DEMUYNCK MAURICE
De uitvinding heeft tot doel papieren buisjes te planten. Deze buisjes werden voordien gevuld en getrild met humusgrond, (gewone aarde + turf) en de nodige meststoffen om het plantje tot een volledig gewas te laten opgroeien. In deze aldus gevulde papieren buisjes werden zaden geplaatst, welke een jong plantje voortbrachten. Deze papieren buisjes vormen één blok en komen voor in een soort honinggraatmodel, waarin minimum een duizendtal jonge plantjes opgroeien. Uit dit blok kunnen de papieren buisjes, hetzij individueel, hetzij per rij, losgemaakt worden daar het aanwezige vocht dit gemakkelijk toelaat.
Deze uitvinding betreft een geautomatiseerd landbouwwerktuig welke toelaat allerhande plantjes voortkomend van zaden te planten, welke op het werktuig gebracht worden in de hierboven aangehaalde blokken en gestapeld in een open container, deel uitmakend van het werktuig. Eén enkele persoon is voldoende om in te staan voor de voeding van het werktuig met de genoemde blokken en te zorgen voor het afnemen van een rij papieren buisjes. Vanaf het ogenblik dat er van deze blokken, een rij papieren buisjes werd afgenomen, kan de volledige verdere behandeling met scheiding der buisjes en komplete planting uitsluitend automatisch gebeuren, alhoewel een bijkomende tussenkontrole voorzien is.
Deze uitvinding voorziet dat de automatische planting met behulp van papieren buisjes volledig instelbaar is op gebied van de afstanden. Dit zowel wat betreft de onderlinge afstand van de plantjes in één rij, als de afstand tussen de rijen. De tussenruimten tussen de plantjes in één rij zijn thans instelbaar van 15 tot 75 cm, maar de mogelijkheid om deze afstand trapsgewijze sterk te vergroten is uitvoerbaar.
Dit landbouwwerktuig is thans uitgerust met maximum 6 rijen om te planten, met een onderlinge afstand van 45 cm, maar met een minder aantal plantrijen kan de onderlinge afstand groter gemaakt worden dan 45 cm.
Zoals reeds hoger aangehaald wordt het landbouwwerktuig, buiten de eigenlijke bestuurder, slechts door één persoon voorzien van de nodige plantjes om in eenmaal 6 rijen plantjes te planten. Door de uitgevonden automatisatie kan men zeer hoge plantsnelheden bereiken, indien de voeding kan bijgehouden worden, ofwel kunnen meerdere personen instaan voor de voeding om de snelheid op te drijven.
De uitvinding werd verduidelijkt door bijgaande tekeningen, welke niet als limitatief dienen beschouwd te worden.
Fig. 1, toont in detail de diverse stadia vanaf het afzuigen van een <EMI ID=1.1>
welke het eerste deel van de handeling is welke verder volledig automatisch verloopt. Fig 1-0, is een bovenzicht van de blok papieren buisjes, waarvan één rij door de afzuigkamer zal weggenomen worden.
Fig. 2, toont in detail de diverse stadia hoe ieder afzonderlijk papieren buisje op het nylon tandwiel komt (fig 2-A) en in de juiste positie (plantje naar boven) in de trechter terecht komt (fig 2-D) om dan naar beneden te glijden. Fig 2-0, is een bovenzicht van de papieren buisjes op het nylon tandwiel vooraleer in de trechter neer te komen. Fig. 3, toont in detail de diverse stadia hoe ieder afzonderlijk papieren buisje neerkomt in de stopbuis (fig 3-A) en kantelt om door de rubberen schijven gegrepen te worden (fig 3-C) en vervolgens geplant te worden op het veld. Fig 3-D, is een vooraanzicht van de gegrepen plantjes tussen de rubberen schijven. Fig 3-0, is een bovenzicht van de ploeg waartussen de rubberen schijven met plantjes draaien, waardoor het plantje beschermd is vooraleer geplant te worden.
Fig. 4 is een zijzicht van het achterste deel van het plantmechanisme op het werktuig, namelijk de afzuiging van de blok met plantjes en het neerleggen op de transportbanden.
Deze figuur is een deel van het totale zijzicht welke bestaat uit de figuren 4, 5, 6 en 7. De samenvoeging van deze zijzichten kan gebeuren langs de snijlijnen R, S en T. Fig. 5 is een zijzicht van het middenste deel van het plantmechanisme op het werktuig, welke de transportbanden weergeven tot aan de afzonderlijke vooruitgang van ieder papieren buisje op het nylon tandwiel. Eveneens op deze figuur het achterste deel van het plantmechanisme van het onderste plantelement, namelijk het aandrukken van de plantjes op het veld.
Deze figuur is een deel van het totale zijzicht welke bestaat uit de figuren 4,5,6 en 7. De samenvoeging van deze zijzichten kan gebeuren langs de snijlijnen R, S en T. Fig. 6 is een zijzicht van het bovenste deel van het landbouwwerktuig, namelijk de regeling van het afzuigen en blazen, nodig bij de behandeling van de papieren buisjes op het werktuig.
Deze figuur is een deel van het totale zijzicht welke bestaat uit de figuren 4, 5, 6 en 7. De samenvoeging van deze zijzichten kan gebeuren <EMI ID=2.1> Fig. 7 is een zijzicht van het onderste en middenste deel van het plantmechanisme op het werktuig, namelijk de overgang van de transportbanden, over het tandwiel, door de trechter, enz. tot aan het planten met de diverse bewerkingen van de grond door het plantelement.
Deze figuur is de bijzonderste van de tekeningen die beknopt de belangrijkste delen weergeven.
Deze figuur is een deel van het totale zijzicht welke bestaat uit de figuren 4, 5, 6 en 7. De samenvoeging van deze zijzichten kan gebeuren langs de snijlijnen R, S en T. Fig. 8 is een bovenzicht van de figuren 4 en 5, namelijk de afzuiging van de papieren buisjes van de blok en het plaatsen op de transportbanden. Fig. 9 is een bovenzicht van figuur 7 en van het onderste deel van figuur 5, namelijk het volledig onderste plantelement en de overgang van de transportbanden naar de trechter.
.
WERKING:
De cijfer 1 geeft een volledige blok weer van papieren buisjes, voorzien van plantjes, welke op deze allesplanter aangevoerd worden door de landbouwer, om gestapeld te worden in de open container, welke deel uitmaakt van dit landbouwwerktuig.
Een persoon aanwezig op een loopvlak 2, achteraan het werktuig neemt telkens een volledige blok 1 papieren buisjes uit de open container, om die op een verplaatsbaar onderstel 3 te plaatsen. Dit onderstel 3 kan in beide richtingen worden verplaatst met behulp van vier metalen V-wieltjes 4, aangedreven door de bedienende persoon, en gedragen op kogellagers 5. De verplaatsing van dit onderstel dient om de voeding van de verschillende rijen te verzekeren, alsook voor de plaats van de voeding op elke rij.
Van de blok 1 met papieren buisjes wordt er een volledige rij papieren buisjes van de lengte van de blok afgezogen om telkens één plantelement
54 te bevoorraden. De afzuiging gebeurt met een zuigkracht van 4 a 5 kg over de lengte van 1,20 m., inwendig voorzien van verscheidene aanzuigkamers.
Het aanzuiggeheel 6 wordt door de bedienende persoon in de stand "aanzuigen" A gebracht, en dan tegen de blok 1 met papieren buisjes aangedrukt (zie fig 1-A), (zie ook bovenzicht 1-0). Het aanzuiggeheel 6 wordt vervolgens van de blok 1 weggetrokken, aldus komt een volledige
<EMI ID=3.1>
wordt daarna gekanteld en naar beneden toe bewogen (zie fig 1-C en 1-D) totdat hij juist boven de transportbanden 7 komt. De bediendende persoon drukt thans de stand "blazen" B in, en aldus vallen de papieren buisjes af op de transportbanden (zie fig 1-E). Het aanzuiggeheel 6 wordt opnieuw naar omhoog bewogen om een nieuwe rij af te nemen, volgens zelfde werking, en te plaatsen op de volgende transportband.
Tijdens het naar omhoogbrengen van het aanzuiggeheel 6, schuift de volledige blok 1 van papieren buisjes, van één rang op naar het aanzuiggeheel toe, door middel van een aandrukmechanisme 8 (zie fig 1-D). Teneinde de laatste rij papieren buisjes van de blok 1 recht te houden is bovenaan het aandrukmechanisme een wentelbare klem 9 voorzien.
Het aanzuigen en blazen door het aanzuiggeheel 6 geschiedt langsheen de plooibare polyethyleendarmen 10, uitkomend aan de uiteinden van het aanzuiggeheel 6; zij komen samen op een splitsing 11 en gaan door op een grotere diameter, eerst in een metalen en daarna in een plooibare darm 12. Deze darm is aangekoppeld aan een zuig- of blaaskamer 13. Deze zuig- of blaaskamer is aangesloten aan een verdeelbak 14 en vormt een geheel. Die verdeelbak 14 is inwendig voorzien van een verstelbare klep 15 om de aanzuiging te veranderen van richting en zo het blazen te bekomen. De aanzuiging langs een darm 16 wordt bekomen door een ventilator 17 met een zuigkracht van 4 a 5 kg, met een toerental van 3000 omwentelingen/min.
Door de klep 15 te veranderen van richting bekomt men dan vrije aanzuigkracht, waardoor dan blaaskracht ontwikkeld wordt. De vrije aanzuigkracht wordt bekomen langs opening 18.
De blaaskracht wordt ontwikkeld langs de darm 19 en vervolgens ook langsheen kamer 13 naar darm 12, door splitsing 11, darmen 10 naar het afzuiggeheel 6.
Blaaskracht wordt eveneens ontwikkeld langsheen de plooibare
darm 20.
Uitlaat 21 bedient een afkoeling van de hydraulische leidingen. Eenmaal dat een volledige rij papieren buisjes door toedoen van het afzuiggeheel 6 op de transportbanden 7, welke bestaan uit polyethyleenkoorden van 8 mm doormeter glijdend op een ondersteuningsplaat 22, werden geplaatst, worden zij naar voor bewogen door de draaiende beweging van de transportbanden 7. Deze beweging van de transportbanden staat in verhouding met het vooruitrijden van het landbouwwerktuig, via hydraulische motor en pont, waartussen een dubbele V-overbrenging geplaatst is, die door middel van twee V-riemen, op een tweede dubbele V-overbrenging, de draaiende kracht overzet.
Deze tweede dubbele V-overbrenging is gebouwd op een afzonderlijk draaiend mechanisme, waarbij een koppeling (embrayage) gemonteerd staat, die ontkoppeld wordt door de kracht van een hydraulische piston, die op dezelfde hydraulische leiding gemonteerd staat van het hydraulisch hefsysteem eveneens met piston 23, die de plantelementen 54 op en neer kan bewegen bij het
begin en het eindigen van het planten.
Vanaf deze koppeling (embrayage) wordt de kracht van deze draaiende beweging overgezet langsheen een driehoekige inwendige aandrijving naar een tandwiel op een as gemonteerd die de kracht overzet naar een bovenstaand tandwiel 24 langsheen een ketting, om via de as 25 van het tandwiel 24 waarop verschillende verschuifbare reductie tandwielen van klein tot groot gemonteerd zijn en zo vervolgens door een tweede ketting 26, een derde tandwiel 27 te doen draaien, gemonteerd op de as van de aandrijfwielen 28 voor de transportbanden 7.
De draaisnelheid van de transportbanden 7 is afhankelijk van het gebruikte reductie tandwiel geplaatst op as 25 en laat toe de plantafstand in een rij te doen schommelen tussen 15 en 75 cm, met de mogelijkheid van deze afstand nog sterk te vergroten zo nodig.
Deze transportbanden 7 kunnen eventueel ook manueel aangedreven worden door middel van de ontkoppeling (embrayage) bij stilstand van het landbouwwerktuig. Aldus kunnen de papieren buisjes manueel gebracht worden op de transportbanden 7 tot op de nylon tandwielen
29, dit enkel voor de aanvang van het planten.
In normale werking van het landbouwwerktuig schuiven de papieren buisjes vooruit door de draaiende beweging van de transportbanden 7 om aan te komen aan de nylon tandwielen 29, welke op het einde van de transportbanden aanwezig zijn (zie fig 2-0, bovenzicht). Daar worden de papieren buisjes één per één opgelicht van de transportbanden 7 om vervolgens elk een vakje van het nylon tandwiel 29 in te nemen (zie fig 2-A).
In het geval dat meerdere papieren buisjes, één vakje van het nylon tandwiel 29 zouden willen innemen, worden zij ervan gehinderd door middel van een bovenliggende as 30, welke in afstand regelbaar kan ingesteld worden.
De papieren buisjes worden in de nylon tandwielen 29 op hun plaats gehouden door middel van twee metalen geleiders 31 en 32, beiden veerkrachtig. Aangezien geleider 32 langer is dan geleider 31, komt een deel van het papieren buisje los aan de zijde van de kortste geleider 31 en begint aan die zijde naar omlaag te hangen (zie fig 2-B).
Eenmaal het einde van de langste geleider 32 voorbij is valt het volledig papieren buisje af van het nylon tandwiel 29 naar een trechter 33 toe. Aangezien het plantje in het papieren buisje aan de kant van de langste geleider 32 is, ontmoet het papieren buisje tijdens zijn val naar de trechter 33 toe, een overtrokken metalen hinder 34, welke het papieren buisje doet kantelen opdat zekerlijk het plantje aan de bovenzijde van het papieren buisje zou blijven (zie fig 2-C en 2- D), om in de juiste houding geplant te worden. Aldus verdwijnt het papieren buisje met het plantje door de trechter (zie fig 2-A).
Aan de trechter is eveneens een plastieken darm 35 voorzien welke lucht blaast, welke hij ontvangt van de ventilator 17, langsheen darm 20, om het papieren buisje, in trechter 33, en verder, een betere vooruitgang te verzekeren en vreemde stoffen weg te werken.
Aan het uiteinde van de trechter 33 is een plooibare plastieken darm 36 bevestigd, langswaar het papieren buisje met plantje doorglijdt tot aan het uiteinde voorzien van een instelbare metalen stopbuis 37; deze metalen stopbuis is verstelbaar om een bepaalde hellingshoek te vormen opdat het papieren buisje gemakkelijk zou uitvallen. Het papieren buisje valt op de dichtgemaakte bodem 38 van de metalen stopbuis 37 (zie fig 3-A) en kantelt om, door de opening van de stopbuis (zie fig 3-B, zie ook
<EMI ID=4.1>
veerkrachtige metalen draden 39 vooraleer gegrepen te worden tussen twee rubberen schijven 40 (zie fig 3-C en 3-D vooraanzicht).
Deze rubberen schijven 40 zijn zodanig geplaatst dat zij voldoende opening hebben om het deel van het papieren buisje met het plantje toegang te verlenen ; daarna, door middel van geleiders 41 worden de rubberen schijven 40 dichter gedrukt opdat het papieren buisje zou meedraaien tot aan de grond ; daar worden opnieuw de schijven 40 van elkaar verwijderd door de volgende geleiders 42 en aldus wordt het papieren buisje met het plantje losgelaten en komt vertikaal in de grond terecht 43 (zie fig 3-C en 3-D) in een vooraf opengemaakte gleuf.
De grond wordt achtereenvolgens op volgende manier bewerkt :
Een eerste metalen aandrijfwiel met tanden 44, welke om beurten aan weerszijden van het aandrijfwiel zitten (de tanden), dient om de grond te malen en tevens om de dubbele rubberen schijven 40 aan te drijven door middel van V-overbrengingen 45 waarop een V-riem 46 de aandrijving verzekert met tussenin een regelbare riemspanner 47.
Tussen het metalen aandrijfwiel met tanden 44 en de rubberen schijven 40 is een stalen ploeg 48 geplaatst die de grond op de juiste diepte openmaakt om de papieren buisjes met plantjes te kunnen planten. Vooraan de ploeg staat een vervangbaar stalen mes 49 om de grond te snijden.
Daar de grond thans op juiste diepte opengemaakt werd door de ploeg
48 kunnen de papieren buisjes met plantjes door middel van de rubberen schijven 40 vertikaal geplant worden. Tijdens de beweging van de papieren buisjes door de schijven zijn ze beschermd door de stalen ploeg vooraleer in de grond te worden geplant.
Op het ogenblik dat de papieren buisjes met plantjes 43 vertikaal in de grond geplaatst worden, wordt de gleuf in de grond weer dichtgemaakt door regelbare grondaanvullers 50, geplaatst aan weerszijden van de rubberen schijven 40, waardoor het plantje aldus aan weerszijden in de grond aangevuld wordt, dus geplant op juiste bodemhoogte, ttz. dat het volledig papieren buisje in de grond steekt en dat enkel het plantje zichtbaar is.
Verder wordt de aangevulde grond aangedrukt en gerold door middel van twee metalen wielen 51 voorzien van ringen op de buitenomtrek, deze metalen wielen met ringen rollen aan weerzijden van het geplante plantje.
Daarbij staan aan weerszijden van deze metalen wielen 51, regelbare stalen lepels 52, die de grond of aarde opscheppen teneinde een aanvulling te bekomen tegen de metalen wielen 51 (die het plantje tijdelijk beschermen) en zo een kleine aarden berm verwezenlijken tijdens het vooruitrijden. Om de overtollige aarde tussen beide metalen wielen met ringen 51
te verwijderen is er een onbeweegbaar reinigingsmes 53 voorzien.
Bijkomende functie van de twee metalen wielen 51 : zij dienen tevens als draagwiel om ieder plantelement 54 volgens bodemhoogte te laten bewegen, scharnierend rond de as 55 waarop zij verstelbaar vastgemaakt zijn.
.
Bij het oplichten van de plantelementen 54 vbbr het begin en na het beeindigen van de planting worden de trechters 33 samen met de aangesloten beweegbare plastieken darmen 36, naar omhoog gelicht door middel van een regelbare hefstang 56 met geleiding 57 welke komt te drukken op een vaste metalen plaat 58 gemonteerd op het buitenkader 59. Bij de oplichting worden de trechters en darmen geleid door een vooruitdrukkende nok, en teruggebracht in normale stand door een veer.
DEMUYNCK MAURICE
The object of the invention is to plant paper tubes. These tubes were previously filled and vibrated with humus soil, (ordinary soil + peat) and the necessary fertilizers to allow the plant to grow into a complete crop. Seeds were placed in these thus filled paper tubes, which produced a young plant. These paper tubes form one block and come in a kind of honeycomb model, in which at least a thousand young plants grow up. The paper tubes, either individually or per row, can be detached from this block, since the moisture present allows this easily.
The present invention relates to an automated agricultural implement which allows to plant all kinds of plants originating from seeds, which are placed on the implement in the blocks mentioned above and stacked in an open container, forming part of the implement. A single person is sufficient to supply the implement with the said blocks and to take a row of paper tubes. From the moment that a row of paper tubes was taken from these blocks, the full further treatment with tube separation and complete planting can only be done automatically, although an additional intermediate inspection is provided.
This invention provides that the automatic planting with the aid of paper tubes is fully adjustable in terms of the distances. This concerns both the distance between the plants in one row and the distance between the rows. The gaps between the plants in one row are now adjustable from 15 to 75 cm, but the possibility of greatly increasing this distance in steps is feasible.
This agricultural implement is currently equipped with a maximum of 6 rows for planting, with a mutual distance of 45 cm, but with a smaller number of plant rows, the mutual distance can be made greater than 45 cm.
As mentioned above, the agricultural implement, apart from the actual driver, is provided by only one person with the necessary plants to plant in once 6 rows of plants. Thanks to the invented automation, very high plant speeds can be achieved, if the feed can be maintained, or several people can vouch for the feed to increase the speed.
The invention has been illustrated by the accompanying drawings, which are not to be considered limiting.
Fig. 1, shows in detail the various stages from the extraction of an <EMI ID = 1.1>
which is the first part of the operation which is further fully automatic. Fig. 1-0, is a top view of the block of paper tubes, one row of which will be removed through the suction chamber.
Fig. 2, shows in detail the various stages of how each individual paper tube gets on the nylon gear (fig 2-A) and ends up in the funnel in the correct position (plant upwards) (fig 2-D) and then downwards to slide. Fig 2-0, is a top view of the paper tubes on the nylon gear before landing in the funnel. Fig. 3, shows in detail the various stages how each individual paper tube lands in the stop tube (fig. 3-A) and tilts to be grasped by the rubber disks (fig. 3-C) and then planted in the field. Fig 3-D is a front view of the grasped plants between the rubber disks. Fig 3-0, is a top view of the plow between which the rubber discs with plants rotate, so that the plant is protected before being planted.
Fig. 4 is a side view of the rear part of the planting mechanism on the implement, namely the suction of the block of plants and the deposition on the conveyor belts.
This figure is part of the total side view which consists of figures 4, 5, 6 and 7. The combination of these side views can be done along the cutting lines R, S and T. Fig. 5 is a side view of the center part of the planting mechanism on the tool, showing the conveyors up to the individual advancement of each paper tube on the nylon gear. Also in this figure the rear part of the planting mechanism of the bottom planting element, namely pressing the plants on the field.
This figure is part of the total side view which consists of figures 4,5,6 and 7. The combination of these side views can be done along the intersection lines R, S and T. Fig. 6 is a side view of the top part of the agricultural implement, namely the suction and blowing control, required in the treatment of the paper tubes on the implement.
This figure is part of the total side view which consists of figures 4, 5, 6 and 7. The combination of these side views can be done <EMI ID = 2.1> Fig. 7 is a side view of the lower and middle parts of the planting mechanism on the tool, namely the transition from the conveyor belts, over the gear, through the funnel, etc., to planting with the various operations of the soil by the planting element.
This figure is the most special of the drawings which briefly show the most important parts.
This figure is part of the total side view which consists of figures 4, 5, 6 and 7. The combination of these side views can be done along the cutting lines R, S and T. Fig. 8 is a top view of FIGS. 4 and 5, namely suction of the paper tubes from the block and placing on the conveyor belts. Fig. 9 is a top view of Figure 7 and of the lower part of Figure 5, namely the complete lower plant element and the transition from the conveyor belts to the funnel.
.
OPERATION:
The number 1 represents a complete block of paper tubes, provided with plants, which are supplied on this all-purpose planter by the farmer, to be stacked in the open container, which is part of this agricultural implement.
A person present on a tread 2, at the back of the tool, always takes a complete block 1 of paper tubes from the open container, to place them on a movable base 3. This undercarriage 3 can be moved in both directions using four metal V-wheels 4, driven by the operator, and carried on ball bearings 5. The displacement of this undercarriage serves to ensure the supply of the different rows, as well as for the place the power supply on each row.
From the block 1 with paper tubes, a complete row of paper tubes is extracted from the length of the block to each plant element
54 to supply. The extraction takes place with a suction power of 4 to 5 kg over the length of 1.20 m., Internally provided with several suction chambers.
The suction assembly 6 is brought into the position "suction" A by the operator, and then pressed against the block 1 with paper tubes (see fig. 1-A), (see also top view 1-0). The suction assembly 6 is then pulled away from the block 1, thus a complete one comes
<EMI ID = 3.1>
is then tilted and moved downward (see fig. 1-C and 1-D) until it is just above the conveyor belts 7. The operator now presses the "blow" position B, and thus the paper tubes fall on the conveyor belts (see fig. 1-E). The suction assembly 6 is moved upwards again to take off a new row, according to the same operation, and place it on the next conveyor belt.
During the raising of the suction assembly 6, the entire block 1 of paper tubes, from one rank, slides up to the suction assembly, by means of a pressing mechanism 8 (see fig. 1-D). In order to keep the last row of paper tubes of the block 1 straight, a rotatable clamp 9 is provided at the top of the pressing mechanism.
Suctioning and blowing through the suction unit 6 takes place along the foldable polyethylene casings 10, coming out at the ends of the suction unit 6; they come together at a junction 11 and continue at a larger diameter, first in a metal and then in a pliable tube 12. This tube is connected to a suction or blowing chamber 13. This suction or blowing chamber is connected to a transfer box 14 and forms a whole. This transfer box 14 is internally provided with an adjustable valve 15 to change the suction direction and thus obtain the blowing. The suction along a tube 16 is obtained by a fan 17 with a suction force of 4 to 5 kg, with a speed of 3000 revolutions / min.
By changing the valve 15 in direction, free suction force is then obtained, whereby blowing force is then developed. The free suction force is obtained through opening 18.
The blowing force is developed along the intestine 19 and subsequently also along chamber 13 to intestine 12, by splitting 11, intestines 10 to the suction unit 6.
Blowing force is also developed along the foldable
intestine 20.
Outlet 21 serves to cool the hydraulic lines. Once a complete row of paper tubes have been placed on the conveyor belts 7 consisting of 8 mm diameter polyethylene cords sliding on a support plate 22 through the suction assembly 6, they are moved forward by the rotary movement of the conveyor belts 7. These movement of the conveyor belts is proportional to the forward driving of the agricultural implement, via hydraulic motor and ferry, between which a double V-transmission is placed, which transfers the rotating force by means of two V-belts on a second double V-transmission .
This second double V-transmission is built on a separate rotating mechanism, with a clutch (embrayage) mounted, which is disengaged by the force of a hydraulic piston, which is mounted on the same hydraulic line of the hydraulic lifting system also with piston 23, which can move the plant elements 54 up and down at the
start and end of planting.
From this coupling (embrayage), the force of this rotary movement is transferred along a triangular internal drive to a sprocket mounted on a shaft which transfers the force to an above sprocket 24 along a chain, via the shaft 25 of the sprocket 24 on which different sliding reduction gears from small to large are mounted and so by turning a second chain 26, a third gear 27, mounted on the shaft of the drive wheels 28 for the conveyor belts 7.
The speed of rotation of the conveyor belts 7 depends on the used reduction gear placed on shaft 25 and allows the planting distance in a row to fluctuate between 15 and 75 cm, with the possibility of greatly increasing this distance if necessary.
These conveyor belts 7 can optionally also be driven manually by means of the decoupling (embrayage) when the agricultural implement is stationary. The paper tubes can thus be brought manually on the conveyor belts 7 to the nylon gears
29, this only before the start of planting.
In normal operation of the agricultural implement, the paper tubes advance by the rotary movement of the conveyor belts 7 to arrive at the nylon gears 29, which are present at the end of the conveyor belts (see fig. 2-0, top view). There the paper tubes are lifted one by one from the conveyor belts 7 and then each take up a pocket of the nylon gear 29 (see Fig. 2-A).
In the event that multiple paper tubes would occupy one pocket of the nylon gear 29, they are hindered from it by an overhead shaft 30, which is adjustable in distance.
The paper tubes are held in place in the nylon gears 29 by means of two metal guides 31 and 32, both resilient. Since guide 32 is longer than guide 31, part of the paper tube comes off on the side of the shortest guide 31 and begins to hang down on that side (see Fig. 2-B).
Once the end of the longest guide 32 has passed, the all-paper tube falls from the nylon gear 29 to a funnel 33. Since the plant in the paper tube is on the side of the longest conductor 32, the paper tube, during its fall towards the funnel 33, encounters a covered metal nuisance 34, which tilts the paper tube so that the plant at the top of the the paper tube would remain (see fig 2-C and 2- D), to be planted in the correct position. Thus the paper tube with the plant disappears through the funnel (see fig 2-A).
The funnel is also provided with a plastic tube 35 which blows air which it receives from the fan 17, along the tube 20, to ensure the paper tube, in funnel 33, and beyond, to ensure better progress and to eliminate foreign matter.
A flexible plastic tube 36 is attached to the end of the funnel 33, along which the paper tube with the plant slides through to the end provided with an adjustable metal stop tube 37; this metal stop tube is adjustable to form a certain angle of inclination so that the paper tube would fall out easily. The paper tube falls on the sealed bottom 38 of the metal stop tube 37 (see fig 3-A) and tilts through the opening of the stop tube (see fig 3-B, see also
<EMI ID = 4.1>
resilient metal wires 39 before being gripped between two rubber disks 40 (see fig 3-C and 3-D front view).
These rubber disks 40 are positioned to have sufficient opening to allow access to the portion of the paper tube containing the plant; then, by means of guides 41, the rubber discs 40 are pressed closer so that the paper tube rotates to the ground; there again the disks 40 are separated from each other by the following guides 42 and thus the paper tube with the plantlet is released and enters the soil vertically 43 (see fig. 3-C and 3-D) in a pre-opened slot.
The soil is successively worked in the following way:
A first metal drive wheel with teeth 44, which alternately sit on either side of the drive wheel (the teeth), serves to grind the ground and also to drive the double rubber discs 40 by means of V-gears 45 on which a V- belt 46 ensures the drive with an adjustable belt tensioner 47 in between.
A steel plow 48 is placed between the metal drive wheel with teeth 44 and the rubber discs 40, which opens the soil at the correct depth to be able to plant the paper tubes with plants. At the front of the plow is a replaceable steel blade 49 to cut the soil.
Since the ground was now opened at the correct depth by the plow
48, the paper tubes with plants can be planted vertically by means of the rubber discs 40. During the movement of the paper tubes through the discs, they are protected by the steel plow before planting in the ground.
When the paper tubes with plants 43 are placed vertically in the ground, the trench in the ground is closed again by adjustable soil replenishers 50, placed on either side of the rubber discs 40, thus replenishing the plant in the ground on both sides. , so planted at the correct soil height, ie. that the fully paper tube sticks into the ground and that only the plant is visible.
The replenished soil is further pressed and rolled by means of two metal wheels 51 provided with rings on the outer circumference, these metal wheels with rings roll on either side of the planted plant.
In addition, on both sides of these metal wheels 51, there are adjustable steel spoons 52, which scoop up the soil or earth in order to obtain an addition against the metal wheels 51 (which temporarily protect the plant) and thus realize a small earth berm while driving forward. Around the surplus earth between both metal wheels with rings 51
there is provided an immovable cleaning knife 53.
Additional function of the two metal wheels 51: they also serve as a support wheel for moving each plant element 54 according to soil height, hinged around the axis 55 on which they are adjustable.
.
When the planting elements 54 are lifted before the start and after the planting has ended, the funnels 33, together with the connected movable plastic casings 36, are lifted upwards by means of an adjustable lifting rod 56 with guide 57 which comes to press on a fixed metal plate 58 mounted on the outer frame 59. In the lifting, the funnels and casings are guided by a pushing cam, and returned to normal position by a spring.