<Desc/Clms Page number 1>
STELLING EN TOEBEHOREN.
De uitvinding heeft betrekking op een stelling en toebehoren be- staande onder meer uit stijlen voor de bevestiging van horizontale dwarslat- ten.
De uitvinding heeft tot doel een stelling te verwezenlijken dies niettegenstaande haar gering gewicht:! een aanzienlijke stevigheid biedt ter- wijl daarenboven het vouwen van zekere onderdelen de ingenomen ruimte van het apparaat tot een minimum herleidto
Te dien einde is minstens één der onderdelen van hogervermelde stijlen scharnierend verbonden met minstens één der onderdelen van een naast- liggende stijl
Volgens een voordelige verwezenlijkingsvorm wordt het tegen el- kaar aandrukken van de onderdelen der stijlen,.
bij voorkeur door een bout-
EMI1.1
en schpoefverbindingy verwezenlijkte
Andere details en bijzonderheden zullen blijken uit de hiernavol- gende beschrijving van een stelling en toebehoren volgens de uitvinding. De- ze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding - niet. De referentienummers hebben betrekking op de hieraantoegevoegde figuren.
Fig. 1 is een perspectivische voorstelling van een stelling vol- gens de uitvinding.
Fig. 2 is een zijaanzicht van twee onderdelen uit één der stijlen van dezelfde stelling.
Figo 3 is een vooraanzicht van dezelfde onderdelen.
Fig. 4 toont één der moeren voor het vastschroeven der onderdelen. op een andere schaal.
Fig. 5 vertoont, in zijaanzicht, twee onderdelen waarvan minstens één met een derde scharnierend verbonden kan worden.
Fig. 6 vertoont dezelfde onderdelen in vooraanzicht.
Fig. 7 is een voor- en zijaanzicht van twee groepen onderdelen haaks op elkaar verbonden.
<Desc/Clms Page number 2>
Fig. 8 is een doorsnede volgens het vlak VIII-VIII uit figuur 7.
Fig. 9 is een vooraanzicht van twee aan elkaar verbonden onderde- len.
Fig. 10 is een doorsnede volgens het vlak X-X uit figo 9.
Fig. 11 is een vooraanzicht van twee stijlen van dwarslatten voorzien.
Fig. 12 is een doorsnede volgens het vlak XII-XII uit figuur 11.
Fig. 13 is een doorsnede volgens het vlak XIII-XIII uit figuur 11.
Fig. 14 toont een scharnierverbinding. in een verticaal vlak, tussen twee stijlen.
Fig. 15 vertoont de scharnierverbinding uit figuur 14.
Fig. 16 is een doorsnede volgens het vlak XVI-XVI van dezelfde scharnierverbinding.
Fig. 17 is een doorsnede volgens het vlak XVII-XVII uit figuur 16.
In deze figuren stellen dezelfde referentienummers gelijkaardi- ge elementen voor.
De stelling met haar toebehoren door deze figuren voorgesteld vertoont verticale stijlen 1, 2 en 3 gevormd door de verbinding van de on- derdelen 4 en 5 met de twee naastliggenden 6 en 7, in geval van de stijl 1.
De stijlen 2 en 3 worden respectievelijk gevormd door de ver- binding van de onderdelen 8 en 9 met 10 en 11 en de onderdelen 12 en 13 met de twee laatsten 14 en 15.
Het aan elkaar bevestigen van deze onderdelen geschiedt door het aanschroeven van de bouten 16 met moeren 17. Wat deze laatsten betreft, vertonen deze een beugelvormig gedeelte waarvan de breedte deze van de di- agonaal van de moeren zelf niet overschrijdt; hierdoor wordt het nadeel van de bekende vleugelmoeren vermeden.
Daarenboven biedt deze nieuwe moer de mogelijkheid door gelijk welk voorwerp aangeschroefd te kunnen worden, bij voorbeeld door het inbren- gen van dit voorwerp doorheen de beugel zelf.
In de meeste gevallen worden de dwarslatten 18 tussen twee on- derdelen zonder meer geklemd, zoals dit voorgesteld werd door figuur l. De dwarslatten komen dan te liggen in het vlak evenwijdig met deze van de on- derdelen waartussen zij geklemd worden. Het in de hoogte verstellen van de dwarslatten 18 gebeurt door het verstellen van de bouten 16 in schuin uit- geboorde sleuven. In sommige gevallen kunnen ook spieën gebruikt worden voor het op zeer nauwkeurige wijze regelen van de hoogte van de dwarslatten.
De hoogte van deze spieën kan gemakkelijk enkele tientallen centimeters be- reiken.
In andere gevallen kan de dwarslat bevestigd worden in een beu- gelvormig element 20 dat aangedrukt gehouden kan worden tegen een blokje 21 door het aanschroeven van de moeren 22. In dit laatste geval ligt de dwars- lat haaks op de onderdelen 23 en 24 (figuur 2).
Zoals blijkt uit figuur 1 en meer in het bijzonder uit de figu- ren 5 tot 10, kunnen verschillende groepen van onderdelen met elkaar verbon- den worden, hetzij door een scharnierverbinding 25 zoals voorgesteld door de figuren 5, 6, 9 en 10, hetzij door een vaste verbinding zoals verwezenlijkt in de figuren 7 en 8.
Deze verbindingen, vooral de scharnierverbinding, laten toe stel- lingen te verwezenlijken die aan gelijk welke vereiste voldoen en waarvan de lijsten of bomen ten opzichte van elkaar gelijk welke plaats kunnen inne- men.
<Desc/Clms Page number 3>
Een bijzonder voordeel van deze laatste variante is het plooien van zekere onderdelen waardoor de stelling, geheel of gedeeltelijke door ze- kere oplossingen, zoals deuren en vensters of door trapzalen en dergelijke vervoerd kan worden.
Een bijzondere uitvoeringsvorm vertonen de figuren 11 en 14 die respectievelijk een enkele en een dubbele ladder vertonen. Deze ladders wor- den gevormd door het bevestigen van meerdere dwarslatten 19 tussen de onder- delen 26 en 29 enerzijds en de onderdelen 27 en 28 anderzijds (figuren 11, 12 en 13).
De dubbele ladder uit figuur 14 wordt eveneens samengesteld uit onderdelen 30-31 en 32-33 scharnierend verbonden in 34 door middel van de armen 35 en 36. Tussenolokken 37 en 38 zijn op de armen 35 en 36 opgesteld om deze laatsten een zekere dikte te geven. ter plaatse waar zij tussen de onderdelen 30-31 en 32-33 geklemd worden. Onderaan vertonen deze armen nog flenzen 39 en 40, die het uitschuiven der tussenblokken beletten. Door het vastzetten van dwarslatten, die op figuur 14 niet getekend werden, kan dus gemakkelijk een plooibare dubbele ladder gevormd worden.
Tien begrijpe dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen en dat menige verandering eraan kan aangebracht worden, onder meer wat betreft het aantal, de ligging en de schikking der onderdelen die in haar verwezenlijkingsvorm voorkomen.
EISEN.
1. Stelling en toebehoren bestaande onder meer uit stijlen voor de bevestiging van horizontale dwarslatten, met het kenmerk dat de hogerver- noemde stijlen gevormd worden door minstens twee onderdelen die tegen elkaar aangedrukt kunnen worden en tussen dewelke de hogervermelde dwarslatten ge- klemd kunnen worden.
2. Stelling volgens vorige eis, met het kenmerk dat minstens één der onderdelen van hogervermelde stijlen scharnierend verbonden kan worden met minstens één der onderdelen van een naast liggende sti jl.
3. Stelling volgens een der vorige eisen;, met het kenmerk dat het tegen elkaar aandrukken van de onderdelen der stijlen, bij voorkeur verwezen- lijkt wordt door een bout- en schroefverbinding.
4. Stelling volgens vorige eis, met het kenmerk dat de hogerver- noemde schroeven onder meer een beugel vertonen waarvan de grootste afmeting evenwijdig met de as van de bout loopt.
5. Stelling volgens vorige eis, met het kenmerk dat hogervernoem- de beugel als grootste breedte gevoelig de afmeting vertoont van een diago- naal van de bout.
6. Stelling volgens een der eisen 3 of 4, met het kenmerk dat de openingen voor het doorlaten van de bouten, ter verbinding van de onderdelen van de stijlen, gevormd worden door sleuven die schuinlopend uitgeboord wor- den. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.
<Desc / Clms Page number 1>
SCOPE AND ACCESSORIES.
The invention relates to a rack and accessories comprising, inter alia, uprights for attaching horizontal cross slats.
The object of the invention is to realize a proposition which, despite its low weight: offers considerable rigidity, while the folding of certain parts also minimizes the space taken up by the appliance.
To this end, at least one of the parts of the above-mentioned uprights is hingedly connected to at least one of the parts of an adjacent upright.
According to an advantageous embodiment, the parts of the posts are pressed against each other.
preferably by a bolt
EMI1.1
and screw connection
Other details and particularities will become apparent from the following description of a rack and accessories according to the invention. This description is given by way of example only and does not limit the invention. The reference numbers relate to the attached figures.
FIG. 1 is a perspective view of a rack according to the invention.
FIG. 2 is a side view of two parts from one of the uprights of the same rack.
Figo 3 is a front view of the same parts.
FIG. 4 shows one of the nuts for screwing on the parts. on a different scale.
FIG. 5 shows, in side view, two parts, at least one of which can be hingedly connected with a third.
FIG. 6 shows the same parts in front view.
FIG. 7 is a front and side view of two groups of parts connected at right angles to each other.
<Desc / Clms Page number 2>
FIG. 8 is a section along the plane VIII-VIII of FIG. 7.
FIG. 9 is a front view of two parts joined together.
FIG. 10 is a sectional view taken along the X-X plane of FIG. 9.
FIG. 11 is a front view of two stiles provided with cross laths.
FIG. 12 is a sectional view taken on the plane XII-XII of FIG. 11.
FIG. 13 is a section along the plane XIII-XIII of FIG. 11.
FIG. 14 shows a hinge connection. in a vertical plane, between two uprights.
FIG. 15 shows the hinge connection of figure 14.
FIG. 16 is a section along the plane XVI-XVI of the same hinge joint.
FIG. 17 is a sectional view taken on the plane XVII-XVII of FIG. 16.
In these figures, like reference numerals represent like elements.
The scaffolding with its accessories represented by these figures has vertical posts 1, 2 and 3 formed by the connection of the parts 4 and 5 with the two adjacent ones 6 and 7, in the case of the post 1.
The posts 2 and 3 are respectively formed by the connection of the parts 8 and 9 with 10 and 11 and the parts 12 and 13 with the last two 14 and 15.
These parts are fastened together by screwing the bolts 16 with nuts 17. As far as the latter is concerned, they have a bow-shaped part, the width of which does not exceed that of the diagonal of the nuts themselves; this avoids the drawback of the known wing nuts.
In addition, this new nut offers the possibility to be screwed on by any object, for example by inserting this object through the bracket itself.
In most cases, the cross bars 18 are clamped between two parts without further ado, as represented by Figure 1. The transverse slats then come to lie in the plane parallel to those of the parts between which they are clamped. The height adjustment of the transverse slats 18 takes place by adjusting the bolts 16 in obliquely drilled slots. In some cases, splines can also be used to control the height of the cross bars very accurately.
The height of these wedges can easily reach several tens of centimeters.
In other cases, the crossbar can be fixed in a bow-shaped element 20 which can be kept pressed against a block 21 by screwing on the nuts 22. In the latter case the crossbar is perpendicular to the parts 23 and 24 (figure 2).
As can be seen from Figure 1 and more particularly from Figures 5 to 10, different groups of parts may be joined together, either by a hinge joint 25 as represented by Figures 5, 6, 9 and 10, or by a fixed connection as realized in figures 7 and 8.
These connections, especially the hinged connection, make it possible to realize installations which meet any requirement and whose frames or beams can occupy any position in relation to each other.
<Desc / Clms Page number 3>
A particular advantage of this last variant is the folding of certain parts, whereby the scaffolding can be transported, wholly or partly by certain solutions, such as doors and windows or through stairwells and the like.
Figures 11 and 14 show a special embodiment, which show a single and a double ladder, respectively. These ladders are formed by attaching a plurality of transverse slats 19 between the parts 26 and 29 on the one hand and the parts 27 and 28 on the other (Figures 11, 12 and 13).
The double ladder of Figure 14 is also composed of parts 30-31 and 32-33 hingedly connected in 34 by means of the arms 35 and 36. Intermediate blocks 37 and 38 are arranged on the arms 35 and 36 to give the latter a certain thickness. to give. where they are clamped between parts 30-31 and 32-33. These arms still have flanges 39 and 40 at the bottom, which prevent the intermediate blocks from sliding out. By securing transverse slats, which have not been drawn in figure 14, a foldable double ladder can thus easily be formed.
Understand that the invention is not limited to the embodiments described above and that many changes may be made thereto, including in the number, location and arrangement of the parts appearing in its embodiment.
REQUIREMENTS.
Scaffolding and accessories consisting, inter alia, of uprights for fastening horizontal transverse battens, characterized in that the abovementioned uprights are formed by at least two parts that can be pressed against each other and between which the abovementioned transverse battens can be clamped.
2. Scaffolding according to the previous requirement, characterized in that at least one of the parts of the above-mentioned posts can be hingedly connected to at least one of the parts of an adjacent post.
3. Scaffolding according to one of the preceding requirements, characterized in that the pressing of the parts of the uprights against each other is preferably effected by means of a bolt and screw connection.
Scaffolding according to the previous requirement, characterized in that the aforementioned screws have, inter alia, a bracket, the largest dimension of which is parallel to the axis of the bolt.
Scaffolding according to the preceding requirement, characterized in that the above-mentioned bracket has as its greatest width the dimension of a diagonal of the bolt sensitively.
Scaffolding according to one of the requirements 3 or 4, characterized in that the openings for passage of the bolts, for connecting the parts of the posts, are formed by slots which are drilled out obliquely. ** WARNING ** End of DESC field may contain beginning of CLMS field **.