BE1026423B1

BE1026423B1 - Hulpassamenstel voor gebruik in een versnellingsbak van een voertuig

Info

Publication number: BE1026423B1
Application number: BE20185467A
Authority: BE
Inventors: Deurzen Antonius Arnoldus Maria Van
Original assignee: Punch Powertrain Nv
Priority date: 2018-07-03
Filing date: 2018-07-03
Publication date: 2020-02-03
Also published as: US11674554B2; US20210270329A1; CN112912638A; EP3818277B1; BE1026423A1; EP3818277A1; WO2020007943A1; CN112912638B

Abstract

Een hulpassamenstel voor gebruik in een voertuigversnellingsbak, omvattend een hulp-as die roteerbaar is rond een centrale hartlijn, een eerste tandwiel dat roteerbaar is rond de hulp-as en de centrale hartlijn, een tweede tandwiel dat vast is verbonden met de hulp-as en dat roteerbaar is met de hulp-as rond de centrale hartlijn, en een koppelingssamenstel dat roteerbaar is rond de hulp-as en de centrale hartlijn. Het koppelingssamenstel is voorzien van een aangedreven tandwiel en een koppelingsmechanisme voor het selectief koppelen van de rotatie van het aangedreven tandwiel met het eerste tandwiel of het tweede tandwiel. Het koppelingssamenstel heeft een eerste axiaal einde en een tweede axiaal einde tegenover het eerste axiale einde. Het eerste tandwiel en het tweede tandwiel zijn opgesteld op een deel van de hulp-as dat zich uitstrekt vanaf het eerste axiale einde van het koppelingssamenstel.

Description

VELD

De uitvinding heeft betrekking op een hulpassamenstel voor gebruik in een versnellingsbak van een voertuig.

ACHTERGROND

De meeste versnellingsbakken in moderne voertuigen omvatten een gesynchroniseerde versnellingsbak. Een dergelijke gesynchroniseerde versnellingsbak omvat typisch een ingangsas die is gekoppeld met een krukas van een motor, en een uitgangsas die in lijn ligt met de ingangsas en die is gekoppeld met de wielen van het voertuig. Om de ingangsas rotatief te koppelen met de uitgangsas, omvat een typische voertuigversnellingsbak één of meer hulpassamenstellen. Een dergelijk hulpassamenstel omvat een hulp-as die roteerbaar is rond een centrale hartlijn en die is voorzien van tenminste drie tandwielen. Typisch éen tandwiel van deze tandwielen is vast verbonden met de hulp-as en de andere kunnen selectief gekoppeld worden aan de hulp-as door middel van koppelingsmechanismen. Dit koppelingsmechanisme is gewoonlijk gelegen tussen de verbindbare tandwielen, zodat deze kunnen worden bediend door een enkele bedieningshendel, bijvoorbeeld een schakelvork. Het koppelingsmechanisme omvat typisch een dubbele synchronisator die is voorzien van een synchroniseernaaf die vast is verbonden met de hulp-as, en een mof die beweegbaar is in een axiale richting van de hulp-as. De mof kan worden bewogen in een eerste aangrijppositie, waarbij een rotatie van de naaf is gekoppeld aan een rotatie van een eerste van de verbindbare tandwielen, een tweede aangrijppositie, waarbij de rotatie van de naaf is gekoppeld aan rotatie van een tweede van de verbindbare tandwielen, en een neutrale

BE2018/5467 positie, waarbij de rotatie van de naaf vrij is van de rotatie van de verbindbare tandwielen.

Een nadeel van het bekende hulpassamenstel is dat de selecteerbare tandwielen op enige afstand van elkaar geplaatst moeten zijn, om te voorzien in de nodige ruimte voor het koppelingsmechanisme. De verbindbare tandwielen kunnen naast elkaar worden geplaatst, maar dat zou betekenen dat elk tandwiel zijn eigen koppelingsmechanisme nodig zou hebben aan beide zijden van de aangrenzende tandwielen. Deze configuratie betekent dat beide tandwielen niet meer kunnen worden bediend door één bedieningshendel.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een hulpassamenstel voor gebruik in een voertuigversnellingsbak met een verminderde breedte tussen de uitgaande tandwielen, zonder dat er meerdere koppelingsmechanismen nodig zijn.

Daartoe verschaft de uitvinding een hulpassamenstel voor gebruik in een voertuigversnellingsbak volgens conclusie 1. Meer in het bijzonder omvat het hulpassamenstel volgens de uitvinding een hulp-as die roteerbaar is rond een centrale hartlijn, een eerste tandwiel dat roteerbaar is rond de hulp-as en de centrale hartlijn, een tweede tandwiel dat vast is verbonden met de hulp-as en dat roteerbaar is met de hulp-as rond de centrale hartlijn, en een koppelingssamenstel dat roteerbaar is rond de hulp-as en de centrale hartlijn. Het koppelingssamenstel is voorzien van een aangedreven tandwiel en een koppelingsmechanisme voor het selectief koppelen van de rotatie van het aangedreven tandwiel met het eerste tandwiel of het tweede tandwiel. Het koppelingssamenstel heeft een eerste axiaal einde en een tweede axiaal einde tegenover het eerste axiale einde. Het eerste tandwiel en het tweede tandwiel zijn opgesteld op een deel van de hulp-as dat zich uitstrekt vanaf het eerste axiale einde van het koppelingssamenstel.

BE2018/5467

Het voordeel van de huidige uitvinding is dat het eerste en het tweede tandwiel veel dichter bij elkaar kunnen zijn dan bekend is in de stand van de techniek. Dat is omdat ze zijn opgesteld aan één zijde van het koppelingsmechanisme op het gedeelte van de hulp-as dat zich uitstrekt vanaf het eerste axiale einde van het koppelingsmechanisme. Een ander voordeel is dat één bedieningshendel kan worden gebruikt om het koppelingssamenstel te bedienen en om het eerste of het tweede tandwiel selectief te koppelen aan het aangedreven tandwiel. In de prior art kan een dergelijke dubbele synchronisator alleen worden bereikt door het plaatsen van het koppelingsmechanisme tussen de eerste en tweede tandwielen. Volgens de huidige uitvinding is het koppelingsmechanisme aan één zijde van de tandwielen.

In een uitvoeringsvorm kan het aangedreven tandwiel zich uitstrekken rond het koppelingsmechanisme.

Een voordeel is dat de totale lengte van de hulp-as ook kan worden verminderd. In de stand van de techniek was het aangedreven tandwiel vast verbonden met de hulp-as. Dientengevolge moet de lengte van de hulp-as zodanig worden gekozen dat deze in staat is de opgetelde breedte te herbergen van het aangedreven tandwiel, de eerste en tweede tandwielen en het koppelingssamenstel. In de huidige uitvoeringsvorm kan de lengte van de hulp-as zodanig worden gekozen dat deze in staat is de opgetelde breedte te herbergen van het koppelingssamenstel en de eerste en tweede tandwielen. Met andere woorden, er is geen ruimte op de hulp-as nodig voor het herbergen van een aangedreven tandwiel. Dientengevolge kan de hulpas korter zijn dan uit de prior art bekend is. Dit kan voordelig zijn in een versnellingsbak waarin ruimte schaars is.

De uitvinding verschaft tevens een voertuigversnellingsbak die het hulpassamenstel volgens de uitvinding omvat en een voertuig die de voertuigversnellingsbak volgens de uitvinding omvat.

BE2018/5467

De effecten en voordelen van de voertuigversnellingsbak en het voertuig zijn hetzelfde als de effecten en voordelen van het hulpassamenstel volgens de uitvinding en de effecten en voordelen zijn hier door verwijzing ingevoegd.

De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht onder verwijzing naar de figuren van voorbeelden van uitvoeringsvormen. De uitvoeringsvormen kunnen worden gecombineerd of kunnen apart van elkaar worden toegepast.

KORTE FIGUURBESCHRIJVING

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een voorbeeld van het hulpassamenstel;

Fig. 2 toont een ander perspectivisch aanzicht van het voorbeeld van het hulpassamenstel van Fig. 1;

Fig. 3 toont een vooraanzicht van het voorbeeld van het hulpassamenstel van Fig. 1;

Fig. 4 toont een dwarsdoorstede van het voorbeeld van het hulpassamenstel langs lijn IV-IV in Fig. 3;

Fig. 5 toon een zijaanzicht van het koppelingssamenstel van het voorbeeld van Fig. 1 met de losse onderdelen apart afgebeeld;

Fig. 6 toon een ander zijaanzicht van het koppelingssamenstel van het voorbeeld van Fig. 1 met de losse onderdelen apart afgebeeld.

GEDETAILLEERDE FIGUURBESCHRIJVING

In deze aanvraag worden gelijkende of overeenkomende kenmerken aangeduid met gelijke of overeenkomende verwijzingstekens. De beschrijving van de verschillende uitvoeringsvormen is niet beperkt tot de in de figuren getoonde voorbeelden en de verwijzingscijfers die in de gedetailleerde figuurbeschrijving en in de conclusies worden gebruikt zijn niet bedoeld om de beschrijving van de uitvoeringsvormen te beperken,

BE2018/5467 maar zijn toegevoegd om de uitvoeringsvormen toe te lichten door te verwijzen naar de voorbeelden die in de figuren worden getoond.

In de meest algemene zin verschaft de uitvinding een hulpassamenstel 10 voor gebruik in een voertuigversnellingsbak. Het hulpassamenstel 10 omvat een hulp-as 12 die roteerbaar is rond een centrale hartlijn 14, een eerste tandwiel 16 dat roteerbaar is rond de hulp-as 12 en de centrale hartlijn 14, een tweede tandwiel 18 dat vast is verbonden met de hulp-as 12 en dat roteerbaar is met de hulp-as 12 rond de centrale hartlijn 14, en een koppelingssamenstel 20 dat roteerbaar is rond de hulp-as 12 en de centrale hartlijn 14. Het koppelingssamenstel 20 is voorzien van een aangedreven tandwiel 22 en een koppelingsmechanisme voor het selectief koppelen van de rotatie van het aangedreven tandwiel 22 met het eerste tandwiel 16 of het tweede tandwiel 18. Het koppelingssamenstel 20 heeft een eerste axiaal einde 24 en een tweede axiaal einde 26 tegenover het eerste axiale einde 24. Het eerste tandwiel 16 en het tweede tandwiel 18 zijn opgesteld op een deel van de hulp-as 12 dat zich uitstrekt vanaf het eerste axiale einde 24 van het koppelingssamenstel 20.

De effecten en voordelen van het hulpassamenstel 10 zijn beschreven in de samenvatting en deze effecten en voordelen zijn hier door verwijzing ingevoegd. Het zal duidelijk zijn dat de overbrenging van draaimoment of torsie van het aangedreven tandwiel 22 naar het eerste of het tweede tandwiel 16, 18 ook kan worden omgedraaid. Het eerste of tweede tandwiel 16, 18 zou dan worden aangedreven en zou via het koppelingsmechanisme het aangedreven tandwiel 22 aandrijven.

In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in de figuren, kan het aangedreven tandwiel 22 zich uitstrekken rond het koppelingsmechanisme. Dientengevolge is het aangedreven tandwiel 22 geplaatst tussen het eerste en het tweede axiale einde 24, 26 van het koppelingssamenstel 20.

BE2018/5467

In een uitvoeringsvorm omvat het koppelingsmechanisme een eerste synchroniseernaaf 28, een eerste synchroniseermof 30, een tweede synchroniseernaaf 34, en een tweede synchroniseermof 36. De eerste synchroniseernaaf 28 is voorzien van spiebaanvertanding op een buitenoppervlak. De tweede synchroniseernaaf 34 is voorzien van spiebaanvertanding op een buitenoppervlak en is vast verbonden met het aangedreven tandwiel 22. De tweede synchroniseernaaf 34 is vast opgesteld ten opzichte van de eerste synchroniseernaaf 28. De eerste synchroniseermof 30 is verschuifbaar verbonden met de eerste synchroniseernaaf 28, en is voorzien van spiebaanvertanding op een binnenoppervlak die is ingericht om ineen te grijpen met de spiebaanvertanding van de eerste synchroniseernaaf 28 en met tanden op een buitenoppervlak van een eerste dog-kraag 32 die is voorzien op de hulpas 12. De eerste synchroniseermof 30 is beweegbaar in een axiale richting van de centrale hartlijn 14 tussen een aangrijppositie waarbij de eerste synchroniseermof 30 over de eerste dog-kraag 32 is geschoven om zo de eerste synchroniseernaaf 28 rotatievast te koppelen met de eerste dog-kraag 32, en een vrijgavepositie waarbij de eerste synchroniseermof 30 is weggeschoven van de eerste dog-kraag 32 en waarbij de eerste synchroniseernaaf 28 en de eerste dog-kraag 32 zijn ontkoppeld. De tweede synchroniseernaaf 34 is rotatievast verbonden met het aangedreven tandwiel 22, en heeft spiebaanvertanding op een buitenoppervlak. De tweede synchroniseermof 36 is verschuifbaar verbonden met de tweede synchroniseernaaf 34, en is voorzien van spiebaanvertanding op een binnenoppervlak die is ingericht om ineen te grijpen met de spiebaanvertanding van de tweede synchroniseernaaf 34 en met tanden op een buitenoppervlak van een tweede dog-kraag 38 die is voorzien op het eerste tandwiel 16. De tweede synchroniseermof 36 is beweegbaar in een axiale richting van de centrale hartlijn 14 tussen een aangrijppositie waarbij de tweede synchroniseermof 36 over de tweede dog-kraag 38 is

BE2018/5467 geschoven om zo de tweede synchroniseernaaf 34 rotatievast te koppelen met de tweede dog-kraag 38, en een vrijgavepositie waarbij de tweede synchroniseermof 36 is weggeschoven van de tweede dog-kraag 38 en waarbij de tweede synchroniseernaaf 34 en de tweede dog-kraag 38 zijn ontkoppeld. De eerste dog-kraag 32 is opgesteld op een deel van de hulp-as 12 dat zich uitstrekt vanaf het tweede axiale einde 26 van het koppelingssamenstel 20.

De eerste en de tweede synchroniseernaven 28, 34 en het aangedreven tandwiel 22 zijn vast verbonden met en hebben dezelfde draaisnelheid als het aangedreven tandwiel 22. De eerste dog-kraag 32 kan vast verbonden zijn met de hulp-as 12 en kan daarom dezelfde draaisnelheid hebben als de hulp-as 12. Het tweede tandwiel 18 is vast verbonden met de hulp-as 12 en heeft derhalve dezelfde draaisnelheid als de hulp-as 12. Wanneer de eerste synchroniseermof 30 in de aangrijppositie is, wordt het draaimoment of torsie van het aangedreven tandwiel 22 overgebracht naar het tweede tandwiel 18 via achtereenvolgens, de tweede synchroniseernaaf 34, de eerste synchroniseernaaf 28, de eerste synchroniseermof 30, de eerste dog-kraag 32, en de hulp-as 12.

De tweede dog-kraag 38 kan vast verbonden zijn met het eerste tandwiel 16 en kan daarom dezelfde draaisnelheid hebben als het eerste tandwiel 16. Wanneer de tweede synchroniseermof 36 in de aangrijppositie is, wordt het draaimoment of torsie van het aangedreven tandwiel 22 overgebracht naar het eerste tandwiel 16 via achtereenvolgens, de tweede synchroniseernaaf 34, de tweede synchroniseermof 36, and de tweede dogkraag 38.

Om een aangrijpende verbinding te maken, kunnen de eerste synchroniseernaaf 28 en de eerste synchroniseermof 30 worden geplaatst nabij de eerste dog-kraag 32 die is geplaatst op het deel van de hulp-as 12 dat zich uitstrekt vanaf het tweede axiale einde 26 van het koppelingssamenstel 20. De eerste synchroniseernaaf 28 en de eerste

BE2018/5467 synchroniseermof 30 kunnen worden voorzien op of nabij het tweede axiale einde 26 van het koppelingssamenstel 20.

Om een aangrijpende verbinding te maken, kunnen de tweede synchroniseernaaf 34 en de tweede synchroniseermof 36 worden geplaatst nabij de tweede dog-kraag 38 die is voorzien op het eerste tandwiel 16 die is voorzien op het eerste axiale einde 24 van het koppelingssamenstel 20 die is geplaatst op een deel van de hulp-as 12 dat zich uitstrekt vanaf het eerste axiale einde 24 van het koppelingssamenstel 20. De combinatie van de eerste synchroniseernaaf 28, eerste synchroniseermof 30 en de eerste dogkraag 32 is derhalve voorzien op of nabij een axiaal einde van het koppelingssamenstel 20 tegenover de combinatie van de tweede synchroniseernaaf 34, tweede synchroniseermof 36 en tweede dog-kraag 38.

In een uitvoeringsvorm zijn de eerste synchroniseermof 30 en de tweede synchroniseermof 36 vast zijn verbonden om een synchroniseermofsamenstel 40 te vormen. Het synchroniseermof-samenstel 40 kan een verbindingsdeel 42 omvatten dat de eerste synchroniseermof 30 vast verbindt met de tweede synchroniseermof 36. Het verbindingsdeel 42 kan zich uitstrekken door overeenkomstige gaten 44 in het aangedreven tandwiel 22.

De eerste synchroniseermof 30 en de tweede synchroniseermof 36 kunnen worden gebruikt voor het selectief koppelen van de rotatie van het aangedreven tandwiel met respectievelijk het tweede tandwiel 18 en het eerste tandwiel 16. Het tegelijkertijd koppelen van beide tandwielen 16, 18 met het aangedreven tandwiel moet worden voorkomen, omdat dit zeer waarschijnlijk de versnellingsbak waarvan het hulpassamenstel deel van uit kan maken, zal beschadigen. Door het verbinden van de eerste synchroniseermof 30 en de tweede synchroniseermof 36 wordt bereikt dat op elke moment maar één van de moffen 30, 36 in de aangrijppositie kan worden geplaatst. Omdat, in de uitvoeringsvorm, de combinatie van de eerste synchroniseernaaf 28, eerste synchroniseermof 30 en de eerste dog

BE2018/5467 kraag 32 kunnen zijn voorzien op of nabij één einde van het koppelingssamenstel 20 en de combinatie van de tweede synchroniseernaaf 34, tweede synchroniseermof 36 en de tweede dog-kraag 38 is voorzien op het andere einde van het koppelingssamenstel 20, moeten de verbindingsdelen 42 het aangedreven tandwiel 22 passeren. Dit kan worden gedaan door middel van verbindingsdelen 42 die zich uitstrekken door de gaten 44 in het aangedreven tandwiel 22. Dit is mogelijk omdat de eerste en tweede synchroniseermoffen 30, 36 dezelfde draaisnelheid hebben als het aangedreven tandwiel 22.

In een uitvoeringsvorm kan het synchroniseermof-samenstel 40 drie schakelposities omvatten: een eerste schakelpositie, een tweede schakelpositie en een neutrale schakelpositie. In de eerste schakelpositie is de eerste synchroniseermof 30 in de aangrijppositie en is de tweede synchroniseermof 36 in de vrijgavepositie. In de tweede schakelpositie is de eerste synchroniseermof 30 in de vrijgavepositie en is de tweede synchroniseermof 36 in de aangrijppositie. In de neutrale schakelpositie zijn zowel de eerste als de tweede synchroniseermoffen 30, 36 in de vrijgavepositie.

Het hulpassamenstel 10 kan verder een schakelvork omvatten als een uitvoeringsvorm van een bedieningshendel. De schakelvork kan werkzaam zijn verbonden met één van de eerste of de tweede synchroniseermoffen 30, 36, en kan zijn ingericht om het synchroniseermofsamenstel 40 axiaal te verplaatsen. De werkzame verbinding tussen de schakelvork en het synchroniseermof-samenstel 40 kan worden gevormd door een aangrijping van de schakelvork met een omloopgroef 56 in het synchroniseermof-samenstel. De schakelvork kan het synchroniseermofsamenstel 40 in één van zijn drie schakelposities zetten.

Door het hebben van een neutrale schakelpositie voor het synchroniseermof-samenstel is het mogelijk het aangedreven tandwiel 22 te ontkoppelen van zowel het eerste als het tweede tandwiel 16, 18. Dat is

BE2018/5467 noodzakelijk wanneer een versnellingsbak waarvan het hulpassamenstel 10 onderdeel kan zijn, meerdere hulpassamenstellen 10 omvat. Om een dergelijke versnellingsbak op elk moment niet te beschadigen, kan enkel één tandwiel 16, 18 van maar één van de hulpassamenstellen 10 in de aangrijppositie zijn. Alle andere tandwielen 16, 18 moeten in de vrijgavepositie zijn. Een ander voordeel van het synchroniseermofsamenstel 40 is dat de verbonden moffen 30,36 in een axiale richting kunnen worden verplaatst door middel van een enkele schakelvork.

In een uitvoeringsvorm is een diameter van de eerste synchroniseernaaf 28 kleiner dan een diameter van de tweede synchroniseernaaf 34. Het aangedreven tandwiel 22 kan zijn verbonden met ten minste één arm 50 die is voorzien op de tweede synchroniseernaaf 34 en die kan uitsteken vanaf de tweede synchroniseernaaf 34 in een axiale richting van de centrale hartlijn 14.

Door het gebruiken van synchroniseernaven 28, 34 met verschillende diameters, kan de arm 50 het aangedreven tandwiel 22 radiaal buiten de eerste synchroniseernaaf 28 plaatsen. De axiale breedte van het koppelingssamenstel 20 is dan minder dan het zou zijn wanneer de synchroniseernaven 38, 34 axiaal naast het aangedreven tandwiel 22 zouden worden geplaats. Het zal duidelijk zijn dat de diameter van de eerste synchroniseernaaf 28 ook groter kan zijn dan de diameter van de tweede synchroniseernaaf 34. De ten minste ene arm 50 kan dan worden voorzien op de eerste synchroniseernaaf 28. De eerste en de tweede synchroniseernaven 28, 34 kunnen interne spiebaanvertandingen hebben die aangrijpen op een externe spiebaanvertanding (niet afgebeeld) van een naaflager 54. Het naaflager 54 kan aldus de verbinding vormen tussen de eerste en de tweede synchroniseernaven 28, 34. Een afstandsring 52 kan de exacte axiale afstand tussen de eerste en de tweede synchroniseernaven 28, 34 bepalen. Als alternatief kunnen de eerste synchroniseernaaf 28 een de tweede synchroniseernaaf één integraal gevormd deel zijn dat roteerbaar is

BE2018/5467 bevestigd op de hulp-as 12. Het aangedreven tandwiel 22 kan dan worden verbonden met een middelste gedeelte van het integraal gevormde deel. Het naaflager 54 kan zijn voorzien van een binnenring die vast kan zijn verbonden met de hulp-as 12 en een buitenring die genoemde externe spiebaanvertanding (niet afgebeeld) kan omvatten voor het rotatievast verbinden van de eerste en tweede synchroniseernaven 28, 34. Het naaflager 54 zal aldus de middelen verschaffen voor het koppelingssamenstel 20 om roteerbaar te zijn rond de hulp-as 12 en de centrale hartlijn 14.

In een uitvoeringsvorm omvat het hulpassamenstel 10 verder een eerste synchroniseerring 46 die is voorzien tussen de eerste synchroniseernaaf 28 en de eerste dog-kraag 32 en die, in bedrijf, een rotatie van de eerste synchroniseernaaf 28 synchroniseert met een rotatie van de eerste dog-kraag 32 voordat de spiebaanvertanding van de eerste synchroniseermof 30 aangrijpt op de tanden van de eerste dog-kraag 32. Het hulpassamenstel 10 kan verder een tweede synchroniseerring 46 omvatten die is voorzien tussen de tweede synchroniseernaaf 34 en de tweede dogkraag 38 en die, in bedrijf, een rotatie van de tweede synchroniseernaaf 34 synchroniseert met een rotatie van de tweede dog-kraag 38 voordat de spiebaanvertanding van de tweede synchroniseermof 36 aangrijpt op de tanden van de tweede dog-kraag 38. Beide synchroniseerringen 46 kunnen een cone clutch synchronizer zijn.

Omdat de draaisnelheid van de eerste en de tweede synchroniseernaven 28, 34 ongecorreleerd zijn met de draaisnelheid van de eerste dog-kraag 32, respectievelijk tweede dog-kraag 38 zullen deze draaisnelheden zeer waarschijnlijk afwijken. Een synchroniseerring 46 is een bekende, gebruikelijke wijze voor het synchroniseren van de draaisnelheid van twee roterende delen. Een synchroniseerring gebruikt wrijving om de draaisnelheid van de twee delen te synchroniseren. Het gebruik van een synchroniseerring zal het ratelende geluid of knarsende

BE2018/5467 tanden verminderen of elimineren tijdens aangrijping van de synchroniseermof 30, 36 met de overeenkomstige dog-kraag 32, 38. Het koppelingsmechanisme zal tevens minder vatbaar zijn voor beschadiging.

In een uitvoeringsvorm omvat het koppelingsmechanisme verder voorspanmiddelen 48 voor het dwingen van de eerste synchroniseermof 30 en/of de tweede synchroniseermof 36 in de vrijgavepositie. De voorspanmiddelen 48 kunnen een bolvormig element, bijvoorbeeld een kogel, en een veer die is voorzien in de eerste en/of tweede synchroniseernaaf 28, 34 omvatten, en een groef die is voorzien in de overeenkomstige eerste en/of tweede synchroniseermof 30, 36. De veer kan het bolvormige element in de groef drukken.

De voorspanmiddelen 48 zullen een kracht uitoefenen op de synchroniseermof 30, 36 om te blijven in de vrijgavepositie. Krachten die op de synchroniseermof 30 36 worden uitgeoefend, moeten deze kracht overwinnen om de synchroniseermof 30, 36 in de aangrijppositie te zetten. Dit voorkomt onbedoelde beweging van de synchroniseermof 30, 36 bijvoorbeeld als gevolgd van trilling. Alleen wanneer de synchroniseermof 30, 36 bedoeld en/of actief wordt bewogen, zal de synchroniseermof 30, 36 in de aangrijppositie worden gebracht.

De uitvinding verschaft tevens een voertuigversnellingsbak die het hulpassamenstel 10 volgens de uitvinding omvat, en een voertuig dat een voertuigversnellingsbak volgens de uitvinding omvat.

De effecten en voordelen van de voertuigversnellingsbak en het voertuig zijn beschreven in de samenvatting en deze effecten en voordelen zijn hier door verwijzing ingevoegd.

De verschillende uitvoeringsvormen die hierboven zijn beschreven kunnen onafhankelijk van elkaar uitgevoerd worden gebruikt en kunnen op verschillende manier met elkaar worden gecombineerd. De in de gedetailleerde beschrijving en de conclusies gebruikte referentienummers beperken de beschrijving van de uitvoeringsvormen niet, noch beperken zij

BE2018/5467 de conclusies. De referentienummers worden enkel gebruikt ter verduidelijking.

BE2018/5467

Legenda

- hulpassamenstel

- hulp-as

- centrale hartlijn

- eerste tandwiel

- tweede tandwiel

- koppelingssamenstel

- aangedreven tandwiel

- eerste axiale einde

- tweede axiale einde

- eerste synchroniseernaaf

- eerste synchroniseermof

- eerste dog-kraag

- tweede synchroniseernaaf

- tweede synchroniseermof

- tweede dog-kraag

- synchroniseermof-samenstel

- verbindingsdeel

- gat

- synchroniseerring

- voorspanmiddelen

- arm

- afstandsring

- naaflager

- omloopgroef in synchroniseermof-samenstel

Claims

CONCLUSIES

1. Een hulpassamenstel (10) voor gebruik in een voertuigversnellingsbak, omvattend:

- een hulp-as (12) die roteerbaar is rond een centrale hartlijn (14);

- een eerste tandwiel (16) dat roteerbaar is rond de hulp-as (12) en de centrale hartlijn (14);

- een tweede tandwiel dat (18) vast is verbonden met de hulp-as (12) en dat roteerbaar is met de hulp-as (12) rond de centrale hartlijn (14); en

- een koppelingssamenstel (20) dat roteerbaar is rond de hulp-as (12) en de centrale hartlijn (14), waarbij het koppelingssamenstel (20) is voorzien van een aangedreven tandwiel (22) en een koppelingsmechanisme voor het selectief koppelen van de rotatie van het aangedreven tandwiel (22) met het eerste tandwiel (16) of het tweede tandwiel (18), waarbij het koppelingssamenstel (20) een eerste axiaal einde (24) heeft en een tweede axiaal einde (26) tegenover het eerste axiale einde (24), waarbij het eerste tandwiel (16) en het tweede tandwiel (18) zijn opgesteld op een deel van de hulp-as (12) dat zich uitstrekt vanaf het eerste axiale einde (24) van het koppelingssamenstel (20).
2. Het hulpassamenstel volgens conclusie 1, waarbij het aangedreven tandwiel (22) zich uitstrekt rond het koppelingsmechanisme.
3. Het hulpassamenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het koppelingsmechanisme omvat:

- een eerste synchroniseernaaf (28) die is voorzien van spiebaanvertanding op een buitenoppervlak;

- een tweede synchroniseernaaf (34) die is voorzien van spiebaanvertanding op een buitenoppervlak en die vast is verbonden met het aangedreven tandwiel (22), waarbij de tweede synchroniseernaaf (34) vast is opgesteld ten opzichte van de eerste synchroniseernaaf (28);

BE2018/5467

- een eerste synchroniseermof (30) die verschuifbaar is verbonden met de eerste synchroniseernaaf (28), en die is voorzien van spiebaanvertanding op een binnenoppervlak die is ingericht om ineen te grijpen met de spiebaanvertanding van de eerste synchroniseernaaf (28) en met tanden op een buitenoppervlak van een eerste dog-kraag (32) die is voorzien op de hulp-as (12), waarbij de eerste synchroniseermof (30) beweegbaar is in een axiale richting van de centrale hartlijn (14) tussen een aangrijppositie waarbij de eerste synchroniseermof (30) over de eerste dogkraag (32) is geschoven om zo de eerste synchroniseernaaf (28) rotatievast te koppelen met de eerste dog-kraag (32), en een vrijgavepositie waarbij de eerste synchroniseermof (30) is weggeschoven van de eerste dog-kraag (32) en waarbij de eerste synchroniseernaaf (28) en de eerste dog-kraag (32) zijn ontkoppeld; en

- een tweede synchroniseermof (36) die verschuifbaar is verbonden met de tweede synchroniseernaaf (34), en die is voorzien van spiebaanvertanding op een binnenoppervlak die is ingericht om ineen te grijpen met de spiebaanvertanding van de tweede synchroniseernaaf (34) en met tanden op een buitenoppervlak van een tweede dog-kraag (38) die is voorzien op het eerste tandwiel (16), waarbij de tweede synchroniseermof (36) beweegbaar is in een axiale richting van de centrale hartlijn (14) tussen een aangrijppositie waarbij de tweede synchroniseermof (36) over de tweede dog-kraag (38) is geschoven om zo de tweede synchroniseernaaf (34) rotatievast te koppelen met de tweede dog-kraag (38), en een vrijgavepositie waarbij de tweede synchroniseermof (36) is weggeschoven van de tweede dog-kraag (38) en waarbij de tweede synchroniseernaaf (34) en de tweede dog-kraag (38) zijn ontkoppeld, waarbij de eerste dog-kraag (32) is opgesteld op een deel van de hulp-as (12) dat zich uitstrekt vanaf het tweede axiale einde (26) van het koppelingssamenstel (20).

BE2018/5467
4. Het hulpassamenstel volgens conclusie 3, waarbij de eerste synchroniseermof (30) en de tweede synchroniseermof (36) vast zijn verbonden om een synchroniseermof-samenstel (40) te vormen.
5. Het hulpassamenstel volgens conclusie 4, waarbij het synchroniseermof-samenstel (40) een verbindingsdeel (42) omvat dat de eerste synchroniseermof (30) vast verbindt met de tweede synchroniseermof (36), waarbij het verbindingsdeel (42) zich uitstrekt door overeenkomstige gaten (44) in het aangedreven tandwiel (22).
6. Het hulpassamenstel volgens conclusie 4 of 5, waarbij het synchroniseermof-samenstel (40) drie schakelposities omvat:

- een eerste schakelpositie, waarbij de eerste synchroniseermof (30) in de aangrijppositie is en de tweede synchroniseermof (36) in de vrijgavepositie is;

- een tweede schakelpositie, waarbij de eerste synchroniseermof (30) in de vrijgavepositie is en de tweede synchroniseermof (36) in de aangrijppositie is; en

- een neutrale schakelpositie, waarbij zowel de eerste als de tweede synchroniseermoffen (30, 36) in de vrijgavepositie zijn.
7. Het hulpassamenstel volgens één van de conclusies 4-6, verder omvattend een schakelvork, waarbij de schakelvork werkzaam is verbonden met één van de eerste of de tweede synchroniseermoffen (30, 36), en is ingericht om het synchroniseermof-samenstel (40) axiaal te verplaatsen.
8. Het hulpassamenstel volgens conclusies 6 en 7, waarbij de schakelvork het synchroniseermof-samenstel (40) in één van zijn drie schakelposities zet.
9. Het hulpassamenstel volgens één van de conclusies 3-8, waarbij een diameter van de eerste synchroniseernaaf (28) kleiner is dan een diameter van de tweede synchroniseernaaf (34), en waarbij het aangedreven tandwiel (22) is verbonden met ten minste één arm (50) die is voorzien op de

BE2018/5467 tweede synchroniseernaaf (34) en die uitsteekt vanaf de tweede synchroniseernaaf (34) in een axiale richting van de centrale hartlijn (14).
10. Het hulpassamenstel volgens één van de conclusies 3-8, waarbij de eerste synchroniseernaaf (28) en de tweede synchroniseernaaf (34) één integraal gevormd deel vormen.
11. Het hulpassamenstel volgens één van de conclusies 3-10, verder omvattend een eerste synchroniseerring (46) die is voorzien tussen de eerste synchroniseernaaf (28) en de eerste dog-kraag (32) en die, in bedrijf, een rotatie van de eerste synchroniseernaaf (28) synchroniseert met een rotatie van de eerste dog-kraag (32) voordat de spiebaanvertanding van de eerste synchroniseermof (30) de tanden van de eerste dog-kraag (32) aangrijpt.
12. Het hulpassamenstel volgens één van de conclusies 3-11, verder omvattend een tweede synchroniseerring (46) die is voorzien tussen de tweede synchroniseernaaf (34) en de tweede dog-kraag (38) en die, in bedrijf, een rotatie van de tweede synchroniseernaaf (34) synchroniseert met een rotatie van de tweede dog-kraag (38) voordat de spiebaanvertanding van de tweede synchroniseermof (36) de tanden van de tweede dog-kraag (38) aangrijpt.
13. Het hulpassamenstel volgens conclusie 11 of 12, waarbij de synchroniseerring (46) een cone clutch synchronizer is.
14. Het hulpassamenstel volgens één van de conclusies 3-13, waarbij het koppelingsmechanisme verder voorspanmiddelen (48) omvat voor het dwingen van de eerste synchroniseermof (30) en/of de tweede synchroniseermof (36) in de vrijgavepositie.
15. Het hulpassamenstel volgens conclusie 14, waarbij de voorspanmiddelen (48) een bolvormig element en een veer omvatten die zijn voorzien in de eerste en/of tweede synchroniseernaaf (28 en/of 36), en een groef die is voorzien in de overeenkomstige eerste en/of tweede synchroniseermof, waarbij de veer het bolvormig element in de groef drukt.

19 BE2018/5467
16. Een voertuigversnellingsbak omvattend een hulpassamenstel volgens één van de voorgaande conclusies.
17. Een voertuig omvattend een voertuigversnellingsbak volgens conclusie 16.