BE1025890B1

BE1025890B1 - Verworpen mediaeenheid opslag voor mediaverwerkingsinrichtingen

Info

Publication number: BE1025890B1
Application number: BE20185479A
Authority: BE
Inventors: Angel B Rosales; Steve Ting Kei Chow; Joseph D Moreira; Myung S Jun
Original assignee: Zebra Tech Corp
Priority date: 2017-07-07
Filing date: 2018-07-06
Publication date: 2019-12-24
Also published as: US20190009583A1; GB2565903A; BE1025890A1; BE1025890A9; US10639914B2; GB2565903B; GB201810929D0; US20190118561A1; US10792940B2

Abstract

Een mediaverwerkingsinrichting omvattende: een behuizing met een opening die toegang verschaft tot een cassette welke verwijderbaar wordt ondersteund binnen de behuizing; een mediaeenheidhouder ingericht om een verworpen mediaeenheid te ontvangen welke is aangedreven tussen de opening en een lichaam van de cassette langs een mediaverwerppad; de mediaeenheidhouder omvattende: een deck met een ondersteuningsoppervlak tussen een lichaam van de cassette en de opening, het ondersteuningsoppervlak naar de opening toe gericht; waarbij het deck is ingericht om de verworpen mediaeenheid te ontvangen op het ondersteuningsoppervlak voor het verwijderen van de verworpen mediaeenheid via de opening.

Description

VERWORPEN MEDIAEENHEID OPSLAG VOOR MEDIAVERWERKINGSINRICHTINGEN ACHTERGROND

Mediaverwerkingsinrichtingen die zijn ingericht voor het verwerken van discrete mediaeenheden, zoals kaartprinters die zijn ingericht voor het printen van identiteitskaarten, zijn doorgaans ook ingericht om verscheiden defecten in de kaarten te detecteren tijdens het printproces. De afhandeling van defectieve mediaeenheden kunnen leiden tot verhoogde complexiteit of onderbroken werking van de mediaverwerkingsinrichting.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Volgens de uitvinding, is er een mediaverwerkingsinrichting voorzien welke een behuizing omvat met een opening die toegang verschaft tot een cassette welke verwijderbaar wordt ondersteund binnen de behuizing, een mediaeenheidhouder ingericht om een verworpen mediaeenheid te ontvangen welke is aangedreven tussen de opening en een lichaam van de cassette langs een mediaverwerppad, waarbij de mediaeenheidhouder een deck omvat met een ondersteuningsoppervlak tussen een lichaam van de cassette en de opening, het ondersteuningsoppervlak naar de opening toe gericht, waarbij het deck is ingericht om de verworpen mediaeenheid te ontvangen op het ondersteuningsoppervlak voor het verwijderen van de verworpen mediaeenheid via de opening.

Het deck kan voordeligerwijs worden gekoppeld aan het lichaam van de cassette.

Het deck kan bijvoorbeeld integraal worden gevormd met het lichaam van de cassette.

Het deck kan bij voorkeur verder een zijwand omvatten welke zich uitstrekt van het ondersteuningsoppervlak naar de opening toe.

BE2018/5479

De zijwand kan voordeligerwijs in hoofdzaak parallel zijn aan het verwerppad.

De mediaeenheidhouder kan bij voorkeur verder een tweede deck omvatten gemonteerd binnen de behuizing en omvattende een tweede ondersteuningsoppervlak, waarbij de mediaeenheidhouder bij voorkeur is ingericht om de verworpen mediaeenheid te ontvangen om (i) een voorste deel van de verworpen mediaeenheid te ondersteunen op het deck, en om (ii) een achterste deel van de mediaeenheid te ondersteunen op het tweede deck.

De mediaverwerkingseenheid kan bij voorkeur het tweede ondersteuningsoppervlak in hoofdzaak parallel hebben aan het ondersteuningsoppervlak.

Het tweede deck kan verder een zijwand omvatten welke zich uitstrekt van het tweede ondersteuningsoppervlak naar het verwerpmediapad toe.

De zijwand kan voordeligerwijs in hoofdzaak parallel zijn aan het verwerpmediapad.

Het tweede deck kan verder een eindwand omvatten welke zich uitstrekt van het tweede ondersteuningsoppervlak naar het verwerpmediapad toe om tegen een achterste rand van de mediaeenheid aan te liggen als vervolg op ontvangst van de verwerpmediaeenheid op het tweede ondersteuningsoppervlak.

De eindwand kan bij voorkeur in hoofdzaak loodrecht op de zijwand staan.

De mediaeenheidhouder kan voordeligerwijs verder een rol omvatten welke is ingericht om de verworpen mediaeenheid aan te drijven over de eindwand voor ontvangst op het ondersteuningsoppervlak en het tweede ondersteuningsoppervlak.

BE2018/5479

De eindwand kan bijvoorbeeld eerste en tweede vleugels omvatten welke zijn gescheiden door een uitsnede, en waarbij de rol gemonteerd is in de uitsnede.

Het ondersteuningsoppervlak kan bij voorkeur op een afstand zijn geplaats van het verwerpmediapad om een veelvoud van additionele verwerpmediaeenheden tussen het ondersteuningsoppervlak en het verwerpmediapad te accommoderen.

De mediaverwerkingsinrichting kan verder een deur omvatten met (i) een open positie voor het toelaten van toegang tot de cassette en de mediaeenheidhouder via de opening, en (ii) een gesloten positie voor het sluiten van de opening.

De deur kan bijvoorbeeld zijn gemonteerd aan de behuizing om te roteren om een as aangrenzend het tweede deck.

Onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt met betrekking tot figuren van voorbeelduitvoeringsvormen. Overeenkomstige elementen zijn aangeduid met overeenkomstige verwijzingssymbolen.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE VERSCHEIDENE AANZICHTEN IN DE FIGUREN

De bijgevoegde figuren, waar dezelfde verwijzingscijfers verwijzen naar identieke of functioneel vergelijkbare elementen in de afzonderlijke aanzichten, samen met gedetailleerde beschrijving hieronder, zijn opgenomen in en maken deel uit van de specificatie en dienen om uitvoeringsvormen van concepten die de geclaimde uitvinding omvatten verder toe te lichten, en verscheiden principes en voordelen van die uitvoeringsvormen uit te leggen.

FIG. 1 toont een voorbeeld van een mediaverwerkingsinrichting.

FIG. 2 toont een dwarsdoorsnede van de mediaverwerkingsinrichting van FIG. 1.

BE2018/5479

FIG. 3 toont een perspectief aanzicht van een achterzijde van de mediaverwerkingsinrichting van FIG. 1 met bepaalde delen van de mediaverwerkingsinrichting weggelaten.

FIG. 4 toont een lintcassette, een mediaeenheidhouder, en een mediaeenheidomleider van de mediaverwerkingsinrichting van FIG. 1.

FIG. 5 toont de cassette en een dwarsdoorsnede van de mediaeenheidhouder van de mediaverwerkingsinrichting van FIG. 1.

FIG. 6 toont een zijaanzicht van de cassette en de dwarsdoorsnede van de mediaeenheidhouder getoond in FIG. 5.

FIG. 7 toont de mediaverwerkingsinrichting van FIG. 1 met een cassettetoegangsdeur daarvan getoond in open positie.

Ervaren vakmensen zullen begrijpen dat elementen in de figuren zijn geïllustreerd voor eenvoud en duidelijkheid en niet noodzakelijk op schaal zijn getekend. De afmetingen van enkele van de elementen in de figuren kunnen bijvoorbeeld overdreven zijn ten opzichte van andere elementen om het begrip van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding te helpen verbeteren.

De componenten van de inrichting en de werkwijze zijn waar geschikt weergegeven door conventionele symbolen in de tekeningen, die alleen die specifieke details tonen die relevant zijn voor het begrijpen van de uitvoeringsvormen van de inrichting en werkwijzen die hierin zijn geopenbaard om de openbaring niet te verbergen met details die direct duidelijk zullen zijn voor de gemiddelde vakman die het voordeel van de beschrijving hierin hebben.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

Sommige mediaverwerkingsinrichtingen zijn ingericht om discrete mediaeenheden te verwerken, zoals identiteitskaarten (bijvoorbeeld rijbewijzen of werknemersbadges). Sommige voorbeelden geopenbaard hierin zijn omschreven met de term “kaarten”. Echter, kaarten zijn

BE2018/5479 voorbeelden van discrete mediaeenheden, en voorbeeldwerkwijzen en inrichtingen geopenbaard hierin zijn toepasbaar voor elk geschikt type discrete mediaeenheid of -eenheden.

Mediaverwerkingsinrichtingen ingericht om discrete mediaeenheden te verwerken, zoals identiteitskaarten, zijn doorgaans ingericht om bepaalde defecten in de karten te detecteren tijdens verwerking. Bijvoorbeeld, beeldsensoren kunnen worden aangewend om defecten te detecteren in de indicia die worden aangebracht op de kaart bij een printkop, of om fysieke gebreken in de vorm van de kaart te detecteren. Verder kunnen dergelijke kaarten dataopslaginrichtingen omvatten, zoals magnetische strips, RFID of NFC chips, of vergelijkbaars. Verwerkingshardware dat is ingericht voor het lezen en/of schrijven van data van of naar zulke chips, kan ook worden ingericht om fouten te detecteren in het lees- en schrijfprocessen. Doorgaans worden defectieve kaarten niet ingezet voor gebruik, maar worden ze in plaats daarvan weggegooid.

Wanneer een defectieve kaart wordt gedetecteerd kan de gedetecteerde kaart worden omgeleid naar een opslaggebied voor verworpen kaarten welke verschillend van de uitvoer van niet-defectieve kaarten is. Zulke gescheiden gebieden kunnen echter afzonderlijke lediging van de reguliere uitvoer van de mediaverwerkingsinrichtgin vereisen.

Voorbeeldmethoden en -apparaten geopenbaard hierin voorzien mediaverwerkingsinrichtingen met een eenvoudig te benaderen verwerpgebied door, bijvoorbeeld, positionering van verworpen kaarten op een zichtbare locatie bij het vervangen van de lintcassette. Verder voorkomen voorbeeldmethoden en -apparaten geopenbaard hierin storingen die gerelateerd zijn aan het mislukken van het ledigen van verworpen kaarten door, bijvoorbeeld, het vereisen van verwijdering van de verworpen kaarten bij het vervangen van een lintcassette. Verder voorzien voorbeeldmethoden en -apparaten geopenbaard hierin veilige toegang tot de verworpen kaarten door, bijvoorbeeld, het achter een afsluitbaar paneel of

BE2018/5479 deur positioneren van de verworpen kaarten. Verder voorkomen voorbeeldmethoden en -apparaten geopenbaard hierin dat verworpen kaarten vermengd raken met niet-verworpen kaarten door, bijvoorbeeld, het voorzien van verwerpgebied dat gescheiden is van een uitvoer van nietverworpen kaarten.

Sommige voorbeeldapparaten geopenbaard hierin hebben betrekking op een mediaverwerkingsinrichting omvattende: een behuizing met een opening die toegang verschaft tot een cassette welke verwijderbaar wordt ondersteund binnen de behuizing; een mediaeenheidhouder ingericht om een verworpen mediaeenheid te ontvangen welke is aangedreven tussen de opening en een lichaam van de cassette langs een mediaverwerppad; de mediaeenheidhouder omvattende: een deck met een ondersteuningsoppervlak tussen een lichaam van de cassette en de opening, het ondersteuningsoppervlak naar de opening toe gericht; waarbij het deck is ingericht om de verworpen mediaeenheid te ontvangen op het ondersteuningsoppervlak voor het verwijderen van de verworpen mediaeenheid via de opening.

FIG. 1 toont een voorbeeld van een mediaverwerkingseenheid 100 vervaardigd volgens de lering van deze openbaarmaking. De mediaverwerkingsinrichting 100 omvat een behuizing 104 die gedefinieerd wordt door een veelvoud van panelen. De mediaverwerkingsinrichting 100 slaat een voorraad discrete mediabronnen op. In dit voorbeeld is de onverwerkte mediabron een invoertrechter (niet getoond) binnen de behuizing 104 en toegankelijk van het exterieur van de mediaverwerkingsinrichting 100 via een invoertrechterdeur 108. De mediaverwerkingsinrichting 100 omvat ook een hulpinvoersleuf 112 voor het invoeren van afzonderlijke mediaeenheden in de invoertrechter. De mediaverwerkingseenheid 100 genereerd indicia op een mediaeenheid van de invoertrechter vooraf aan het afgeven van de mediaeenheid in een verwerkte-mediauitvoer. In dit voorbeeld is de verwerkte-mediauitvoer een

BE2018/5479 uitvoertrechter 116 die toegankelijk is via een uitvoeropening 120. Zoals zal worden besproken hieronder is de aangebrachte indicia op de mediaeenheden door de mediaverwerkingsinrichting 100 afkomstig van een cassette (bijvoorbeeld een lintcassette) die wordt ondersteund binnen de behuizing 104 en die toegankelijk is vanaf het exterieur van de mediaverwerkingsinrichting 100 via een cassettetoegangsdeur 124. In sommige voorbeelden omvat de toegangsdeur 124 een slot om te voorkomen dat ongeautoriseerde toegang tot het interieur van de mediaverwerkingseenheid 100 en, zoals beschreven hieronder, verworpen mediaeenheden. In het bijzonder is de uitvoeropening 120 die geassocieerd is met verwerkte media (d.w.z., niet-verworpen kaarten) gescheiden van het verwerpgebied zoals in detail beschreven hieronder.

Wendend tot FIG. 2 die een dwarsdoorsnede aanzicht van het voorbeeld van de mediaverwerkingsinrichting 100 van FIG. 1 toont. Zoals getoond in FIG. 2 omvat de mediaverwerkingsinrichting 100, binnen de behuizing 104, een onverwerkte-media-invoer in de vorm van een invoertrechter 200. De invoertrechter 200 is ingericht om een veelvoud discrete mediaeenheden, zoals identiteitskaarten, op te slaan in een in hoofdzaak horizontale stapel. De invoertrechter 200 kan mediaeenheden 204 van variabele dikte bevatten. Elke mediaeenheid 204 kan bijvoorbeeld een dikte hebben van tussen 0,2 en 1,0 mm. Doorgaans heeft de gehele voorraad media eenheden 204 in de invoertrechter 200 op een gegeven tijdstip dezelfde dikte. Echter, in sommige voorbeelden is de mediaverwerkingsinrichting 100 ook ingericht om een set mediaeenheden 204 met een veelvoud aan verschillende diktes te verwerken.

Een keuzerol 208 is geplaatst bij een uitvoer 212 van de invoertrechter 200, en is ingericht om een afzonderlijke mediaeenheid 204 af te geven van de invoertrechter 200 naar een mediatransportsamenstel welke is ingericht om de mediaeenheid 204 te geleiden langs een mediaverwerkingspad 216. De mediaverwerkingseenheid 100 omvat ook een

BE2018/5479 invoerrol 220 bij de sleuf 112, ingericht om een afzonderlijke mediaeenheid die ingevoerd is in de sleuf 112 onder de stapel reeds aanwezige mediaeenheden 204 (indien van toepassing) in de invoertrechter te drijven. De afzonderlijke media eenheid die in de sleuf 112 is ingevoerd wordt vervolgens afgegeven van de invoertrechter 200 voor een reis langs het mediaverwerkingspad 216. Met andere woorden, de mediaverwerkingseenheid 100 is ingericht om mediaeenheden te verwerken die zijn teruggehaald van de stapel in de invoertrechter, alsook afzonderlijk toegevoerde mediaeenheden die zijn ontvangen via de invoersleuf 112.

De invoertrechter 200 bevat ook een voorspanningssamenstel 224 die geplaatst is boven de stapel mediaeenheden 204. De keuzerol 208 geeft de onderste mediaeenheid af van de stapel mediaeenheden 204 door wrijvingsgewijs in te grijpen op de onderste mediaeenheid 204. Zoals duidelijk zal zijn kan, wanneer onvoldoende kracht wordt uitgeoefend door de onderste mediaeenheid op de keuzerol 208, de wrijvingsgewijze aangrijping tussen de keuzerol 208 en de mediaeenheid te zwak zijn voor de keuzerol 208 om de mediaeenheid af te geven. Wanneer de invoertrechter 200 vol is, kan het gewicht van de stapel mediaeenheden 204 alleen al genoeg kracht aanbrengen voor aangrijping tussen de onderste mediaeenheid en de keuzerol 208. Het voorspanningssamenstel 224 is ingericht om een progressief grotere kracht aan te brengen op de top van de stapel mediaeenheden 204 naar mate de stapel krimpt in lengte. Het voorspanningssamenstel 224 is, in dit voorbeeld, geïmplementeerd als een Sarrus koppeling die is voorgespannen in de richting van een open positie waarin het voorspanningssamenstel 224 een kracht aanbrengt op de mediaeenheden 204 (de koppeling is getoond in gesloten, of teruggetrokken, positie in FIG. 2) door één of meer voorspanningselementen, zoals een combinatie van schroefveren.

Het mediatransportsamenstel omvat een veelvoud aan rollen en geleidoppervlakken. Het mediaverwerkingspad 216, zoals getoond in FIG. 2,

BE2018/5479 strekt zich uit van de invoertrechter 200 naar een verwerkingskop 228, zoals een printkop welke is ingericht om indicia aan te brengen op de mediaeenheid 204 door overbrenging van inkt op de mediaeenheid 204. In dit voorbeeld is de mediaverwerkingsinrichting 100 een thermische overdrachtsprinter, en is de printkop 228 bevoorraad met inkt van een cassette 232 welke verwijderbaar ondersteund is binnen de behuizing 104. De behuizing 104 omvat een opening (niet getoond in FIG.2) die toegang verschaft tot de cassette 232. De bovengenoemde cassettetoegangsdeur 124 heeft een dichte positie (getoond in FIG. 2) voor het versperren van de opening om toegang tot de cassette 232 te voorkomen, en een open positie voor het toestaan van het plaatsen en verwijderen van de cassette 232 in en uit de mediaverwerkingsinrichting 100.

Tijdens het printen reist een inktlint (niet getoond) van een toevoerrol 236 van de cassette 232 naar de printkop 228, en vervolgens naar een opneemrol 240 van de cassette 232. Bij het passeren van het inktlint en de mediaeenheid 204 langs de printkop 228 maakt het inktlint contact met de mediaeenheid 204. Om bovengenoemde indicia te genereren worden bepaalde elementen van de printkop 228 (bijvoorbeeld printkopstippen) selectief bekrachtigd (bijvoorbeeld verwarmd) volgens machine-leesbare instructies (bijvoorbeeld printlijndata of een bitmap). Wanneer bekrachtigd, brengen de elementen van de printkop 228 energy over (bijvoorbeeld warmte) op het lint om inkt over te brengen op specifieke delen van de mediaeenheid 204.

In sommige voorbeelden omvat het verwerken van de mediaeenheid 204 ook het coderen van data in een geïntegreerde schakeling, zoals een radiofrequentie identificatie (RFID) tag, magnetische strip, of een combinatie daarvan, ingebed in de mediaeenheid 204. Dergelijke verwerking kan zich voordoen bij de bovengenoemde printkop 228, of op een afzonderlijke secondaire printkop stroomopwaarts of stroomafwaarts van de printkop 228 langs het mediaverwerkingspad 216.

BE2018/5479

De printkop 228 gepasseerd hebbende, wordt de mediaeenheid 204 langs het mediaverwerkingspad 216 getransporteerd naar de uitvoertrechter 116. Echter, in huidig voorbeeld, voorafgaand aan de aankomst bij de uitvoertrechter, wordt de mediaeenheid getransporteerd naar een mediaeenheidomleider 244 die regelbaar is om de mediaeenheid 204 om te keren, of te draaien, door de mediaeenheid 204 te ontvangen, ongeveer 180 graden te roteren, en de mediaeenheid 204 uit te werpen. Dienovereenkomstig is het mediatransportsamenstel ingericht om in twee tegenovergestelde richtingen te opereren langs tenminste een deel van de het mediaverwerkingspad 216 (geïllustreerd met dubbele lijnen). In het bijzonder gaat het mediaverwerkingspad 216 verder in een terugkeerrichting (in tegenstelling tot een uitgaande richting van de invoertrechter 200 naar de printkop 228 en de omleider 244, zoals beschreven hierboven) van de omleider 244 naar de printkop 228. Als gevolg van omkering van de mediaeenheid 204 bij de omleider 244 wordt de tegenoverliggende zijde van de mediaeenheid 204 blootgesteld aan de printkop 228, dan bij een uitgaande passage van de printkop 228. De mediaverwerkingsinrichting 100 is, met andere woorden, in staat om indicia aan te brengen op beide zijden van de mediaeenheid 204 voordat de mediaeenheid 204 wordt getransporteerd langs de rest van het mediaverwerkingspad 216 naar de uitvoertrechter 116.

Een mediaeenheid 204 dat langs het mediaverwerkingspad 216 reist kan ook worden omgeleid van het mediaverwerkingspad 216 naar een hulpverwerkingspad 248 dat ook wordt aangeduid als een mediaverwerppad. In het geïllustreerde voorbeeld is de omleider 244 regelbaar, bijvoorbeeld reactief op een detectie van foutief uitgelijnde indicia aangebracht bij de printkop 228, een mislukte bewerking bij het schrijven van data in een ingebed circuit in de mediaeenheid 204 of ander defect, om te roteren naar een verwerppositie onder een hoek anders dan 180 graden van de rustpositie als getoond in FIG. 2. Geroteerd naar de verwerppositie is

BE2018/5479 de omleider 244 ingericht om de mediaeenheid 244, welke getransporteerd wordt langs het verwerppad 248, uit te werpen naar een mediaeenheidhouder 250 die een opslaggebied definieert voor verworpen mediaeenheden. Zoals in meer detail hieronder zal worden beschreven, is de mediaeenheidhouder 250 gestructureerd en gepositioneerd binnen de behuizing 104 om verwijdering van elke mediaeenheid te vergemakkelijken wanneer de deur 124 is geopend om de cassette 232 te vervangen (bijvoorbeeld wanneer de inktvoorraad van de cassette 232 leeg is).

Verwijzend nu naar FIG. 3, de mediaverkingsinrichting 100 is geïllustreerd met bepaalde kenmerken ervan weggelaten. In het bijzonder is de deur 124 weggelaten die een opening 300 in de behuizing onthult die toegang verschaft tot cassette 232. Verder is het deel van de behuizing 104 dat de omleider 244 omsluit weggelaten. Samen onthult de weglating van voornoemde kenmerken de mediaeenheid houder 250. Zoals hieronder zal worden besproken is de mediaeenheid 250 ingericht om een mediaeenheid 204 (niet getoond in FIG. 3) te ontvangen die aangedreven wordt langs het verwerppad 248 (bijvoorbeeld volgend op ontvangst van de mediaeenheid 204 door de omleider 244 en omleiding van de mediaeenheid 204 naar het verwerppad 248 in plaats van de omkeerpositie van het mediaverwerkingspad 216). Meer in het bijzonder is de mediaeenheidhouder 250 ingericht om de mediaeenheid 204 te ontvangen tussen de opening 300 en een lichaam 304 van de cassette 232.

De mediaeenheidhouder 250 omvat een deck 308 met een ondersteuningsoppervlak 312. Het ondersteuningsoppervlak 312 is geplaatst tussen het cassettelichaam 304 en de opening 300, en is naar de opening 300 toe gericht (wanneer de cassette 232 is geïnstalleerd in de mediaverwerkingsinrichting 100). Met andere woorden, het ondersteuningsoppervlak 312 is georiënteerd in een richting van de opening 300 in plaats van, bijvoorbeeld, het interieur van de mediaverwerkingsinrichting 100 (bijvoorbeeld het mediaverwerkingspad

BE2018/5479

216). Het deck 308 is ingericht om de verworpen mediaeenheid 204 te ontvangen op het ondersteuningsoppervlak 312, voor het opslaan van de verworpen mediaeenheid 204 op het ondersteuningsoppervlak 312 tot verwijdering van de verworpen mediaeenheid 204 via de opening 300.

Wendend tot FIG. 4, worden de cassette 232, de mediaeenheidhouder 250 en de omleider 244 afzonderlijk van de rest van de mediaverwerkingseenheid 100 getoond. In het geïllustreerde voorbeeld is het deck 308 gekoppeld aan het lichaam 304 van de cassette 232. Meer in het bijzonder is in sommige voorbeelden (inclusief die geïllustreerd in FIG. 4) het deck 308 integraal gevormd met het lichaam 304 van de cassette 232. Met andere woorden, het deck 308 is een deel van het lichaam 304, en het ondersteuningsoppervlak 312 is derhalve een buitenste oppervlak van het lichaam 304. In sommige voorbeelden is het deck 308 een afzonderlijke component die gemonteerd is tussen het lichaam 304 en de opening 300.

In het geïllustreerde voorbeeld omvat het deck 308 ten minste één zijwand in aanvulling op het ondersteuningsoppervlak 312. Een paar zijwanden 400 zijn geïllustreerd in FIG. 4, zich uitstrekkende van het ondersteuningsoppervlak 312 in de richting van de opening 300 (niet getoond in FIG. 4). Zoals duidelijk zal zijn strekken de zijwanden 400 zich ook uit in de richting van het verwerppad 248. De zijwanden 400 zijn in hoofdzaak parallel aan de reisrichting van een mediaeenheid 204 langs het verwerppad 248, en kunnen dienen ter centrering van een mediaeenheid 204 die ontvangen is langs het verwerppad 248 op het ondersteuningsoppervlak 312, en ter verhindering van laterale beweging (bijvoorbeeld beweging langs het ondersteuningsoppervlak 312 in een richting loodrecht op het verwerppad 248) van de mediaeenheid 204 bij ontvangst. In het geïllustreerde voorbeeld hebben de zijwanden 400 een hoogte, gemeten vanaf het ondersteuningsoppervlak 312, die gelijk is aan ten minste de dikte van één mediaeenheid 204. In andere voorbeelden heeft elke zijwand 400 echter een hoogte die kleiner is dan de dikte van één

BE2018/5479 mediaeenheid 204. In verdere voorbeelden zijn één of meer zijwanden 400 weggelaten.

De mediahouder 250 omvat ook een tweede deck 402, zoals zal worden beschreven in meer detail hieronder. De mediahouder 250 omvat verder een rol 404, welke in huidig voorbeeld ondersteund wordt door het tweede deck 402, die is ingericht om de mediaeenheid 204 langs het verwerppad 248 aan te drijven in de richting van het ondersteuningsoppervlak 312. De rol 404 vormt een kneep met een complementaire rol 406 om de mediaeenheid 204 aan te grijpen en aan te drijven. In andere voorbeelden kan de rol 406 worden weggelaten en kan de rol 404 zijn ingericht om de mediaeenheid 204 vast te grijpen met tanden die in openingen in de mediaeenheid 204 grijpen of andere geschikte verbintenismechanismen.

De rol 404, in het huidige voorbeeld, is gefixeerd aan een as die een aandrijfwiel heeft zoals een tandwiel 408 dat gemonteerd is daarop. Het tandwiel 408 is verbonden, via een aandrijflijn (een versnellingslijn in het huidige voorbeeld) op de omleider 244 aan een rondsel 412 die aangedreven wordt door een motor (niet getoond). Rotatie van het rondsel 412 die door de motor wordt aangedreven, bedient de omleider 244 om ofwel binnen de behuizing te roteren, ofwel om een eerder daarin ontvangen mediaeenheid 204 te accepteren of uit te werpen. In beide gevallen wordt het tandwiel 408 aangedreven door de bovengenoemde versnellingslijn. In het geïllustreerde voorbeeld wordt het rondsel 412 aangedreven in tegenovergestelde richtingen om de functie van de omleider te selecteren (bijvoorbeeld hetzij het omkeren of het ontvangen of uitwerpen van een mediaeenheid). Ter voorkoming van het in omgekeerde richting van het verwerppad aandrijven van de mediaeenheid 204, is het tandwiel 408 gemonteerd op de as die de rol 404 draagt via een unidirectionele koppeling. In andere voorbeelden is het tandwiel 408 vervangen door een ander geschikt aandrijfwiel, zoals een katrol die aangedreven wordt door een riem. In verdere voorbeelden dient

BE2018/5479 het tandwiel 408 or ander geschikt aandrijfwiel niet aangedreven te worden door het rondsel 412. In plaats daarvan wordt het tandwiel 408 in sommige voorbeelden aangedreven door een additionele motor (niet getoond) die verschillend is van de motor die is ingericht om het rondsel 412 aan te drijven.

Verwijzend naar FIG. 5, de cassette 232 en de mediaeenheidhouder 250 zijn getoond in afzondering van de rest van de mediaverwerkingsinrichting 100, met het tweede deck 402 getoond in dwarsdoorsnede. Het tweede deck 402 omvat een tweede ondersteuningsoppervlak 500 met het oppervlak gericht naar het verwerppad 248. In huidig voorbeeld is het tweede ondersteuningsoppervlak 500 in hoofdzaak parallel met het ondersteuningsoppervlak 312; zoals zal worden besproken hieronder is het tweede ondersteuningsoppervlak 500 ingericht om een achterste deel van de mediaeenheid 204 te ontvangen en te ondersteunen, terwijl het ondersteuningsoppervlak 312 is ingericht om een voorste deel van de mediaeenheid 204 te ontvangen en te ondersteunen. De termen “voorste” en “achterste” zoals hierin gebruikt, zijn in referentie tot de reisrichting van de mediaeenheid 204 langs het verwerppad 248. Overeenkomstig heeft een voorste deel van de mediaeenheid 204 dat langs het verwerppad 248 reist verder gereist langs het verwerppad 248 in de richting zoals aangegeven in FIG. 5 dan een achterste deel van de mediaeenheid 204.

Het tweede deck 402 omvat ook een eindwand 504 dat zich uitstrekt van het tweede ondersteuningsoppervlak 500 in de richting van het verwerppad 248 (bijvoorbeeld in hoofdzaak loodrecht op het tweede ondersteuningsoppervlak 500). Zoals gezien kan worden in FIG. 5, alsook in FIGS. 2-3, zijn de ondersteuningsoppervlakken 312 en 500 hellend ten opzichte van de horizontaal, wanneer de mediaverwerkingsinrichting 100 is gepositioneerd is voor gebruik. Mediaeenheden 204 die ondersteund worden op de ondersteuningsoppervlakken 312 en 500 kunnen daardoor de neiging

BE2018/5479 hebben te glijden langs de ondersteuningsoppervlakken 312 en 500 in een richting tegenovergesteld aan de reisrichting langs het verwerppad 248. De eindwand 504 is ingericht om tegen een achterste rand van een ieder van de mediaeenheden 204 in de mediaeenheidhouder 250 aan te liggen ter voorkoming van zulke achteruitgaande beweging, nadat de mediaeenheden 204 zijn aangedreven over de eindwand 504 door de rol 404. In andere voorbeelden kunnen de ondersteuningsoppervlakken 312 en 500 hellend zijn in mindere mate, of horizontaal zijn, en de eindwand 504 kan zijn weggelaten.

De eindwand 504 in het geïllustreerde voorbeeld omvat eerste en tweede vleugels (waarvan een vleugel 508 is geïllustreerd in FIG. 5) die gescheiden zijn door een uitsnede 512 in de eindwand 504 waarin de rol 404 gemonteerd is. In andere voorbeelden is de uitsnede weggelaten en is de rol 404 stroomopwaarts van de eindwand 504 gemonteerd (relatief ten opzichte van het verwerppad 248) in plaats van in de uitsnede.

Het tweede deck 402 omvat ook ten minste één zijwand 516. In het geïllustreerde voorbeeld omvat het tweede deck 402 een paar zijwanden 516 (één is getoond in FIG. 5) die zich elk uitstrekken van het tweede ondersteuningsoppervlak 500 in de richting van het verwerppad 248. In huidig voorbeeld zijn de zijwanden in hoofdzaak parallel aan de reisrichting van de mediaeenheid langs het verwerppad 248, en in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de eindwand 504. De zijwanden 516 dienen om laterale beweging van de mediaeenheid 204 te verhinderen na ontvangst op het tweede ondersteuningsoppervlak 500 (or op een voorgaand ontvangen mediaeenheid 204 ondersteund op het ondersteuningsoppervlak 500). In andere voorbeelden zijn de zijwanden 516 weggelaten.

Wendend tot FIG. 6, is de ontvangst van een mediaeenheid 204 bij de mediaeenheidhouder 250 geïllustreerd. In het bijzonder is de mediaeenheid 204, zoals geïllurstreerd in stippellijn, aangedreven langs het verwerppad 248 door de roller 404 over de eindwand 504. Wanneer de achterste rand

BE2018/5479

600 van de mediaeenheid 204 de eindwand 504 vrijmaakt, valt de mediaeenheid 204 in een richting B op de ondersteuningsoppervlakken 312 (verborgen in FIG. 6 door de zijwand 400) en 500, of op een voorgaande ontvangen mediaeenheid 204. Zoals duidelijk zal zijn uit FIG. 6, zijn de ondersteuningsoppervlakken 312 en 500 op een afstand geplaatst van het verwerppad 248 (bijvoorbeeld in een richting loodrecht op het verwerppad 248) om een veelvoud additionele mediaeenheden 204 te accommoderen tussen de ondersteuningsoppervlakken 312 en 500 en het vewerpmediapad 248. Dat wil zeggen, de mediaeenheidhouder 250 is ingericht om een veelvoud mediaeenheden 204 te ontvangen en te ondersteunen voordat wordt vereist dat de mediaeenheden 204 worden verwijderd uit de mediaeenheidhouder 250.

De afstand tussen het verwerppad 248 en de ondersteuningsoppervlakken 312 en 500 kunnen worden geselecteerd op basis van de dikte van de mediaeenheden 204 die verwerkt worden door mediaverwerkinrichting 100, alsook op basis van de verwachte mate van verwerping van het media verwerkingsinrichting 100 en de verwachte capaciteit van de cassette 232. Verwijzend naar FIG. 7, waarin de mediaverwerkingsinrichting 100 is geïllustreerd met de deur 124 in de open positie (bijvoorbeeld via rotatie van de deur 124 relatief ten opzichte van de behuizing 104 rond een as 700 aan het tweede deck 402 liggend), plaatst de schikking van de ondersteuningsoppervlakken 312 en 500 enige mediaeenheden 204 die daarop worden ondersteund, tussen het lichaam 304 van de cassette 232 en de opening 300. Overeenkomstig, om de cassette 232 te verwijderen en te vervangen, is de bediener van de mediaverwerkingsinrichting 100 ook verplicht om verworpen mediaeenheden te verwijderen die ondersteund worden op de ondersteuningsoppervlakken 312 en 500 welke anders verwijdering van de cassette 232 via de opening 300 zouden belemmeren. De opslagcapaciteit van de mediaeenheidhouder 250 kan daardoor worden geselecteerd om het aantal verworpen mediaeenheden 240

BE2018/5479 te houden wat naar verwachting tijdens de levensduur van één cassette zal accumuleren.

In de voorgaande beschrijving zijn verschillende specifieke uitvoeringsvormen beschreven. Een gemiddelde vakman begrijpt echter dat verschillende modificaties kunnen worden aangebracht zonder af te wijken van de beschermingsomvang van de uitvinding zoals uiteengezet in de onderstaande conclusies. Dienovereenkomstig moeten de beschrijving en figuren worden beschouwd in een illustratieve in plaats van een restrictieve zin, en alle dergelijke modificaties zijn bedoeld om te worden omvat binnen de beschermingsomvang van de huidige leer. Ten behoeve van de duidelijkheid en een beknopte beschrijving worden kenmerken hierin beschreven als deel van dezelfde of afzonderlijke uitvoeringsvormen, het zal echter duidelijk zijn dat de omvang van de uitvinding uitvoeringsvormen kan omvatten met combinaties van alle of sommige van de beschreven kenmerken. Het kan worden begrepen dat de getoonde uitvoeringsvormen dezelfde of soortgelijke componenten hebben, afgezien van waar ze worden beschreven als zijnde verschillend.

De voordelen, baten, oplossingen voor het probleem, en elk element(en) dat ertoe kan leiden dat enig voordeel, baat of oplossing optreedt of duidelijker wordt, mogen niet worden opgevat als een kritische, verplichte of essentiële kenmerken of elementen van enige of alle claims. De uitvinding wordt uitsluitend gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies, inclusief eventuele wijzigingen die zijn aangebracht tijdens de duur van deze aanvraag en alle equivalenten van die claims zoals uitgegeven.

Bovendien kunnen in dit document relationele termen zoals eerste en tweede, boven- en onderkant en dergelijke, alleen worden gebruikt om een entiteit of actie van een andere entiteit of actie te onderscheiden zonder noodzakelijkerwijs een feitelijke relatie of volgorde te vereisen of te impliceren tussen dergelijke entiteiten of acties. De termen omvat, omvattende, heeft, hebben, inhoudende, inclusief, bevattende,

BE2018/5479 bevat of enige andere variatie daarvan, zijn bedoeld om een niet-exclusieve opname te dekken, zoals dat een proces, methode, artikel of apparaat dat een lijst van elementen omvat, heeft, bevat niet alleen die elementen bevat, maar andere elementen kan omvatten die niet expliciet zijn vermeld of inherent zijn aan een dergelijke werkwijze, methode, artikel of apparaat. Een element dat wordt voorafgegaan door omvat ... een, heeft ... een, bevat ... een sluit niet, zonder meer beperkingen, het bestaan uit van aanvullende identieke elementen in het proces, de methode, het artikel of apparaat dat het element omvat, heeft, bevat. De termen een wordt gedefinieerd als één of meer tenzij hierin expliciet anders wordt vermeld. De termen in hoofdzaak, in wezen, bij benadering, ongeveer of enige andere versie daarvan worden gedefinieerd als zijnde dicht bij zoals begrepen door de vakman, en in één niet-beperkende uitvoeringsvorm is de term gedefinieerd als zijnde binnen 10%, in een andere uitvoeringsvorm binnen 5%, in een andere uitvoeringsvorm binnen 1% en in een andere uitvoeringsvorm binnen 0,5%. De term gekoppeld zoals hierin gebruikt wordt gedefinieerd als verbonden, hoewel niet noodzakelijk direct en niet noodzakelijk mechanisch. Een inrichting of structuur dat op een bepaalde manier is “ingericht”, is op die manier ingericht, maar kan ook anders worden ingericht op manieren die niet worden vermeld.

Het zal duidelijk zijn dat sommige uitvoergingsvormen kunnen bestaan uit één of meer generieke of gespecialiseerde verwerkers (of “verwerkingsinrichtingen”) zoals microprocessoren, digitale signaalverwerkers, aangepaste processoren en veldprogrammeerbare poortarrays (FPGA's) en uniek opgeslagen programma-instructies (inclusief zowel software als firmware) die de één of meer processoren besturen om, in combinatie met bepaalde niet-processorschakelingen, sommige, de meeste, of alle functies van de methode en/of apparaat te implementeren.

Bovendien kan een uitvoeringsvorm worden geïmplementeerd als een door een computer leesbaar opslagmedium met computer leesbare code

BE2018/5479 daarop opgeslagen voor het programmeren van een computer (bijvoorbeeld omvattende een processor) om een werkwijze uit te voeren zoals hierin beschreven en geclaimd. Voorbeelden van dergelijke computerleesbare opslagmedia omvatten, maar zijn niet beperkt tot, een harde schijf, een CDROM, een optische opslaginrichting, een magnetische opslaginrichting, een ROM (Read Only Memory), een PROM (Programmable Read Only Memory), een EPROM (Erasable Programmable Read Only Memory), een EEPROM (Electrically Erasable Programmable Read Only Memory) en een Flashgeheugen. Verder wordt verwacht dat een gemiddelde vakman, niettegenstaande mogelijke aanzienlijke inspanningen en veel ontwerpkeuzes gemotiveerd door bijvoorbeeld beschikbare tijd, huidige technologie, en economische overwegingen, wanneer geleid door de concepten en principes die hierin zijn geopenbaard, gemakkelijk in staat zal zijn om dergelijke software-instructies en -programma's en IC's te genereren met minimale experimentatie.

Het uittreksel van de openbaarmaking is bedoeld om de lezer instaat te stellen snel de aard van de technische openbaarmaking te achterhalen. Het wordt ingediend met dien verstande dat het niet zal worden gebruikt om de strekking of betekenis van de claims te interpreteren of te beperken. Bovendien, in de voorgaande gedetailleerde beschrijving, kan worden gezien dat de verschillende kenmerken in verschillende uitvoeringsvormen zijn gegroepeerd met het doel de openbaarmaking te stroomlijnen. Deze wijze van openbaarmaking dient niet te worden geïnterpreteerd als een intentie die weergeeft dat de geclaimde uitvoeringsvormen meer kenmerken vereisen dan expliciet is gereciteerd in elke conclusie. In plaats daarvan, zoals de volgende conclusies weerspiegelen, ligt het onderwerp van de uitvinding in minder dan alle kenmerken van een enkele onthulde uitvoeringsvorm. De volgende claims worden hierbij opgenomen in de gedetailleerde beschrijving, waarbij elke claim op zichzelf staat en als een afzonderlijk geclaimd onderwerp. Het enkele feit dat bepaalde maatregelen

BE2018/5479 worden gereciteerd in onderling verschillende claims, wijst er niet op dat een combinatie van deze maatregelen niet als een voordeel dan worden gebruikt. Vele varianten zullen de vakman duidelijk zijn. Onder alle varianten wordt verstaan de omvang van de uitvinding die is gedefinieerd in 5 de volgende conclusies.

Claims

1. Mediaverwerkingsinrichting omvattende:

een behuizing met een opening die toegang verschaft tot een cassette welke verwijderbaar wordt ondersteund binnen de behuizing;

een mediaeenheidhouder ingericht om een verworpen mediaeenheid te ontvangen welke is aangedreven tussen de opening en een lichaam van de cassette langs een mediaverwerppad;

de mediaeenheidhouder omvattende:

een deck met een ondersteuningsoppervlak tussen een lichaam van de cassette en de opening, het ondersteuningsoppervlak naar de opening toe gericht;

waarbij het deck is ingericht om de verworpen mediaeenheid te ontvangen op het ondersteuningsoppervlak voor het verwijderen van de verworpen mediaeenheid via de opening.

2. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij het deck is gekoppeld aan het lichaam van de cassette.

3. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het deck integraal gevormd is met het lichaam van de cassette.

4. Mediaverwerkingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, waarbij het deck verder een zijwand omvat welke zich uitstrekt van het ondersteuningsoppervlak naar de opening toe.

5. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 4, waarbij de zijwand in hoofdzaak parallel is aan het verwerppad.

6. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 2, waarbij de mediaeenheidhouder verder een tweede deck omvat gemonteerd binnen de behuizing en omvattende een tweede ondersteuningsoppervlak;

waarbij de mediaeenheidhouder is ingericht om de verworpen mediaeenheid te ontvangen om (i) een voorste deel van de verworpen

BE2018/5479 mediaeenheid te ondersteunen op het deck, en om (ii) een achterste deel van de mediaeenheid te ondersteunen op het tweede deck.

7. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 6, waarbij het tweede ondersteuningsoppervlak in hoofdzaak parallel is aan het ondersteuningsoppervlak.

8. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij het tweede deck verder een zijwand omvat welke zich uitstrekt van het tweede ondersteuningsoppervlak naar het mediaverwerppad toe.

9. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 8, waarbij de zijwand in hoofdzaak parallel is aan het verwerpmediapad.

10. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij het tweede deck verder een eindwand omvat welke zich uitstrekt van het tweede ondersteuningsoppervlak naar het verwerpmediapad toe om tegen een achterste rand van de mediaeenheid aan te liggen als vervolg op ontvangst van de verwerpmediaeenheid op het tweede ondersteuningsoppervlak.

11. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 10, waarbij de eindwand in hoofdzaak loodrecht op de zijwand staat.

12. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij de mediaeenheidhouder verder een rol omvat welke is ingericht om de verworpen mediaeenheid aan te drijven over de eindwand voor ontvangst op het ondersteuningsoppervlak en het tweede ondersteuningsoppervlak.

13. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 12, waarbij de eindwand eerste en tweede vleugels omvat welke zijn gescheiden door een uitsnede; en waarbij de rol gemonteerd is in de uitsnede.

14. Mediaverwerkingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, waarbij het ondersteuningsoppervlak op een afstand is geplaats van het verwerpmediapad om een veelvoud van additionele verwerpmediaeenheden tussen het ondersteuningsoppervlak en het verwerpmediapad te accommoderen.

BE2018/5479

15. Mediaverwerkingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, verder omvattende een deur met (i) een open positie voor het toelaten van toegang tot de cassette en de mediaeenheidhouder via de opening, en (ii) een gesloten positie voor het sluiten van de opening.

5 16. Mediaverwerkingsinrichting volgens conclusie 15, waarbij de deur is gemonteerd aan de behuizing om te roteren om een as aangrenzend het tweede deck.