BE1025025B1

BE1025025B1 - Ophanging voor een maaier

Info

Publication number: BE1025025B1
Application number: BE2017/5504A
Authority: BE
Inventors: Launy Luckmann
Original assignee: Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date: 2017-07-14
Filing date: 2017-07-14
Publication date: 2018-09-26
Also published as: US20190037762A1; US10820467B2; EP3427561A1

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een ophanging (300) voor een maaier, bestaande uit een stationair (302) en een beweegbaar deel (304), en één of meer snijeenheden (306). Het beweegbare deel (304) is opgehangen aan het stationaire deel (302) via een hydraulische actuator (100). Een landbouwmaaier en een landbouwvoertuig worden ook onthuld.

Description

(73) Houder(s) :

CNH INDUSTRIAL BELGIUM NV

8210, ZEDELGEM

België (72) Uitvinder(s) :

LUCKMANN Launy 6400 S0NDERBORG Denemarken (54) Ophanging voor een maaier (57) De uitvinding heeft betrekking op een ophanging (300) voor een maaier, bestaande uit een stationair (302) en een beweegbaar deel (304), en één of meer snijeenheden (306). Het beweegbare deel (304) is opgehangen aan het stationaire deel (302) via een hydraulische actuator (100). Een landbouwmaaier en een landbouwvoertuig worden ook onthuld.

É'tök 5:3

BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI

FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie

Publicatienummer: 1025025 Nummer van indiening: BE2017/5504

Dienst voor de Intellectuele Eigendom

Internationale classificatie: A01B 63/10 A01D 34/66 A01D 34/74 Datum van verlening: 26/09/2018

De Minister van Economie,

Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;

Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 september 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 september 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;

Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 14/07/2017.

Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.

Besluit:

Artikel 1. - Er wordt aan

CNH INDUSTRIAL BELGIUM NV, Leon Claeysstraat 3A, 8210 ZEDELGEM België;

vertegenwoordigd door

AMEYE Dirk C. A., Leon Claeysstraat 3A, 8210, ZEDELGEM;

een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Ophanging voor een maaier.

UITVINDER(S):

LUCKMANN Launy, Parallelvej IA, Dybbol, 6400, S0NDERBORG;

VOORRANG :

AFSPLITSING :

Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :

Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).

Brussel, 26/09/2018,

Bij bijzondere machtiging:

Ophanging voor een maaier

BE2017/5504

Toepassingsgebied van de uitvinding

Deze uitvinding heeft over het algemeen betrekking op het gebied van maaiers. Meer bepaald heeft deze uitvinding in een eerste aspect betrekking op een ophanging voor een maaier.

In een tweede aspect heeft deze uitvinding betrekking op een landbouwwerktuig dat een ophanging bevat volgens het eerste aspect van de uitvinding.

ïo In een derde aspect heeft deze uitvinding betrekking op een landbouwvoertuig dat een ophanging bevat volgens het eerste aspect van de uitvinding.

In een vierde aspect heeft deze uitvinding betrekking op een gebruik van ophanging volgens het eerste aspect van de uitvinding; of van een landbouwwerktuig volgens het tweede aspect van de uitvinding; of van een landbouwvoertuig volgens het derde aspect van de uitvinding voor het maaien van een veld.

Achtergrond van de uitvinding

Binnen de land- en tuinbouwsector is het gebruikelijk om gras af te snijden, ofwel om een veld te onderhouden of om het hooi afkomstig van het afgesneden gras te gebruiken, bv. voor droog veevoeder. Ook worden bermen nu en dan afgemaaid om de verkeersveiligheid te verbeteren.

Professionele maaiers snijden gras af (= maaien) over een tamelijk grote breedte ten opzichte van de bewegingsrichting van de maaier. Het snijden zelf wordt uitgevoerd door één of meer snijeenheden die op de maaier zijn aangebracht.

De snijeenheid bevat gewoonlijk snijmessen die rond een verticale of rond een horizontale as draaien.

Er bestaan verschillende types maaiers. In het armmaaiertype is een aantal snijeenheden opgehangen aan een beweegbare arm en beweegt de maaier tijdens het afsnijden van het gras dat zich op een plaats bevindt dwars ten opzichte van het voertuig.

BE2017/5504

In een frontmaaier is een aantal snijeenheden in een dwarsrichting vooraan een zelfrijdend voertuig aangebracht.

Als alternatief kan een maaiwerktuig achter een tractor of andere type voertuig gesleept worden of kan het opgehangen worden op de driepuntstang van een tractor.

De meeste types maaiers voor professioneel gebruik bevatten een ophanging voor het ophangen van de snijeenheden. De ophanging bevat een stationair deel en een beweegbaar deel. Het stationaire deel van de ophanging is bevestigd aan de rest van het maaivoertuig of landbouwwerktuig en het beweegbare deel io van de ophanging is in staat in een verticale richting verplaatst te worden, ten opzichte van het stationaire deel, van het landbouwwerktuig. Het beweegbare deel van de ophanging draagt één of meer snijeenheden.

De verplaatsing van het beweegbare deel wordt gewoonlijk tot stand gebracht door één of meer hydraulische actuators die door het aanbrengen van een hydraulische druk in staat is het onderste beweegbare deel op te heffen en te laten zakken en daarbij ook de snijeenheden ten opzichte van het stationaire deel.

Daarbij is de maaier in staat om zijn configuratie om te schakelen tussen een transportmodus waarin de snijeenheden van de grond opgeheven zijn en een werkmodus waarin de snijeenheden omlaag bewogen zijn om de grond te raken.

In één maaiertype volgens de stand van de techniek hangt het beweegbare deel van de ophanging, dat de snijeenheden draagt, aan het stationaire deel van de ophanging op, door een enkelwerkende hydraulische actuator en een veer.

In dit type ophanging maakt enkelwerkende hydraulische actuator het mogelijk het beweegbare deel van de ophanging en daarbij ook de snijeenheden op te heffen ten opzichte van de grond.

Daarbij kan de hoogte van de snijeenheden versteld worden en in een transportsituatie vergemakkelijkt het transport door het beweegbare deel van de ophanging en dus ook de snijeenheden volledig omhoog te zetten.

In een werkmodus, waarin het beweegbare deel van de ophanging tijdens het maaien neergelaten is, is de hydraulische druk van de hydraulische actuator

BE2017/5504 ingesteld op een flotatiedruk waardoor de snijeenheden boven het grondoppervlak dat gemaaid wordt schuiven.

Anderzijds werkt de veer om de zwaartekracht van het bewegende deel van de ophanging te neutraliseren en stelt het beweegbare deel van de ophanging in staat een modus te bereiken waarin de snijeenheden in staat zijn zacht omhoog en omlaag te stuiteren, terwijl ze de topografie van de grond van het veld dat gemaaid wordt volgen tijdens het glijden over de grond.

Hoewel zulke systemen al jarenlang gebruikt worden voor het ophangen van de snijeenheden in maaiers, hebben deze systemen niettemin enkele nadelen ïo ondervinden.

Één zulk nadeel wordt veroorzaakt door het hysteresiseffect van de hydraulische actuator die in zulke systemen gebruikt wordt waardoor een zeker graad van traagheid van de beweging van de zuiger ten opzichte van het bereiken van een juiste gelijkstellingspositie van de zuiger wordt bereikt, bij het uitbalanceren tussen de kracht die uitgeoefend wordt op het beweegbare deel van de ophanging door de zwaartekracht enerzijds en de neutraliserende kracht uitgeoefend door de veer anderzijds.

Hydraulische actuators wekken een kracht op in één richting, door uit te schuiven of in te schuiven, en ze maken het mogelijk met een minimum aan onderdelen op een heel betrouwbare manier grote krachten uit te oefenen.

Een typische enkelwerkende hydraulische actuator bevat een plunjerbuis met een gesloten uiteinde (bodemeinde) en een tegenoverliggend open uiteinde (kopeinde). Een zuiger (plunjer) is in de binnenkant van de plunjerbuis aangebracht en de zuiger is verbonden met een zuigerstang die zich in een axiale richting uit de plunjerbuis uitstrekt.

Het uitoefenen van een hydraulische druk in de plunjerbuis aan het bodemeinde ervan resulteert in een uitschuifreactie van de zuiger, Op die manier wordt het beweegbare deel van de ophanging van een maaier van de grond opgeheven.

Om te verzekeren dat de enkelwerkende hydraulische actuator efficiënt is en er geen hydraulische vloeistof uitlekt, zorgt een afdichting aangebracht tussen de zuigerstang en het axiale kopeinde van de plunjerbuis voor een dichte afdichting tussen deze eenheden. Verder zorgen één of meer afdichtingen van het

BE2017/5504 cilindrische oppervlak van de zuiger voor een dichte afdichting tussen de zuiger en het binnenste oppervlak van de plunjerbuis.

Deze afdichtingen zorgen wel voor een vloeistofdichte actuator maar dit is ten koste van hysteresis wegens wrijving, zoals hierboven vermeld.

Bovendien zal de veer zelf, die verantwoordelijk is voor het uitoefenen van de kracht die de zwaartekracht tegenwerkt in ophangingssystemen volgens de stand van de techniek, aan hysteresis in de ophanging bijdragen.

De aanwezigheid van traagheid in de ophanging van de maaier heeft tot gevolg dat er een zekere onnauwkeurigheid zal ontstaan met betrekking tot de verticale ïo positie van de snijeenheden van de ophanging. Dat wil zeggen dat, wanneer de snijeenheden naar een lagere rustpositie terugkeren na toegestaan te zijn in een verticale richting omhoog en omlaag te bewegen, die rustpositie van de ene bewegingscyclus tot de volgende zal variëren.

Vandaar is de rustpositie van de snijeenheden van de ophanging die uitgebalanceerd wordt tussen de krachten uitgeoefend door de zwaartekracht enerzijds en de tegenwerkende kracht uitgeoefend door de veer anderzijds geen nauwkeurige of constante positie. In plaats daarvan varieert deze rustpositie van de beweegbare entiteit van één cyclus van de omhoog/omlaag-beweging tot de volgende.

Dienovereenkomstig wordt een juiste instelling van de snijhoogte van de snijeenheden van de maaier bemoeilijkt.

Zodoende zullen de snijeenheden in ophangingsmechanismen volgens de stand van de techniek die in een zwevende modus werken, waar bij één of meer snijeenheden bevestigd zijn aan een beweegbaar deel en opgehangen zijn aan een stationair deel door een hydraulische actuator, niet in staat zijn om terug te keren naar dezelfde constante rustpositie na aan beweging in een verticale onderworpen geweest te zijn.

De moeilijkheden bij het aanpassen van instellingen van zulke ophanging en maaier heeft uiteindelijk tot gevolg dat een niet-optimale werkkwaliteit wordt verwezenlijkt in een werksituatie door de overeenkomstige snijeenheden en maaier.

BE2017/5504

Dienovereenkomstig blijft er een behoefte bestaan aan ophanging voor een maaier die de nadelen volgens de stand van de techniek zoals hierboven beschreven verhelpt.

Het is een doelstelling van deze uitvinding om een hydraulische actuator en eenheden en gebruiken ervan te verschaffen die de nadelen van de stand van de techniek zoals hierboven geschetst matigen of zelf uitsluiten.

Korte beschrijving van de uitvinding

Deze doelstelling wordt bereikt door deze uitvinding respectievelijk in haar eerste, tweede, derde en vierde aspect.

Dienovereenkomstig heeft deze uitvinding in een eerste aspect betrekking op een ophanging voor een maaier waarbij de ophanging in de oriëntatie bedoeld voor gebruik tijdens het maaien, bestaat uit:

- een stationair deel;

- een beweegbaar deel;

- een hydraulische actuator

- één of meer snijeenheden;

waarbij het beweegbare deel verbonden is met het stationaire deel via de hydraulische actuator op een manier dat een bediening van de hydraulische actuator een verplaatsing met zich meebrengt van het beweegbare deel ten opzichte van het stationaire deel, waarbij de verplaatsing van het beweegbare deel een verticale verplaatsingscomponent van het beweegbare deel bevat en waarbij de één of meer snijeenheden mechanisch verbonden zijn met het beweegbare deel;

gekenmerkt doordat de hydraulische actuator het volgende bevat:

- een plunjerbuis die een gesloten axiaal bodemeinde en een open axiaal kopeinde bevat;

- een plunjerzuiger die een eerste axiaal uiteinde en een tweede axiaal uiteinde bevat;

BE2017/5504

- een losse zuiger die een eerste axiaal oppervlak en een tweede axiaal oppervlak heeft;

waarbij de plunjerzuiger zo aangebracht is in de binnenkant van de plunjerbuis aan het open axiale kopeinde ervan dat het eerste axiale uiteinde van de plunjerzuiger in de plunjerbuis zit en zodat het tweede axiale uiteinde van de plunjerzuiger zich axiaal uit het open axiale kopeinde van de plunjerbuis uitstrekt;

waarbij de plunjerzuiger aan het eerste axiale einde ervan een zuigereindelement bevat waarvan een eerste oppervlak naar het gesloten axiale bodemeinde van de plunjerbuis wijst en een tweede oppervlak naar het open ïo kopeinde van de plunjerbuis wijst;

waarbij het zuigereindelement afmetingen heeft in een richting loodrecht op een axiale richting van de plunjerzuiger die overeenkomen met de binnenafmetingen, in dezelfde richting van de plunjerbuis;

waarbij de losse zuiger aangebracht is in de plunjerbuis tussen het gesloten axiale bodemeinde van de plunjerbuis en het eerste oppervlak van het zuigereindelement; en daarbij een eerste compartiment en een tweede compartiment in de binnenkant van de plunjerbuis definieert; waarbij het eerste compartiment begrensd is tussen het axiale bodemeinde van de plunjerbuis en het eerste axiale oppervlak van de losse zuiger; en waarbij het tweede compartiment begrensd is tussen het tweede axiale oppervlak van de losse zuiger en het eerste oppervlak van het zuigereindelement;

waarbij de binnenkant van de plunjerbuis een derde compartiment bevat; waarbij het derde compartiment begrensd is tussen het tweede oppervlak van het zuigereindelement en het open axiale kopeinde van de plunjerbuis;

waarbij de plunjerbuis aan het axiale bodemeinde ervan een eerste opening bevat om een hydraulische druk aan te brengen op het eerste compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis; en waarbij de hydraulische actuator een tweede opening bevat om een hydraulische druk uit te oefenen in het tweede compartiment en/of het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis;

BE2017/5504 waarbij de hydraulische actuator zodanig geconfigureerd is dat het tweede compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis door middel van vloeistof in verbinding staat met het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis;

In een tweede aspect heeft deze uitvinding betrekking op een landbouwwerktuig bestaande uit een ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding.

In een derde aspect heeft deze uitvinding betrekking op een landbouwvoertuig dat een actuator bevat volgens het eerste aspect van deze uitvinding.

In een vierde aspect heeft deze uitvinding betrekking op een gebruik van een ïo ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding; of van een landbouwwerktuig volgens het tweede aspect van de uitvinding; of van een landbouwvoertuig volgens het derde aspect van de uitvinding voor het maaien van een veld, zoals een akker of een gazon/weide.

In haar verschillende aspecten verschaft deze uitvinding een verbeterde ophanging voor een maaier met minder inwendige wrijving en dienovereenkomstig minder hysteresis wanneer de hydraulische actuator geconfigureerd is in een flotatie-modus, waarin één of meer snijeenheden over de grond van een veld gesleept worden.

Bovendien maakt de ophanging voor een maaier volgens deze uitvinding het mogelijk om een in wezen constante belasting of effectief gewicht van de één of meer snijeenheden die opgehangen zijn door de ophanging over een ruim bereik van werkhoogtes ervan te verkrijgen. Zulk effect resulteert uiteindelijk in een verbeterde maaikwaliteit van de maaier die de ophanging van de uitvinding bevat.

Bovendien resulteert deze uitvinding in haar verschillende aspecten in een verminderd gewicht van een ophanging voor een maaier door de hydraulische actuator van de uitvinding te gebruiken.

Korte beschrijving van de Figuren

BE2017/5504

Figuur 1 is een schematisch aanzicht dat het principe van de werkmodus van de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding illustreert.

Figuur 2 is een perspectiefaanzicht dat een hydraulische actuator die in de ophanging opgenomen moet worden volgens het eerste aspect van deze uitvinding illustreert.

Figuur 3 is een aanzicht in dwarsdoorsnede dat één configuratie van een hydraulische actuator die opgenomen moet worden in de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding illustreert.

Figuur 4 is een schematisch aanzicht dat een hydraulische kring illustreert die ïo gebruikt wordt met de hydraulische actuator in de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding.

Figuur 5a is een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de ophanging van het eerste aspect van deze uitvinding, opgesteld in een werkmodus.

Figuur 5b is een perspectiefaanzicht van de uitvoeringsvorm van de ophanging 15 die geïllustreerd is in Figuur 5a.

Figuur 5c is een close-up in perspectief van de onderdelen van de uitvoeringsvorm die geïllustreerd is in Figuur 5b.

Figuur 6a is een zijaanzicht van de uitvoeringsvorm van de ophanging van het eerste aspect van deze uitvinding die geïllustreerd is in Figuur 5a, opgesteld in een transportmodus.

Figuur 6b is een perspectiefaanzicht van de uitvoeringsvorm van de ophanging die geïllustreerd is in Figuur 6a.

Figuur 6c is een close-up in perspectief van onderdelen van de uitvoeringsvorm die geïllustreerd is in Figuur 6b.

Figuur 7 is een zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de ophanging van het eerste aspect van deze uitvinding, opgesteld in een werkmodus.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding

BE2017/5504

In een eerste aspect heeft deze uitvinding betrekking op een ophanging voor een maaier waarbij de ophanging in de oriëntatie bedoeld voor gebruik tijdens het maaien, bestaat uit:

- een stationair deel;

- een beweegbaar deel;

- een hydraulische actuator

- één of meer snijeenheden;

waarbij het beweegbare deel verbonden is met het stationaire deel via de hydraulische actuator op een manier dat een bediening van de hydraulische ïo actuator een verplaatsing met zich meebrengt van het beweegbare deel ten opzichte van het stationaire deel, waarbij de verplaatsing van het beweegbare deel een verticale verplaatsingscomponent van het beweegbare deel bevat; en waarbij de één of meer snijeenheden mechanisch verbonden zijn met het beweegbare deel;

gekenmerkt doordat de hydraulische actuator het volgende bevat:

waarbij de plunjerzuiger zo aangebracht is in de plunjerbuis aan het open axiale kopeinde ervan dat het eerste axiale uiteinde van de plunjerzuiger in de plunjerbuis zit en zodat het tweede axiale uiteinde van de plunjerzuiger zich axiaal uit het open axiale kopeinde van de plunjerbuis uitstrekt;

waarbij de plunjerzuiger aan het eerste axiale einde ervan een zuigereindelement bevat waarvan een eerste oppervlak naar het gesloten axiale bodemeinde van de plunjerbuis wijst en een tweede oppervlak naar het open kopeinde van de plunjerbuis wijst;

BE2017/5504 waarbij het zuigereindelement afmetingen heeft in een richting loodrecht op een axiale richting van de plunjerzuiger die overeenkomen met de binnenafmetingen, in dezelfde richting van de plunjerbuis;

waarbij de losse zuiger aangebracht is in de plunjerbuis tussen het gesloten axiale bodemeinde van de plunjerbuis en het eerste oppervlak van het zuigereindelement; en daarbij een eerste compartiment en een tweede compartiment in de binnenkant van de plunjerbuis definieert; waarbij het eerste compartiment begrensd is tussen het axiale bodemeinde van de plunjerbuis en het eerste axiale oppervlak van de losse zuiger; en waarbij het tweede ïo compartiment begrensd is tussen het tweede axiale oppervlak van de losse zuiger en het eerste oppervlak van het zuigereindelement;

waarbij de hydraulische actuator zodanig geconfigureerd is dat het tweede compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis door middel van vloeistof in verbinding staat met het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis;

Het verschaffen van de ophanging voor een maaier volgens het eerste aspect van deze uitvinding met een hydraulische actuator zoals gedefinieerd in conclusie 1 verschaft bepaalde voordelen.

De hydraulische actuator is uitgerust met een losse zuiger die de binnenkant van de plunjerbuis van de hydraulische actuator in een eerste compartiment en een tweede compartiment verdeelt. Verder is de hydraulische actuator uitgerust met een plunjerzuiger die een zuigereindelement bevat dat de binnenkant van de plunjerbuis van de actuator in dat tweede compartiment en een derde

BE2017/5504 compartiment scheidt. In de hydraulische actuator staan het tweede compartiment en het derde compartiment door middel van vloeistof met elkaar in verbinding, waardoor het mogelijk is om een dynamische hydraulische druk uit te oefenen in het eerste compartiment van de hydraulische actuator en een statische hydraulische druk uit te oefenen die door middel van vloeistof in verbinding staat met een hydraulisch buffervat.

Dit heeft als voordeel dat de verlenging van de plunjerzuiger kan bepaald worden door de dynamische druk die aangebracht wordt op het eerste compartiment en dat eens een verlenging van de plunjerzuiger gestabiliseerd is, ïo een veereffect van de plunjerzuiger bereikt wordt door een statische hydraulische druk uit te oefenen in het tweede of derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis van de hydraulische actuator; waarbij de veerwerking verschaft wordt door een hydraulisch buffervat dat door middel van vloeistof in verbinding staat met het tweede compartiment of derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis van de hydraulische actuator. Het werkelijke voordeel van de hydraulische actuator van de uitvinding is dat een aanzienlijk lagere traagheid van de hydraulische actuator, veroorzaakt door wrijving en hysteresis, wordt bereikt. Dit leidt uiteindelijk tot een verbeterde maaikwaliteit van een maaier bestaande uit de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding.

In deze beschrijving en in de bijgaande conclusies moet de term “stationair deel” van een ophanging geïnterpreteerd worden als zijnde het middelste deel van een ophanging die tijdens het gebruik voor het maaien geconfigureerd is om bevestigd te worden aan een landbouwvoertuig of een landbouwwerktuig en dat is tijdens het gebruik de ophanging vast of stationair ten opzichte van dat landbouwvoertuig of een landbouwwerktuig.

In deze beschrijving en in de bijgaande conclusies moet de term “beweegbaar deel” van een ophanging geïnterpreteerd worden als een deel van een ophanging die tijdens het gebruik voor het maaien niet vast bevestigd is aan een landbouwvoertuig of een landbouwwerktuig en dat, tijdens het gebruik van de ophanging geconfigureerd is om beweegbaar te zijn ten opzichte van een stationair deel van de ophanging en daarbij ook ten opzichte van het landbouwvoertuig of landbouwwerktuig.

BE2017/5504

In deze beschrijving en in de bijgaande conclusies moet de term “landbouwvoertuig” geïnterpreteerd worden als een voertuig dat zelfrijdend is en daarbij in staat is voorwaarts of achterwaarts over de grond te bewegen zonder nood te hebben aan vermogen van een extern voertuig.

In deze beschrijving en in de bijgaande conclusies moet de term “landbouwwerktuig” geïnterpreteerd worden als een toestel dat niet zelfrijdend is en zodoende niet in staat is voorwaarts en/of achterwaarts over de grond te bewegen als er geen vermogen toegevoerd wordt door een externe bron.

In deze beschrijving en in de bijgaande conclusies moet de term uitschuiven io van een hydraulische actuator geïnterpreteerd worden als het uitvoeren door de plunjerzuiger van de hydraulische actuator van een verplaatsing, ten opzichte van de plunjerbuis, in een richting weg van de plunjerbuis.

In deze beschrijving en in de bijgaande conclusies moet de term inschuiven van een hydraulische actuator geïnterpreteerd worden als het uitvoeren door de plunjerzuiger van de hydraulische actuator van een verplaatsing, ten opzichte van de plunjerbuis, in een richting naarde plunjerbuis toe.

In deze beschrijving en in de bijgaande conclusies moet de term “bediening van de hydraulische actuator” geïnterpreteerd worden als uitschuiven of inschuiven van de hydraulische actuator.

In één uitvoeringsvorm van de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding is de hydraulische actuator zo verbonden met het stationaire deel en het beweegbare deel dat een uitschuiven van het hydraulische actuator het beweegbare deel ten opzichte van het stationaire deel doet opheffen; en zodat een inschuiven van de hydraulische actuator het beweegbare deel doet zakken ten opzichte van het stationaire deel.

Die manier om het beweegbare deel met het stationaire deel te verbinden maakt het gebruik mogelijk van de hydraulische actuator, wanneer die uitgerust is met een hydraulisch buffervat, als een “hydraulische veer”.

In één uitvoeringsvorm van de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding is minstens een deel van het beweegbare deel scharnierbaar opgehangen aan het stationaire deel, waardoor het beweegbare deel, of een

BE2017/5504 deel ervan, bij het bedienen van de hydraulische actuator, rond een scharnieras kan scharnieren.

In één uitvoeringsvorm van deze uitvoeringsvorm is de scharnieras in wezen horizontaal.

Zulke wijzen van ophanging leveren een stevige constructie op en maken het toch mogelijk om een voldoend hefbereik te hebben voor het beweegbare deel van de ophanging wanneer ze gebruikt wordt in een maaier.

In één uitvoeringsvorm van de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding bevat het beweegbare deel van de ophanging parallellogramvormige ïo elementen die een parallellogram vormen, waarbij de ophanging zo geconfigureerd is dat een voorafbepaalde richting ten opzichte van één van de één of meer snijeenheden in wezen dezelfde hoek bereikt, ten opzichte van het stationaire deel ongeacht de mate waarin de hydraulische actuator is uitgeschoven.

Deze constructie is eenvoudig en maakt het toch mogelijk om voor het beweegbare deel van de ophanging een voldoend hefbereik te verkrijgen bij gebruik in een maaier.

In één uitvoeringsvorm van de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding is het axiaal kopeinde van de hydraulische actuator mechanisch verbonden met het beweegbare deel van de ophanging; en is het axiaal bodemeinde van de hydraulische actuator mechanisch verbonden met het stationaire deel van de ophanging.

In één uitvoeringsvorm van de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding is het axiaal kopeinde van de hydraulische actuator mechanisch verbonden met het stationaire deel van de ophanging; en waarbij het axiale bodemeinde van de hydraulische actuator mechanisch verbonden is met het beweegbare deel van de ophanging.

Deze twee manieren voor het monteren van de hydraulische actuator maakt het mogelijk de hydraulische actuator te gebruiken als hefmiddel voor het beweegbare deel enerzijds, en als “hydraulische veer” anderzijds.

BE2017/5504

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding bevat het stationaire deel van de ophanging een stationaire arm; en het beweegbare deel van de ophanging bevat:

- een scharnierend element, bestaande uit een eerste arm en een tweede arm; waarbij de eerste arm van het scharnierende element een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft; en waarbij de tweede arm van het scharnierende element een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft; waarbij het eerste uiteinde van de eerste arm gemeenschappelijk is met het eerste uiteinde van de tweede io arm;

- een hulparm die een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft;

- een tweede draagarm die een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft;

- een draagbeugel om één of meer snijeenheden te dragen;

waarbij het scharnierende element aan het gemeenschappelijke eerste uiteinde van de eerste arm en het eerste uiteinde van de tweede arm scharnierbaar opgehangen is aan een scharnierpunt van de stationaire arm;

waarbij de hulparm aan zijn eerste uiteinde scharnierbaar opgehangen is aan het tweede uiteinde van de tweede arm van het scharnierende element;

waarbij de draagarm aan een eerste uiteinde ervan scharnierbaar opgehangen is aan de eerste arm van het scharnierende element aan een tweede uiteinde ervan;

waarbij de draagarm aan het tweede uiteinde ervan scharnierbaar opgehangen is aan de hulparm aan een tweede uiteinde ervan;

waarbij de draagbeugel mechanisch verbonden is met de draagarm;

waarbij de draagbeugel één of meer snijeenheden draagt;

waarbij de hydraulische actuator geconfigureerd is om een kracht uit te oefenen tussen het stationaire deel en een kracht uitoefenend scharnierpunt van het scharnierende element.

BE2017/5504

In één uitvoeringsvorm van deze uitvoeringsvorm is het krachtuitoefenende scharnierpunt van het scharnierende element aangebracht op een positie op de tweede arm van het scharnierende element onder het scharnierpunt op de stationaire arm en boven het scharnierpunt van de hulparm

In één uitvoeringsvorm van deze uitvoeringsvorm is het bodemeinde van de plunjerbuis van de hydraulische actuator scharnierbaar opgehangen aan een stationaire beugel, waarbij de stationaire beugel bevestigd is aan de stationaire arm; en waarbij het tweede uiteinde van de plunjerzuiger van de hydraulische actuator mechanisch verbonden is met een drukstang aan een eerste uiteinde ervan; en waarbij een tweede uiteinde van de drukstang scharnierbaar verbonden is met het krachtuitoefenende scharnierpunt van het scharnierende element.

In één uitvoeringsvorm van deze uitvoeringsvorm bevat het eerste uiteinde van de drukstang een langwerpige opening erin, en waarbij het bodemeinde van de hydraulische actuator scharnierbaar opgehangen is aan de stationaire beugel met een doorlopende pen; waarbij de doorlopende pen aangebracht is in de langwerpige opening van het eerste uiteinde van de drukstang.

In de laatste vier uitvoeringsvormen wordt een extreem compacte constructie van een ophanging bereikt terwijl nog altijd voldoende hefbereik van het beweegbare deel verwezenlijkt wordt bij gebruik in een maaier.

In één uitvoeringsvorm van de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding bevat het stationaire deel van de ophanging een stationaire arm bestaande uit een eindelement met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde; waarbij het beweegbare deel van de ophanging het volgende bevat:

- een scharnierend element, bestaande uit een eerste arm en een tweede arm; waarbij de eerste arm van het scharnierende element een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft; en waarbij de tweede arm van het scharnierende element een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft; waarbij het eerste uiteinde van de eerste arm gemeenschappelijk is met het tweede uiteinde van de tweede arm;

BE2017/5504

- een scharnierbaar hulpelement dat een eerste uiteinde heeft en een tweede uiteinde;

- een draagarm met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde;

- een draagbeugel om één of meer snijeenheden te dragen;

waarbij het scharnierende element aan het gemeenschappelijke eerste uiteinde van de eerste arm en het tweede uiteinde van de tweede arm scharnierbaar opgehangen is aan een scharnierpunt aan het tweede uiteinde van het eindelement van de stationaire arm;

waarbij het scharnierbare hulpelement aan zijn eerste uiteinde scharnierbaar ïo opgehangen is aan een scharnierpunt aan het eerste uiteinde van het eindelement van de stationaire arm;

waarbij de draagarm aan een tweede uiteinde ervan scharnierbaar opgehangen is aan het tweede uiteinde van de eerste arm van het scharnierbare element;

waarbij de draagarm aan een eerste uiteinde ervan scharnierbaar opgehangen is aan het tweede uiteinde van het scharnierbare hulpelement;

waarbij de draagbeugel mechanisch verbonden is met de draagarm;

waarbij de draagbeugel één of meer snijeenheden draagt;

In één uitvoeringsvorm van deze uitvoeringsvorm is het krachtuitoefenende scharnierpunt van het scharnierende element aangebracht in een positie op de tweede arm van het scharnierende element aan een eerste uiteinde ervan.

In één uitvoeringsvorm van deze uitvoeringsvorm is het bodemeinde van de plunjerbuis van de hydraulische actuator scharnierbaar opgehangen aan een beugel, waarbij de beugel bevestigd is aan de stationaire arm; en waarbij het tweede uiteinde van de plunjerzuiger van de hydraulische actuator scharnierbaar verbonden is met het krachtuitoefenende scharnierpunt van het scharnierende element.

BE2017/5504

De laatste drie uitvoeringsvormen zijn alternatieve uitvoeringsvormen waarin een extreem compacte constructie van een ophanging bereikt wordt terwijl nog altijd voldoende hefbereik verwezenlijkt wordt van het beweegbare deel wanneer die gebruikt wordt in een maaier.

In één uitvoeringsvorm van de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding bevatten één of meer van de één of meer snijeenheden elk één of meer snijmessen om gras af te maaien.

In één uitvoeringsvorm van de ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding zijn de snijmessen voor het onafhankelijk afmaaien van gras ïo geconfigureerd om rond een in wezen verticale as te draaien; of waarbij de snijmessen voor het onafhankelijk afmaaien van het gras geconfigureerd zijn om rond een in wezen horizontale as te draaien.

Zulke draaiende messen hebben bewezen efficiënt te zijn voor het beoogde doel van het afmaaien van gras.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding bestaat de plunjerzuiger van de hydraulische actuator van de ophanging uit een cilindrisch element tussen het tweede oppervlak van het zuigereindelement en het tweede axiale uiteinde ervan, waarbij de afmeting van het cilindrische element in een richting loodrecht op een axiale richting van de plunjerzuiger kleiner is dan de afmeting, in dezelfde richting van het zuigereindelement.

Zulke constructie van de plunjerzuiger verzekert een bepaald en/of wenselijk volume van het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding is de tweede opening van de hydraulische actuator van de ophanging aan een axiaal kopeinde van de plunjerbuis aangebracht, waardoor een hydraulische druk uitgeoefend kan worden in het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis.

Zulke opstelling van de tweede opening is voordelig doordat ze stationair is ten opzichte van de plunjerbuis. Bovendien heeft deze positie van de tweede opening om hydraulische vloeistof aan de binnenkant van de plunjerbuis toe te voeren bewezen de kleinste mate van hysteresis te bezitten in het hydraulische systeem dat de hydraulische actuator van de uitvinding bevat.

BE2017/5504

In een andere uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding is de tweede opening van de hydraulische actuator van de ophanging aan het tweede axiale uiteinde van de plunjerzuiger aangebracht, en bovendien is de plunjerzuiger uitgerust met een kanaal dat de tweede opening met het eerste oppervlak van het zuigereindelement verbindt, en het daarbij mogelijk maakt om een hydraulische druk uit te oefenen in de plunjerbuis via de plunjerzuiger.

Zulke positie van de tweede opening om een hydraulische druk in de plunjerbuis uit te oefenen, kan in bepaalde toepassingen voordelig in het kader van, onder andere, overwegingen inzake ruimtelijke beperkingen.

ïo In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding bevat de hydraulische actuator van de ophanging verder een eerste koppelstuk om een hydraulische slang aan te sluiten, waarbij het eerste koppelstuk aangebracht is in de eerste opening, waardoor een eerste hydraulische druk in het eerste compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis uitgeoefend kan worden;

en/of bevat de hydraulische actuator verder een tweede koppelstuk voor het aansluiten van een hydraulische slang, waarbij het tweede koppelstuk aangebracht is in de tweede opening, waardoor een tweede hydraulische druk uitgeoefend kan worden in het tweede compartiment en/of het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis.

Het aanbrengen van koppelstukken in de openingen van de hydraulische actuator om hydraulische druk uit te oefenen maakt het gemakkelijk om de hydraulische actuator in een hydraulische kring op te nemen.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding bevat het open axiale kopeinde van de plunjerbuis van de hydraulische actuator van de ophanging één of meer afdichtingen, die de ruimte tussen de plunjerbuis en de plunjerzuiger afdichten.

Zulke afdichtingen zorgen ervoor dat er geen hydraulische vloeistof zal lekken uit het open axiale kopeinde van de plunjerbuis.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding is het eerste axiale uiteinde van de plunjerzuiger van de hydraulische actuator van de ophanging uitgerust met één of meer geleidingen, die de verplaatsing ervan langs het binnenoppervlak van de plunjerbuis geleiden.

BE2017/5504

Zulke geleidingen zullen ervoor zorgen dat het zuigereindelement concentrisch in de binnenkant van de plunjerbuis komt te zitten.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding is de losse zuiger van de hydraulische actuator van de ophanging zo geconfigureerd dat, onder andere door aanpassing van de afmetingen ervan, verzekerd wordt dat er geen verbinding via vloeistof is tussen het eerste compartiment en het tweede compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis.

Door ervoor te zorgen dat er geen verbinding is door middel van vloeistof tussen het eerste compartiment en het tweede compartiment van de binnenkant van de ïo plunjerbuis zal het gelijktijdig gebruik van de hydraulische actuator als actuator enerzijds en als een verend middel anderzijds mogelijk maken.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding bevat de hydraulische actuator van de ophanging verder een hydraulisch buffervat, waarbij het hydraulische buffervat door middel van vloeistof in verbinding staat met het tweede compartiment of het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis.

In één uitvoeringsvorm van deze uitvoeringsvorm staat het hydraulische buffervat onder veerdruk of wordt door gas onder druk gehouden.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding staat het hydraulische buffervat door middel van vloeistof in verbinding met het tweede compartiment of het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis via de tweede opening voor het uitoefenen van hydraulische druk.

Het uitrusten van de hydraulische actuator met een hydraulisch buffervat maakt het mogelijk om een veereffect van het hydraulische buffervat te bereiken. Merk op dat het hydraulische buffervat in het algemeen op een willekeurige plaats mag worden aangebracht zolang het maar door middel van vloeistof in verbinding staat met de hydraulische druk die uitgeoefend wordt in het tweede of derde compartiment van de plunjerbuis. Echter, hoe dichter het buffervat bij de plunjerbuis zelf aangebracht is, des te minder hysteresis ontmoet wordt in een ophanging met een hydraulische kring bestaande uit zulke hydraulische actuator en hydraulisch buffervat.

BE2017/5504

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding wordt een verbindingsmogelijkheid door middel van vloeistof tussen het tweede compartiment en het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis van de hydraulische actuator van de ophanging verwezenlijkt wordt door één of meer aan het zuigereindelement aangebrachte kanalen; bv. in de vorm van kanalen die zich uitstrekken tussen het eerste oppervlak van het zuigereindelement en een cilindrisch oppervlak van de plunjerzuiger; en/of in de vorm van kanalen aangebracht aan een omtrek van het zuigereindelement, en die het tweede compartiment met het derde compartiment verbinden.

ïo Deze constructies van de kanalen die het tweede compartiment met het derde compartiment verbinden, hebben bewezen een voldoende verbinding door middel van vloeistof tussen deze twee compartimenten voor het beoogde doel te verschaffen.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding is de oppervlakte van een projectie van het eerste oppervlak van het zuigereindelement van de hydraulische actuator van de ophanging op een vlak loodrecht op een axiale richting van de plunjerzuiger groter dan de oppervlakte van een projectie van het tweede oppervlak van het zuigereindelement op hetzelfde vlak.

Daardoor wordt verzekerd dat het uitoefenen van hydraulische druk in het tweede of derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis, door de verbindingsmogelijkheid door middel van vloeistof tussen het tweede compartiment en het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis zal leiden tot dezelfde hydraulische druk in deze twee compartimenten, niettemin zal resulteren in een uitschuiven van de plunjerzuiger in zulke situatie doordat de hydraulische druk in het tweede compartiment op een grotere oppervlakte van het zuigereindelement zal inwerken, in vergelijking met de situatie met betrekking tot het derde compartiment.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding bevat de hydraulische actuator van de ophanging, aan zijn twee tegenoverliggende axiale uiteinden, verbindingsmiddelen voor het bevestigen van de actuator aan de twee tegenoverliggende axiale uiteinden ervan, aan twee verschillende eenheden.

BE2017/5504

Zulk verbindingsmiddel maakt een gemakkelijke montage mogelijk van de hydraulische actuator in een toestel.

In één uitvoeringsvorm van het eerste aspect van deze uitvinding is de dwarsdoorsnede van de binnenkant van de plunjerbuis van de hydraulische actuator van de ophanging cirkelvormig; of een veelhoek, zoals een rechthoek, bijvoorbeeld een vierkant; of is driehoekig, zeshoekig of achthoekig.

In één uitvoeringsvorm van het landbouwwerktuig volgens het tweede aspect ïo van deze uitvinding is het landbouwwerktuig gekozen uit de groep bestaande uit:

een getrokken type landbouwwerktuig; een landbouwwerktuig dat opgehangen moet worden aan een driepuntstang, voor het ofwel voorwaarts ofwel achterwaarts rijden; een landbouwwerktuig geconfigureerd voor het maaien vóór en/of naast een landbouwvoertuig.

De ophanging van het eerste aspect van deze uitvinding is uitermate geschikt voor zulke types landbouwwerktuigen.

In een derde aspect heeft deze uitvinding betrekking op een gebruik van een landbouwvoertuig dat een ophanging bevat volgens het eerste aspect van deze uitvinding.

In één uitvoeringsvorm van het landbouwvoertuig volgens het derde aspect van deze uitvinding is het landbouwvoertuig gekozen uit de groep bestaande uit: een frontmaaier, een armmaaier, een zijmaaier.

De ophanging van het eerste aspect van deze uitvinding is uitermate geschikt voor zulke types voertuigen.

In een vierde aspect heeft deze uitvinding betrekking op een gebruik van een ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding; of van een landbouwwerktuig volgens het tweede aspect van de uitvinding; of van een landbouwvoertuig volgens het derde aspect van de uitvinding voor het maaien van een veld, zoals een akker of een gazon/weide.

BE2017/5504

Met verwijzing nu naar de figuren om deze uitvinding in haar verschillende aspecten te illustreren, is Figuur 1 een schematisch aanzicht dat de principes van de van volgens het eerste aspect van deze uitvinding illustreert.

Figuur 1 illustreert schematisch het werkingsprincipe van een ophanging 300 voor een maaier volgens het eerste aspect van de uitvinding. De ophanging 300 bevat een stationair deel 302 en een beweegbaar deel 304. Het beweegbare deel 304 bevat een parallellogramvormig frame. Het parallellogramvormige frame bevat een eerste balk 308 met een eerste uiteinde 310 en een tweede uiteinde 312, en een tweede balk 314 met een eerste uiteinde 316 en een ïo tweede uiteinde 318.

Het eerste uiteinde 310 van de eerste balk 308 en het eerste uiteinde 316 van de tweede balk 314 zijn scharnierbaar opgehangen aan het stationaire deel 302 van ophanging 300.

Zo ook zijn het tweede uiteinde 312 van de eerste balk 308 en het tweede uiteinde 318 van de tweede balk 314 scharnierbaar opgehangen aan een opgehangen element 320, respectievelijk aan een eerste uiteinde 322 en een tweede uiteinde 324 ervan.

Het opgehangen element 320 draagt een snijeenheid die in Figuur 1 slechts schematisch is voorgesteld door het rechthoekige element 306.

Een hydraulische actuator 100 is scharnierbaar opgehangen tussen het stationaire deel 302 en de eerste balk 308 van de ophanging.

De hydraulische actuator 100 bevat binnenin een eerste koppelstuk 40 dat aangebracht is in opening 34 om een hydraulische druk uit te oefenen in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2. Een tweede koppelstuk 42 is aangebracht in opening 36 en maakt het mogelijk een hydraulische druk uit te oefenen in een derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2.

Ook inbegrepen in de hydraulische actuator is een hydraulisch buffervat 62 dat door middel van vloeistof in verbinding staat met het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 via koppelstuk 76 en opening 36.

BE2017/5504

De inwendige structuur van de hydraulische actuator 100 en zijn verschillende compartimenten binnenin de plunjerbuis 2 wordt hieronder meer in detail beschreven.

Het uitschuiven van de hydraulische actuator 100 zal een heffing met zich meebrengen van het opgehangen element 320 en dus ook van de snijeenheid 306, terwijl een inschuiven van de hydraulische actuator 100 een zakken van het opgehangen element 320 en de bijbehorende snijeenheid 306 met zich mee zal brengen.

Om volledig de werkwijze van de ophanging van het eerste aspect van deze ïo uitvinding te begrijpen, keren we nu terug naar details van de hydraulische actuator. Deze details zijn geïllustreerd in Figuur 2, 3 en 4.

Figuur 2 is een perspectiefaanzicht dat de hydraulische actuator weergeeft om opgenomen te worden in de ophanging 300 volgens het eerste aspect van deze uitvinding.

Figuur 2 toont de buitenste onderdelen van de hydraulische actuator 100 om gebruikt te worden met de ophanging 300 volgens het eerste aspect van deze uitvinding. De hydraulische actuator 100 bevat een plunjerbuis 2. De plunjerbuis 2 bevat een gesloten axiaal bodemeinde 4 en een open axiaal kopeinde 6. In het open axiale kopeinde 6 is een plunjerzuiger 8 aangebracht. De plunjerzuiger 8 heeft een eerste axiaal uiteinde 10 dat aangebracht is in de plunjerbuis 2 en dus in Figuur 2 niet zichtbaar is. De plunjerzuiger 8 bevat ook een tweede axiale uiteinde 12 dat zich axiaal uitstrekt vanuit het open axiale kopeinde 6 van de plunjerbuis 2.

De plunjerbuis aan het axiale bodemeinde ervan bevat een eerste opening om een hydraulische druk uit te oefenen in een eerste compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis. Deze opening werd uitgerust met een eerste koppelstuk 40 voor een hydraulische slang.

In het tegenoverliggende axiale kopeinde 6 bevat de plunjerbuis een tweede opening 36 om een hydraulische druk uit te oefenen in het eerste compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis. In deze opening is een tweede koppelstuk voor een hydraulische slang aangebracht.

BE2017/5504

In feite zijn er in de uitvoeringsvorm die geïllustreerd is in Figuur 1 twee connectors 42 en 76 aangebracht aan het open kopeinde van de plunjerbuis 2 die gebruikt kunnen worden voor het uitoefenen van een hydraulische druk in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2.

In de twee tegenoverliggende uiteinden van de hydraulische actuator werden verbindingsmiddelen 70, 72 aangebracht om deze twee tegenoverliggende uiteinden met afzonderlijke eenheden gemakkelijk te kunnen verbinden.

Figuur 3 is een aanzicht in dwarsdoorsnede dat één uitvoeringsvorm van een hydraulische actuator die moet opgenomen worden in de ophanging 300 volgens ïo het eerste aspect van deze uitvinding illustreert.

Figuur 3 illustreert de structuur van de binnenkant van de hydraulische actuator 100. Ook nu is het te zien dat de hydraulische actuator 100 een plunjerbuis 2 bevat met een gesloten axiaal bodemeinde 4 en een open axiaal kopeinde 6. De plunjerzuiger 8 is in de binnenkant 20 van de plunjerbuis aangebracht die geschikt is om plaats te bieden aan het eerste axiale uiteinde 10 van de plunjerzuiger 8. Het eerste axiale uiteinde 10 van de plunjerzuiger 8 bevat een zuigereindelement 22.

Het zuigereindelement 22 bevat een eerste oppervlak 24 wijzend naar het gesloten axiale bodemeinde 4 van de plunjerbuis en een tweede oppervlak 26 wijzend naar het kopeinde 6 van de plunjerbuis

Het zuigereindelement 22 heeft afmetingen in een richting loodrecht op een axiale richting van de plunjerzuiger 8 die overeenkomen met de binnenafmetingen, in dezelfde richting van de plunjerbuis. Het zuigereindelement 22 werd met een geleiding 58 uitgerust.

Het is te zien in Figuur 2 dat een losse zuiger 14 aangebracht werd in de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 tussen het gesloten axiale bodemeinde 4 van de plunjerbuis en het eerste oppervlak 24 van het zuigereindelement 22; en daarbij een eerste compartiment 28 en een tweede 30 compartiment van de binnenkant 20 van de plunjerbuis definieert;

Het eerste compartiment 28 wordt begrensd door het axiale bodemeinde 4 van de plunjerbuis 2 en het eerste axiale oppervlak 16 van de losse zuiger 14.

BE2017/5504

Het tweede compartiment 30 wordt begrensd door het tweede axiale oppervlak van de losse zuiger 14 en het eerste oppervlak 24 van het zuigereindelement

22.

Bovendien bevat de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 ook een derde compartiment 32.

Het derde compartiment 32 wordt begrensd tussen het tweede oppervlak 26 van het zuigereindelement 22 en het open axiale kopeinde 6 van de plunjerbuis 2.

De verdeling van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 in drie compartimenten maakt het mogelijk ofwel een hydraulische druk uit te oefenen in het eerste ïo compartiment 28 van de binnenkant via de opening 34, en zorgt voor een uitschuiven van de plunjerzuiger 8 uit de plunjerbuis 2; of, als alternatief, om een hydraulische druk in het tweede compartiment 30 of het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 uit te oefenen via de opening 36.

Het is ook te zien in Figuur 3 dat het zuigereindelement 22, in een richting loodrecht op de axiale richting, een maximale afmeting heeft die groter is dan de maximale afmeting in dezelfde richting van een rest van de plunjerzuiger 8, die een cilindrisch element 38 bevat met een oppervlak 74. Daarbij wordt een gewenst volume van het derde compartiment 32 in de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 verzekerd.

Bovendien kan het zuigereindelement 22 ook werken als eindaanslag om de plunjerzuiger te beletten om in een uitgeschoven toestand volledig uit de plunjerbuis 2 verplaatst te worden.

De losse zuiger 14 is los in de zin dat hij toegestaan wordt te glijden in de axiale richting van het eerste en het tweede compartiment 28, 30 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2, afhankelijk van welke kant ervan onderworpen wordt aan de hoogste hydraulische druk. De losse zuiger 14 maakt het mogelijk een hydraulische druk aanwezig in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis te scheiden van een hydraulische druk aanwezig in het tweede compartiment 30 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2.

De hydraulische actuator is op zodanige wijze geconfigureerd dat het tweede compartiment 30 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis door middel van vloeistof in verbinding staat met het derde compartiment 32 van de binnenkant

BE2017/5504 van de plunjerbuis 2. Dit werd verwezenlijkt door in de plunjerzuiger 8 en het zuigereindelement 22 van de plunjerzuiger 8 kanalen 64, 66 aan te brengen die het tweede compartiment 30 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 met het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 verbinden.

De kanalen 64, 66 strekken zich uit tussen het eerste oppervlak 24 van het zuigereindelement 22 en een cilindrisch oppervlak 74 van de plunjerzuiger.

Deze kanalen 64, 66 stellen hydraulische vloeistof in staat uit het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 naar het tweede compartiment 30 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis te stromen en ïo omgekeerd.

Als alternatief, kunnen kanalen 64, 66 aangebracht worden aan de omtrek van het zuigereindelement 22 om het tweede compartiment 30 met het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 te verbinden.

Geleiding 58 verschaft een geleiding voorde verplaatsing van de plunjerzuiger in de binnenkant van de plunjerbuis aan het zuigereindelement ervan.

Een tweede koppelstuk 42 voor het uitoefenen van een hydraulische druk in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis is in de buurt van het open kopeinde 6 van de plunjerbuis 2 aangebracht. Dit koppelstuk 42 is verbonden met een hydraulische manometer 80 en een koppelstuk 78 voor een hydraulische slang.

Een derde koppelstuk 76 is aangebracht in de buurt van het kopeinde 6 van de plunjerbuis 2. Dit koppelstuk 76 is verbonden met een hydraulisch buffervat 62 en staat door middel van vloeistof in verbinding met het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 via de opening 36.

In Figuur 3 werd de plunjerzuiger 8 over een bepaalde afstand weg van de plunjerbuis 2 verplaatst. Dit werd verwezenlijkt door het uitoefenen van een hydraulische druk op het koppelstuk 40 in de eerste opening 34 in de buurt van het bodemeinde 4 van de plunjerbuis. Deze hydraulische druk zal de losse zuiger naar links doen verplaatsen en de plunjerzuiger 8 in een richting weg van de plunjerbuis drukken.

BE2017/5504

Ingeval de hydraulische druk, in de situatie die geschetst is in Figuur 3, die uitgeoefend wordt in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 zich in een flotatiemodus bevindt, waardoor de hydraulische vloeistof vrij blazend in en uit de opening 34 kan stromen, en ingeval koppelstuk

78 onder hydraulische druk wordt gezet om een hydraulische druk uit te oefenen in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2, zal de losse zuiger naar rechts verplaatst worden doordat een toegenomen hydraulische druk in het derde compartiment 32 de hydraulische vloeistof uit het derde compartiment 32 naar het tweede compartiment 30 van de binnenkant 20 ïo zal doen stromen via de kanalen 64, 66 en zal deze hydraulische druk in het tweede compartiment 30 dus de losse zuiger 14 verplaatsen.

Door het koppelstuk 42 via koppelstuk 78 onder hydraulische druk te zetten, zal het hydraulische buffervat 62 een veereffect verschaffen in de zin dat een uitwendige kracht die inwerkt op de plunjerzuiger 8 in een richting naar de plunjerbuis toe hydraulische vloeistof die aanwezig is in het tweede compartiment 30 zal doen stromen door de kanalen 64, 66 naar het derde compartiment en verder naar het hydraulische buffervat 62. Het hydraulische buffervat 62 zal daardoor extra hydraulische vloeistof toegevoerd krijgen zodat het buffervat 62 zal reageren en de hydraulische druk die aanwezig is in het hydraulische buffervat probeert hydraulische vloeistof naar het derde compartiment 32 en naar het tweede compartiment 30 terug te doen stromen, wat zal resulteren in een reactiekracht die probeert de plunjerzuiger uit de plunjerbuis 2 te verplaatsen, en zodoende de uitwendige kracht die uitgeoefend wordt op de plunjerzuiger in een richting naar de plunjerbuis toe zal tegenwerken.

Aangezien het bij de hydraulische actuator 100 van het eerste aspect van deze uitvinding alleen nodig kan zijn om in de plunjerzuiger 8 geleidingen 58 aan de omtrek van het zuigereindelement en de afdichting 54 aan het kopeinde van de plunjerbuis aan te brengen, in tegenstelling tot het aanbrengen van meer afdichtingen bij de hydraulische actuators volgens de stand van de techniek, zal de in de ophanging 300 van de uitvinding gebruikte actuator 100 in de flotatiemodus werken, waarin een statische hydraulische druk uitgeoefend wordt in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2, veel

BE2017/5504 minder wrijving en dus minder hysteresis ondervinden bij het verplaatsen van de plunjerzuiger 8 ten opzichte van de plunjerbuis 2.

Dienovereenkomstig maakt het uitoefenen van een dynamische hydraulische druk in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 het mogelijk om de mate van uitschuiven van de plunjerzuiger 8 uit de plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator 100 te regelen, terwijl het uitoefenen van een statische hydraulische druk in het tweede 30 of derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 het mogelijk maakt om een veereffect van de plunjerzuiger 8 t.o.v. een kracht die erop inwerkt te verkrijgen.

ïo Ingeval de hydraulische actuator die geïllustreerd is in Figuur 3 gebruikt wordt in de ophanging voor een maaier volgens het eerste aspect van deze uitvinding, en ingeval de hydraulische actuator 100 in een modus werkt waarin hydraulische druk werd uitgeoefend in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2, waarbij de hydraulische druk in het eerste compartiment zich in een flotatiemodus bevindt, en dus de hydraulische vloeistof in staat is vrij in en uit het eerste compartiment via de eerste opening 34 te stromen, zal het uitoefenen van een hydraulische druk in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 hydraulische vloeistof doen stromen via kanalen 64, 66 uit het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 naar het tweede compartiment 30 van de binnenkant 20. Dit zal op zijn beurt de losse zuiger 14 dwingen om te beginnen in de richting naar het bodemeinde 4 van de plunjerbuis.

Verder, aangezien de oppervlakte van het eerste oppervlak 24 van het zuigereindelement 22 groter is dan de oppervlakte van het tweede oppervlak 26 van het zuigereindelement 22, zal het vergroten van de hydraulische druk in het derde compartiment en daarbij ook in het tweede compartiment (vanwege kanalen 64, 66) een uitschuiven van de plunjerzuiger 8 in een richting uit de plunjerbuis tot gevolg hebben.

Aangezien het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis door middel van vloeistof verbonden is met een hydraulisch buffervat 62, zal een veereffect bereikt worden in de zin dat, bij een gegeven gelijke en statische hydraulische druk in het tweede compartiment 30 en in het derde compartiment

BE2017/5504

32, veroorzaakt door die hydraulische actuator, het veereffect in staat zal zijn een externe kracht uitgeoefend op de plunjerzuiger 8 in een richting naar de plunjerbuis 2 tegen te werken.

Ingeval een kracht wordt uitgeoefend op de plunjerzuiger 8 in een axiale richting naar de plunjerbuis 2 gericht, zal het hydraulische buffervat 62, dat door middel van vloeistof in verbinding staat met het derde compartiment 32, werken als een veer zodat de plunjerzuiger 8 een verplaatsing van de plunjerzuiger 8 in de richting van de plunjerbuis tegenwerkt door een kracht uit te oefenen op de plunjerzuiger 8 in een richting weg van de plunjerbuis 2.

ïo Figuur 4 is een schematisch aanzicht dat een hydraulische kring 200 illustreert die gebruikt kan worden met de ophanging 300 volgens het eerste aspect van deze uitvinding.

Figuur 4 toont de hydraulische kring 200 die een hydraulische actuator 100 zoals gedefinieerd met betrekking tot ophanging 300 bevat volgens het eerste aspect van deze uitvinding.

De hydraulische actuator 100 bevat een plunjerbuis 2 waarvan in de binnenkant een plunjerzuiger 8 en een losse zuiger 14 aangebracht zijn. De binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 is verdeeld in een eerste compartiment 28, een tweede compartiment 30 en een derde compartiment 32 zoals hierboven beschreven.

Een koppelstuk 40 aangebracht in het gesloten bodemeinde 4 van de plunjerbuis 2 maakt het mogelijk een hydraulische druk uit te oefenen in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2.

Zo ook maakt een koppelstuk 42, dat aangebracht is in het open kopeinde 6 van de plunjerbuis 2 ervan, het mogelijk om een hydraulische druk uit te oefenen in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2.

Ook staat een hydraulisch buffervat 62 door middel van vloeistof in verbinding met het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 via koppelstuk 76, en is er bovendien een hydraulische manometer 80 verbonden met het koppelstuk 42 waardoor de hydraulische druk in het derde compartiment

32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 nagegaan kan worden.

De hydraulische actuator is verbonden met de hydraulische slang 208 om een hydraulische vloeistof onder druk toe te voeren aan het koppelstuk 40 en oefent

BE2017/5504 daarbij een hydraulische druk uit in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis. Bovendien is een hydraulische slang 210 verbonden met het koppelstuk 42, via koppelstuk 78, om hydraulische vloeistof onder druk toe te voeren aan het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis.

De regeling van de hydraulische actuator 100 gebeurt via de hydraulische regelklep 206 door middel van hefboom 218.

Een hydraulische pomp 202 wordt gevoed met hydraulische vloeistof uit het reservoir 204 via de hydraulische slang 212. De hydraulische vloeistof wordt ïo onder druk gezet in de pomp 202 en uitgestoten uit de pomp naar de hydraulische regelklep 206 via hydraulische slang 214.

Afhankelijk van de positie van de hefboom 218 is de hydraulische regelklep 206 in staat om de onder druk staande hydraulische vloeistof via slang 208 aan het koppelstuk 40 toe te voeren en daarbij naar het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 te stromen. Dit zal de hydraulische actuator doen uitschuiven zodat de plunjerzuiger 8 zich verplaatst in een richting weg van de plunjerbuis 2 van de actuator 100.

In een andere positie van de hefboom 218 is de hydraulische klep in staat om hydraulische vloeistof onder druk via slang 210 aan het koppelstuk 42 via koppelstuk 78 toe te voeren, en daarbij naar het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2. Dit zal een toegenomen druk in het hydraulische buffervat 38 veroorzaken die er op zijn beurt voor zal zorgen dat de plunjerzuiger 8 een veereffect zal ondervinden, zoals hierboven uitgelegd, in de zin dat een uitwendige kracht die de plunjerzuiger 8 in de richting van de plunjerbuis 2 poogt te verplaatsen, tegengewerkt zal worden door een reactiekracht, die poogt de plunjerzuiger 8 in een richting weg van de plunjerbuis 2 te verplaatsen.

De hydraulische slang 216 is een retourslang die de hydraulische regelklep 206 verbindt met de hydraulischevloeistoftank 204.

De regelklep 206 kan manueel of automatisch bediend worden.

We keren nu nog eens terug naar Figuur 1. Door een statische hydraulische druk uit te oefenen in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de

BE2017/5504 plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator 100; wordt het opgehangen element 320 met de bijbehorende werkeenheid 306 opgetild. Dit stelt een niet-werkpositie voor van het opgehangen element 320 en de snijeenheid 306. In deze configuratie is de maaier die de ophanging 300 bevat klaar voor een transportsituatie.

In een werkpositie wordt het opgehangen element 320 neergelaten tot de snijeenheid 306 de grond raakt en de druk die uitgeoefend wordt in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 op flotatie ingesteld, waarbij de hydraulische vloeistof vrij in en uit het eerste compartiment ïo kan stromen via de connector 40 in opening 34. Nadien wordt de hydraulische druk die uitgeoefend wordt in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator, via opening 36, vergroot totdat het opgehangen element 320 en de bijbehorende snijeenheid 306 opnieuw begint opgeheven te worden. Daarna wordt de hydraulische druk die uitgeoefend wordt in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 een beetje verminderd en op een constante waarde gehouden. In deze positie bevinden het opgehangen element 320 en zijn bijbehorende snijeenheid 306 zich in een modus waarin het in staat is over het oppervlak van de grond gesleept te worden en toch nog kan worden opgeheven en neergelaten over een bepaalde afstand afhankelijk van een neerwaarts of opwaarts gerichte kracht die actief is op de snijeenheid 306.

Door een statische hydraulische druk in het derde compartiment 32 van de binnenkant 20 constant te houden, d.m.v. het hydraulische buffervat 62, zal de hydraulische druk in het hydraulische buffervat 62 een zekere hefkracht op de snijeenheid 306 veroorzaken, terwijl de snijeenheid 306 nog altijd in een verticale richting verplaatst kan worden.

Afhankelijk van de exacte geometrie van de ophanging 300 en van het beweegbare deel 304 is het mogelijk om een ophanging te verkrijgen waarin men in wezen een constante hefkracht kan verkrijgen voor de snijeenheid 306 binnen een voorafbepaald werkhoogtebereik. Zulke werkhoogte kan over het algemeen 10 -120 cm bedragen of nog meer, bv. 20 - 110, 30 - 100, bv. 40 90 cm, bv. 50 - 80 cm of 60 - 70 cm.

BE2017/5504

In dit opzicht moet een in wezen constante hefkracht ondervonden door de snijeenheid 306 binnen een voorafbepaalde werkhoogte geïnterpreteerd worden als hebbend een effectief gewicht van de een of meer snijeenheden binnen een bereik van 1 - 30%, bv. 2 - 25%, bv. 3 - 24%, bv. 4 - 23%, bv. 5 - 22%, bv. 6 5 21%, bv. 7-20%, bv. 8-19%, bv. 9- 18%, bv. 10-17%, bv. 11 -16%, bv. 12

-15% of 13-14%.

Merk op dat alhoewel in Figuur 3 en 4 geïllustreerd is dat het hydraulische buffervat 62 rechtstreeks aangebracht is op de plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator 100, dit niet noodzakelijk het geval moet zijn. Het hydraulische buffervat ïo 62 kan op een willekeurige plaats in de ophanging 300 of de bijbehorende maaier aangebracht zijn zolang het hydraulische buffervat door middel van vloeistof in verbinding staat met het tweede compartiment 30 of het derde compartiment 32, of beide, van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2.

Figuur 5a is een zijaanzicht dat een specifieke uitvoeringsvorm van een ophanging volgens het eerste aspect van deze uitvinding toont.

De ophanging bevat, in de oriëntatie bedoeld voor gebruik tijdens het maaien, een stationair deel 302 en een beweegbaar deel 304. Op het beweegbare deel is een aantal snijeenheden 306 aangebracht. De ophanging bevat ook een hydraulische actuator 100.

In de uitvoeringsvorm die geïllustreerd is in Figuur 5a is het beweegbare deel 304 zodanig verbonden met het stationaire deel 302 via de hydraulische actuator 100 dat een bediening van de hydraulische actuator tot een verplaatsing van het beweegbare deel 304 ten opzichte van het stationaire deel leidt, waarbij de verplaatsingen van het beweegbare deel een verticale verplaatsingscomponent bevat.

Het type hydraulische actuator gebruikt in de uitvoeringsvorm van de ophanging van Figuur 5a heeft de constructie die hierboven onthuld is met verwijzing naar Figuur 2, 3 en 4.

Het beweegbare deel 304 van de ophanging die geïllustreerd is in Figuur 5a bevat een scharnierend element 330. Het scharnierende element 330 is opgehangen aan een stationaire arm 328 in een scharnierpunt 358 dat een horizontale scharnieras 326 definieert.

BE2017/5504

Het scharnierende element 330 bevat een eerste arm 332 en een tweede arm

334, die zich elk vanaf het scharnierpunt 358 ervan uitstrekken.

De eerste arm 332 van het scharnierende element 330 heeft een eerste uiteinde 336 en een tweede uiteinde 338.

De tweede arm 334 van het scharnierende element bevat een eerste uiteinde 340 en een tweede uiteinde 342.

Het is te zien in Figuur 5a dat het eerste uiteinde 336 van de eerste arm 332 gemeenschappelijk is met het eerste uiteinde 340 van de tweede arm 334.

Het beweegbare deel 304 van de ophanging die geïllustreerd is in Figuur 5a ïo bevat een hulparm 344 die een eerste uiteinde 346 en een tweede uiteinde 348 heeft; een tweede balk 350 die een eerste uiteinde 352 en een tweede uiteinde 354 heeft, en een draagbeugel 356 die een aantal snijeenheden 306 bevat.

De hulparm 344 is aan zijn eerste uiteinde 346 scharnierbaar opgehangen aan het uiteinde 342 van de tweede arm 334 van het scharnierende element 330.

De draagarm 350 is aan een eerste uiteinde 352 ervan scharnierbaar opgehangen aan het tweede uiteinde 338 van de eerste arm 332 van het scharnierende element 330.

De draagarm 350 is aan een tweede uiteinde 354 ervan scharnierbaar opgehangen aan de hulparm 344 aan een tweede uiteinde 348 ervan.

Tot slot is de draagbeugel 356 mechanisch verbonden met de draagarm 350.

In de uitvoeringsvorm die geïllustreerd is in Figuur 5a is de hydraulische actuator 100 geconfigureerd om een kracht uit te oefenen op een kracht uitoefenend scharnierpunt 360 van het scharnierende element 330.

Di wordt verwezenlijkt door het bodemeinde 4 van de plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator 100 scharnierbaar op te hangen aan een stationaire beugel 364 die bevestigd is aan de stationaire arm 328, en wel zodanig dat het tweede uiteinde 12 van de plunjerzuiger 8 van de hydraulische actuator 100 mechanisch verbonden is met een drukstang 366 aan een eerste uiteinde 368 ervan; en wel op zulke wijze dat het tweede uiteinde 370 van de drukstang 366 scharnierbaar verbonden is met het krachtuitoefenende scharnierpunt 360 van het scharnierende element 330.

BE2017/5504

Bovendien zoals weergegeven in Figuur 5a, bevat het eerste uiteinde 368 van de drukstang 366 een langwerpige opening 372. Het bodemeinde 4 van de hydraulische actuator 100 is scharnierbaar opgehangen aan de stationaire beugel 364 via een doorlopende pen 374 die in de binnenkant van de langwerpige opening 372 van het eerste uiteinde 368 van de drukstang 366 is aangebracht. Daarbij wordt een geleiding van de drukstang 366 bereikt.

In Figuur 5a, is het krachtuitoefenende scharnierpunt 360 van het scharnierende element 330 aangebracht in een positie op de tweede arm 334 van het scharnierende element onder het scharnierpunt 358 op de stationaire arm 328 ïo en boven het scharnierpunt 362 van de hulparm 344.

In de configuratie die geïllustreerd is in Figuur 5a is de ophanging 300 in een werkmodus, d.w.z. dat het beweegbare deel 304 werd neergelaten tot in een positie waarin de snijeenheden 306 over het oppervlak 376 van de grond van een veld glijden. In deze configuratie bevindt de plunjerzuiger 8 van de hydraulische actuator zich in een bijna volledig ingeschoven configuratie.

Door een hydraulische druk in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator 100 uit te oefenen zodat deze zich in een flotatiemodus bevindt waarin hydraulische vloeistof toegestaan wordt in en uit het eerste compartiment te stromen via opening 34 en bij het uitoefenen van een hydraulische druk in het tweede compartiment 30 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator 100, zal het hydraulische buffervat werken als een veer, door een veerachtige kracht met zich mee te brengen die ontmoet wordt door het beweegbare deel 304 van de ophanging 300, en daarbij ook door de snijeenheden 306, in een opwaartse wijzende verplaatsingsrichting.

Aangezien de hydraulische actuator 100 op zulke wijze werd ontworpen dat de wrijving van de onderling bewegende onderdelen van de hydraulische actuator geminimaliseerd wordt, zal een verminderde hysteresis van de ophanging daarvan het resultaat van zijn, die uiteindelijk tot een verbeterd maaien zal leiden, waarbij de snijeenheden 306 nauwkeuriger naar het oppervlak van het te maaien veld terugkeren eens ze, wegens een variërende topografie van het

BE2017/5504 oppervlak van het veld, in een opwaartse of neerwaartse richting gedwongen werden. Daarbij wordt een verbeterde snijkwaliteit verkregen.

Voorafgaand aan een transportsituatie wordt de hydraulische druk in het eerste compartiment 28 van de binnenkant 20 van de plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator vergroot. Dit heeft als effect dat de plunjerzuiger 8 van de hydraulische actuator 100 uit het kopeinde 6 van de plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator verplaatst zal worden. Aangezien het bodemeinde van de plunjerbuis 2 bevestigd is aan de stationaire arm 328 van de ophanging en aangezien de plunjerzuiger 8 van de hydraulische actuator 100 mechanisch verbonden is met ïo de drukstang 366, is het effect van een toegenomen hydraulische druk in het eerste compartiment 18 van de binnenkant van de plunjerbuis 2 dat de drukstang in een richting overeenkomstig de linkerkant van Figuur 5a gedrukt wordt. Aangezien het scharnierende element 312 scharnierbaar opgehangen is aan het scharnierpunt 358, is het resultaat daarvan dat het beweegbare deel 304 van de ophanging 300 opgeheven wordt, en daarbij worden de snijeenheden 306 ook opgeheven.

Figuur 5 is een aanzicht in perspectief van de ophanging 300 zoals weergegeven in Figuur 5a en Figuur 5c is een close-up die delen van de ophanging die geïllustreerd zijn in Figuur 5b illustreert. Voor alle duidelijkheid is

Figuur 5c weergegeven zonder de stationaire beugel 364.

Figuur 6a is een zijaanzicht dat de uitvoeringsvorm van de ophanging die geïllustreerd is in Figuur 5a weergeeft volgens het eerste aspect van deze uitvinding, dit keer echter in een transport- of een niet-werkende positie.

Het is te zien in Figuur 6a dat de hydraulische actuator 100 bijna volledig uitgeschoven is wat geleid heeft tot een opheffen van de snijeenheden 306 via het opheffen van de elementen 332, 344, 350 en 356.

Figuur 6 is een aanzicht in perspectief van de ophanging 300 zoals weergegeven in Figuur 6a, maar ook nu in een niet-werkende positie; en Figuur 6c is een close-up die delen van de ophanging die geïllustreerd zijn in Figuur 6b illustreert. Voor alle duidelijkheid is Figuur 6c weergegeven zonder de stationaire beugel 364.

BE2017/5504

Figuur 7 toont de ophanging 300 voor een maaier volgens het eerste aspect van deze uitvinding. De ophanging, in de oriëntatie bedoeld voor gebruik tijdens het maaien, bevat een stationair deel 302 en een bewegend deel van de ophanging bevat een beweegbaar deel 304.

Het stationaire deel 302 bevat een stationaire arm 328 die een eindelement 378 met een eerste uiteinde 380 en een tweede uiteinde 382 heeft.

Het beweegbare deel 304 van de ophanging bevat een scharnierend element ïo 330, bestaande uit een eerste arm 332 en een tweede arm 334. De eerste arm

332 van het scharnierende element 330 heeft een eerste uiteinde 336 en een tweede uiteinde 338. De tweede arm 334 van het scharnierende element heeft een eerste uiteinde 340 en een tweede uiteinde 342. Het eerste uiteinde 336 van de eerste arm 332 is gemeenschappelijk met het tweede uiteinde 342 van de tweede arm 334.

Het beweegbare deel 304 bevat verder een scharnierbaar hulpelement 386 met een eerste uiteinde 388 en een tweede uiteinde 390, waarbij draagarm 350 een eerste uiteinde 352 en een tweede uiteinde 354 heeft, en een draagbeugel 356 voor het dragen van een aantal snijeenheden 306.

Het scharnierende element 330 aan het gemeenschappelijke eerste uiteinde 336 van de eerste arm 332 en het tweede uiteinde 342 van de tweede arm 334 is scharnierbaar opgehangen aan een scharnierpunt 358 dat aan het tweede uiteinde 382 van eindelement 378 van de stationaire arm 328 is aangebracht.

In de ophanging die geïllustreerd is in Figuur 7 is het scharnierbare hulpelement

386 aan zijn eerste uiteinde 388 scharnierbaar opgehangen aan een scharnierpunt 358 aan het eerste uiteinde 380 van eindelement 378 van de stationaire arm 328.

Bovendien is de draagarm 350 aan een tweede uiteinde 354 ervan scharnierbaar opgehangen aan het tweede uiteinde 338 van de eerste arm 332 van het scharnierbare element 330.

BE2017/5504

Het is ook te zien dat de draagarm 350 aan een eerste uiteinde 352 ervan scharnierbaar opgehangen is aan het tweede uiteinde 390 van het scharnierbare hulpelement 386.

Tot slot is de draagbeugel 356 mechanisch verbonden met de draagarm 350, en draagt de draagbeugel 356 een snijeenheid 306.

In de uitvoeringsvorm van de ophanging geïllustreerd in Figuur 7 is de hydraulische actuator 100 geconfigureerd om een kracht uit te oefenen tussen het stationaire deel 302 en een kracht uitoefenend scharnierpunt 360 van het scharnierende element 330.

ïo Nauwkeuriger gezegd, kan deze kracht uitgeoefend worden op het krachtuitoefenende scharnierpunt 360 van het scharnierende element 330 dat aangebracht is op een plaats op de tweede arm 334 van het scharnierende element 330 aan een eerste uiteinde 340 ervan.

Het is ook te zien in Figuur 7 dat bodemeinde 4 van de plunjerbuis 2 van de hydraulische actuator 100 scharnierbaar opgehangen is in een beugel 384 die bevestigd is aan de stationaire arm 328, en dat het tweede uiteinde 12 van de plunjerzuiger 8 van de hydraulische actuator 100 scharnierbaar verbonden is met het krachtuitoefenende scharnierpunt 360 van het scharnierende element 330.

Het is gemakkelijk te begrijpen uit Figuur 7 dat een uitschuiven van de hydraulische actuator 100 zal leiden tot een rotatie van het scharnierbare element 330 met de wijzers van de klok mee, met als gevolg dat de snijeenheid 306 ophoog bewogen zal worden.

Analoog daarmee, als een verder inschuiven van de hydraulische actuator 100 mogelijk zou zijn, zou dit leiden tot een rotatie van het scharnierbare element 330 tegen de wijzers van de klok in wat een verder verlagen van de snijeenheid 306 met zich mee zou brengen, in de onderstelling dat deze de grond nog niet geraakt zou hebben.

Aangezien de hydraulische actuator 100 die opgenomen is in de in Figuur 7 geïllustreerde ophanging 300, de kenmerken heeft zoals hierboven beschreven met verwijzing naar Figuur 2, 3 en 4 is het mogelijk de algemene voordelen van

BE2017/5504 de uitvinding van het eerste aspect van deze uitvinding ook met de ophanging van Figuur 7 te verwezenlijken.

Men dient te begrijpen dat alle hierboven en in de bijgevoegde conclusies besproken en gegeven kenmerken en verwezenlijkingen m.b.t. één aspect van deze uitvinding en uitvoeringsvormen ervan even goed van toepassing zijn op andere aspecten van deze uitvinding en uitvoeringsvormen ervan.

Lijst van de referentienummers

Plunjerbuis

Axiaal bodemeinde van de plunjerbuis Axiaal kopeinde van de plunjerbuis Plunjerzuiger

Eerste axiaal uiteinde van de plunjerzuiger Tweede axiaal uiteinde van de plunjerzuiger Losse zuiger

Eerste axiaal oppervlak van de losse zuiger Tweede axiaal oppervlak van de losse zuiger Binnenkant van de plunjerbuis

Zuigereindelement

Eerste oppervlak van het zuigereindelement

Tweede oppervlak van het zuigereindelement

Eerste compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis

Tweede compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis

Derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis

Eerste opening voor hydraulische druk aan het axiale bodemeinde van de plunjerbuis

Tweede opening voor hydraulische druk

BE2017/5504

38	Cilindrisch element aangebracht tussen twee axiale uiteinden van de plunjerzuiger
40	Eerste hydraulisch koppelstuk in het axiale bodemeinde van de plunjerbuis
5 42	Tweede hydraulisch koppelstuk aan het open kopeinde van de plunjerbuis
54	Afdichting aan het kopeinde van de plunjerbuis
56	Contactoppervlak van de plunjerzuiger
58	Geleiding aan het zuigereindelement van de plunjerzuiger
ίο 60	Binnenste oppervlak van de plunjerbuis
62	Hydraulisch buffervat;
64, 66	Kanalen die een verbindingsmogelijkheid verschaffen door middel van vloeistof tussen het tweede compartiment en het derde compartiment van de binnenkant van de plunjerbuis
15 70,72	Verbindingsmiddel
74	Cilindrisch oppervlak van de plunjerzuiger
76,78	Koppelstuk voor hydraulische druk
80	Hydraulische manometer
100	Hydraulische actuator
20 200	Hydraulische kring
202	Hydraulische pomp
204	Hydraulischevloeistoftank
206	Hydraulische klep
208, 210	Hydraulische slang
25 212,214	Hydraulische slang
216	Hydraulische slang
218	Hefboom van hydraulische klep

BE2017/5504

Ophanging voor een maaier

Stationair deel van de ophanging

Beweegbaar deel van de ophanging

Snijeenheid van de ophanging

Eerste balk van het beweegbare deel van de ophanging

Eerste uiteinde van de eerste balk van het beweegbare deel van de ophanging

Tweede uiteinde van de eerste balk van het beweegbare deel van de ophanging

Tweede balk van het beweegbare deel van de ophanging

Eerste uiteinde van de tweede balk van het beweegbare deel van de ophanging

Tweede uiteinde van de tweede balk van het beweegbare deel van de ophanging Opgehangen element

Eerste uiteinde van het opgehangen element

Tweede uiteinde van het opgehangen element

Scharnieras voor beweegbaar deel

Stationaire arm van stationair deel van ophanging

Scharnierend element van beweegbaar deel

Eerste arm van het scharnierende element van het beweegbare deel

Tweede arm van het scharnierende element van het beweegbare deel

Eerste uiteinde van de eerste arm van het beweegbare deel

Tweede uiteinde van de eerste arm van het scharnierende element van het beweegbare deel

Eerste uiteinde van de tweede arm van het scharnierende element van het beweegbare deel

BE2017/5504

Tweede uiteinde van de tweede arm van het scharnierende element van het beweegbare deel

Hulparm van het beweegbare deel

Eerste uiteinde van de hulparm van het beweegbare deel

Tweede uiteinde van de hulparm van het beweegbare deel

Draagarm van het beweegbare deel

Eerste uiteinde van de draagarm van het beweegbare deel

Tweede uiteinde van de draagarm van het beweegbare deel

Draagbeugel

Scharnierpunt voor scharnierend element

Kracht uitoefenend scharnierpunt van scharnierend element Scharnierpunt van tweede arm aan eerste uiteinde van hulparm Stationaire beugel verbonden met de stationaire arm Drukstang

Eerste uiteinde van de drukstang

Tweede uiteinde van de drukstang

Langwerpige opening in een eerste uiteinde van de drukstang

Doorlopende pen

Grondoppervlak

Eindelement van de stationaire arm van het stationaire deel

Eerste uiteinde van het eindelement van de stationaire arm van het stationair deel

Tweede uiteinde van het eindelement van de stationaire arm van het stationaire deel

Beugel

Scharnierbaar hulpelement

Eerste uiteinde van het scharnierbare hulpelement

BE2017/5504

390

Tweede uiteinde van het scharnierbare hulpelement

BE2017/5504

Claims

Conclusies

1. Ophanging (300) voor een maaier waarbij de ophanging in de oriëntatie bedoeld voor gebruik tijdens het maaien bestaat uit:

- een stationair deel (302);

5 - een beweegbaar deel (304);

- een hydraulische actuator (100);

- één of meer snijeenheden (306);

waarbij het beweegbare deel (304) zo verbonden is met het stationaire deel (302) via de hydraulische actuator (100) dat een bediening van de hydraulische ïo actuator een verplaatsing van het beweegbare deel (304) ten opzichte van het stationaire deel (302) met zich meebrengt, waarbij de verplaatsing van het beweegbare deel een verticale verplaatsingscomponent van het beweegbare deel bevat; en waarbij de één of meer snijeenheden (306) mechanisch verbonden zijn met het beweegbare deel (304);

15 gekenmerkt doordat de hydraulische actuator het volgende bevat:

- een plunjerbuis (2) die een gesloten axiaal bodemeinde (4) en een open axiaal kopeinde (6) bevat;

- een plunjerzuiger (8) die een eerste axiaal uiteinde (10) en een tweede axiaal uiteinde (12) heeft;

20 - een losse zuiger (14) die een eerste axiaal oppervlak (16) en een tweede axiaal oppervlak (18) heeft;

waarbij de plunjerzuiger (8) zo aangebracht is in de binnenkant (20) van plunjerbuis aan het open axiale kopeinde (6) ervan dat het eerste axiale uiteinde (10) van de plunjerzuiger (8) in de binnenkant (20) van de plunjerbuis zit en

25 zodat het tweede axiale uiteinde (12) van de plunjerzuiger (8) zich axiaal uit het open axiale kopeinde (6) van de plunjerbuis uitstrekt;

waarbij de plunjerzuiger (8) aan het eerste axiale einde (10) ervan een zuigereindelement (22) bevat waarvan een eerste oppervlak (24) naar het gesloten axiale bodemeinde (4) van de plunjerbuis wijst en een tweede

30 oppervlak (26) naar het open kopeinde (6) van de plunjerbuis wijst;

BE2017/5504 waarbij het zuigereindelement (22) afmetingen heeft in een richting loodrecht op een axiale richting van de plunjerzuiger (8) die overeenkomen met de binnenafmetingen, in dezelfde richting van de plunjerbuis;

waarbij de losse zuiger (14) aangebracht is in de binnenkant (20) van de

5 plunjerbuis (2) tussen het gesloten axiale bodemeinde (4) van de plunjerbuis en het eerste oppervlak (24) van het zuigereindelement (22); en daarbij een eerste compartiment (28) en een tweede compartiment (30) in de binnenkant (20) van de plunjerbuis definieert; waarbij het eerste compartiment (28) begrensd is tussen het axiale bodemeinde (4) van de plunjerbuis en het eerste axiale ïo oppervlak (16) van de losse zuiger; en waarbij het tweede compartiment (30) begrensd is tussen het tweede axiale oppervlak (18) van de losse zuiger (14) en het eerste oppervlak (24) van het zuigereindelement (22);

waarbij de binnenkant (20) van de plunjerbuis een derde compartiment (32) bevat; waarbij het derde compartiment (32) begrensd is tussen het tweede

15 oppervlak (26) van het zuigereindelement (22) en het open axiale kopeinde (6) van de plunjerbuis;

waarbij de plunjerbuis (2) aan het axiale bodemeinde (4) ervan een eerste opening (34) bevat om een hydraulische druk uit te oefenen in het eerste compartiment (28) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis; en

20 waarbij de hydraulische actuator een tweede opening (36) bevat om een hydraulische druk uit te oefenen in het tweede compartiment (30) en/of het derde compartiment (32) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis;

waarbij de hydraulische actuator zodanig geconfigureerd is dat het tweede compartiment (30) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis door middel van

25 vloeistof in verbinding staat met het derde compartiment (32) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis (2);
2. Ophanging (300) volgens conclusie 1, waarbij de hydraulische actuator (100) zo verbonden met het stationaire deel (302) en het beweegbare deel (304) dat een uitschuiven van het hydraulische actuator (100) het beweegbare deel (304)

30 ten opzichte van het stationaire deel (302) doet opheffen; en op zulke wijze dat een inschuiven van de hydraulische actuator (100) het beweegbare deel (304) doet zakken ten opzichte van het stationaire deel (302).

BE2017/5504

3. Ophanging (300) volgens conclusie 1 of 2, waarbij ten minste een deel van het beweegbare deel (304) schamierbaar opgehangen is aan het stationair deel (302), waardoor het beweegbare deel (304) of een deel ervan, bij het bedienen van de hydraulische actuator (100), rond een scharnieras kan scharnieren.

5 4. Ophanging (300) volgens conclusie 3, waarbij de scharnieras in wezen horizontaal is.

5. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 4, waarbij het beweegbare deel (304) van de ophanging parallellogramvormige elementen bevat die een parallellogram vormen, waarbij de ophanging zo geconfigureerd is ïo dat een voorafbepaalde richting ten opzichte van één van de één of meer snijeenheden (306) in wezen dezelfde hoek bereikt, ten opzichte van het stationaire deel (302), ongeacht de mate waarin de hydraulische actuator (100) is uitgeschoven.

6. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 5, waarbij

15 het axiale kopeinde (6) van de hydraulische actuator (100) mechanisch verbonden is met het beweegbare deel (304) van de ophanging; en waarbij het axiaal bodemeinde (4) van de hydraulische actuator (100) mechanisch verbonden is met het stationaire (302) deel van de ophanging.

7. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 5, waarbij

20 het axiale kopeinde (6) van de hydraulische actuator (100) mechanisch verbonden is met het stationaire deel (302) van de ophanging; en waarbij het axiale bodemeinde (4) van de hydraulische actuator (100) mechanisch verbonden is met het beweegbare deel (304) van de ophanging.

8. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 7 waarbij

25 het stationaire deel (302) van de ophanging een stationaire arm (328) bevat; en waarbij het beweegbare deel (304) van de ophanging het volgende bevat:

- een scharnierend element (330) bestaande uit een eerste (332) arm en een tweede arm (334); waarbij de eerste arm (332) van het scharnierende element (330) een eerste uiteinde (336) en een

30 tweede uiteinde (338) heeft; en waarbij de tweede arm (334) van het scharnierende element een eerste uiteinde (340) en een tweede uiteinde (342) heeft; waarbij het eerste uiteinde (336) van de eerste

BE2017/5504 arm (332) gemeenschappelijk is met het eerste uiteinde (340) van de tweede arm (334);

- een hulparm (344) die een eerste uiteinde (346) en een tweede uiteinde (348) heeft;

5 - een draagarm (350) die een eerste uiteinde (352) en een tweede uiteinde (354) heeft;

- een draagbeugel (356) om één of meer snijeenheden (306) te dragen;

waarbij het scharnierende element (330) aan het gemeenschappelijke eerste ïo uiteinde (336) van de eerste arm (332) en het eerste uiteinde (340) van de tweede arm (334) scharnierbaar opgehangen is aan een scharnierpunt (358) van de stationaire arm (328);

waarbij de hulparm (344) aan zijn eerste uiteinde (346) scharnierbaar opgehangen is aan het tweede uiteinde (342) van de tweede arm (334) van het

15 scharnierende element (330);

waarbij de draagarm (350) aan een eerste uiteinde (352) ervan scharnierbaar opgehangen is aan de eerste arm (332) van het scharnierende element (330) aan een tweede uiteinde (338) ervan;

waarbij de draagarm (350) aan het tweede uiteinde (354) ervan scharnierbaar 20 opgehangen is aan de hulparm (344) aan een tweede uiteinde (348) ervan;

waarbij de draagbeugel (356) mechanisch verbonden is met de draagarm (350);

waarbij de draagbeugel (356) één of meer snijeenheden (306) draagt;

waarbij de hydraulische actuator (100) geconfigureerd is om een kracht uit te oefenen tussen het stationaire deel (302) en een kracht uitoefenend

25 scharnierpunt (360) van het scharnierende element (330).

9. Ophanging (300) volgens conclusie 8, waarbij het krachtuitoefenende scharnierpunt (360) van het scharnierende element (330) aangebracht is op een positie op de tweede arm (334) van het scharnierende element (330) onder het scharnierpunt (358) op de stationaire arm (328) en boven het scharnierpunt

30 (362) van de hulparm (344).

BE2017/5504

10. Ophanging (300) volgens conclusie 8 of 9, waarbij het bodemeinde (4) van de plunjerbuis (2) van de hydraulische actuator (100) scharnierbaar opgehangen is aan een stationaire beugel (364), waarbij de stationaire beugel (364) bevestigd is aan de stationaire arm (328); en waarbij het tweede uiteinde (12) van de

5 plunjerzuiger (8) van de hydraulische actuator (100) mechanisch verbonden is met een drukstang (366) aan een eerste uiteinde (368) ervan; en waarbij een tweede uiteinde (370) van de drukstang (366) scharnierbaar verbonden is met het krachtuitoefenende scharnierpunt (360) van het scharnierende element (330).

ïo 11. Ophanging (300) volgens conclusie 10, waarbij] het eerste uiteinde (368) van de drukstang (366) een langwerpige opening (372) erin bevat, en waarbij het bodemeinde (4) van de hydraulische actuator (100) scharnierbaar opgehangen is aan de stationaire beugel (364) met een doorlopende pen (374); waarbij de doorlopende pen aangebracht is in de langwerpige opening (372) van het eerste

15 uiteinde (368) van de drukstang (366).

12. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 7 waarbij het stationaire deel (302) van de ophanging een stationaire arm (328) bevat, bestaande uit een eindelement (378) met een eerste uiteinde (380) en een tweede uiteinde (382); waarbij het beweegbare deel (304) van de ophanging het

20 volgende bevat:

- een scharnierend element (330) bestaande uit een eerste (332) arm en een tweede arm (334); waarbij de eerste arm (332) van het scharnierende element (330) een eerste uiteinde (336) en een tweede uiteinde (338) heeft; en waarbij de tweede arm (334) van het

25 scharnierende element (330) een eerste uiteinde (340) en een tweede uiteinde (342) heeft; waarbij het eerste uiteinde (336) van de eerste arm (332) gemeenschappelijk is met het tweede uiteinde (342) van de tweede arm (334);

- een scharnierbaar hulpelement (386) dat een eerste uiteinde (388)

30 en een tweede uiteinde (390) heeft;

- een draagarm (350) die een eerste uiteinde (352) en een tweede uiteinde (354) heeft;

BE2017/5504

- een draagbeugel (356) om één of meer snijeenheden (306) te dragen;

waarbij het scharnierende element (330) aan het gemeenschappelijke eerste uiteinde (336) van de eerste arm (332) en het tweede uiteinde (342) van de

5 tweede arm (334) scharnierbaar opgehangen is in een scharnierpunt (358) aan het tweede uiteinde (382) van het eindelement (378) van de stationaire arm (328);

waarbij het scharnierbare hulpelement (386) aan zijn eerste uiteinde (388) scharnierbaar opgehangen is in een scharnierpunt (358) aan het eerste uiteinde ïo (380) van het eindelement (378) van de stationaire arm (328);

waarbij de draagarm (350) aan een tweede uiteinde (354) ervan scharnierbaar opgehangen is aan het tweede uiteinde (338) van de eerste arm (332) van het scharnierbare element (330);

waarbij de draagarm (350) aan een eerste uiteinde (352) ervan scharnierbaar

15 opgehangen is aan het tweede uiteinde (390) van het scharnierbare hulpelement (386);

waarbij de draagbeugel (356) mechanisch verbonden is met de draagarm (350); waarbij de draagbeugel (356) één of meer snijeenheden (306) draagt;

waarbij de hydraulische actuator (100) geconfigureerd is om een kracht uit te

20 oefenen tussen het stationaire deel (302) en een kracht uitoefenend scharnierpunt (360) van het scharnierende element (330).

13. Ophanging (300) volgens conclusie 12, waarbij het krachtuitoefenende scharnierpunt (360) van het scharnierende element (330) aangebracht is in een positie op de tweede arm (334) van het scharnierende element (330) aan een

25 eerste uiteinde (340) ervan.

14. Ophanging (300) volgens conclusie 12 of 13, waarbij het bodemeinde (4) van de plunjerbuis (2) van de hydraulische actuator (100) scharnierbaar opgehangen is aan een beugel (384), waarbij de beugel (384) bevestigd is aan de stationaire arm (328); en waarbij het tweede uiteinde (12) van de plunjerzuiger (8) van de

30 hydraulische actuator (100) scharnierbaar verbonden is met het krachtuitoefenende scharnierpunt (360) van het scharnierende element (330).

BE2017/5504

15. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 14, waarbij één of meer van de één of meer snijeenheden (306) elk één of meer snijmessen voor het afmaaien van gras bevatten.

16. Ophanging (300) volgens conclusie 15, waarbij de snijmessen voor het

5 onafhankelijk afmaaien van het gras geconfigureerd zijn om rond een in wezen verticale as te draaien; of waarbij de snijmessen voor het onafhankelijk afmaaien van het gras geconfigureerd zijn om rond een in wezen horizontale as te draaien.

17. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, waarbij de plunjerzuiger (8) van de hydraulische actuator (100) een cilindrisch ïo element (38) bevat tussen het tweede oppervlak (26) van het zuigereindelement (22) en het tweede axiale uiteinde (12) ervan, waarbij de afmeting van het cilindrische element (38) in een richting loodrecht op een axiale richting van de plunjerzuiger (8) kleiner is dan de afmeting, in dezelfde richting van het zuigereindelement (22).

15 18. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede opening (36) van de hydraulische actuator (100) aan een axiaal kopeinde van de plunjerbuis aangebracht is, waardoor een hydraulische druk uitgeoefend kan worden in het derde compartiment (32) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis.

20 19. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 17, waarbij de tweede opening (36) van de hydraulische actuator (100) is aangebracht aan het tweede axiale uiteinde (12) van de plunjerzuiger (8) en waarbij de plunjerzuiger uitgerust is met een kanaal dat de tweede opening (36) verbindt met het eerste oppervlak (24) van het zuigereindelement (22), waardoor

25 een hydraulische druk uitgeoefend kan worden in het tweede compartiment (30) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis.

20. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de hydraulische actuator (100) verder een eerste koppelstuk (40) bevat voor het aansluiten van een hydraulische slang, waarbij het eerste

30 koppelstuk aangebracht is in de eerste opening (34), waardoor een eerste hydraulische druk in het eerste compartiment (28) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis uitgeoefend kan worden; en/of die verder een tweede koppelstuk (42)

BE2017/5504 bevat voor het aansluiten van een hydraulische slang, waarbij het tweede koppelstuk aangebracht is in de tweede opening (36), waardoor een tweede hydraulische druk uitgeoefend kan worden in het tweede compartiment (30) en/of het derde compartiment (32) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis, via

5 de plunjerzuiger (8).

21. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, waarbij het open axiale kopeinde (6) van de plunjerbuis (2) van de hydraulische actuator (100) één of meer afdichtingen (54) bevat, die de ruimte tussen de plunjerbuis (2) en de plunjerzuiger (8) afdichten.

ïo 22. Ophanging (300) volgens eender welke van de voorgaande conclusies waarbij het eerste axiale uiteinde (10) van de plunjerzuiger (8) van de hydraulische actuator (100) is uitgerust met één of meer geleidingen (58), die de verplaatsing ervan langs het binnenoppervlak (60) van de plunjerbuis (2) geleiden.

15 23. Ophanging (300) volgens eender welke van de voorgaande conclusies waarbij de losse zuiger (14) van de hydraulische actuator (100) op zodanige wijze geconfigureerd is, onder andere door aanpassing van de afmetingen ervan, om te verzekeren dat er geen verbinding door middel van vloeistof is tussen het eerste compartiment (28) en het tweede compartiment (30) van de

20 binnenkant (20) van de plunjerbuis (2).

24. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, die verder een hydraulisch buffervat (62) bevat, waarbij het hydraulische buffervat (62) door middel van vloeistof in verbinding staat met het tweede compartiment (30) of derde compartiment (32) van de binnenkant (20) van de

25 plunjerbuis (2) van de hydraulische actuator (100).

25. Ophanging (300) volgens conclusie 24, waarbij het hydraulische buffervat (62) onder veerdruk staat of door een gas onder druk wordt gehouden.

26. Ophanging (300) volgens conclusie 24 of 25, waarbij het hydraulische buffervat (62) door middel van vloeistof in verbinding staat met het tweede

30 compartiment (30) of het derde compartiment (32) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis van de hydraulische actuator (100) via de tweede opening (36) voor het uitoefenen van hydraulische druk.

BE2017/5504

27. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, waarbij de verbindingsmogelijkheid door middel van vloeistof tussen het tweede compartiment (30) en het derde compartiment (32) van de binnenkant (20) van de plunjerbuis (2) van de hydraulische actuator (100) verwezenlijkt wordt door

5 één of meer kanalen (64, 66) aangebracht in het zuigereindelement (22); bv. in de vorm van kanalen die zich uitstrekken tussen het eerste oppervlak (24) van het zuigereindelement (22) en een cilindrisch oppervlak (74) van de plunjerzuiger; en/of in de vorm van kanalen aangebracht aan een omtrek van het zuigereindelement (22), en die het tweede compartiment (30) met het derde ïo compartiment (32) verbinden.

28. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, waarbij de oppervlakte van een projectie van het eerste oppervlak (24) van het zuigereindelement (22) van de hydraulische actuator (100) in een vlak loodrecht op een axiale richting van de plunjerzuiger (8) groter is dan de oppervlakte van

15 een projectie van het tweede oppervlak (26) van het zuigereindelement (22) op hetzelfde vlak.

29. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, waarbij de hydraulische actuator (100), aan zijn twee tegenoverliggende axiale uiteinden, verbindingsmiddelen (70, 72) bevat voor het bevestigen van de

20 actuator aan de twee tegenoverliggende axiale uiteinden ervan, aan twee verschillende eenheden.

30. Ophanging (300) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, waarbij de binnenste dwarsdoorsnede van de plunjerbuis (2) van de hydraulische actuator (100) cirkelvormig is; of een veelhoek, zoals een

25 rechthoek, bijvoorbeeld een vierkant; of driehoekig, zeshoekig of achthoekig is.

31. Landbouwwerktuig dat een ophanging (300) bevat volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 30.

32. Landbouwwerktuig volgens conclusie 31, waarbij het landbouwwerktuig gekozen is uit de groep bestaande uit: een getrokken type landbouwwerktuig;

30 een landbouwwerktuig dat bestemd om opgehangen te worden aan een driepuntstang, en om voorwaarts of achterwaarts te rijden; een

BE2017/5504 landbouwwerktuig geconfigureerd voor het maaien vóór en/of naast een landbouwvoertuig.

33. Landbouwvoertuig dat een ophanging (300) bevat volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 30.

5 34. Landbouwvoertuig volgens conclusie 33, waarbij het landbouwvoertuig gekozen is uit de groep bestaande uit: een frontmaaier, een armmaaier, een zijmaaier.

35. Gebruik van een ophanging (300) volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 30 of van een landbouwwerktuig volgens conclusie 31 of 32; of ïo van een landbouwvoertuig volgens conclusie 33 of 34 voor het maaien van een veld, zoals een akker of een gazon/weide.

BE2017/5504

A's «s

310

BE2017/5504

BE2017/5504 xss.

ft vfT' ïXS . ) r'^:· >.<* :fcSi '^S^~XTF TX ~^S\ _x.

\ s ' \$>

_w ^v ' 5 „ $ ' ' * 5 5 ί lx r F ' ⁴ Λ s * $ >· , A T ^!<

| ;ÎX£· · îfcf

-x 4ΛΗ > 'Λ N *4s -ç>\_x

BE2017/5504

O *457

BE2017/5504

C •i t ;<ST5 ,··'·«. ’ t ^y· \ » S> i * «s \ Λ ' ! &'S g ·;> _t\v\· ;· Y:·’ · ta· .x.. ?<· ^: ’-Av. > & <4 c\ .j wi Y A -Ai' ! 1« ί ä ivS Û « jFî \<A ^X s Ί s \ •\ x?,' î Î<1 .·.·:·$··’ i--i _rx 'tax ίΛ l \

^2 ί*·'

TT <£5 «Λ tt 'hn t î\ H

X j > f's i:

3 £ f' r\ .^VST — £ jtai ta'i.

_ss*».v.fV : ?

*- Ό î-3 •\'< <'<'<· x:

s$s &Γs

LT;

'K A-X' y··;

ui

\.

Ö

..'“ta • .Xx«V •i**è

V ÿ:4^x \ f<\^

X>

Xs’K'V ’ ^λΛί,..<V/'? -'’Xiÿv / X \ * \A\ v\ '',,, ƒ , \

XX x x\ xx x;^v\ -4x.s \ :?\,ί - \, ' y\\· ' ' '; /x- x·. -x \ \·.. x-înÎî;-·&χ %iv -Xs ^¾.. ^v\ .

χ>χ<·’χ>

BE2017/5504 '•A'S' •\

SA

NI

X ' ί v.'Ä

372

Jb»>

A · s'·

Ϊ -S^ NX« _κ < \ X « ' •s» ·· ’‘•«zSSerS.-.Ä .vA'wJäSSSx ./ •jf?

. V '·,( '·':·'··.. ’> A ' A M ;;./<··χ ;?;< χΝ ?

........ ^x ......... * ·'· S :>χ·.

. <>xx'Xxxxx/xa ,s .,···: ··· \ ' \,:x . sX-i' -A'

..? .-^', \*

W' ;

e- \

Xx

Ä'·' ' V^·

Λ<&·

Λ3

X·. ·4λ\

344

BE2017/5504

FkT Sc

Ö hi.,.

ΜΛ

I <*^::::

BE2017/5504 v&<»«\

v.-Ä * '

hX

’.Ai?

ΛΚ «ν.„ <

ς · <·: ··:<. iJs* ?: È <>Λ, *~'*| 'V' fo νΪΧ·:<<^'

·. X<y ,·· Ϊ: _s<.*v hi ' $ /

I { ⁵ /... >^Tf ^k‘

Ah A 7 >έ·.

<h''i

Ô .ft«

A \ b ΛΑ

HX ' 'X ......-.,. MM:

' x> ' X <X '' > X a h>X ><

«ÿSSS:

ik

4 C-: ? «v;

ί ? ?

\.

:ÿ:·:·«· iJ.Â vcÀX\^:' a b

XXX J ƒ

S5= -,*

C -61 \Μ·

-Λ⁵

J ' ;

-V \ i λ V \ < X' ; 7- '.' ΐ ''. '> 7·^·

BE2017/5504

ÄS v 's

35S

SÄ ~ _Vi,

Ag, 6h

BE2017/5504

< S o F'£ .x F” Î'X·-·^ Β#· A.«X Λ'· <^bi ->^' <\ . -Ύ ô <'<<V r? ? Î5 ƒ 3....... SSQï W ( 1 te j te^te «N·. 1 i '.''•‘ΐ teXXte ..X te o \*<4 ; ,rW 1 J &&· ^^s * _v\ iiÿS··’ te. ί'' i %XsXj X ^:Yte:^;<: \Λ >-'S' 1 texte· ,.;:·: ο^··^:·

m i*$

FS frte»

Γ <3- r *

Y? » «r •^· •ÿ4 C

C'^; ï ii te te .•••-.testete Ster tej· i'W· :0 S ji rgVV ƒ i

! s.

...te'· t

O κ*ΐ . A

..<·· xsÿ>:Yx·: : \?lu

-.v M·'* iç&ç·

BE2017/5504