BE1027661A1 - Steigervloer en werkwijzen voor het produceren en herstellen van een steigervloer - Google Patents

Steigervloer en werkwijzen voor het produceren en herstellen van een steigervloer Download PDF

Info

Publication number
BE1027661A1
BE1027661A1 BE20195677A BE201905677A BE1027661A1 BE 1027661 A1 BE1027661 A1 BE 1027661A1 BE 20195677 A BE20195677 A BE 20195677A BE 201905677 A BE201905677 A BE 201905677A BE 1027661 A1 BE1027661 A1 BE 1027661A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
floor
scaffolding
floor slab
floorboard
end cap
Prior art date
Application number
BE20195677A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027661B1 (nl
Inventor
Herbruggen Tom Van
Original Assignee
Afix Group Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Afix Group Nv filed Critical Afix Group Nv
Priority to BE20195677A priority Critical patent/BE1027661B1/nl
Priority to EP20200079.0A priority patent/EP3805484A3/en
Publication of BE1027661A1 publication Critical patent/BE1027661A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027661B1 publication Critical patent/BE1027661B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G1/00Scaffolds primarily resting on the ground
    • E04G1/15Scaffolds primarily resting on the ground essentially comprising special means for supporting or forming platforms; Platforms
    • E04G1/152Platforms made of metal or with metal-supporting frame
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G5/00Component parts or accessories for scaffolds
    • E04G5/08Scaffold boards or planks
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G1/00Scaffolds primarily resting on the ground
    • E04G1/15Scaffolds primarily resting on the ground essentially comprising special means for supporting or forming platforms; Platforms
    • E04G2001/157Extensible platforms, e.g. telescopic platforms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Bridges Or Land Bridges (AREA)
  • Movable Scaffolding (AREA)
  • Working Measures On Existing Buildindgs (AREA)

Abstract

De uitvinding betreft een steigervloer (51) waarbij een eerste vloerplaat (52) en een tweede vloerplaat (31) van de steigervloer (51) uitschuifbaar ten opzichte van elkaar gelagerd zijn. Verder betreft de uitvinding een steigervloer (1) waarbij een geperforeerde vloerplaat (2) van de steigervloer (1) voorzien is van één of meerdere perforatie-vrije zones (29) die zich elk dwars op genoemde longitudinale as (28) overheen de vloerplaat (2) uitstrekken. Verder heeft de uitvinding betrekking op werkwijzen voor het produceren en herstellen van een steigervloer.

Description

' BE2019/5677
STEIGERVLOER EN WERKWIJZEN VOOR HET PRODUCEREN EN HERSTELLEN VAN EEN STEI GERVLOER
TECHNISCH DOMEIN De uitvinding heeft betrekking op steigervloeren en op werkwijzen voor het produceren en herstellen van steigervloeren.
STAND DER TECHNIEK Steigers zijn algemeen bekend als een buizengestel bestaande uit liggende elementen of liggers, opstaande elementen of staanders, leuningen en steigervloeren dewelke met de nodige verbindingsmiddelen onderling verbonden zijn. Steigers worden gebruikt om op een relatief eenvoudige en veilige manier hoogtewerken te kunnen uitvoeren. Steigers zijn onderhevig aan slijtage door intensief gebruik en door externe factoren zoals weersomstandigheden, bijvoorbeeld overvloedige regenval. Een van genoemde verbindingsmiddelen van een steiger is een eindkap. Een eindkap wordt op een eindrand van een steigervloer geplaatst om zo middels de eindkap de steigervloer al dan niet omkeerbaar te kunnen ophangen aan een ligger. US 4,331,218 beschrijft een uitvoeringsvorm van een steigervloer. In het bijzonder onthuld US 4,331,218 een steigerplank met een horizontale metalen loopbrug voorzien van een aantal perforaties met selectief naar boven en naar beneden lopende kragen, twee zij-flensdelen die zich elk uitstrekken langs een zij-rand van de loopbrug en gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en twee eindprofielen elk zich uitstrekkend onder de loopbrug langs een eindrand van deze laatste en verbonden met de loopbrug en de zij-flenselementen, waarbij elk eindprofiel is voorzien van een element voor het ophangen van de plank. De steigervloer volgens US 4,331,218 vertoont het probleem dat de vloer niet geschikt is om op een eenvoudige manier te worden hersteld in geval van slijtage of schade. Hierdoor is bij slijtage of schade de hele vloer al snel niet meer geschikt voor verder gebruik, wat niet duurzaam is en ook materiaalintensief omdat telkens een compleet nieuwe vloer voorzien dient te worden.
© BE2019/5677 De huidige uitvinding beoogt een oplossing te vinden voor ten minste bovenvermeld probleem.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING In een eerste aspect betreft de uitvinding een steigervloer volgens conclusie 1. Meer bepaald omvat de steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding een eerste vloerplaat met een veelvoud van perforaties die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as en die voorzien is van een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, twee zij-flensen die zich elk weggericht van het loopvlak en dwars op de eerste vloerplaat uitstrekken langs een zij-rand van de eerste vloerplaat en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en waarbij de steigervloer verder een eerste eindkap omvat die verbindbaar is aan een eindrand van de eerste vloerplaat, welke eerste eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij de steigervloer verder een tweede vloerplaat omvat met een veelvoud van perforaties die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as en die voorzien is van een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, twee zij-flensen die zich elk weggericht van het loopvlak en dwars op de tweede vloerplaat uitstrekken langs een zij-rand van de tweede vloerplaat en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en waarbij de tweede vloerplaat binnen de eerste vloerplaat uitschuifbaar te lageren is, en bij voorkeur gelagerd is, en waarbij de steigervloer een tweede eindkap omvat die verbindbaar is aan een eindrand van de tweede vloerplaat die in gelagerde toestand afgekeerd is van de eerste vloerplaat. Een dergelijke uitschuifbare opstelling van vloerplaten is een praktische en materiaal besparende maatregel in geval van herstelling bij schade aan de steigervloer. Een beschadigde steigervloer kan ingekort worden ter verwijdering van een beschadigd gedeelte. Een onbeschadigd gedeelte van de steigervloer kan vervolgens dienen als een eerste vloerplaat van een nieuw samengestelde steigervloer, in welke eerste vloerplaat gelagerd een uitschuifbare tweede vloerplaat voorzien wordt. Het geheel wordt afgewerkt door te zorgen dat aan beide uiteinden van de uitschuifbare steigervloer eindkappen voorzien zijn. Op deze manier kan bij herstelling van de steigervloer toch een gedeelte hergebruikt worden. Zo wordt ook de vereiste hoeveelheid aan voorraad op een werf beperkt. Een ander voordeel van de uitschuifbare steigervloer is dat deze in lengte verstelbaar is. Deze flexibiliteit in lengte-instelling is een pluspunt in het aanwenden van de steigervloer in een steiger.
In een tweede aspect betreft de uitvinding een steigervloer volgens conclusie 6. Meer bepaald omvat de steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding een vloerplaat die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as en die voorzien is van een loopvlak, een ertegenover gelegen ondervlak en van een veelvoud van perforaties, twee zij-flensen die zich elk weggericht van het loopvlak en dwars op de vloerplaat uitstrekken langs een zij-rand van de vloerplaat en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en twee eindkappen elk minstens indirect verbindbaar aan een eindrand van de vloerplaat, waarbij elke eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij de geperforeerde vloerplaat voorzien is van één of meerdere perforatie-vrije zones die zich elk dwars op genoemde longitudinale as overheen de vloerplaat uitstrekken. Door de maatregel van de perforatie-vrije zones kan een beschadigde steigervloer eenvoudig ingekort worden tot één of meerdere steigervloeren met een gewenste kleinere maat. Hierdoor kan materiaal bespaard worden. Dit biedt ook een economisch voordeel. Een ander voordeel is dat een vereiste voorraad van steigervloermateriaal verkleind kan worden door genoemde intelligente herstelling en hergebruik van de steigervloer. Bij een beschadigde sectie van de steigervloer die gelegen is langs een perforatie-vrije zone of tussen twee perforatie-vrije zones, kan genoemde beschadigde sectie eenvoudig uit de steigervloer verwijderd worden door de desbetreffende perforatie-vrije zones door te snijden. Zo worden één of meerdere onbeschadigde secties verkregen met elk een gewenste kleinere maat in vergelijking met de oorspronkelijke steigervloer. Wanneer de onbeschadigde secties met gewenste kleinere maat geen eindkappen aan elk van de nieuw gevormde eindranden omvatten, kunnen waar afwezig nieuwe eindkappen eenvoudige aan genoemde eindranden bevestigd worden. In geval van klassieke geperforeerde steigervloeren (zonder genoemde perforatie-vrije zones) is een herstelling omslachtig, omdat een plaatselijke herstelling van een steigervloer een risico met zich meebrengt van instabiliteit van de gehele steigervloer, waardoor de steigervloer gewoonlijk volledig vervangen wordt, en omdat bovendien bij klassiek geperforeerde steigervloeren de eindkappen aan de steigervloer gelast zijn.
* BE2019/5677 In een derde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het produceren van een steigervloer volgens conclusie 13. Meer bepaald omvat de werkwijze volgens het derde aspect van de uitvinding de stappen van het voorzien van een eerste vloerplaat met een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, het ponsen van de eerste vloerplaat tot een eerste vloerplaat omvattende perforaties, het vormen van twee zij-flensen uit de vloerplaat door het weggericht van het loopvlak en langs zij-randen van de eerste vloerplaat omplooien van zijgedeelten van de vloerplaat, en het minstens indirect bevestigen van een eerste eindkap aan de vloerplaat waarbij de eindkap zo geplaatst is dat de eindkap zich uitstrekt onder de vloerplaat langs een eindrand van de vloerplaat, welke eerste eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij de werkwijze verder de stappen omvat van het voorzien van een tweede vloerplaat met een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, het ponsen van de tweede vloerplaat tot een tweede vloerplaat omvattende perforaties, het vormen van twee zij-flensen uit de tweede vloerplaat door het weggericht van het loopvlak en langs zij-randen van de vloerplaat omplooien van zijgedeelten van de vloerplaat, en het minstens indirect bevestigen van een tweede eindkap aan de tweede vloerplaat op zo een manier dat de tweede eindkap zich uitstrekt onder de tweede vloerplaat langs een eindrand van de tweede vloerplaat, welke tweede eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, en waarbij in een stap de tweede vloerplaat uitschuifbaar gelagerd wordt in de eerste vloerplaat op zodanige wijze dat de tweede eindkap in gelagerde toestand afgekeerd is van de eerste vloerplaat.
In een vierde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het produceren van een steigervloer volgens conclusie 16. Meer bepaald omvat de werkwijze volgens het vierde aspect van de uitvinding de stappen van het voorzien van een vloerplaat met een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, het vormen van twee zij- flensen uit de vloerplaat door het weggericht van het loopvlak en langs zij-randen van de vloerplaat omplooien van zijgedeelten van de vloerplaat, en het minstens indirect bevestigen van twee eindkappen aan de vloerplaat waarbij elke eindkap zo geplaatst is dat de eindkap zich uitstrekt onder de vloerplaat langs een eindrand van de vloerplaat, welke eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij de werkwijze verder de stap omvat van het ponsen van de vloerplaat tot een geperforeerde vloerplaat, waarbij tijdens het ponsen bepaalde secties van de
> BE2019/5677 vloerplaat overgeslagen worden op een manier zodat perforatie-vrije zones gevormd worden die zich elk dwars op genoemde longitudinale as overheen de vloerplaat uitstrekken. In een vijfde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het herstellen van een steigervloer bij beschadiging van een sectie van de steigervloer, volgens conclusie
18. Meer bepaald omvat de steigervloer, in de werkwijze volgens het vijfde aspect van de uitvinding, een vloerplaat die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as en die voorzien is van een loopvlak, een ertegenover gelegen ondervlak en van een veelvoud van perforaties, twee zij-flensen die zich elk weggericht van het loopvlak en dwars op de vloerplaat uitstrekken langs een zij- rand van de vloerplaat en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en twee eindkappen elk minstens indirect verbindbaar aan een eindrand van de vloerplaat, waarbij elke eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij bij beschadiging van één of beide eindkappen de werkwijze de stap omvat van het vervangen van elke beschadigde eindkap door een nieuwe eindkap en dat bij beschadiging van de vloerplaat de werkwijze de stap omvat van het doorsnijden van de vloerplaat op één of meerdere plaatsen zodat een onbeschadigde sectie van de vloerplaat met één of twee nieuw gevormde eindranden overblijft, en waarop volgend aan elke vrije eindrand een nieuwe eindkap bevestigd wordt. In een zesde aspect betreft de uitvinding een gebruik van een steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding in een steiger, volgens conclusie 21. Meer bepaald betreft dit een gebruik van een steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding in een steiger die gebruikt wordt in constructie, renovatie, podiumbouw, voor het voorzien van een effen grondvlak op oneffen ondergrond, voor het ondersteunen van een object, voor tijdelijke daken, bruggen, gebouwen, voor het versterken van rivieroevers, hellingen en/of als rekken voor opslag.
In een zevende aspect betreft de uitvinding een gebruik van een steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding in een steiger, volgens conclusie 22. Meer bepaald betreft dit een gebruik van een steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding in een steiger die gebruikt wordt in constructie, renovatie, podiumbouw, voor het voorzien van een effen grondvlak op oneffen ondergrond, voor het ondersteunen van een object, voor tijdelijke daken, bruggen, gebouwen, voor het versterken van rivieroevers, hellingen en/of als rekken voor opslag.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Fig. 1 toont een geëxplodeerde perspectieftekening van een steigervloer volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van de uitvinding. Fig. 2 toont een bovenaanzicht van een steigervloer volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van de uitvinding. Fig. 3 toont een dwarsdoorsnede volgens as Ill-IIIl van een steigervloer volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van de uitvinding. Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede volgens as IV-IV van een steigervloer volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Fig. 5 toont een perspectieftekening van een steigervloer volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van de uitvinding. Fig. 6 toont een bovenaanzicht van een steigervloer volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van de uitvinding. Fig. 7 toont een dwarsdoorsnede van een steigervloer volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van de uitvinding.
GEDETAI LLEERDE BESCHRIJVING Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technisch en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. De term “staander” duidt op een longitudinale staaf, bij voorkeur in de vorm van een cilindrische, bij voorkeur holle, buis met aan de onderkant voorzieningen dewelke complementair zijn met voorzieningen aan de bovenkant van een tweede staander, identiek aan de staander. Aldus is genoemde staander om de staander geschikt om te worden gepositioneerd op een tweede, identieke staander. Op twee
/ BE2019/5677 of meerdere hoogtes is de staander voorzien van voorzieningen om liggers te connecteren aan de staanders.
De term “ligger” duidt op een longitudinale staaf, bij voorkeur in de vorm van een cilindrische, bij voorkeur holle, buis met aan beide uiteinden voorzieningen om de ligger te connecteren aan de staanders. De term “leuning” is synoniem voor “vangrail” en duidt op een of meerdere buizen dewelke in de lengterichting van de cellen zijn voorzien opdat een operator werkzaam op de verdieping verhinderd wordt buiten de cel van de steiger te bewegen. De term “ponsen”, zoals gebruikt in deze tekst, wordt gebruikt in zijn algemeen gekende betekenis van het slaan van gaten uit een plaatmateriaal.
Met de term “puntverbinding” wordt in de huidige tekst geduid op een verbinding die aangebracht is op een specifieke puntlocatie. Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen. In een eerste aspect betreft de uitvinding een steigervloer omvattende een eerste vloerplaat met een veelvoud van perforaties die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as en die voorzien is van een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, twee zij-flensen die zich elk weggericht van het loopvlak en dwars op de eerste vloerplaat uitstrekken langs een zij-rand van de eerste vloerplaat en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en waarbij de steigervloer verder een eerste eindkap omvat die verbindbaar, en bij voorkeur verbonden, is aan een eindrand van de eerste vloerplaat, welke eerste eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij de steigervloer verder een tweede vloerplaat omvat met een veelvoud van perforaties die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as en die voorzien is van een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, twee zij-flensen die zich elk weggericht van het loopvlak en dwars op de tweede vloerplaat uitstrekken langs een zij-rand van de tweede vloerplaat en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en waarbij de tweede vloerplaat binnen de eerste vloerplaat uitschuifbaar te lageren is, en bij voorkeur gelagerd is, en waarbij de steigervloer een tweede eindkap omvat die verbindbaar, en bij voorkeur verbonden, is aan een eindrand van de tweede vloerplaat die in gelagerde toestand afgekeerd is van de eerste vloerplaat.
Een dergelijke uitschuifbare opstelling van vloerplaten is een praktische en materiaal besparende maatregel in geval van herstelling bij schade aan de steigervloer. Een beschadigde steigervloer kan ingekort worden ter verwijdering van een beschadigd gedeelte. Een onbeschadigd gedeelte van de steigervloer kan vervolgens dienen als een eerste vloerplaat van een nieuw samengestelde steigervloer, in welke eerste vloerplaat gelagerd een uitschuifbare tweede vloerplaat voorzien wordt. Het geheel wordt afgewerkt door te zorgen dat aan beide uiteinden van de uitschuifbare steigervloer eindkappen voorzien zijn. Op deze manier kan bij herstelling van de steigervloer toch een gedeelte hergebruikt worden. Zo wordt ook de vereiste hoeveelheid aan voorraad op een werf beperkt. Een ander voordeel van de uitschuifbare steigervloer is dat deze in lengte verstelbaar is. Deze flexibiliteit in lengte-instelling is een pluspunt in het aanwenden van de steigervloer in een steiger.
De steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding kan vervaardigd zijn uit eender welke daartoe geschikte materialen zoals gekend in de stand der techniek. Volgens uitvoeringsvormen is de steigervloer vervaardigd uit een kunststof of uit een composietmateriaal. Niet-limiterende voorbeelden van een kunststof zijn polyester, polyamide, polycarbonaat, polyethyleen, polytetrafluorethyleen, polypropyleen, polyoxymethyleen, polyvinylchloride of eender welke combinatie hiervan. Een niet-limiterend voorbeeld van een composietmateriaal is vervaardigd uit polyamide, polycarbonaat, polyoxymethyleen, polypropyleen, polybutyleen tereftalaat. Het composietmateriaal kan een verzel-versterkt composietmateriaal zijn, waarbij de vezel geselecteerd is uit een groep omvattende: koolstofvezel, glasvezel, aramidevezel en metaalvezel, of een combinatie van twee of meerdere van voornoemde vezels. Een kunststof of een composietmateriaal heeft een lager gewicht dan metaal, en is dus een optie voor gewichtsreductie. Een geschikt voorbeeld van een vezel-versterkt composietmateriaal is een glasvezelversterkte polypropyleen, en in het bijzonder een glasvezelversterkte polypropyleen met impact modifier. Volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen is de steigervloer vervaardigd uit een metaal. Niet-limiterende voorbeelden van geschikte metalen zijn staal, roestvrij staal en aluminium. Volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen is de steigervloer vervaardigd uit een metaal, bij voorkeur staal, dat gecoat is met een materiaal met een roestwerende werking. Een niet-limiterend voorbeeld hiervan is thermisch verzinkt staal. Een voordeel van een coating van een materiaal met een roestwerende werking is dat na het doorsnijden van een vloerplaat van een steigervloer, nieuw gevormde eindranden niet behandeld dienen te worden tegen roest. Een hiertoe optimaal geschikte coating voor een steigervloer wordt beschreven in de Belgische octrooiaanvrage met aanvraagnummer 2019/5676, ingediend op 11 oktober 2019 in naam van AFIX Group NV, welke hierin volledig als referentie ingevoegd wordt.
De perforaties fungeren als afvoerplaatsen van regenwater of andere voorkomende vloeistoffen. Dit brengt het voordeel met zich mee dat opstapeling van vloeistoffen op de vloerplaten vermeden wordt, wat ook het risico van uitglijden of struikelen op de steigervloer vermindert. Bij voorkeur zijn minstens enkele van genoemde perforaties voorzien van kragen die zich weggericht van het ondervlak uitstrekken. De uitstrekkende kragen van de perforaties bieden een verhoogde grip aan de schoenzolen van werknemers die de vloerplaten betreden. Zodoende wordt het risico van uitglijden of struikelen op de steigervloer vanwege factoren zoals een glad oppervlak na regenval of een hoge hellingsgraad sterk verminderd.
In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij afgekeerd van de zij-randen van de eerste vloerplaat, de zij-flensen van de eerste vloerplaat eindigen in haaks georiënteerde onderranden welke onderranden zo geplaatst zijn dat ze in gelagerde toestand van de vloerplaten minstens een gedeelte van de tweede vloerplaat ondersteunen. Bijgevolg fungeren de onderranden als geleiders voor het gelagerd uitschuiven van de tweede vloerplaat. De onderranden als geleiders hebben het belangrijke voordeel van hun eenvoud van constructie. De onderranden kunnen namelijk elk eenvoudig verkregen worden door een eindgedeelte van een zij-flens van een eerste vloerplaat om te buigen of om te plooien. In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij afgekeerd van de zij-randen van de tweede vloerplaat, de zij-flensen van de tweede vloerplaat eindigen in haaks georiënteerde onderranden, welke onderranden zo geplaatst zijn dat ze in gelagerde toestand van de vloerplaten minstens voor een gedeelte ondersteund worden door de onderranden van de eerste vloerplaat.
Dergelijke combinatie van onderranden zorgt voor een zeer goede ondersteuning van de tweede vloerplaat door de eerste vloerplaat, waarbij de onderrand van de eerste vloerplaat fungeert als geleider voor de onderrand van de tweede vloerplaat. Opnieuw is hier het voordeel van eenvoud van constructie: de onderranden kunnen elk eenvoudig verkregen worden door een eindgedeelte van een zij-flens van een tweede vloerplaat om te buigen of om te plooien.
In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij de zij-flensen van de eerste vloerplaat inwendig met elkaar verbonden zijn met één of meerdere handvaten, waarbij de handvaten omhelsd worden door genoemde zij-flensen van de eerste vloerplaat en gesteund worden door genoemde onderranden van de eerste vloerplaat, en waarbij de handvaten de onderranden van de tweede vloerplaat minstens gedeeltelijk ondersteunen. Steigervloeren met een handvat zijn gemakkelijker te monteren en zijn steviger dan vloeren zonder handvat. Bij voorkeur zijn de handvaten demonteerbaar. Bijgevolg kunnen ze vervangen worden na beschadiging. Bij voorkeur zijn genoemde zij-flensen inwendig met elkaar verbonden met twee of meerdere handvaten, bijvoorbeeld met twee handvaten. Gebruik van twee of meerdere handvaten zorgt voor een extra versteviging van de vloerplaat en gaat buigen van de steigervloer tegen. Genoemde plaatsing van één of meerdere handvaten in de eerste vloerplaat zorgt ervoor dat de handvaten fungeren als een geleiding voor het gelagerd uitschuiven van de tweede vloerplaat, terwijl de handvaten ook nog eens ondersteund worden door genoemde onderranden wat voor extra stevigheid zorgt. Genoemde plaatsing van de handvaten zorgt er ook voor dat de handvaten op een toegankelijke wijze vast te grijpen zijn door een werknemer. In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij de één of meerdere handvaten uitgevoerd zijn in een kunststof.
"U BE2019/5677 Een kunststof handvat is lichter dan een handvat uit metaal en voelt niet koud aan bij koude weersomstandigheden. Bovendien zorgt een handvat op zich voor extra stevigheid van de steigervloer. Hierdoor is een kunststof handvat echt een voordelige vernieuwing in de steigerbouwsector. Als kunststof kan eender welk daartoe geschikt materiaal zoals gekend in de stand der techniek worden aangewend. Niet-limiterende voorbeelden van een kunststofmateriaal voor een kunststof handvat zijn polyvinylchloride, polyurethaan, acrylonitril-butadieen- styreen, acryl, polystyreen, polytetrafluoretheen, polycarbonaat, polyethyleen, polyethyleentereftalaatglycol, polyethyleentereftalaat en polypropyleen.
In een tweede aspect betreft de uitvinding een steigervloer omvattende een vloerplaat die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as en die voorzien is van een loopvlak, een ertegenover gelegen ondervlak en van een veelvoud van perforaties, twee zij-flensen die zich elk weggericht van het loopvlak en dwars op de vloerplaat uitstrekken langs een zij-rand van de vloerplaat en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en twee eindkappen elk minstens indirect verbindbaar, en bij voorkeur verbonden, aan een eindrand van de vloerplaat, waarbij elke eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij de geperforeerde vloerplaat voorzien is van één of meerdere perforatie- vrije zones die zich elk dwars op genoemde longitudinale as overheen de vloerplaat uitstrekken. Door de maatregel van de perforatie-vrije zones kan een beschadigde steigervloer eenvoudig ingekort worden tot één of meerdere steigervloeren met een gewenste kleinere maat. Hierdoor kan materiaal bespaard worden. Dit biedt ook een economisch voordeel. Een ander voordeel is dat een vereiste voorraad van steigervloermateriaal verkleind kan worden door genoemde intelligente herstelling en hergebruik van de steigervloer. Bij een beschadigde sectie van de steigervloer die gelegen is langs een perforatie-vrije zone of tussen twee perforatie-vrije zones, kan genoemde beschadigde sectie eenvoudig uit de steigervloer verwijderd worden door de desbetreffende perforatie-vrije zones door te snijden. Zo worden één of meerdere onbeschadigde secties verkregen met elk een gewenste kleinere maat in vergelijking met de oorspronkelijke steigervloer. Wanneer de onbeschadigde secties met gewenste kleinere maat geen eindkappen aan elk van de nieuw gevormde eindranden omvatten, kunnen waar afwezig nieuwe eindkappen eenvoudige aan genoemde eindranden bevestigd worden. In geval van klassieke geperforeerde steigervloeren (zonder genoemde perforatie-vrije zones) is een herstelling omslachtig, omdat een plaatselijke herstelling van een steigervloer een risico met zich meebrengt van instabiliteit van de gehele steigervloer, waardoor de steigervloer gewoonlijk volledig vervangen wordt, en omdat bovendien bij klassiek geperforeerde steigervloeren de eindkappen aan de steigervloer gelast zijn.
De perforatie-vrije zones zijn elk bij voorkeur gepositioneerd op een locatie van de steigervloer die overeenkomt met een kleinere standaardlengte van de steigervloer.
De steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding kan vervaardigd zijn uit eender welke daartoe geschikte materialen zoals gekend in de stand der techniek.
Volgens uitvoeringsvormen is de steigervloer vervaardigd uit een kunststof of uit een composietmateriaal.
Niet-limiterende voorbeelden van een kunststof zijn polyester, polyamide, polycarbonaat, polyethyleen, polytetrafluorethyleen, polypropyleen, polyoxymethyleen, polyvinylchloride of eender welke combinatie hiervan.
Een niet-limiterend voorbeeld van een composietmateriaal is vervaardigd uit polyamide, polycarbonaat, polyoxymethyleen, polypropyleen, polybutyleen tereftalaat.
Het composietmateriaal kan een verzel-versterkt composietmateriaal zijn, waarbij de vezel geselecteerd is uit een groep omvattende: koolstofvezel, glasvezel, aramidevezel en metaalvezel, of een combinatie van twee of meerdere van voornoemde vezels.
Een kunststof of een composietmateriaal heeft een lager gewicht dan metaal, en is dus een optie voor gewichtsreductie.
Een geschikt voorbeeld van een vezel-versterkt composietmateriaal is een glasvezelversterkte polypropyleen, en in het bijzonder een glasvezelversterkte polypropyleen met impact modifier.
Volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen is de steigervloer vervaardigd uit een metaal.
Niet- limiterende voorbeelden van geschikte metalen zijn staal, roestvrij staal en aluminium.
Volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen is de steigervloer vervaardigd uit een metaal, bij voorkeur staal, dat gecoat is met een materiaal met een roestwerende werking.
Een niet-limiterend voorbeeld hiervan is thermisch verzinkt staal.
Een voordeel van een coating van een materiaal met een roestwerende werking is dat na het doorsnijden van een vloerplaat van een steigervloer, nieuw gevormde eindranden niet behandeld dienen te worden tegen roest.
Een hiertoe optimaal geschikte coating voor een steigervloer wordt beschreven in de Belgische octrooiaanvrage met aanvraagnummer 2019/5676, ingediend op 11 oktober 2019 in naam van AFIX Group NV, welke hierin volledig als referentie ingevoegd wordt.
De perforaties fungeren als afvoerplaatsen van regenwater of andere voorkomende vloeistoffen. Dit brengt het voordeel met zich mee dat opstapeling van vloeistoffen op de vloerplaat vermeden wordt, wat ook het risico van uitglijden of struikelen op de steigervloer vermindert. Bij voorkeur zijn minstens enkele van genoemde perforaties voorzien van kragen die zich weggericht van het ondervlak uitstrekken. De uitstrekkende kragen van de perforaties bieden een verhoogde grip aan de schoenzolen van werknemers die de vloerplaat betreden. Zodoende wordt het risico van uitglijden of struikelen op de steigervloer vanwege factoren zoals een glad oppervlak na regenval of een hoge hellingsgraad sterk verminderd. In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij genoemde één of meerdere perforatie-vrije zones zich elk uitstrekken van een zij-rand van de vloerplaat tot een ertegenover liggende zij-rand. Dit komt de visuele duidelijkheid van de gewenste plaats van doorsnijden van een vloerplaat ten goede. Bovendien wordt zo vermeden dat er perforaties aanwezig zijn ter hoogte van een doorsnijvlak, zodat doorgesneden perforaties aan nieuw gevormde eindranden vermeden worden. In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij één of meerdere perforatie- vrije zones uitgevoerd zijn als rechthoekige stroken.
Rechthoekige stroken die zich dwars op genoemde longitudinale as overheen de vloerplaat uitstrekken bieden het voordeel dat hun rechte vorm visueel bijstaat bij het volgens genoemde dwarse richting recht doorsnijden van de vloerplaat. Hierdoor worden recht afgesneden onbeschadigde secties verkregen, hetgeen wenselijk is. In vergelijking met onregelmatige vormen biedt een rechthoekige strook ook het voordeel dat een rechtlijnig patroon van omliggende perforaties niet verstoord wordt. In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij de perforatie-vrije zones elk een lengte omvatten, welke lengte overeenkomt met de dimensie van een perforatie-vrije zone volgens genoemde longitudinale as, en welke lengte van een perforatie-vrije zone tussen 2 keer en 20 keer, meer bij voorkeur tussen 3 keer en 12 keer, en nog meer bij voorkeur tussen 4 keer en 9 keer kleiner is dan een breedte van de vloerplaat die gedefinieerd wordt als de afstand tussen tegenoverliggende zij-randen van de vloerplaat.
In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij de perforatie-vrije zones elk een lengte omvatten, welke lengte overeenkomt met de dimensie van een perforatie-vrije zone volgens genoemde longitudinale as, en welke lengte van een perforatie-vrije zone tussen 1,2 keer en 20 keer, meer bij voorkeur tussen 1,5 keer en 8 keer, en nog meer bij voorkeur tussen 2 keer en 4,5 keer groter is dan een diameter van een grootste perforatie welke zich langs een perforatie-vrije zone bevindt.
Door dergelijke relatieve dimensioneringen is een perforatie-vrije zone omvangrijk genoeg om deze visueel duidelijk te kunnen onderscheiden. Tevens is de perforatie- vrije zone omvangrijk genoeg om eenvoudig doorgesneden te worden zonder contact met omliggende perforaties. Het evenwel beperken van de lengte volgens bovenstaande grenzen gaat een vorming van te grote nieuw gevormde eindranden en bijgevolg materiaalverspilling tegen bij doorsnijden van een perforatie-vrije zone. Het beperken van genoemde lengte heeft ook als doel het risico van uitglijden of struikelen op de steigervloer te beperken.
In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij de zij-flensen inwendig met elkaar verbonden zijn met één of meerdere handvaten.
Steigervloeren met een handvat zijn gemakkelijker te monteren en zijn steviger dan vloeren zonder handvat. Bij voorkeur zijn de handvaten demonteerbaar.
Bijgevolg kunnen ze vervangen worden na beschadiging. Bij voorkeur zijn de zij- flensen inwendig met elkaar verbonden met twee of meerdere handvaten, bijvoorbeeld met twee handvaten. Gebruik van twee of meerdere handvaten zorgt voor een extra versteviging van de vloerplaat en gaat buigen van de steigervloer tegen.
"5 BE2019/5677 In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij de één of meerdere handvaten uitgevoerd zijn in een kunststof.
Een kunststof handvat is lichter dan een handvat uit metaal en voelt niet koud aan bij koude weersomstandigheden. Hierdoor is een kunststof handvat echt een voordelige vernieuwing in de steigerbouwsector. Als kunststof kan eender welk daartoe geschikt materiaal zoals gekend in de stand der techniek worden aangewend. Niet-limiterende voorbeelden van een kunststofmateriaal voor een kunststof handvat zijn polyvinylchloride, polyurethaan, acrylonitril-butadieen- styreen, acryl, polystyreen, polytetrafluoretheen, polycarbonaat, polyethyleen, polyethyleentereftalaatglycol, polyethyleentereftalaat en polypropyleen.
In een derde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het produceren van een steigervloer, omvattende de stappen van het voorzien van een eerste vloerplaat met een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, het ponsen van de eerste vloerplaat tot een eerste vloerplaat omvattende perforaties, het vormen van twee zij-flensen uit de vloerplaat door het weggericht van het loopvlak en langs zij-randen van de eerste vloerplaat omplooien van zijgedeelten van de vloerplaat, en het minstens indirect bevestigen van een eerste eindkap aan de vloerplaat waarbij de eindkap zo geplaatst is dat de eindkap zich uitstrekt onder de vloerplaat langs een eindrand van de vloerplaat, welke eerste eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij de werkwijze verder de stappen omvat van het voorzien van een tweede vloerplaat met een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, het ponsen van de tweede vloerplaat tot een tweede vloerplaat omvattende perforaties, het vormen van twee zij-flensen uit de tweede vloerplaat door het weggericht van het loopvlak en langs zij-randen van de vloerplaat omplooien van zijgedeelten van de vloerplaat, en het minstens indirect bevestigen van een tweede eindkap aan de tweede vloerplaat op zo een manier dat de tweede eindkap zich uitstrekt onder de tweede vloerplaat langs een eindrand van de tweede vloerplaat, welke tweede eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, en waarbij in een stap de tweede vloerplaat uitschuifbaar gelagerd wordt in de eerste vloerplaat op zodanige wijze dat de tweede eindkap in gelagerde toestand afgekeerd is van de eerste vloerplaat.
Op een dergelijke manier kunnen twee vloerplaten gelagerd in elkaar geplaatst worden, zodat de steigervloer uitschuifbaar is en dat tegelijk toch eindkappen voorzien zijn ter bevestiging aan liggers van een steiger. Voor de overige voordelen van een uitschuifbare steigervloer zoals verkregen volgens de werkwijze wordt verwezen naar bovenstaande beschrijving van een steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding. Voor materiaalvoorkeuren voor de steigervloer wordt ook verwezen naar bovenstaande beschrijving van het eerste aspect van de uitvinding. In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het produceren van een steigervloer volgens het derde aspect van de uitvinding, waarbij de werkwijze verder de stap omvat van het haaks omplooien van vrije uiteinden van de zij-flensen van de eerste vloerplaat, waarbij de omgeplooide gedeelten onderranden vormen.
Bijgevolg fungeren de onderranden als geleiders voor het gelagerd uitschuiven van de tweede vloerplaat. De onderranden als geleiders hebben het belangrijke voordeel van hun eenvoud van constructie. De onderranden kunnen namelijk eenvoudig verkregen worden door een eindgedeelte van een zij-flens van een eerste vloerplaat om te buigen of om te plooien.
In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het produceren van een steigervloer volgens het derde aspect van de uitvinding, waarbij in een verdere stap één of meerdere handvaten, meer bij voorkeur twee of meerdere handvaten, tussen de zij-flensen van de eerste vloerplaat geplaatst worden op zodanige wijze dat de handvaten omhelsd worden door genoemde zij- flensen en gesteund worden door genoemde onderranden.
In het bijzonder zorgt genoemde plaatsing van handvaten in de eerste vloerplaat ervoor dat de handvaten fungeren als een geleiding voor het gelagerd uitschuiven van de tweede vloerplaat, terwijl de handvaten ook nog eens ondersteund worden door genoemde onderranden en waarbij ook nog eens de handvaten op een toegankelijke wijze vast te grijpen zijn door een persoon. Voor de voordelen en technische effecten van handvaten op zich wordt naar bovenstaande beschrijving van de steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding verwezen.
In een vierde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het produceren van een steigervloer, omvattende de stappen van het voorzien van een vloerplaat met een loopvlak en een ertegenover gelegen ondervlak, het vormen van twee zij- flensen uit de vloerplaat door het weggericht van het loopvlak en langs zij-randen van de vloerplaat omplooien van zijgedeelten van de vloerplaat, en het minstens indirect bevestigen van twee eindkappen aan de vloerplaat waarbij elke eindkap zo geplaatst is dat de eindkap zich uitstrekt onder de vloerplaat langs een eindrand van de vloerplaat, welke eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij de werkwijze verder de stap omvat van het ponsen van de vloerplaat tot een geperforeerde vloerplaat, waarbij tijdens het ponsen bepaalde secties van de vloerplaat overgeslagen worden op een manier zodat perforatie-vrije zones gevormd worden die zich elk dwars op genoemde longitudinale as overheen de vloerplaat uitstrekken. Het overslaan van bepaalde secties tijdens het ponsen is een eenvoudige en efficiënte manier om perforatie-vrije zones te verkrijgen. Voor de technische effecten en voordelen van de steigervloer evenals van de perforatie-vrije zones in het bijzonder wordt verwezen naar bovenstaande beschrijving van het tweede aspect van de uitvinding. Voor materiaalvoorkeuren voor de steigervloer wordt ook verwezen naar bovenstaande beschrijving van het tweede aspect van de uitvinding.
Volgens de werkwijze verkregen perforatie-vrije zones zijn elk bij voorkeur gepositioneerd op een locatie van de geproduceerde steigervloer die overeenkomt met een kleinere standaardlengte van de steigervloer. In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het produceren van een steigervloer volgens het vierde aspect van de uitvinding, waarbij genoemde secties van de vloerplaat die tijdens het ponsen overgeslagen worden even groot zijn. Dit heeft het voordeel dat de aldus verkregen perforatie-vrije zones even groot zijn, waardoor onafhankelijk van de plaats van beschadiging van de steigervloer, de vloerplaat via een of twee zelfde standaard perforatie-vrije zones kan worden doorgesneden, zodat een onbeschadigde geperforeerde sectie verkregen wordt die hergebruikt kan worden.
In een vijfde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het herstellen van een steigervloer bij beschadiging van een sectie van de steigervloer, de steigervloer omvattende een vloerplaat die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as en die voorzien is van een loopvlak, een ertegenover gelegen ondervlak en van een veelvoud van perforaties, twee zij-flensen die zich elk weggericht van het loopvlak en dwars op de vloerplaat uitstrekken langs een zij-rand van de vloerplaat en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en twee eindkappen elk minstens indirect verbindbaar, en bij voorkeur verbonden, aan een eindrand van de vloerplaat, waarbij elke eindkap voorzien is van ten minste één ophangelement geschikt voor het ophangen van de steigervloer aan een ligger van een steiger, waarbij bij beschadiging van één of beide eindkappen de werkwijze de stap omvat van het vervangen van elke beschadigde eindkap door een nieuwe eindkap en dat bij beschadiging van de vloerplaat de werkwijze de stap omvat van het doorsnijden, en bij voorkeur van het dwars op genoemde longitudinale as doorsnijden, van de vloerplaat op één of meerdere plaatsen zodat een onbeschadigde sectie van de vloerplaat met één of twee nieuw gevormde eindranden overblijft, en waarop volgend aan elke vrije eindrand een nieuwe eindkap bevestigd wordt.
Middels de werkwijze wordt een steigervloer bij beschadiging op een zodanige manier hersteld dat minstens een gedeelte van de steigervloer hergebruikt kan worden. Bij beschadiging van de vloerplaat kunnen de door de werkwijze verkregen onbeschadigde secties aangewend worden als een nieuwe vloerplaat met een kleinere maat. Zodanig wordt materiaal bespaard in vergelijking met het volledig vervangen van de steigervloer bij beschadiging. Dit is economisch ook voordelig en daarnaast minder belastend voor het milieu. Een ander voordeel is dat een vereiste voorraad van steigervloermateriaal verkleind kan worden door genoemde intelligente herstelling en hergebruik van de steigervloer.
In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een werkwijze volgens het vijfde aspect van de uitvinding, waarbij de steigervloer voorzien is van één of meerdere perforatie-vrije zones die zich elk dwars op genoemde longitudinale as overheen de vloerplaat uitstrekken, en waarbij bij het doorsnijden van de vloerplaat, de vloerplaat doorgesneden wordt doorheen één of meerdere van genoemde perforatie-vrije zones. Door aanwezigheid van perforatie-vrije zones wordt er duidelijk een aanduiding gegeven waar een steigervloer doorgesneden kan worden tot het verkrijgen van een nieuwe onbeschadigde steigervloer met een kleinere maat. Zo wordt ook vermeden dat de vloerplaat doorheen perforaties doorgesneden wordt, hetgeen eindranden met gevaarlijk scherpe kartelranden zou opleveren.
In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een werkwijze volgens het vijfde aspect van de uitvinding, waarbij bij beschadiging van de vloerplaat, genoemde overgebleven onbeschadigde sectie van de vloerplaat fungeert als een eerste vloerplaat, waarbij een tweede vloerplaat, die gelijkaardig is aan de eerste vloerplaat maar in doorsnede kleiner gedimensioneerd is, in een verdere stap gelagerd en uitschuifbaar in de eerste vloerplaat geplaatst wordt, en waarop volgend aan elke vrije eindrand een nieuwe eindkap bevestigd wordt.
Hierbij dient te worden begrepen dat in de laatstgenoemde uitvoeringsvorm een vrije eindrand van een vloerplaat geïnterpreteerd dient te worden als een eindrand die niet eindigt in een eindkap en die niet overlapt met de andere gelagerde vloerplaat.
Een dergelijke uitschuifbare opstelling van vloerplaten is een praktische en materiaal besparende maatregel in geval van herstelling bij schade aan de steigervloer. Op deze manier kan bij herstelling van de steigervloer toch een gedeelte hergebruikt worden, terwijl een oorspronkelijke of aangepaste lengte van de steigervloer bekomen kan worden door het uitschuiven van de steigervloer.
Deze flexibiliteit in lengte-instelling is een pluspunt in het aanwenden van de verkregen steigervloer in een steiger.
In een zesde aspect betreft de uitvinding een gebruik van een steigervloer volgens het eerste aspect van de uitvinding in een steiger die gebruikt wordt in constructie, renovatie, podiumbouw, voor het voorzien van een effen grondvlak op oneffen ondergrond, voor het ondersteunen van een object, voor tijdelijke daken, bruggen, gebouwen, voor het versterken van rivieroevers, hellingen en/of als rekken voor opslag.
In een zevende aspect betreft de uitvinding een gebruik van een steigervloer volgens het tweede aspect van de uitvinding in een steiger die gebruikt wordt in constructie, renovatie, podiumbouw, voor het voorzien van een effen grondvlak op oneffen ondergrond, voor het ondersteunen van een object, voor tijdelijke daken, bruggen, gebouwen, voor het versterken van rivieroevers, hellingen en/of als rekken voor opslag.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven aan de hand van niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.
VOORBEELDEN VOORBEELD 1 Voorbeeld 1 betreft een steigervloer volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van het tweede aspect van de uitvinding. Een steigervloer volgens Voorbeeld 1 wordt getoond in Fig. 1-4. Ter verduidelijk, Fig. 3 is een dwarsdoorsnede van de steigervloer 1 getoond in Fig. 1 en volgens de as III-III, en Fig. 4 is een dwarsdoorsnede van de steigervloer getoond in Fig. 1 en volgens de as IV-IV. De steigervloer 1 heeft een vloerplaat 2 welke bestaat uit een geperforeerde plaat die een loopvlak 3 vormt. De vloerplaat 2 strekt zich longitudinaal uit volgens een longitudinale as 28. Tegenover het loopvlak 3 vertoont de vloerplaat 2 een ondervlak 4. De vloerplaat 2 heeft een aantal perforaties 9, 23 waarvan sommige perforaties 9 worden begrensd door kragen 10 die zich weggericht van het ondervlak 4 uitstrekken. De perforaties 9, 23 worden aangebracht door het ponsen van de vloerplaat 2. Voor het omtreksgewijs buigen van een gebied aan de omtrek van een perforatie 9, ter vormig van een genoemde kraag 10, kan gebruik gemaakt worden van daartoe gevormde boven- en onderstempel die in een ponsmachine geplaatst kunnen worden. Genoemde kragen 10 eindigen elk in een snijrand 19. De uitstrekkende kragen 10 van de perforaties 9 bieden een verhoogde grip aan de schoenzolen van werknemers die de vloerplaat 2 betreden. Zodoende wordt het risico van uitglijden of struikelen op de steigervloer 1 vanwege factoren zoals een glad oppervlak na regenval of een hoge hellingsgraad sterk verminderd. Holtes in de vloerplaat gedefinieerd door de perforaties 9, 23 zorgen voor afvoerplaatsen van regenwater of andere voorkomende vloeistoffen, zodat uitglijgevaar door een glad oppervlak ook sterk verminderd wordt. De vloerplaat 2 heeft twee eindranden 8. Twee eindkappen 7 zijn elk zich uitstrekkend onder de vloerplaat 2 aangebracht onder een eindrand 8 van de vloerplaat 2. De eindkap 7 wordt gevormd door een U-vormig element 11 met twee benen 12 die met elkaar zijn verbonden door een romp 13. De benen 12 van het U- vormig element 11 strekken zich uit in het inwendige van de vloerplaat 2. Het U-
vormig element 11 is aan weerszijden van een zij-kap 15 voorzien die dwars tegen de romp 13 geplaatst is. De zij-kap 15 strekt zich uit in het inwendige van de vloerplaat 2. Aan een zijde van de romp 13 afgekeerd van de zijde die de zij- kappen 15 draagt, zijn dwars twee haken 14 als ophangelementen 14 geplaatst. De haken 14 dienen om de steigervloer 1 aan een ligger van een steiger te kunnen ophangen. Verder is op genoemde zijde van de romp 13 nog een uitsteeksel 20 naast de haken 14 voorzien. Dit uitsteeksel 20 zorgt voor extra stabiliteit bij gebruik van de steigervloer 1 in een steiger.
Twee zij-flensen 5 strekken zich elk weggericht van het loopvlak 3 en dwars op de vloerplaat 2 uit langs een zij-rand 6 van de vloerplaat 2. Elke zij-flens 5 wordt gevormd door een zijgedeelte van de vloerplaat 2 naar beneden te buigen. Elke zij- flens 5 eindigt in een onderrand 22. Elk U-vormig element 11 vormt samen met de vloerplaat 2 en de zij-flenzen 5 een star frame. Dit star frame voorkomt het buigen van de steigervloer 1.
Als basismaterialen voor de productie van een steigervloer 1 volgens Voorbeeld 1 is genoemde vloerplaat 1 vervaardigd uit staal gecoat met een materiaal met een roestwerende werking. Volgens Voorbeeld 1 zijn daarnaast de eindkappen 7 vervaardigd uit staal gecoat met een materiaal met een roestwerende werking.
Fig. 1 toont in geëxplodeerd perspectief duidelijk hoe middels het aanbrengen van zelf-borende klinknagels 18 ter hoogte van puntlocaties 17 en volgens een richting 21 van zij-flens 5 naar zij-kap 15, de vloerplaat 2 en de eindkappen 7 mechanisch met elkaar verbonden worden via puntverbindingen. De zelf-borende klinknagels 18 worden aangebracht door ze van buiten naar binnen gericht doorheen zowel zij-kap 15 als zij-flens 5 te persen. In het bijzonder wordt hierbij telkens een zelf-borende klinknagels 18 doorheen een zij-flens 5 geperst waarna de zelf-borende klinknagels 18 een onder-snijding (EN: undercut) in een zij-kap 15 vormt, waardoor een karakteristieke vergrendelkop ontstaat. De zelf-borende klinknagels 18 zijn vervaardigd uit staal gecoat met een materiaal met een roestwerende werking. Door toepassing van deze puntverbindingen op puntlocaties 17 wordt een snelle verbinding van de eindkappen 7 en bijgevolg een snelle montage van de steigervloer 1 mogelijk gemaakt. Bovendien kunnen de zelf-borende klinknagels 18 direct aangebracht worden zonder dat op voorhand boren nodig is, en dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld klassieke bouten of blindklinknagels. Een ander voordeel is dat het aanbrengen van de zelf-borende klinknagels 18 relatief geruisloos uitgevoerd kan worden. Een bijkomend voordeel is dat een zelf-borende klinknagel een betere prestatie bij dynamische belasting vertoont ten opzichte van een blindklinknagel in combinatie met voorgeboorde gaten. Daarenboven is slechts een beperkt materiaal- en energiegebruik noodzakelijk voor genoemde verbindingen die enkel op een puntlocatie 17 aangebracht zijn. Dit in tegenstelling tot klassieke lasnaden, waarvoor een grote hoeveelheid energie vereist is. Ook brengt lassen risico's met zich mee op vlak van materiaalvervorming door warmte- inbreng bij het lassen, welk risico door genoemde puntverbindingen vermeden wordt. Daarnaast is er ook een corrosie-beschermende actie nodig na het lassen, om de lasnaden te beschermen tegen corrosie, zoals bijvoorbeeld een thermisch verzinkingsproces. Een bijkomend voordeel is dat een zelf-borende klinknagel een betere prestatie bij dynamische belasting vertoont ten opzichte van een blindklinknagel in combinatie met voorgeboorde gaten.
De geperforeerde vloerplaat 2 is voorzien van perforatie-vrije zones 29 die zich als rechthoekige stroken elk dwars op genoemde longitudinale as 28 overheen de vloerplaat 2 uitstrekken van een zij-rand 6 van de vloerplaat 2 tot een ertegenover liggende zij-rand 6. De vloerplaat 2 vertoont geperforeerde secties 40 naast de perforatie-vrije zones 29. De perforatie-vrije zones 29 worden verkregen door bij het ponsen van de vloerplaat 2 bepaalde secties over te slaan. Zoals in Fig. 1 getoond zijn de perforatie-vrije zones 29 bij voorkeur even groot. Via de perforatie- vrije zones 29 kan een beschadigde steigervloer 1 eenvoudig ingekort worden tot één of meerdere steigervloeren met een gewenste kleinere maat. De perforatie- vrije zones 29 zijn volgens Voorbeeld 1 namelijk gepositioneerd op een locatie van de steigervloer 1 die overeenkomt met een kleinere standaardlengte van de steigervloer 1. Hierdoor kan materiaal bespaard worden. Dit biedt ook een economisch voordeel. Een ander voordeel is dat een vereiste voorraad van steigervloermateriaal verkleind kan worden door genoemde intelligente herstelling en hergebruik van de steigervloer. Bij een beschadigde sectie van de steigervloer 1 die gelegen is langs een perforatie-vrije zone 29 of tussen twee perforatie-vrije zones 29, kan genoemde beschadigde sectie eenvoudig uit de steigervloer 1 verwijderd worden door de desbetreffende perforatie-vrije zones 29 door te snijden. Bij voorkeur worden de perforatie-vrije zones 29 via een richting dwars op de longitudinale as 28 doorgesneden. Het doorsnijden via dergelijke dwarse richting wordt vereenvoudigd door de rechthoekige vorm van de perforatie-vrije zones 29, waarbij evenwijdig aan de lange zijden van de rechthoekvorm doorgesneden kan worden. Zo worden één of meerdere onbeschadigde secties verkregen met elk een gewenste kleinere maat in vergelijking met de oorspronkelijke steigervloer. Wanneer de onbeschadigde secties met gewenste kleinere maat geen eindkappen 7 aan elk van de nieuw gevormde eindranden 8 omvatten, kunnen waar afwezig nieuwe eindkappen eenvoudige aan genoemde eindranden bevestigd worden. In geval van klassieke geperforeerde steigervloeren (zonder genoemde perforatie-vrije zones) is een herstelling omslachtig, omdat een plaatselijke herstelling van een steigervloer een risico met zich meebrengt van instabiliteit van de gehele steigervloer, waardoor de steigervloer gewoonlijk volledig vervangen wordt, en omdat bovendien bij klassiek geperforeerde steigervloeren de eindkappen aan de steigervloer gelast zijn. De perforatie-vrije zones 29 vertonen elk een lengte X1, welke lengte X1 overeenkomt met de dimensie van een perforatie-vrije zone 29 volgens genoemde longitudinale as 28. Dwars op genoemde lengte X1 vertoont elke perforatie-vrije zone een breedte Y1 als dimensie. Fig. 2 vertoont verder een lengte X2 en breedte Y2 van de vloerplaat 2, en ook een lengte X3 en breedte Y3 voor elke geperforeerde sectie 40. Een diameter D1 van een perforatie 9 met kraag 10 evenals een diameter D2 van een perforatie 23 zonder kraag worden eveneens getoond. Volgens Voorbeeld 1 is de lengte X1 van elke perforatie-vrije zone 29 tussen 6 keer en 7 keer kleiner dan de breedte Y2 van de vloerplaat 2. Volgens Voorbeeld 1 is tevens de lengte X1 van elke perforatie-vrije zone 29 tussen 2 keer en 4,5 keer groter dan de diameter D1 van de grootste perforatie 9 welke zich langs de perforatie-vrije zone 29 bevindt. Door deze relatieve dimensioneringen is een perforatie-vrije zone 29 omvangrijk genoeg om deze visueel duidelijk te kunnen onderscheiden van geperforeerde secties 40. Tevens is de perforatie-vrije zone 29 omvangrijk genoeg om eenvoudig doorgesneden te worden zonder contact met omliggende perforaties 9, 23. Het evenwel beperken van de lengte volgens bovenstaande grenzen gaat een vorming van te grote nieuw gevormde eindranden en bijgevolg materiaalverspilling tegen bij doorsnijden van een perforatie-vrije zone
29. Het beperken van genoemde lengte heeft ook als doel het risico van uitglijden of struikelen op de steigervloer 1 te beperken. Bovengenoemde verbinding van zij-flensen 5 en eindkappen 7 via puntverbindingen, volgens dit voorbeeld met name via zelf-borende klinknagels 18, biedt ook een voordeel bij herstelling van een steigervloer 1. Na het doorsnijden van een steigervloer 1, via een perforatie-vrije zone 29, kan een eindkap 7 eenvoudig en snel middels zulke puntverbindingen mechanisch verbonden worden aan de zij-flensen 5 ter hoogte van de door het snijden nieuw gevormde eindranden van de vloerplaat 2. Zoals duidelijk getoond in Fig. 1 en Fig. 4, zijn de zij-flensen 5 van de vloerplaat 2 inwendig met elkaar verbonden via kunststof handvaten 30. De handvaten 30 zijn bevestigd middels bouten 130 en zijn demonteerbaar. Steigervloeren 1 met een handvat 30 zijn gemakkelijker te monteren en zijn steviger dan steigervloeren zonder handvat. Doordat de handvaten 30 demonteerbaar zijn, kunnen ze eenvoudig vervangen worden na beschadiging. Zoals in Fig. 4 getoond, wordt elk handvat 30 omhelsd door genoemde zij-flensen 5 en gedragen door de onderranden 22 van de zij-flensen 5. Genoemde plaatsing van handvaten 30 zorgt ervoor dat de handvaten 30 ondersteund worden door de onderranden 22 wat voor extra stevigheid zorgt. Genoemde plaatsing van de handvaten 30 zorgt er ook voor dat de handvaten 30 op een toegankelijke wijze vast te grijpen zijn door een werknemer. VOORBEELD 2 Voorbeeld 2 betreft een steigervloer volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de uitvinding. Een steigervloer volgens Voorbeeld 2 wordt getoond in Fig. 5-7. De steigervloer 51 omvat een tweede vloerplaat 31 met tweede eindkap 38 en een eerste vloerplaat 52 met eerste eindkap 57, waarbij de tweede vloerplaat 31 uitschuifbaar gelagerd is binnen de eerste vloerplaat 52. Als basismaterialen voor de productie van een steigervloer 51 volgens Voorbeeld 2 zijn genoemde vloerplaten 31, 57 vervaardigd uit staal gecoat met een materiaal met een roestwerende werking. Volgens Voorbeeld 2 zijn de eindkappen 38, 57 vervaardigd uit staal gecoat met een materiaal met een roestwerende werking.
Een uitschuifbare opstelling van vloerplaten 31, 52 is een praktische en materiaal besparende maatregel in geval van herstelling bij schade aan de steigervloer. Een beschadigde steigervloer kan ingekort worden ter verwijdering van een beschadigd gedeelte. Een onbeschadigd gedeelte van de steigervloer kan vervolgens dienen als een eerste vloerplaat van een nieuw samengestelde steigervloer, in welke eerste vloerplaat gelagerd een uitschuifbare tweede vloerplaat voorzien wordt. Als onbeschadigd gedeelte kan een geperforeerde sectie 40, verkregen na doorsnijden van één of twee perforatie-vrije zones 29, volgens Voorbeeld 1 worden aangewend. Het geheel wordt afgewerkt door te zorgen dat aan beide uiteinden van de uitschuifbare steigervloer eindkappen 38, 57 voorzien zijn. Op deze manier kan bij herstelling van de steigervloer toch een gedeelte hergebruikt worden. Zo wordt ook de vereiste hoeveelheid aan voorraad op een werf beperkt. Een ander voordeel van de uitschuifbare steigervloer 51 volgens Voorbeeld 2 is dat deze in lengte verstelbaar is. Deze flexibiliteit in lengte-instelling is een pluspunt in het aanwenden van de steigervloer 51 in een steiger.
De eerste vloerplaat 52 omvat een geperforeerde plaat die een loopvlak 53 vormt. De eerste vloerplaat 52 strekt zich longitudinaal uit volgens een longitudinale as 78. Tegenover het loopvlak 53 vertoont de eerste vloerplaat 52 een ondervlak 54. De eerste vloerplaat 52 heeft een aantal perforaties 59, 73 waarvan sommige perforaties 59 worden begrensd door kragen 60 die zich weggericht van het ondervlak 54 uitstrekken. De perforaties 59, 73 worden aangebracht door het ponsen van de eerste vloerplaat 52. Voor het omtreksgewijs buigen van een gebied aan de omtrek van een perforatie 59, ter vormig van een genoemde kraag 60, kan gebruik gemaakt worden van daartoe gevormde boven- en onderstempel die in een ponsmachine geplaatst kunnen worden. Genoemde kragen 60 eindigen elk in een snijrand 69. De uitstrekkende kragen 60 van de perforaties 59 bieden een verhoogde grip aan de schoenzolen van werknemers die de eerste vloerplaat 52 betreden. Zodoende wordt het risico van uitglijden of struikelen op de steigervloer 51 vanwege factoren zoals een glad oppervlak na regenval of een hoge hellingsgraad sterk verminderd. Holtes in de vloerplaat gedefinieerd door de perforaties 59, 73 zorgen voor afvoerplaatsen van regenwater of andere voorkomende vloeistoffen, zodat uitglijgevaar door een glad oppervlak ook sterk verminderd wordt.
De eerste vloerplaat 52 heeft twee eindranden 58. Een eerste eindkap 57 is zich uitstrekkend onder de eerste vloerplaat 52 aangebracht onder een eindrand 58 van de eerste vloerplaat 52. De eerste eindkap 57 wordt gevormd door een U-vormig element met twee benen die met elkaar zijn verbonden door een romp. De benen van het U-vormig element strekken zich uit in het inwendige van de vloerplaat. Het U-vormig element is aan weerszijden van een zij-kap voorzien die dwars tegen de romp geplaatst is. De zij-kap strekt zich uit in het inwendige van de eerste vloerplaat 52. Voor een afbeelding van het U-vormig element en zijn onderdelen wordt verwezen naar Fig. 1, waar een identieke uitvoering van het U-vormig element (onderdeel 11 in Fig. 1) wordt getoond. In Fig. 5-6 kan worden waargenomen dat de eerste eindkap 57 eindigt in twee haken 74 die als ophangelementen 74 fungeren. In het bijzonder dienen de haken 74 om de steigervloer 51 aan een ligger van een steiger te kunnen ophangen. Verder is naast de haken 74 een uitsteeksel 75 voorzien. Dit uitsteeksel 70 zorgt voor extra stabiliteit bij gebruik van de steigervloer 51 in een steiger. Twee zij-flensen 55 strekken zich elk weggericht van het loopvlak 53 en dwars op de eerste vloerplaat 52 uit langs een zij-rand 56 van de eerste vloerplaat 52. Elke zij-flens 55 wordt gevormd door een zijgedeelte van de eerste vloerplaat 52 naar beneden te buigen. Elke zij-flens 55 eindigt in een onderrand 72. De eerste eindkap 57 vormt samen met de eerste vloerplaat 52 en de zij-flenzen 55 een star frame. Dit star frame voorkomt het buigen van de steigervloer 51.
De eerste eindkap 57 is middels puntverbindingen ter hoogte van puntlocaties bevestigd aan de zij-flensen 55 van de eerste vloerplaat 52. In het bijzonder zijn, aan weerszijden van de eerste vloerplaat 52, zelf-borende klinknagels 68 doorheen de eerste eindkap 57 en zij-flensen 55 aangebracht. Voor de technische effecten en voordelen van dergelijke puntverbindingen wordt verwezen naar bovenstaande beschrijving van Voorbeeld 1.
Zoals getoond in Fig. 5 omvat de tweede vloerplaat 31 een geperforeerde plaat die een loopvlak 32 vormt. De tweede vloerplaat 31 strekt zich longitudinaal uit volgens een longitudinale as 78. Tegenover het loopvlak 32 vertoont de tweede vloerplaat 31 een ondervlak 33. De tweede vloerplaat 31 heeft een aantal perforaties 34, 35 waarvan sommige perforaties 34 worden begrensd door kragen 44 die zich weggericht van het ondervlak 33 uitstrekken. De perforaties 34, 35 worden aangebracht door het ponsen van de tweede vloerplaat 31. Voor het omtreksgewijs buigen van een gebied aan de omtrek van een perforatie 34, ter vormig van een genoemde kraag 44, kan gebruik gemaakt worden van daartoe gevormde boven- en onderstempel die in een ponsmachine geplaatst kunnen worden. Genoemde kragen 44 eindigen elk in een snijrand 45. De uitstrekkende kragen 44 van de perforaties 34 bieden een verhoogde grip aan de schoenzolen van werknemers die de tweede vloerplaat 31 betreden. Zodoende wordt het risico van uitglijden of struikelen op de steigervloer 51 vanwege factoren zoals een glad oppervlak na regenval of een hoge hellingsgraad sterk verminderd. Holtes in de vloerplaat gedefinieerd door de perforaties 34, 35 zorgen voor afvoerplaatsen van regenwater of andere voorkomende vloeistoffen, zodat uitglijgevaar door een glad oppervlak ook sterk verminderd wordt. De tweede vloerplaat 31 heeft twee eindranden 39. Een tweede eindkap 38 is zich uitstrekkend onder de tweede vloerplaat 31 aangebracht onder een eindrand 39 van de tweede vloerplaat 31. De tweede eindkap 38 wordt gevormd door een U- vormig element met twee benen die met elkaar zijn verbonden door een romp. De benen van het U-vormig element strekken zich uit in het inwendige van de tweede vloerplaat 31. Het U-vormig element is aan weerszijden van een zij-kap voorzien die dwars tegen de romp geplaatst is. De zij-kap strekt zich uit in het inwendige van de tweede vloerplaat 31. Voor een afbeelding van het U-vormig element en zijn onderdelen wordt verwezen naar Fig. 1, waar een identieke uitvoering van het U- vormig element (onderdeel 11 in Fig. 1) wordt getoond. In Fig. 5-6 kan worden waargenomen dat de tweede eindkap 38 eindigt in twee haken 42 die als ophangelementen 42 fungeren. In het bijzonder dienen de haken 42 om de steigervloer 51 aan een ligger van een steiger te kunnen ophangen. Verder is naast de haken 42 een uitsteeksel 43 voorzien. Dit uitsteeksel 43 zorgt voor extra stabiliteit bij gebruik van de steigervloer 51 in een steiger.
Twee zij-flensen 36 strekken zich elk weggericht van het loopvlak 32 en dwars op de tweede vloerplaat 31 uit langs een zij-rand 37 van de tweede vloerplaat 31. Elke zij-flens 36 wordt gevormd door een zijgedeelte van de tweede vloerplaat 31 naar beneden te buigen. Elke zij-flens 36 eindigt in een onderrand 81. De tweede eindkap 38 vormt samen met de tweede vloerplaat 31 en de zij-flenzen 36 een star frame. Dit star frame voorkomt het buigen van de steigervloer 51.
De tweede eindkap 38 is middels puntverbindingen ter hoogte van puntlocaties bevestigd aan de zij-flensen 36 van de tweede vloerplaat 31. In het bijzonder zijn, aan weerszijden van de tweede vloerplaat 31, zelf-borende klinknagels 80 doorheen de tweede eindkap 38 en zij-flensen 36 aangebracht. Voor de technische effecten en voordelen van dergelijke puntverbindingen wordt verwezen naar bovenstaande beschrijving van Voorbeeld 1.
Zoals duidelijk getoond in Fig. 5 en Fig. 7, zijn de zij-flensen 55 van de eerste vloerplaat 52 inwendig met elkaar verbonden via kunststof handvaten 41. De handvaten 41 zijn bevestigd middels bouten 140 en zijn demonteerbaar. Steigervloeren 51 met een handvat 41 zijn gemakkelijker te monteren en zijn steviger dan steigervloeren zonder handvat. Doordat de handvaten 41 demonteerbaar zijn, kunnen ze eenvoudig vervangen worden na beschadiging. Zoals in Fig. 7 getoond, wordt elk handvat 41 omhelsd door genoemde zij-flensen 55 en gedragen door de onderranden 72 van de zij-flensen 55 van de eerste vloerplaat 52. Genoemde plaatsing van handvaten 41 zorgt ervoor dat de handvaten 41 ondersteund worden door de onderranden 72 wat voor extra stevigheid zorgt. Genoemde plaatsing van de handvaten 41 zorgt er ook voor dat de handvaten 41 op een toegankelijke wijze vast te grijpen zijn door een werknemer.
Bovendien kan in Fig. 7 worden waargenomen dat de handvaten 41 zo geplaatst zijn zodat ze omhelsd worden door de zij-flensen 55 van de eerste vloerplaat 52 en gesteund worden door de onderranden 72 van genoemde zij-flensen 55. Op deze manier fungeren de handvaten 41 als een geleiding voor het gelagerd uitschuiven van de tweede vloerplaat, terwijl de handvaten ook nog eens ondersteund worden door genoemde onderranden wat voor extra stevigheid zorgt. VOORBEELD 3 Voorbeeld 3 betreft een werkwijze voor het herstellen van een steigervloer, volgens voorkeur dragende uitvoeringsvormen van het vijfde aspect van de uitvinding. Voorbeeld 3 wordt uitgelegd aan de hand van de figuren reeds besproken in voorgaande Voorbeelden 1 en 2.
Volgens Voorbeeld 3 is er een beschadiging opgetreden van een steigervloer 1 zoals getoond in Fig. 1, waarbij de beschadiging zich bevindt ter hoogte van de meest linkse geperforeerde sectie 40. Als aanvang van de herstelling wordt de meest linkse perforatie-vrije zone 29 doorgesneden volgens een richting dwars op getoonde longitudinale as 28. Bij voorkeur wordt de perforatie-vrije zone 29 middendoor doorgesneden. Zodanig wordt een onbeschadigde sectie met ingekorte lengte verkregen omvattende een eindkap 7 aan de rechterzijde en aan de linkerzijde een nieuw gevormde eindrand. Door aanwezigheid van perforatie-vrije zones wordt er duidelijk een aanduiding gegeven waar een steigervloer doorgesneden kan worden tot het verkrijgen van een nieuwe onbeschadigde steigervloer met een kleinere maat. Zo wordt ook vermeden dat de vloerplaat doorheen perforaties doorgesneden wordt, hetgeen eindranden met gevaarlijk scherpe kartelranden zou opleveren. De onbeschadigde sectie, mits de hierop volgend besproken stappen, kan aangewend worden als een nieuwe vloerplaat met een kleinere maat. Zodanig wordt materiaal bespaard in vergelijking met het volledig vervangen van de steigervloer bij beschadiging. Dit is economisch ook voordelig en daarnaast minder belastend voor het milieu. Een ander voordeel is dat een vereiste voorraad van steigervloermateriaal verkleind kan worden door genoemde intelligente herstelling en hergebruik van de steigervloer. Voorts fungeert de onbeschadigde sectie in Voorbeeld 3 als een nieuwe eerste vloerplaat
52.
In een volgende stap wordt een tweede vloerplaat 31, welke gedimensioneerd is om te kunnen worden gelagerd in genoemde nieuwe eerste vloerplaat, gelagerd en uitschuifbaar in de nieuwe eerste vloerplaat 52 geplaatst langsheen genoemde nieuw gevormde eindrand 58 van de nieuwe eerste vloerplaat. In een volgende stap wordt een eindrand 39 van de tweede vloerplaat 31 die afgekeerd is van de nieuwe eerste vloerplaat 52 voorzien van een eindkap 38. Zodanig wordt een uitschuifbare opstelling analoog aan Fig. 5 verkregen, met het enige verschil dat de uitschuifbare opstelling volgens Voorbeeld 3 nog een perforatie-vrije zone 29 vertoont op het loopvlak 53 van de eerste vloerplaat 52. De verkregen uitschuifbare opstelling van de vloerplaten 31, 52 van de aldus herstelde steigervloer is een praktische en materiaal besparende maatregel in geval van herstelling bij schade aan de steigervloer. Op deze manier kan bij herstelling van de steigervloer toch een gedeelte hergebruikt worden, terwijl een oorspronkelijke of aangepaste lengte van de steigervloer bekomen kan worden door het uitschuiven van de steigervloer. Deze flexibiliteit in lengte-instelling is een pluspunt in het aanwenden van de verkregen steigervloer in een steiger.

Claims (22)

CONCLUSIES
1. Steigervloer (51) omvattende een eerste vloerplaat (52) met een veelvoud van perforaties (59, 73) die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as (78) en die voorzien is van een loopvlak (53) en een ertegenover gelegen ondervlak (54), twee zij-flensen (55) die zich elk weggericht van het loopvlak (53) en dwars op de eerste vloerplaat (52) uitstrekken langs een zij-rand (56) van de eerste vloerplaat (52) en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en waarbij de steigervloer (51) verder een eerste eindkap (57) omvat die verbindbaar is aan een eindrand (58) van de eerste vloerplaat (52), welke eerste eindkap (57) voorzien is van ten minste één ophangelement (74) geschikt voor het ophangen van de steigervloer (51) aan een ligger van een steiger, met het kenmerk, dat de steigervloer (51) verder een tweede vloerplaat (31) omvat met een veelvoud van perforaties (34, 35) die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as (78) en die voorzien is van een loopvlak (32) en een ertegenover gelegen ondervlak (33), twee zij-flensen (36) die zich elk weggericht van het loopvlak (32) en dwars op de tweede vloerplaat (31) uitstrekken langs een zij-rand (37) van de tweede vloerplaat (31) en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en waarbij de tweede vloerplaat (31) binnen de eerste vloerplaat (52) uitschuifbaar te lageren is, en waarbij de steigervloer (51) een tweede eindkap (38) omvat die verbindbaar is aan een eindrand (39) van de tweede vloerplaat (31) die in gelagerde toestand afgekeerd is van de eerste vloerplaat (52).
2. Steigervloer (1) volgens conclusie 1, waarbij afgekeerd van de zij-randen (56) van de eerste vloerplaat (52), de zij-flensen (55) van de eerste vloerplaat (52) eindigen in haaks georiënteerde onderranden (72), welke onderranden (72) zo geplaatst zijn dat ze in gelagerde toestand van de vloerplaten (31, 52) minstens een gedeelte van de tweede vloerplaat (31) ondersteunen.
3. Steigervloer (1) volgens conclusie 2, waarbij afgekeerd van de zij-randen (37) van de tweede vloerplaat (31), de zij-flensen (36) van de tweede vloerplaat (31) eindigen in haaks georiënteerde onderranden (81), welke onderranden (81) zo geplaatst zijn dat ze in gelagerde toestand van de vloerplaten (31, 52) minstens voor een gedeelte ondersteund worden door de onderranden (72) van de eerste vloerplaat (52).
4. Steigervloer (1) volgens conclusie 3, waarbij de zij-flensen (55) van de eerste vloerplaat (52) inwendig met elkaar verbonden zijn met één of meerdere handvaten (41), waarbij de handvaten (41) omhelsd worden door genoemde zij-flensen (55) van de eerste vloerplaat (52) en gesteund worden door genoemde onderranden (72) van de eerste vloerplaat (52), en waarbij de handvaten (41) de onderranden (81) van de tweede vloerplaat (31) minstens gedeeltelijk ondersteunen.
5. Steigervloer (1) volgens conclusie 4, waarbij de één of meerdere handvaten (41) uitgevoerd zijn in een kunststof.
6. Steigervloer (1) omvattende een vloerplaat (2) die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as (28) en die voorzien is van een loopvlak (3), een ertegenover gelegen ondervlak (4) en van een veelvoud van perforaties (9, 23), twee zij-flensen (5) die zich elk weggericht van het loopvlak (3) en dwars op de vloerplaat (2) uitstrekken langs een zij-rand (6) van de vloerplaat (2) en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en twee eindkappen (7) elk minstens indirect verbindbaar aan een eindrand (8) van de vloerplaat (2), waarbij elke eindkap (7) voorzien is van ten minste één ophangelement (14) geschikt voor het ophangen van de steigervloer (1) aan een ligger van een steiger, met het kenmerk, dat de geperforeerde vloerplaat (2) voorzien is van één of meerdere perforatie-vrije zones (29) die zich elk dwars op genoemde longitudinale as (28) overheen de vloerplaat (2) uitstrekken.
7. Steigervloer (1) volgens conclusie 6, waarbij genoemde één of meerdere perforatie-vrije zones (29) zich elk uitstrekken van een zij-rand (6) van de vloerplaat (2) tot een ertegenover liggende zij-rand (6).
8. Steigervloer (1) volgens conclusie 6 of 7, waarbij de één of meerdere perforatie-vrije zones (29) uitgevoerd zijn als rechthoekige stroken.
9. Steigervloer (1) volgens één der conclusies 6 tot 8, waarbij de perforatie- vrije zones (29) elk een lengte (X1) omvatten, welke lengte (X1)
overeenkomt met de dimensie van een perforatie-vrije zone (29) volgens genoemde longitudinale as (28), en welke lengte (X1) van een perforatie- vrije zone (29) tussen 2 keer en 20 keer kleiner is dan een breedte (Y2) van de vloerplaat (2) die gedefinieerd wordt als de afstand tussen tegenoverliggende zij-randen (6) van de vloerplaat (2).
10. Steigervloer (1) volgens één der conclusies 6 tot 9, waarbij de perforatie- vrije zones (29) elk een lengte (X1) omvatten, welke lengte (X1) overeenkomt met de dimensie van een perforatie-vrije zone (29) volgens genoemde longitudinale as (28), en welke lengte (X1) van een perforatie- vrije zone (29) tussen 1,2 keer en 20 keer groter is dan een diameter (D1) van een grootste perforatie (9) welke zich langs een perforatie-vrije zone (29) bevindt.
11. Steigervloer (1) volgens één der conclusies 6 tot 10, waarbij de zij-flensen (5) inwendig met elkaar verbonden zijn met één of meerdere handvaten (30).
12.Steigervloer (1) volgens conclusie 11, waarbij de één of meerdere handvaten (30) uitgevoerd zijn in een kunststof.
13. Werkwijze voor het produceren van een steigervloer (51), omvattende de stappen van het voorzien van een eerste vloerplaat (52) met een loopvlak (53) en een ertegenover gelegen ondervlak (54), het ponsen van de eerste vloerplaat (52) tot een eerste vloerplaat (52) omvattende perforaties (59, 73), het vormen van twee zij-flensen (55) uit de vloerplaat (52) door het weggericht van het loopvlak (53) en langs zij-randen (56) van de eerste vloerplaat (52) omplooien van zijgedeelten van de vloerplaat (52), en het minstens indirect bevestigen van een eerste eindkap (57) aan de vloerplaat (52) waarbij de eindkap (57) zo geplaatst is dat de eindkap (57) zich uitstrekt onder de vloerplaat (52) langs een eindrand (58) van de vloerplaat (52), welke eerste eindkap (57) voorzien is van ten minste één ophangelement (74) geschikt voor het ophangen van de steigervloer (51) aan een ligger van een steiger, met het kenmerk, dat de werkwijze verder de stappen omvat van het voorzien van een tweede vloerplaat (31) met een loopvlak (32) en een ertegenover gelegen ondervlak (33), het ponsen van de tweede vloerplaat (31) tot een tweede vloerplaat (31) omvattende perforaties (34, 35), het vormen van twee zij-flensen (36) uit de tweede vloerplaat (31) door het weggericht van het loopvlak (32) en langs zij- randen (37) van de vloerplaat (31) omplooien van zijgedeelten van de vloerplaat (31), en het minstens indirect bevestigen van een tweede eindkap (38) aan de tweede vloerplaat (31) op zo een manier dat de tweede eindkap (38) zich uitstrekt onder de tweede vloerplaat (31) langs een eindrand (39) van de tweede vloerplaat (31), welke tweede eindkap (38) voorzien is van ten minste één ophangelement (42) geschikt voor het ophangen van de steigervloer (51) aan een ligger van een steiger, en waarbij in een stap de tweede vloerplaat (31) uitschuifbaar gelagerd wordt in de eerste vloerplaat (52) op zodanige wijze dat de tweede eindkap (38) in gelagerde toestand afgekeerd is van de eerste vloerplaat (52).
14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de werkwijze verder de stap omvat van het haaks omplooien van vrije uiteinden van de zij-flensen (55) van de eerste vloerplaat (52), waarbij de omgeplooide gedeelten onderranden (72) vormen.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij in een verdere stap één of meerdere handvaten (41) tussen de zij-flensen (55) van de eerste vloerplaat (52) geplaatst worden op zodanige wijze dat de handvaten (41) omhelsd worden door genoemde zij-flensen (55) en gesteund worden door genoemde onderranden (72).
16. Werkwijze voor het produceren van een steigervloer (1), omvattende de stappen van het voorzien van een vloerplaat (2) met een loopvlak (3) en een ertegenover gelegen ondervlak (4), het vormen van twee zij-flensen (5) uit de vloerplaat (2) door het weggericht van het loopvlak (3) en langs zij- randen (6) van de vloerplaat (2) omplooien van zijgedeelten van de vloerplaat (2), en het minstens indirect bevestigen van twee eindkappen (7) aan de vloerplaat (2) waarbij elke eindkap (7) zo geplaatst is dat de eindkap (7) zich uitstrekt onder de vloerplaat (2) langs een eindrand (8) van de vloerplaat (2), welke eindkap (7) voorzien is van ten minste één ophangelement (14) geschikt voor het ophangen van de steigervloer (1) aan een ligger van een steiger, met het kenmerk, dat de werkwijze verder de stap omvat van het ponsen van de vloerplaat (2) tot een geperforeerde vloerplaat (2), waarbij tijdens het ponsen bepaalde secties van de vloerplaat
(2) overgeslagen worden op een manier zodat perforatie-vrije zones (29) gevormd worden die zich elk dwars op genoemde longitudinale as (28) overheen de vloerplaat (2) uitstrekken.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij genoemde secties van de vloerplaat (2) die tijdens het ponsen overgeslagen worden even groot zijn.
18. Werkwijze voor het herstellen van een steigervloer (1) bij beschadiging van een sectie van de steigervloer (1), de steigervloer (1) omvattende een vloerplaat (2) die zich longitudinaal uitstrekt volgens een longitudinale as (28) en die voorzien is van een loopvlak (3), een ertegenover gelegen ondervlak (4) en van een veelvoud van perforaties (9, 23), twee zij-flensen (5) die zich elk weggericht van het loopvlak (3) en dwars op de vloerplaat (2) uitstrekken langs een zij-rand (6) van de vloerplaat (2) en elk gevormd door een zijgedeelte van de laatste, en twee eindkappen (7) elk minstens indirect verbindbaar aan een eindrand (8) van de vloerplaat (2), waarbij elke eindkap (7) voorzien is van ten minste één ophangelement (14) geschikt voor het ophangen van de steigervloer (1) aan een ligger van een steiger, met het kenmerk, dat bij beschadiging van één of beide eindkappen (7) de werkwijze de stap omvat van het vervangen van elke beschadigde eindkap door een nieuwe eindkap en dat bij beschadiging van de vloerplaat (2) de werkwijze de stap omvat van het doorsnijden van de vloerplaat (2) op één of meerdere plaatsen zodat een onbeschadigde sectie van de vloerplaat (2) met één of twee nieuw gevormde eindranden overblijft, en waarop volgend aan elke vrije eindrand een nieuwe eindkap bevestigd wordt.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij de steigervloer (1) voorzien is van één of meerdere perforatie-vrije zones (29) die zich elk dwars op genoemde longitudinale as (28) overheen de vloerplaat (2) uitstrekken, en waarbij bij het doorsnijden van de vloerplaat, de vloerplaat doorgesneden wordt doorheen één of meerdere van genoemde perforatie-vrije zones (29).
20.Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, waarbij bij beschadiging van de vloerplaat (2), genoemde overgebleven onbeschadigde sectie van de vloerplaat fungeert als een eerste vloerplaat, waarbij een tweede vloerplaat (31), die gelijkaardig is aan de eerste vloerplaat maar in doorsnede kleiner gedimensioneerd is, in een verdere stap gelagerd en uitschuifbaar in de eerste vloerplaat geplaatst wordt, en waarop volgend aan elke vrije eindrand een nieuwe eindkap bevestigd wordt.
21. Gebruik van een steigervloer (1) volgens één der conclusies 1 tot 5 in een steiger die gebruikt wordt in constructie, renovatie, podiumbouw, voor het voorzien van een effen grondvlak op oneffen ondergrond, voor het ondersteunen van een object, voor tijdelijke daken, bruggen, gebouwen, voor het versterken van rivieroevers, hellingen en/of als rekken voor opslag.
22. Gebruik van een steigervloer (51) volgens één der conclusies 6 tot 12 in een steiger die gebruikt wordt in constructie, renovatie, podiumbouw, voor het voorzien van een effen grondvlak op oneffen ondergrond, voor het ondersteunen van een object, voor tijdelijke daken, bruggen, gebouwen, voor het versterken van rivieroevers, hellingen en/of als rekken voor opslag.
BE20195677A 2019-10-11 2019-10-11 Steigervloer en werkwijzen voor het produceren en herstellen van een steigervloer BE1027661B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195677A BE1027661B1 (nl) 2019-10-11 2019-10-11 Steigervloer en werkwijzen voor het produceren en herstellen van een steigervloer
EP20200079.0A EP3805484A3 (en) 2019-10-11 2020-10-05 Scaffolding floor and methods for producing and repairing a scaffolding floor

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195677A BE1027661B1 (nl) 2019-10-11 2019-10-11 Steigervloer en werkwijzen voor het produceren en herstellen van een steigervloer

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027661A1 true BE1027661A1 (nl) 2021-05-05
BE1027661B1 BE1027661B1 (nl) 2021-05-11

Family

ID=68392655

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195677A BE1027661B1 (nl) 2019-10-11 2019-10-11 Steigervloer en werkwijzen voor het produceren en herstellen van een steigervloer

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3805484A3 (nl)
BE (1) BE1027661B1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN114000690B (zh) * 2021-11-17 2022-10-21 中铁一局集团有限公司 侧墙钢筋施工架体操作平台

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4331218A (en) 1977-12-06 1982-05-25 Eberhard Layher Scaffold plank

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3889779A (en) * 1973-10-23 1975-06-17 Kuemmerlin Walter Length adjustable plank
US5882136A (en) * 1997-07-18 1999-03-16 Safway Steel Products, Inc. End cap system for scaffolding planks
DE19806092A1 (de) * 1998-02-14 1999-08-19 Layher W Vermogensverw Gmbh Gerüstboden
FR2843416B1 (fr) * 2002-08-12 2005-08-26 Fe Ind Plancher telescopique pour echafaudage
KR200391348Y1 (ko) * 2005-05-03 2005-08-01 김종선 슬라이드식 안전발판

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4331218A (en) 1977-12-06 1982-05-25 Eberhard Layher Scaffold plank

Also Published As

Publication number Publication date
EP3805484A2 (en) 2021-04-14
EP3805484A3 (en) 2021-06-09
BE1027661B1 (nl) 2021-05-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0554606B1 (en) Beam member for use in concrete forming apparatus
US20080257682A1 (en) Escalator or Moving Sidewalk
US20220341192A1 (en) Load Bearing Components and Safety Deck of an Integrated Construction System
RU2654840C1 (ru) Пролётная балка для мостового или козлового крана и подъёмный кран, содержащий такую пролётную балку
US20030014935A1 (en) Sheet metal stud and composite construction panel and method
US6814215B2 (en) Support construction
RU2412317C1 (ru) Бордюрная доска для лесов и способ изготовления бордюрной доски
MXPA05014101A (es) Una viga mejorada.
NL8002439A (nl) Middel voor het verschaffen van een aansluiting op een te betonneren wand.
CN107532428A (zh) 脚手架装置
BE1027661A1 (nl) Steigervloer en werkwijzen voor het produceren en herstellen van een steigervloer
KR101288393B1 (ko) 팔레트
EP1321424B1 (de) Tragkonstruktion für Fahrtreppe
WO2009057991A2 (en) Light weight & anti slip grating panel
CA3062372C (en) Scaffolding decking and method for its production
NL193755C (nl) Stellingraamtafel.
CN205822768U (zh) 一种可拆卸压型薄壁钢模板
EP0631026B1 (de) Gerüstrahmenboden
CN108643557B (zh) 环保型楼板预留后浇带用模具
DE806045C (de) Verbunddecke
KR200481467Y1 (ko) 플랜트 설비용 족장 어셈블리
DE19858970A1 (de) Metall-Laufplanke
RU228078U1 (ru) Сварной решетчатый настил
JP5940905B2 (ja) 仮設足場板及びその製造方法
AU2008207461A1 (en) Bolt Up Panel Bracket

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210511