"Werkwijze voor het weven van dubbelstuktapijten of dubbelstukfluwele
Uitvinder : Gilbert TERRAS.
De uitvinding betreft een werkwijze voor weven van dubbelstuktapijten of dubbelstukfluwelen waarbi j de poollaag ontstaat door de binding van pooldraden met een grondweefsel.
<EMI ID=1.1>
te schrijven waardoor dubbelstuktapijten en -fluwelen kunnen worden geweven die een uitzonderlijke dichtheid van de pooldraden vertonen terwijl daarbij het uitzicht van de rug van het grondweefsel na de binding met de pooldraden mooi uitvalt, dit betekent dat de tekening van het tapijt of het fluweel goed zichtbaar is langs de rugzijde.
Bij het weven van dubbelstukfluweel of tapijt wordt ernaar gestreefd, enerzijds een zo dicht mogelijk weefsel te realiseren, hetgeen het uitzicht van het tapijt of het weefsel
ten goede komt en, anderzijds, een rug te bekomen die een zuiver uitzicht vertoont die de tekening van het weefsel laat zien.
Deze tekening ziet men bij "loorgeweven" tapijten zeer goed
op de rug van het weefsel. Bij "nie t doorgeweven" tapijten is deze tekening niet zichtbaar.
De pooldraden die niet aan de tekening deelnemen "vlotten" onder het onderweefsel. Het van elkaar snijden van de twee weefsels geschiedt op het getouw tijdens het weefproces.
Het wegkrabben van de vlottende draden of "vlotters" gebeurt na het weven.
Wil men een dubbelstukweefsel (tapijt of fluweel) bekomen, dat de in de aanhef genoemde eigenschappen vertoont
en daarbij in de eerste plaats een zeer dich te be zetting van
de poo ldraden ver toont, dan vormt men, volgens de uitvinding <EMI ID=2.1>
man ier een dubbele laag ins lagdraden in e lk weefsel. Tevens laat men de pooldraden die de tekening vormen over alle inslagdraden binden. Deze binding vertoont zeer grote voorde len ten aanzien van andere bindingen zoals zal blijken uit een vergeli jking
<EMI ID=3.1>
voor het weven van dubbelstukfluweel of -tapijt.
De hierna volgende beschrijving verwijst naar de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een langsdoorsnede van een dubbelstukta pi j t of -fluweel met grond in lijnwaadkruising. Figuur 2 is een langsdoorsnede van een dubbelstuktapijt of -fluweel met grond in kettingrips. Figuur 3 is een langsdoorsnede van een dubbelstuk- <EMI ID=4.1>
en één slappe ketting.
Figuur 4 is een langsdoorsnede van een dubbelstuktapijt of -fluweel volgens de uitvinding geweven.
In elk van de door de figuren 1 tot 4 schematisch voorgestelde weefsels moet men zich indenken dat de pooldraden middendoor worden gesneden zodat de tekening in feite in een bovenste en in een onderste pool- of fluweelweefsel tot stand komt.
<EMI ID=5.1>
stelsels pooldraden die gemakshalve allen door de verwijzing
1 werden aangeduid. Deze pooldraden zijn kettingdraden die met inslagdraden 2 respectievelijk 3 en kettingdraden 4 en 5 enerzijds, en 6 en 7 anderzijds zijn gebonden.
De bekomen pooldichtheid is onvoldoende aangezien zoals uit de tekeningen blijkt, de inslagdraden 2 en 3, na de binding met de kettingdraden 4-5 en 6-7 zuiver naast elkaar komen te staan. Een grote dichtheid van de pooldraden kan dus niet worden verwacht.
Hetzelfde nadeel biedt de binding volgens figuur
2 waarin de pooldraden 1, ook weer telkens zijn gebonden over een inslagdraad 2 resp. 3. Het verschil ligt in de binding door
<EMI ID=6.1>
3. Deze binding laat een ietwat grotere inslagdichtheid , dus uiteraard ook grotere pooldichtheid toe.
De poolweefsels bekomen volgens de weeftechniek geïllustreerd door f iguren 1 en 2 leveren, zoals reeds hoger aangehaald, een onvoldoende pooldichtheid. In beid� gevallen moet men zich eveneens indenken dat na het doorsnijden van het bovenste van het onderste weefsel, de vlottende draden worden "gekrabd" .
Een dichter poolweefsel dat echter nog geen vol-
<EMI ID=7.1>
wordt geïllustreerd door figuur 3. Bij deze weeftechniek worden de pooldraden 8 in een grondweafsel gebonden; grondweefsel dat gevormd is uit inslagdraden die met een spanketting 9 en een slappe ketting 10 (bovenste weefsel) of 11-12 (in het onderste weefsel) in li jnwaadbinding werken.
De inslagdraden komen hier reeds in twee vlakken
<EMI ID=8.1>
niet volledig boven elkaar geweven krijgen.
<EMI ID=9.1>
genummerd als 13-14. Deze uit het onderste weefsel als 15-16.
Hoewel dit niet aan de basis ligt van de uitvinding moe t gezegd worden da t in elk van de hierboven besproken weefsels de tekening op de "rug" of onderkant van het tapijt of het fluweel zichtbaar is. Het voordeel van een zichtbare tekening óp de rug is dat men gemakkelijk de fouten kan ontdekken en herstellen of stoppen. Het stoppen gebeurt onmiddellijk na het weven, althans wat het bovenste weefsel betreft. Het onderste weefsel waaraan
de losse draden hangen moet bij voorkeur eerst gekrabd worden
<EMI ID=10.1>
"krabben" van de vlottende draden, niet alleen deze draden maar ook a ndere poolstoppels weggetrokken worden.
Een doel van de ui tvinding is nu pre cies een weefsel
<EMI ID=11.1>
grote pooldichtheid vertoont en,bijkomstig, een zeer goede reproduktie van de tekening op de onderkant laat zien.
De weeftechniek volgens de uitvinding wordt bij wi jze van voorbeeld door figuur 4 duideli jk gemaakt. In het poolweefsel volgens figuur 4 zijn de pooldraden 17 met de grondweefsels derwijze gebonden dat in elk grondweefsel de pooldraden
17 gebonaen zijn met inslagdraden 13-19, resp. 20-21. Hierbij merkt men op dat elk grondweefsel. buiten de reeds genoemde
<EMI ID=12.1>
draad 22 resp. 23 bevat die samenwerken met minstens twee slappe kettingdraden 24-25 resp. 26-27.
Hoewel de tekening volgens figuur 4, waarin een overbelasting of doorstrengeling van de pooldraden moest vermeden worden dit niet laat zien, komen in het afgewerkt weefsel de ins lagdraden 19 praktisch boven de inslagdraden 18 en, de inslagdraden 20 boven de inslagdraden 21 te staan.
In werkelijkheid hebben de inslagdraden 19 en 20
dus de neiging om zich, in het eindprodukt zoveel mogelijk boven
de inslagdraden 18, resp. 21 te plaatsen. Het gevolg hiervan is dat de pooldichtheid ongewoon groot is hetgeen ook de zuiverheid van de tekeningen van het tapijt of het weefsel ten goede komt, terwijl ook het gevaar dat gebonden pooldraden, bij het "krabben', samen met de vlottende draden zouden loskomen, praktisch onbestaanc is.
Uit de hierboven gegeven beschrijving en uit een studie van de tekeningen blijkt dus duidelijk dat de binding volgens de uitvinding zeer grote voordelen biedt ten overstaan
van andere bekende en reeds lang toegepaste bindingen.
Het is verder duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en dat wijzigingen hieraan zouden kunnen worden aangebracht zonder
buiten het raam van de octrooiaanvrage te treden.
<EMI ID=13.1>
het onderste weefsel ook bes taan uit twee span- en twee slappe kettingen, die op een zodanige wijze met de inslag binden, dat
ze een grondweefsel zouden vormen dat uit 3 lagen inslagdraden zou bes taan. De pool wordt uiteraard op ana loge wi jze over e lke ins lagdraad gebonden .
"Method for weaving double-piece carpets or double-piece velvet
Inventor: Gilbert TERRAS.
The invention relates to a method for weaving double-piece carpets or double-piece velvet in which the pile layer is created by the binding of pile threads with a base fabric.
<EMI ID = 1.1>
write which allows the weaving of double-piece carpets and velvets that exhibit an exceptional density of the pile threads, while the appearance of the backing of the ground fabric after the binding with the pile threads is beautiful, which means that the drawing of the carpet or velvet is clearly visible is along the back.
When weaving double-piece velvet or carpet, the aim is, on the one hand, to achieve as dense a fabric as possible, which reduces the appearance of the carpet or fabric.
benefits and, on the other hand, to obtain a back which shows a pure appearance which shows the drawing of the fabric.
This drawing is very well seen in "woven woven" carpets
on the back of the fabric. This drawing is not visible with "not woven" carpets.
The pile threads that do not participate in the drawing "float" under the lower fabric. The two fabrics are cut from each other on the loom during the weaving process.
The floating threads or "floats" are scraped off after weaving.
If one wishes to obtain a double-piece fabric (carpet or velvet), which exhibits the properties mentioned in the preamble
and in the first place a very dense occupation of
shows the poles, then according to the invention <EMI ID = 2.1> is formed
Make a double layer of weft threads in any fabric. The pile threads that form the drawing are also allowed to bind over all weft threads. This bond shows very great advantages over other bonds, as will be seen from a comparison
<EMI ID = 3.1>
for weaving double-piece velvet or carpet.
The following description refers to the accompanying figures.
Figure 1 is a longitudinal sectional view of a bipartite tip or velvet with soil in line wading crossing. Figure 2 is a longitudinal sectional view of a bump carpet or velvet with soil in warp strips. Figure 3 is a longitudinal cross-section of a double piece <EMI ID = 4.1>
and one slack chain.
Figure 4 is a longitudinal sectional view of a double piece carpet or velvet woven in accordance with the invention.
In each of the fabrics schematically represented by Figures 1 to 4, it should be envisioned that the pile threads are cut in half so that the drawing is actually created in an upper and a lower pile or velvet fabric.
<EMI ID = 5.1>
arrays of pole wires which are all conveniently referred to by reference
1 were indicated. These pile threads are warp threads that are tied with weft threads 3 and 3 and warp threads 4 and 5 on the one hand, and 6 and 7 on the other hand.
The pile density obtained is insufficient since, as can be seen from the drawings, the weft threads 2 and 3, after bonding with the warp threads 4-5 and 6-7, come to stand side by side. Thus, a high density of the pile threads cannot be expected.
The binding according to figure has the same drawback
2 in which the pile threads 1 are again bound over a weft thread 2, respectively. 3. The difference lies in the bonding through
<EMI ID = 6.1>
3. This bond allows a slightly greater weft density, so of course also greater pile density.
The pile fabrics obtained according to the weaving technique illustrated by Figures 1 and 2, as already mentioned above, do not provide sufficient pile density. In both � In cases, it should also be remembered that after cutting the top of the bottom fabric, the floating threads are "scratched".
A denser pile fabric that is not yet fully
<EMI ID = 7.1>
is illustrated by Figure 3. In this weaving technique, the pile threads 8 are tied in a ground weave; ground fabric formed from weft threads that work in wadding with a tension warp 9 and a slack warp 10 (top fabric) or 11-12 (in the bottom fabric).
The weft threads already come here in two planes
<EMI ID = 8.1>
do not get fully woven one above the other.
<EMI ID = 9.1>
numbered 13-14. This from the bottom tissue as 15-16.
While this is not the basis of the invention, it should be noted that in any of the fabrics discussed above, the drawing is visible on the "back" or bottom of the carpet or velvet. The advantage of a visible drawing on the back is that it is easy to detect and repair or stop the errors. Stopping is done immediately after weaving, at least as far as the top fabric is concerned. The bottom tissue to which
hanging the loose wires should preferably be scratched first
<EMI ID = 10.1>
"scratching" the floating wires, pulling not only these wires but also other pole stubble.
A purpose of the invention is now precisely a fabric
<EMI ID = 11.1>
shows high pile density and, incidentally, shows a very good reproduction of the drawing on the underside.
The weaving technique according to the invention is made clear by way of example in Figure 4. In the pile fabric according to Figure 4, the pile threads 17 are bonded to the base fabrics such that in each base fabric the pile threads
17 are banned with weft threads 13-19, respectively. 20-21. It should be noted that any soil tissue. outside the already mentioned
<EMI ID = 12.1>
wire 22 resp. 23 co-operating with at least two slack warp threads 24-25 resp. 26-27.
Although the drawing according to figure 4, in which an overloading or entanglement of the pile threads was to be avoided, does not show this, in the finished fabric the weft threads 19 are placed practically above the weft threads 18 and, the weft threads 20 above the weft threads 21.
In reality, the weft threads 19 and 20
so the tendency to present itself, as much as possible, in the final product
the weft threads 18, respectively. 21. As a result, the pile density is unusually high which also benefits the purity of the drawings of the carpet or fabric, while also practically the danger of bonded pile threads, when "scratching", along with the floating threads coming off, is non-existent.
From the description given above and from a study of the drawings, it is thus clear that the bond according to the invention offers very great advantages over it
of other known and long-used bonds.
It is further apparent that the invention is not limited to the above-described embodiment and that modifications could be made without it
to step outside the scope of the patent application.
<EMI ID = 13.1>
the lower fabric also consists of two tension and two slack chains, which bind with the weft in such a way that
they would form a base fabric consisting of 3 layers of weft threads. The pile is, of course, tied in an analogue manner over each weft thread.