed by two distribution channels 30 which are formed in the settling space 18 at the top against the inner sides of the side walls 3.
The two aforementioned lines 26 open into the two distribution channels 30 respectively.
Vanes 28 mounted between each series between side walls 27 and the closest side wall 3
<Desc / Clms Page number 11>
a descending space 31 remains open, which is not completely closed at the top by the distribution channel 30.
The water which is supplied to a distribution trough 30 through a conduit 26 is distributed via this distribution trough over the entire length of the slat separator and flows over the edge of the trough 30 into space 31.
The water to be purified drops into this space 31 and flows back up between the slats 28 of the corresponding series.
The sludge settles in the space 31, under the lamellae 28, but especially between the lamellae-28. The slats 28 artificially increase the settling area.
The purified water leaves the part of the separator at the top formed by the series of slats 28 and flows over the side wall 27 which is furthest from the distribution trough 30 in a collection trough 32 formed at the top of this side wall.
Each receiving trough 32 opens on the side of the partition 15, 16 into a discharge pipe 33 which extends beyond the container 1 and ends at a flange connection.
The purified water is discharged from the device through the two discharge pipes 33.
The sludge that settles between the lamellae 28 of each series slides down the inclined lamellae and is led to the fermentation section 2 via a funnel-shaped passage 34.
Such a passageway 34 is formed in space 18 under each series of slats 28 mounted between two side walls 27.
Each funnel-shaped passageway 34 is bounded by two sidewalls 35 sloping downward and towards each other
<Desc / Clms Page number 12>
and 36 which extend in the longitudinal direction of the container 1 and are thus transverse to the slats 28, and through a part of the lower parts 14 and 16 of the partitions 13, 14 and 15, 16.
The two side walls 35 and 36 have the same slope and make at their top an angle α with the vertical which is between 300 and 350 and is preferably equal to 300.
The most inwardly inclined side wall 35 adjoins the lower edge of the most inwardly and thus dead space 29-bounding side wall 27 of the series of strips 28 extending above the passage 34 between side walls 27.
The other inclined side wall 36 of the passage 34 connects to the longitudinal side wall 3 of the container 1 and is fixed to this side wall by means of support plates 37.
The side wall 36 is the same size as the side wall 35 but slid down a little so that the descending space 31 formed next to the side wall 3 communicates with the inside of the funnel-shaped passage 34 and the lower edge of the side wall 36 in the direction of the dead space 29 as it is located slightly beyond the bottom edge of the side edge 35.
Between the bottom edge of the side wall 35 and the side wall 36 of a passage 34, an elongated slot 38 directed transversely to the slats 28 remains open. The width of this slot 38, this is the distance measured perpendicular to the side wall 36 between this side wall 36 and the bottom edge of the side wall 35, is 10 cm.
The sludge that slides off the slats 28 is led down through the side walls 35 and 36 of the passage 34 and through the slot 38 and is collected in the sludge collection space formed by the settling part 2.
Gas bubbles rising from this space
<Desc / Clms Page number 13>
- do not penetrate into the funnel-shaped passage 34 and thus cannot get between the slats 28.
Also floating components released from the sediment cannot penetrate into the passage 34, nor can it enter between the slats 28.
These gas bubbles and floating components cannot therefore hinder the operation of the lamella separator. These gas bubbles and floating components are led upwards through the most inwardly inclined side walls 35 of the two funnel-shaped passages 34 into the dead space 29. This dead space 29 extends downwards between the latter side walls 35 and connects at the bottom to the inside of section¯2.
From time to time, the supernatants may be removed from the dead space 29 through a rectangular floating layer funnel 39 mounted in this space and a subsequent valve valve
40 provided conduit 41 which opens into the sludge discharge space 19.
By risers 43 provided with shut-off valves 42 which reach to the bottom of section 2, and through a tube
44 to which these risers 43 connect and which extends at the bottom of the section 1 and which opens into the sludge discharge space 19, the sludge discharge space 19 can be filled with sludge located at the bottom of the fermentation section 2.
The risers 43 do not structurally belong to the upper part 1. The risers 43 with the valves 42 and the tube 44 are arranged together after mounting the part 1 or the part 2 via the dead space 29 in the device.
The sludge discharge space 19 is filled with sludge due to the hydrostatic pressure difference
<Desc / Clms Page number 14>
19 the quality of the sludge can be checked visually.
The sludge is removed from the sludge discharge space 19 by a discharge pipe 45 which is arranged in the transverse side wall 4 of the part 1.
The sludge can be discharged instead of through a discharge pipe 45, also by means of a submersible pump which is arranged through the open top into the sludge discharge space 19.
The device described above is quite compact and simple in construction. Nevertheless, a good purification of the water is obtained, whereby the settled sludge can already ferment in the installation. A visual inspection of the discharged sludge is possible so that a usable sludge of good quality is obtained. -
The invention is by no means limited to the above-described embodiment and within the scope of the patent application many changes can be made to the described embodiment, including as regards the shape, the composition, the arrangement and the number of the parts used to realize the invention.