BE1024579A1 - Bevestigingssysteem voor plafond- of wandinrichting - Google Patents

Bevestigingssysteem voor plafond- of wandinrichting Download PDF

Info

Publication number
BE1024579A1
BE1024579A1 BE20165703A BE201605703A BE1024579A1 BE 1024579 A1 BE1024579 A1 BE 1024579A1 BE 20165703 A BE20165703 A BE 20165703A BE 201605703 A BE201605703 A BE 201605703A BE 1024579 A1 BE1024579 A1 BE 1024579A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
ceiling
wall
mounting system
device holder
holder part
Prior art date
Application number
BE20165703A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024579B1 (nl
Inventor
Gert Verheule
Vos Pieter De
Original Assignee
Niko Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Niko Nv filed Critical Niko Nv
Priority to BE2016/5703A priority Critical patent/BE1024579B1/nl
Priority to DK17191806.3T priority patent/DK3297110T3/da
Priority to EP17191806.3A priority patent/EP3297110B1/en
Priority to PL17191806.3T priority patent/PL3297110T3/pl
Publication of BE1024579A1 publication Critical patent/BE1024579A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024579B1 publication Critical patent/BE1024579B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/12Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting
    • H02G3/123Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting in thin walls
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/18Distribution boxes; Connection or junction boxes providing line outlets
    • H02G3/20Ceiling roses or other lighting sets

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Casings For Electric Apparatus (AREA)
  • Supports Or Holders For Household Use (AREA)
  • Hooks, Suction Cups, And Attachment By Adhesive Means (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding verschaft een montagesysteem (1) voor het monteren van een plafond- of wandapparaat (10), zoals bv. een sensor, een regelaar, een actuator, verlichtingsmiddelen, een speaker of dergelijke, in of op een plafond of wand (6). Het montagesysteem (1) omvat een plafond- of wanddeel (2) om te worden verschaft in het plafond of de wand (6) en een apparaathouderdeel (3) voor het ontvangen van het plafond- of wandapparaat (10). Het plafond- of wanddeel (2) en het apparaathouderdeel (3) omvatten verbindingsmiddelen (4a, 4b) ingericht voor het verwijderbaar bevestigen van het apparaathouderdeel (3) aan het plafond- of wanddeel (2) zodanig dat, na installatie, het plafond of de wand (6) zich bevindt tussen het plafond- of wanddeel (2) en het apparaathouderdeel (3). Een montagesysteem (1) volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan voor elk type plafond- of wandapparaat (10) worden gebruikt dat moet worden bevestigd op of in een plafond of wand (6) van een gebouw en kan worden gebruikt met elk type plafond of wand (6).

Description

BE2016/5703
BEVESTIGINGSSYSTEEM VOOR PLAFOND- OF WANDINRICHTING
Technisch gebied van de uitvinding
De huidige uitvinding heeft betrekking op een montagesysteem voor het monieren van een plafond- of wandapparaat, zoais sensoren, regelaars, actuatoren, verlichtingsmiddelen, speakers en dergelijke, in een plafond of een wand.
Achtergrond van de uitvinding
Plafond- of wandapparaten kunnen, bijvoorbeeid, sensoren zijn voor bv. temperatuur-, daglichtof bewegingsdetectie, regelaars, actuatoren, verlichtingsmiddelen, speakers of dergelijke, en zijn geschikt voor montage aan een wand of aan een plafond van een gebouw.
Echter, montage van plafond of wandapparaten in, bijvoorbeeid, een plafond kan lästig zijn, omdat plafonds anders kunnen zijn gevormd in verschillende landen. Bijvoorbeeid, in sommige landen kunnen plafonds worden gevormd uit schuimtegels terwijl in andere landen plafonds kunnen zijn gemaakt uit materialen zoais gipsplaat, metaal, beton of dergelijke. Verder kan ook de montage van dergelijke domoticasysteemelementen in wanden niet eenvoudig zijn vanwege verschillende materialen die kunnen worden gebruikt om een plafond of wand te bouwen, zoais bakstenen, MDF-plaat, gipsplaat of dergelijke. Gebruik van verschillende materialen kan resulteren in verschillende diktes van het plafond of de wand.
Momenteei kunnen plafond- of wandapparaten zoais, bijvoorbeeid, sensoren springveren omvatten, gemonteerd op de sensor voor het monteren van de sensor op een plafond of in een wand door middel van de springveren. Terwijl de springveren tegen de sensor worden geduwd, wordt de sensor doorheen een gat in het plafond geplaatst, waama de springveren worden losgelaten en naar buiten klikken zodat de sensor in het plafond kan worden gemonteerd.
Een nadeel van dergelijke montagemethoden is dat de springveren het plafond of de wand kunnen beschädigen in geval van zachtere materialen. Verder, wanneer de sensor, of in het algemeen het plafond- of wandapparaat, moet verwijderd of vervangen worden, kunnen de springveren ook schade aan het gat veroorzaken waardoorheen het plafond- of wandapparaat is gemonteerd in of op het plafond of de wand.
Samenvatting van de uitvinding
Het is een doel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding om een montagesysteem voor het monteren van een plafond- of wandapparaat in of op een plafond of wand en een werkwijze voor het monteren van een plafond- of wandapparaat in of op een plafond of wand te verschaffen.
BE2016/5703
In een eerste aspect verschaft de huidige uitvinding een montagesysteem voor het monteren van een plafond- of wandapparaat, zoals bv. een sensor, verlichtingsmiddelen, een speaker of dergelijke, in of op een plafond of wand. Het montagesysteem omvat een plafond- of wanddeel om te worden verschaft in het plafond of de wand, en een apparaathouderdeel voor het opnemen van het plafond- of wandapparaat. Het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel omvatten verder verbindingsmiddelen, ingericht voor het verwijderbaar bevestigen van het apparaathouderdeel aan het plafond- of wanddeel zodanig dat, bij installatie, het plafond of de wand zieh tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel bevindt.
Op dergelijke wijze is het plafond- of wandapparaat vast gemonteerd aan de wand of het plafond zonder nood aan schroeven of dergelijke.
Een montagesysteem voigens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan worden gebruikt voor elk type plafond- of wandapparaat dat moet worden gemonteerd op of in een plafond of wand van een gebouw. Verder is er met een montagesysteem voigens uitvoeringsvormen van de uitvinding, geen nood aan het gebruik van schroeven om het plafond- of wandapparaat te bevestigen aan het plafond of de wand.
Het plafond- of wanddeel kan een eerste deel hebben dat in een eerste vlak ligt en een tweede deel, bevestigd aan het eerste deel, dat in een tweede vlak in hoofdzaak loodrecht op het eerste vlak ligt.
Bij voorkeur kunnen de verbindingsmiddelen verder ingericht worden voor, bij installatie, het aanpassen van de afstand tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel.
Hierdoor kan de ruimte tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel verstelbaar worden gemaakt. Met andere woorden, dit laat het aanpassen van de grootte van de ruimte tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel van het montagesysteem toe wanneer deze is gemonteerd in een plafond of in een wand. Afhankelijk van de dikte van het plafond of de wand kan de afstand tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel groter of kleiner worden gemaakt door de delen verder van elkaar af, of dichter naar elkaar toe te brengen. Op die manier kan het plafond of de wand worden ingeklemd tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel. Omdat de afstand tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel van het montagesysteem kan worden aangepast, kan het montagesysteem en daarmee ook het domoticasysteemelement stevig worden gemonteerd op het plafond of de wand, onafhankelijk van het soort plafond of wand en onafhankelijk van of het soort plafond of wand een vlakke ondergrond heeft of niet.
Voigens uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen de verbindingsmiddelen ten minste één weerhaak op een binnenste oppervlak van het tweede deel van het plafond- of wanddeel omvatten en ten minste één weerhaakgeleidingsdeel op een buitenste oppervlak van het tweede deel van het apparaathouderdeel. Voigens andere uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen de
BE2016/5703 verbindingsmiddelen ten minste één weerhaak op een binnenste oppervlak van het tweede deel van het plafond- of wanddeel en ten minste een gedeeltelijke schroefdraad en ten minste één ribbegeleidingsdeel op een buitenste oppervlak van het tweede deel van het apparaathouderdeel omvatten.
Volgens verdere uitvoeringsvormen kan het plafond- of wanddeel middelen omvatten voor verdere bevestîging van het montagesysteem in een gat in het plafond of de wand. Het plafond- of wanddeel kan een eerste deel omvatten dat in een eerste vlak ligt en een tweede deel bevestigd aan het eerste deel en dat in een tweede vlak in hoofdzaak loodrecht op het eerste vlak ligt. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen de middelen voor verdere bevestîging van het montagesysteem in of aan het plafond of de wand worden aangebracht op een buitenste oppervlak van het tweede deel. Volgens andere uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen de middelen voor verdere bevestîging van het montagesysteem in of aan het plafond of de wand worden verschaft op een oppervlak van het eerste deel. Deze middelen voor verdere bevestîging van het montagesysteem in of aan het plafond of de wand kunnen bijvoorbeeld, volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding, randen omvatten op ten minste een deel van de omtrek van een buitenste oppervlak van het tweede deel van het plafond- of wanddeel. Volgens uitvoeringsvormen kunnen de randen worden verschaft langsheen de gehele omtrek van het tweede deel, terwijl volgens andere uitvoeringsvormen van de uitvinding de randen enkel verschaft worden op een deel van de omtrek van het tweede deel van het plafond- of wanddeel. Volgens specifieke uitvoeringsvormen, bijvoorbeeld in het geval waarbij het plafond of de wand metalen platen omvat, kan het eerste deel van het plafond- of wanddeel ten minste één magneet omvatten op een oppervlak dat gericht is naar het plafond of de wand om het montagesysteem verder te bevestigen aan het plafond- of wanddeel. De magneet kan worden verschaft op een zijde van het eerste deel van het plafond- of wanddeel tegenover de zijde van het eerste deel dat gericht is naar het tweede deel van het plafond- of wanddeel.
Volgens uitvoeringsvormen waarin een deel van het plafond of de wand niet kan worden verwijderd voor het monteren van het plafond- of wandapparaat, kan het plafond- of wanddeel opvouwbaar zijn. Op die manier kan het plafond- of wanddeel in een gevouwen toestand worden aangebracht aan de verborgen kant van het plafond of de wand door het doorheen een gat in het plafond of de wand aan te brengen, waama het kan worden uitgevouwen voor bevestîging aan het plafond of de wand.
Het plafond- of wandapparaat kan, volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding, één van een sensor, een regelaar, een actuator, verlichtingsmiddelen of een speaker of enig ander plafond- of wandapparaat zijn.
BE2016/5703
Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan het plafond- of wandapparaat integraal zijn gevormd met het apparaathouderdeel van het montagesysteem, ofwei kan worden gevormd als één deel met het apparaathouderdeel van het montagesysteem.
In een tweede aspect verschaft de huidige uitvinding een werkwijze voor het monteren van een plafond- of wandapparaat, zoals bv. een sensor, verlichtingsmiddelen, een speaker of dergelijke, in of op een plafond of wand waarbij gebruik wordt gemaakt van een montagesysteem volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding. De werkwijze omvat het verschaffen van een montagesysteem dat een plafond- of wanddeel omvat voor verschaffmg in het plafond of de wand, en een apparaathouderdeel voor het ontvangen van het plafond- of wandapparaat, het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel omvatten verder verbindingsmiddelen ingericht voor het verwijderbaar bevestigen van het apparaathouderdeel aan het plafond- of wanddeel, zodanig dat, bij installatie, het plafond of de wand zieh tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel bevindt, het verschaffen van het plafond- of wanddeel aan een eerste zijde van het plafond of de wand, dat wil zeggen de kant van het plafond die niet zichtbaar is voor een persoon die in de kamer Staat, en het verschaffen van het apparaathouderdeel op een tweede, tegenovergelegen zijde van het plafond of de wand, dat wil zeggen de zijde van de wand die zichtbaar is voor een persoon die in de kamer Staat, en het verwijderbaar aan elkaar bevestigen van het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel door middel van de verbindingsmiddelen, waarbij het plafond of de wand daardoor wordt ingeklemd tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel.
Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de werkwijze verder het aanpassen van de afstand tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel omvatten.
Hierdoor kan de ruimte tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel verstelbaar worden gemaakt. Met andere woorden, dit laat het aanpassen van de grootte van de afstand tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel van het montagesysteem toe wanneer deze in een wand of in een plafond gemonteerd is. Omdat de afstand tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel van het montagesysteem kan worden aangepast, kan het montagesysteem en dus ook het plafond- of wandapparaat stevig worden gemonteerd aan het plafond of de wand, onafhankelijk van het soort plafond of wand en onafhankelijk van of het plafond of de wand een vlak oppervlak heeft of niet.
Volgens verdere uitvoeringsvormen kan de werkwijze verder omvatten, alvorens het verschaffen van het plafond- of wanddeel aan een eerste zijde van het plafond of de wand:
- het vouwen van het plafond- of wanddeel,
- het verschaffen van het plafond- of wanddeel doorheen een gat in het plafond of de wand, en
BE2016/5703
- het ontvouwen van het plafond- of wanddeel.
Volgens nog verdere uitvoeringsvormen kan de werkwijze verder omvatten:
- het verschaffen van een plafond- of wandapparaathouderdeel,
- het verbinden van het plafond- of de wandapparaat met kabels aangesloten op het stroomnet, en
- het bevestigen van het plafond- of de wandapparaat in het apparaathouderdeel.
Korte beschrijving van de tekeningen
Er zij op gewezen dat dezelfde verwijzingstekens in de verschillende Figuren verwijzen naar dezelfde, soortgelijke of analoge elementen.
Fign 1A en IB, 2 en 3 illustreren schematisch een montagesysteem volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Fign 4A en 4B, 5 en 6 illustreren schematisch een montagesysteem volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Fign 7 en 8 illustreren schematisch een montagesysteem volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Fign 9A en 9B illustreren schematisch een plafond- of wanddeel van een montagesysteem volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Fign 10A tot 10D illustreren schematisch stappen in een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Fign 11A en 1 IB illustreren schematisch verdere stappen in een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Fign 12A en 12B illustreren schematisch nog verdere stappen in een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Beschrijving van gerllustreerde uitvoeringsvoorbeelden
In de beschrijving zullen verschillende uitvoeringsvormen worden toegepast om de uitvinding te beschrijven. Aldus zal worden verwezen naar verschillende tekeningen. Het moet duidelijk zijn dat deze tekeningen als niet beperkend zijn bedoeld, de uitvinding wordt enkel beperkt door de conclusies. De tekeningen zijn dus voor illustratieve doeleinden, de afmeting van sommige elementen in de tekening kunnen voor de duidelijkheid zijn overdreven.
De term omvattend moet niet worden opgevat als beperking van de uitvinding op enigerlei wijze. De term omvattend, gebruikt in de conclusies, is niet bedoeld om te worden beperkt tot hetgeen dat daama wordt beschreven; het sluit geen andere elementen, onderdelen of stappen uit.
BE2016/5703
De term verbonden, zoals gebruikt in de conciusies en in de beschrijving moet niet te worden geïnterpreteerd als zijnde beperkt tot rechtstreekse verbindingen, tenzij anders vermeld. Aldus, deel A verbonden met deel B moet niet worden beperkt tot deel A in rechtstreeks contact met deel B, maar bevat ook indirect contact tussen deel A en deel B, met andere woorden, omvat ook het geval waarin tussendelen aanwezig zijn tussen deel A en B.
Niet aile uitvoeringsvormen van de uitvinding omvatten aile eigenschappen van de uitvinding.
In de volgende beschrijving en conciusies kunnen elk van de uitvoeringsvormen voigens de conciusies worden gebruikt in elke combinatie.
In een eerste aspect verschaff de huidige uitvinding een montagesysteem voor het monieren van een plafond- of wandapparaat in of op een plafond of wand. Het montagesysteem omvat een plafond- of wanddeel om te worden aangebracht in of aan het plafond of de wand en een apparaathouderdeel voor het opnemen van het plafond- of wandapparaat. Met plafond- of wandapparaat wordt bedoeld elk apparaat dat op een plafond of wand in een gebouw kan worden gemonteerd, zoals bijvoorbeeld een sensor, verlichtingsmiddelen, een speaker of dergelijke. Het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel omvatten verder verbindingsmiddelen ingericht voor het verwijderbaar bevestigen van het apparaathouderdeel aan het plafond- of wanddeel zodanig dat, na installatie, het plafond of de wand tussen het plafond- of wanddeel en het apparaathouderdeel inzit.
Op deze manier wordt het plafond- of wandapparaat vast gemonteerd aan het plafond of de wand zonder nood aan het gebruik van schroeven of dergelijke.
Een montagesysteem voigens uitvoeringsvormen van de uitvinding kan worden gebruikt voor elk type plafond- of wandapparaat dat moet worden gemonteerd op of in een wand of plafond van een gebouw. Met een montagesysteem voigens uitvoeringsvormen van de uitvinding is er verder geen nood aan het gebruik van schroeven om het plafond- of wandapparaat aan het plafond of de wand te bevestigen.
De huidige uitvinding zal hierna worden besehreven aan de hand van verschiiiende uitvoeringsvormen. Het moet duidelijk zijn dat deze uitvoeringsvormen enkel dienen voor het gemak van het begrijpen van de uitvinding en niet bedoeld zijn om de uitvinding op enige wijze te beperken.
Fign 1A en IB, 2 en 3 illustreren schematisch een montagesysteem 1 voigens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Het montagesysteem 1 omvat een plafond- of wanddeel 2 om te worden verschaft in een plafond of een wand van een gebouw (zie Fig. 1 A.). Het plafond- of wanddeel 2 kan een eerste deel 2a omvatten dat in een eerste vlak ligt en een tweede deel 2b omvatten dat in een tweede vlak in hoofdzaak loodrecht op het eerste vlak ligt.
Het eerste deel 2a is integraal gevormd met het tweede deel 2b teneinde één deel te vormen. Met andere woorden, het plafond- of wanddeel 2 kan twee delen 2a, 2b omvatten waarvan het twee7
BE2016/5703 de deel 2b is georiënteerd in een richting in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van het eerste deel 2a. Het montagesysteem 1 omvat verder een apparaathouderdeel 3 voor het opnemen van het plafond- of wandapparaat (fig. IB). Ook het apparaathouderdeel 3 omvat twee delen 3a, 3b die integraal zijn gevormd om één deel te vormen. Het eerste deel 3 a ligt in een eerste vlak en het tweede deel 2b ligt in een tweede vlak in hoofdzaak loodrecht op het eerste vlak.
Het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 en het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3 kunnen beide de vorm hebben van een holle cilinder die in elkaar passen, zodat de kabels voor het verbinden van het plafond- of wandapparaat met het stroomnet er doorheen kunnen gaan (niet getoond, zie verder). Aldus kan de diameter d: van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 iets groter zijn dan de diameter d-, van het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3, zodanig dat voor het verbinden van het plafond- of wandapparaat 2 en het elementhouderdeel 3, het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3 kan worden verschaft in het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2.
Het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 omvatten verder verbindingsmiddelen 4a, 4b ingericht voor het verwijderbaar bevestigen van het apparaathouderdeel 3 aan het plafond- of wanddeel 2. De verbindingsmiddelen 4a, 4b zijn zodanig dat, na installatie, het plafond of de wand 6 tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 zit. Dit kan worden gezien in Fign 2 en 3. De verbindingsmiddelen kunnen twee complementaire delen 4a, 4b omvatten, één deel 4a bevindt zieh aan het plafond- of wanddeel 2 en een ander deel 4b bevindt zieh op het apparaathouderdeel 3. Volgens de huidige uitvoeringsvorm kunnen de verbindingsmiddelen 4a, 4b ten minste één weerhaak 4a aan het plafond- of wanddeel 2 en een weerhaakgeleiding 4b op het apparaathouderdeel 3 omvatten. Volgens deze uitvoeringsvorm zijn er twee manieren om het plafond- of wanddeel 2 aan het apparaathouderdeel 3 te bevestigen. Eén manier van bevestigen omvat het schuiven van het apparaathouderdeel 3 in het plafond- of wanddeel 2, zodanig dat de ten minste één weerhaak 4a op het plafond- of wanddeel 2 in de ten minste één weerhaakgeleiding 4b op het apparaathouderdeel 3 schuift. Wanneer beide delen 2, 3 in de juiste positie zijn, wordt het apparaathouderdeel 3 met de klok mee gedraaid, zodat de weerhaak 4a uit de weerhaakgeleiding 4 wordt gedwongen en het plafond- of wanddeel 2 en apparaathouderdeel 32 vast met elkaar verbonden zijn. Volgens deze manier van bevestigen, wordt bevestiging gedaan door middel van een combinatie van een linéaire beweging en een draaibeweging. Om beide delen los van elkaar te halen en daarmee het montagesysteem van het plafond of de wand 6 te verwij deren, kan het apparaathouderdeel 3 tegen de klok in gedraaid worden zodat het uit het plafond- of wanddeel 2 kan worden geschoven. Een andere manier van bevestiging van het montagesysteem 1 volgens de huidige uitvoeringsvorm is door het afschrapen van de weerhaak 4a längs het materiaal van het apparaathouderdeel 3 bij het duwen van het apparaathouderdeel 3 in het plafond- of wanddeel 2. Volgens deze manier van bevestiging wordt de
BE2016/5703 weerhaak 4a, in tegenstelling tot de eerste manier van de bevestiging, niet geleid door de weerhaakgeleiding 4b. Wanneer de gebruiker stopt met het apparaathouderdeel 3 in het plafond- of wanddeel 2 te duwen, zijn beide deien 2, 3 vast met elkaar verbonden. Voigens deze manier van bevestigen, gebeurt bevestiging enkel door middel van een linéaire beweging. Om beide deien 2, 3 van elkaar los te maken, kan het apparaathouderdeel 3 tegen de klok in worden gedraaid, zodat de weerhaak 4a in de weerhaakgeleiding 4b wordt geduwd, en dan kan het apparaathouderdeel 3 van het plafond- of wanddeel 2 worden verwijderd.
Voigens verdere uitvoeringsvormen (niet getoond in de tekening) kunnen de verbindingsmiddelen 4a, 4b een klikinrichting 4a aan het plafond- of wanddeel 2 en een gekartelde rand 4b van het apparaathouderdeel 3 omvatten zodanig dat het apparaathouderdeel 3 in het plafond- of wanddeel 2 in één richting kan worden geduwd, maar kan niet uit het plafond- of wanddeel 2 worden getrokken omdat dan de klikinrichting 4a wordt gestopt door de gekartelde rand 4b. Ook hier gebeurt bevestiging door middel van siechts een linéaire beweging. Voor het losmaken van beide deien 2, 3 kan het apparaathouderdeel 3 tegen de klok in worden gedraaid teneinde de klikinrichting 4a af te wenden van de gekartelde rand 4b, zodanig dat het apparaathouderdeel 3 van het plafond- of wanddeel 2 kan worden verwijderd.
De verbindingsmiddelen 4a, 4b kunnen verder worden ingericht voor, bij installatie, het aanpassen van de afstand tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3. Voigens de huidige uitvoeringsvorm, in het geval van de weerhaak 4a en 4b weerhaakgeleiding, kan de afstand tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 worden aangepast of bepaald door, alvorens het apparaathouderdeel 3 met de klok mee te draaien, het te verschuiven naar de juiste positie zodat het plafond of de wand 6 is bevestigd tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 van het montagesysteem 1. Indien de verbindingsmiddelen worden gevormd door een klikinrichting 4a en gekartelde rand 4b, kan het apparaathouderdeel 3 zover mogelijk worden geduwd tegen de plafond of wand 6 zodat het plafond of de wand 6 tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 bevestigd is.
Het apparaathouderdeel 3 omvat verder een holte 5 voor het opnemen van het plafond- of wandapparaat zoals bv. een sensor, verlichtingsmiddelen, een speaker en dergelijke (zie ook verder). Voigens andere uitvoeringsvormen kan het plafond- of wandapparaat integraal gevormd zijn met het apparaathouderdeel 3 van het montagesysteem 1 teneinde één deel te vormen.
Fign 2 en 3 illustreren het montagesysteem 1 voigens de eerste uitvoeringsvorm bij het bevestigen van het montagesysteem 1 aan het plafond of de wand 6. Fig. 2 toont het montagesysteem 1 in een open positie, terwijl Fig. 3 het montagesysteem 1 toont in een gesloten of gemstalleerde positie. In de uitvoeringsvorm geillustreerd in Fign 2 en 3, wordt het plafond- of wanddeel 2 verbonden met het apparaathouderdeel 3 met het eerste deel 2a dat het dichtst bij het apparaat9
BE2016/5703 houderdeel 3 is, dat wil zeggen zodanig dat het tweede deel 2b uitstrekt vanaf het eerste deel 2a in een richting in hoofdzaak loodrecht op een vlak van het eerste deel 2a en weg van het apparaathouderdeel 3, dat wil zeggen opwaarts uitstrekt. Met andere woorden, het eerste deel 2a van het plafond- of wanddeel 2 is gericht naar het plafond 6 terwijl het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 weg georienteerd is van het plafond 6 en boven het plafond 6 ligt. Volgens andere uitvoeringsvormen (niet getoond in de tekeningen), kan het plafond- of wanddeel 2 echter ook omgekeerd worden georiënteerd, zodat het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 in het plafond 6 ligt. Daartoe kan het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2, op zijn buitenste oppervlak, middelen 7 omvatten voor verdere bevestiging van het montagesysteem 1 in het plafond of de wand 6. Dit zal een veilige en betrouwbare montage van het plafond- of wandapparaat in of aan het plafond of de wand 6 toestaan. Volgens de huidige uitvoeringsvorm kunnen de middelen 7 voor verdere bevestiging van het montagesysteem 1 in het plafond of de wand 6 ten minste één rand 7, en bij voorkeur een veeivoud aan buitenste randen 7 omvatten.
Het veeivoud aan buitenste randen 7 kan worden verdeeld over ten minste deel van de omtrek van een buitenste oppervlak van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding en zoals gei'llustreerd in Fign 1 A, 2 en 3 kunnen de buitenste randen 7 gelijkmatig verdeeld zijn over de gehele buitenste omtrek van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2. Volgens andere uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen de buitenste randen 7 echter verdeeld zijn längs slechts een deel van de buitenste omtrek van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 (niet getoond).
Een verdere uitvoeringsvorm van een montagesysteem 1 volgens de uitvinding wordt getoond in Fign 4A en 4B, 5 en 6. Ook volgens deze uitvoeringsvorm omvat het montagesysteem 1 een plafond- of wanddeel 2 en een apparaathouderdeel 3. Het plafond- of wanddeel 2 (zie fig. 4A) dient om te worden verschaft in een plafond of wand 6 van een gebouw. Het plafond- of wanddeel 2 kan een eerste deel 2a dat in een eerste vlak ligt en een tweede deel 2b dat in een tweede vlak in hoofdzaak loodrecht op het eerste vlak ligt omvatten. Zoals voor de hierboven beschreven uitvoeringsvorm, wordt het eerste deel 2a integraal gevormd met het tweede deel 2b teneinde één deel te vormen. Het apparaathouderdeel 3 kan ook twee delen 3 a, 3b omvatten die integraal zijn gevormd om één deel te vormen. Het eerste deel 3 a ligt in een eerste vlak en het tweede deel 3b ligt in een tweede vlak in hoofdzaak loodrecht op het eerste vlak. Het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 en het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3 kunnen beide de vorm hebben van een holle cilinder, zodat de kabels voor het aansluiten van het domoticasysteemelement op het stroomnet erdoorheen kunnen gaan (niet getoond, zie verder).
Verder kan de diameter d: van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 iets groter zijn dan de diameter d-, van het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3, zodanig dat voor het aansluiten van het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3, het tweede deel 3b van
BE2016/5703 het apparaathouderdeel 3 kan worden verschaft in het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2.
Het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 omvatten verder verbindingsmiddelen 4a, 4b, ingericht voor het verwijderbaar bevestigen van het apparaathouderdeel 3 aan het plafond- of wanddeel 2. De verbindingsmiddelen 4a, 4b zijn zodanig dat, wanneer geïnstalleerd, het plafond of de wand 6 tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 zit. Dit kan worden gezien in Fign 5 en 6. De verbindingsmiddelen kunnen twee complementaire delen 4a, 4b omvatten, waarbij één deel 4a zieh bevindt aan het plafond- of wanddeel 2 en een andere deel 4b zieh bevindt op het elementhouderdeel 3. Volgens de huidige uitvoeringsvorm kunnen de verbindingsmiddelen ten minste één ribbe 4a aan het plafond- of wanddeel 2, meer in het bijzonder op een binnenste oppervlak van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 omvatten. De verbindingsmiddelen kunnen verder ten minste één gedeeltelijke schroefdraad 4b omvatten op het apparaathouderdeel 3, meer in het bijzonder op een buitenste oppervlak van het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3. Met gedeeltelijke schroefdraad 4b wordt bedoeld een schroefdraad 4b die niet de gehele omtrek van het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3 afdekt. In het gegeven voorbeeid kunnen de verbindingsmiddelen twee ribben 4a omvatten op een binnenste oppervlak van het tweede deel van het plafond- of wanddeel 2 (slechts één getoond) en twee gedeeltelijke schroefdraad 4B op het buitenste oppervlak van het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3. De twee gedeeltelijke schroefdraden 4b op het apparaathouderdeel 3 zijn gescheiden door twee ribbegeleidingsdelen 4c. Voor het aan elkaar bevestigen van het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 wordt het apparaathouderdeel 3 in het plafond- of wanddeel 2 gegleden, waarbij de ribben 4a daarmee in de ribbegeleidingsdelen 4c schuiven. Wanneer het apparaathouderdeel 3 in de juiste positie is, kan een draai met de klok mee worden gemaakt zodat de ribben 4a op het plafond- of wanddeel 2 tussen de gedeeltelijke schroefdraad 4b op het apparaathouderdeel 3 bevestigd kan worden. Bij voorkeur wordt de draai met de klok mee groter uitgevoerd dan 120°. Aldus, volgens de huidige uitvoeringsvorm, omvat het bevestigen het apparaathouderdeel 3 aan het plafond- of wanddeel 2, de combinatie van een linéaire beweging en een draaibeweging. Voor het verwijderen van het apparaathouderdeel 3 van het plafond- of wanddeel 2 kan een draai tegen de klok in worden uitgevoerd, zodat de ribben 4a van de gedeeltelijke schroefdraad 4b los worden gemaakt en aldus de ribben 4a terug in de ribbegeleidingsdelen 4c worden gebracht zodat het apparaathouderdeel 3 van het plafond- of wanddeel 2 kan worden verwijderd.
De afstand tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 kan worden aangepast afhankelijk van de aard van plafond of wand 6 en dus afhankelijk van de dikte van het plafond of de wand 6. Dit is omdat de gedeeltelijke schroefdraad worden verschaft längs de gehele lengte van het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3. Het apparaathouderdeel 3 kan ge11
BE2016/5703 duwd längs het plafond- of wanddeel 2 worden voor zover nodig, dat wil zeggen tot het plafond of de wand 6 is ingeklemd tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3, voordat de draai met de klok mee wordt uitgevoerd voor een vaste verbinding van het plafondof wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3.
Dit wordt verder geillustreerd in Fign 7 en 8 waar het plafond of de wand 6 veel kleiner is dan het plafond of de wand 6 in de uitvoeringsvorm geillustreerd in Fig. 5 en 6. Het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 zijn identiek aan deze delen in de uitvoeringsvorm geillustreerd in Fign 4A en 4B, 5 en 6, maar nu wordt het apparaathouderdeel 3 verder geschoven op het plafond- of wanddeel 2 om de afstand tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3 kleiner te maken. Dit iiiustreert dat, ongeacht de dikte van het plafond of de wand 6, het montagesysteem 1 alsnog zeer goed kan worden bevestigd, zonder nood aan schroeven en zonder verlies van stevigheid van het gemonteerde samenstel, dat wil zeggen, zonder dat de betrouwbaarheid van de montagesysteem 1 vermindert. Met andere woorden, het plafond- of wandapparaat kan in alle gevallen vast worden gemonteerd op of in een plafond of wand 6.
Zoals de uitvoeringsvorm hierboven, kan het apparaathouderdeel 3 verder een holte 5 omvatten voor het opnemen van het plafond- of wandapparaat. Zoals ook vermeld voor de uitvoeringsvorm hierboven, kan het plafond- of wandapparaat ook integraal zijn gevormd met het apparaathouderdeel 3 van het montagesysteem 1 teneinde één deel te vormen.
Fign 5 en 6 en 7 en 8 illustreren de bevestiging van het montagesysteem 1 volgens de tweede uitvoeringsvorm aan het plafond of de wand 6. Fig. 5 toont het montagesysteem 1 volgens één uitvoeringsvorm in een open positie, terwijl Fig. 6 dat montagesysteem 1 toont in een gesloten of ge'installeerde positie. Het blijkt uit deze figuren dat er een verschil is in het monteren van het plafond- of wanddeel 2. In de uitvoeringsvorm, gei'llustreerde in Fign 5 en 6, is het plafond- of wanddeel 2 zodanig georiënteerd dat, wanneer gemstalleerd, het tweede deel 2b in het plafond of de wand 6 ligt. Met andere woorden, het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 is georiënteerd in een richting loodrecht op het vlak van het eerste deel 2a en strekt zieh uit in een richting naar het tweede deel 3b van het elementhouderdeel 3. Voor het toestaan van een veilige en betrouwbare montage van het plafond- of wandapparaat in of op het plafond of de wand 6 kan het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 verder, op zijn buitenste oppervlak, middelen 7 omvatten voor verdere bevestiging van het montagesysteem 1 in het plafond of de wand 6. Volgens de huidige uitvoeringsvorm kunnen de middelen 7 voor verdere bevestiging van het montagesysteem 1 in het plafond of de wand 6 ten minste één buitenste rand 7 omvatten. Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding en zoals geillustreerd in Fign 4A, 5 en 6, kan een aantal buitenste randen 7 worden verschaft op een deel van de buitenste omtrek van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2. Volgens andere uitvoeringsvormen van de uitvinding
BE2016/5703 kan echter een veelvoud aan buitenste randen 7 worden verschaft längs de volledige buitenste omtrek van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2. Volgens nog verdere uitvoeringsvormen van de uitvinding kan slechts één buitenste rand 7 worden verschaft op de buitenste omtrek van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2.
Een andere uitvoeringsvorm wordt getoond in Fig. 7 en Fig. 8, die het montagesysteem 1 tonen respectievelijk in een open positie en een gesloten positie of in gei'nstalleerde positie. Volgens deze uitvoeringsvorm kan het plafond- of wanddeel 2 zodanig georiënteerd zijn dat het eerste deel 2a naar het plafond of de wand 6 gericht is en waarbij het tweede deel 2b zieh uitstrekt vanaf het eerste deel 2a in een richting weg van het plafond of de wand 6. Volgens deze uitvoeringsvorm kunnen de middelen 7 voor verdere bevestiging van het montagesysteem 1 aan het plafond of de wand 6 ten minste één magneet 7 omvatten. Volgens uitvoeringsvormen en zoals geïllustreerd in Fig. 7 kan één grote magneet 7 worden verschaft op een oppervlak van het eerste deel 2a tegenover het oppervlak waarop het tweede deel 2b is verschaft. Zoals te zien is in Fig. 7, kan de magneet 7 zieh uitstrekken over de volledige omtrek van het eerste deel 2a. Volgens verdere uitvoeringsvormen kan echter een veelvoud aan (kleinere) magneten 7 worden verschaft langsheen de omtrek van het eerste deel 2a (zie verder).
De bovenstaande uitvoeringsvormen kunnen geschikt zijn om te worden gebruikt met elk soort plafond of wand 6, of nu een deel van het plafond of de wand kan worden verwijderd of niet, dat wil zeggen, ofwel het plafond of de wand 6 een vast plafond of wand 6 is of als het verwijderbare onderdelen omvat, bijvoorbeeld, aparte verwijderbare tegels. In het geval dat het plafond of de wand 6 echter vast is bevestigd, dat wil zeggen, wanneer het geen verwijderbare onderdelen omvat, dan kan het probleem ontstaan dat het plafond- of wanddeel 2 niet kan worden verschaft doorheen een gat in het plafond of de wand 6. In dergelijke gevallen kan het plafondof wanddeel 2 opvouwbaar worden gemaakt. Dit wordt geïllustreerd in Fign 9A en 9B, die respectievelijk het plafond- of wanddeel 2 in een standaardpositie, dat wil zeggen de positie waarin het zieh bevindt na installatie, en in een gevouwen positie tonen. Door het plafond- of wanddeel 2 opvouwbaar te maken, kan het worden opgevouwen om te worden verschaft boven een plafond of in een wand 6 doorheen een gat, waarna het vervolgens kan worden uitgevouwen om in de positie gebracht te worden om het apparaathouderdeel 3 eraan te bevestigen.
Volgens deze uitvoeringsvormen kan het plafond- of wanddeel 2 vouwlijnen 8 omvatten waarlangs het kan worden gevouwen. Deze vouwlijnen 8 kunnen worden gevormd door het materiaal van het plafond- of wanddeel 2 minder dik te maken in deze gebieden dan in de rest van het plafond- of wanddeel 2. Volgens andere uitvoeringsvormen kan het plafond- of wanddeel 2 vouwbaar worden gemaakt door het verschaffen, in plaats van de vouwlijnen 8, van filmscharnieren (niet getoond) of door het plafond- of wanddeel 2 uit twee delen te maken, dat wil zeg13
BE2016/5703 gen, dat elk een halve cirkel vormt, en deze deien te verbinden door het verschaffen van een rubberen ring 8b voor het aan elkaar verbinden van de twee deien (zie Fig. 9B).
Fign 9A en 9B illustreren verder een andere uitvoeringsvorm van de middelen 7 voor verdere bevestiging van het montagesysteem 1 aan het plafond of de wand 6. Voigens de huidige uitvoeringsvorm kunnen deze verbindingsmiddelen 7 een veelvoud aan kleine magneten 7 omvatten, in het gegeven voorbeeld vier, die gelijkmatig verdeeld zijn over het eerste deel 2a van het plafond- of wanddeel 2 längs zijn omtrek.
Nog verder illustreert Fig. 9B ook dat het plafond- of wanddeel 2 twee verschillende verbindingsmiddelen 7 kan omvatten voor verdere bevestiging van het montagesysteem 1 op of in het plafond of de wand 6. In het voorbeeld van Fig. 9 omvat het plafond- of wanddeel 2 vier magneten 7 op zijn het eerste deel 2a en een veelvoud aan buitenste randen 7 op een deel van de omtrek van het tweede deel 2b.
In een tweede aspect verschaft de huidige uitvinding ook een werkwijze voor het monteren van een plafond- of wandapparaat in of op een plafond of wand 6, waarbij een montagesysteem 1 wordt gebruikt zoals beschreven in de bovenstaande uitvoeringsvormen. Een uitvoeringsvorm van de werkwijze voigens de uitvinding is geïllustreerd in Fign 10A tot 10D. In een eerste stap van de werkwijze, na het verschaffen van het montagesysteem 1, wordt het plafond- of wanddeel 2 verschaft aan een eerste zijde van het plafond of de wand 6 (zie fig. 10A). Dit kan worden gedaan door bijvoorbeeld het verwijderen van een verwijderbaar deel van het plafond of de wand 6, zoals bijvoorbeeld een verwijderbare tegel. Wanneer het plafond- of wanddeel 2 is verschaft aan een eerste zijde van het plafond of de wand 6, kan het in het plafond of de wand 6 worden geduwd, zoals geïllustreerd door de pijl in Fig. 10A, teneinde te worden bevestigd in een gat 9 van het plafond of de wand 6. De middelen 7 voor verdere bevestiging van het montagesysteem 1 aan het plafond of de wand 6, in het gegeven voorbeeld zijn dit buitenste randen 7, worden hierdoor ingeklemd in het plafond of de wand 6 teneinde betrouwbare en veilige bevestiging van het montagesysteem 1 aan het plafond of de wand 6 te bewerkstelligen. Er zij op gewezen dat voigens andere uitvoeringsvormen van de uitvinding, waar bijvoorbeeld magneten 7 verschaft worden, het plafond- of wanddeel 2 tegen het plafond of de wand 6 kan worden geduwd om het verder te bevestigen aan het plafond of de wand 6.
In een tweede stap, die is geïllustreerd in Fig. 10B, wordt het apparaathouderdeel 3 verschaft aan een tweede zijde van het plafond of de wand 6, waarbij de tweede zijde tegenovergelegen is aan de eerste zijde. Het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3 wordt hierdoor verschaft doorheen het gat 9 in het plafond of de wand 6 en wordt in het plafond- of wanddeel 2 geduwd in een richting zoals geïllustreerd door de pijl in Fig. IOC. Het apparaathouderdeel 3 wordt dan verwijderbaar bevestigd aan het plafond- of wanddeel 2 door middel van de verbindingsmiddelen 4a, 4b, zodat het plafond of de wand 6 wordt ingeklemd tussen het plafond- of wanddeel 2
BE2016/5703 en het elementhouderdeel 3. De verbindingsmiddelen 4a, 4b worden verschall op respectievelijk het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel 2 en het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3. In het weergegeven voorbeeld kunnen de verbindingsmiddelen 4a, 4b twee ribben 4a omvatten op binnenste oppervlak van het tweede deel 2b van het plafond- of wanddeel en twee gedeeltelijke schroefdraad 4b op het buitenste oppervlak van het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3. Wanneer het apparaathouderdeel 3 in de juiste positie is, dat wil zeggen, wanneer het plafond of de wand 6 is ingeklemd tussen het plafond- of wanddeel 2 en het apparaathouderdeel 3, kan het apparaathouderdeel 3 met de klok mee worden gedraaid met meer dan 120 °, zoals geïllustreerd door de pijl in Fig. 10D, teneinde het apparaathouderdeel 3 vast te verbinden aan het plafond- of wanddeel 2.
Er zij op gewezen dat de bovenstaande beschrijving van de werkwijze slechts bij wijze van uitleg van de werkwijze is en is niet bedoeld om de uitvinding op enige wijze te beperken. De werkwijze kan worden toegepast op elk van de uitvoeringsvormen van het montagesysteem 1 zoals hierboven beschreven.
Wanneer het montagesysteem 1 is gemonteerd, is het plafond- of wanddeel 2 niet zichtbaar voor een gebruiker in de kamer. In gemonteerde positie kan enkel het tweede deel 3b van het apparaathouderdeel 3 zichtbaar zijn.
Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding die bijzonder bruikbaar zijn wanneer het plafond of de wand 6 een vast plafond of wand is dat geen verwijderbare onderdelen omvat, kan de werkwijze verder, alvorens het plafond- of wanddeel 2 aan een eerste zijde van het plafond 6 of wand wordt verschaff het vouwen van het plafond- of wanddeel 2 omvatten. Zo kan het plafond- of wanddeel 2 eenvoudig worden verschaft doorheen een gat 9 in een plafond of wand 6.
Dit wordt geïllustreerd in Fig. 11 A. Nadat het plafond- of wanddeel 2 is verschaft doorheen het gat 9, en dus aanwezig is op een eerste zijde van het plafond of de wand 6, kan het worden uitgevouwen zoals geïllustreerd door de pijlen in Fig. 1 IB.
De werkwijze kan verder het verschaffen van een plafond- of wandapparaat 10 omvatten, zoals, bijvoorbeeld, sensoren, regelaars, actuatoren, verlichtingsmiddelen, speakers en dergelijke. Het plafond- of wandapparaat 10 kan dan, door het elementhouderdeel 3 en het plafond- of wanddeel 2, worden aangesloten met kabels 11 van het stroomnet. Ten behoeve hiervan kan een cilindrische connector 12 worden gebruikt. De connector 12 kan kokers omvatten voor het opnemen van de kabels 11, zoals kan worden gezien in Fig. 12A. Nadat de kabels 11 aan het domoticasysteemelement 10 zijn aangesloten, kan het domoticasysteemelement 10 worden bevestigd aan het elementhouderdeel 3. Dit kan gebeuren door, bijvoorbeeld, een buitenste rand 13 van het plafond- of wandapparaat 10 over of op een buitenste rand van het eerste deel 3a van het apparaathouderdeel 3 te klikken. Het apparaathouderdeel 3 kan daartoe verder kleine uitsteeksels 13 omvatten aan de buitenste zijde.
BE2016/5703

Claims (15)

  1. CONCLUSIES
    1. Een montagesysteem (1) voor het monteren van een plafond- of wandapparaat in of op een plafond of wand (6), waarbij het montagesysteem (1) omvat:
    - een plafond- of wanddeel (2) om te worden aangebracht in of op het plafond of de wand (6), en
    - een apparaathouderdeel (3) voor het ontvangen van het plafond- of wandapparaat (10), waarbij het plafond- of wanddeel (2) en het apparaathouderdeel (3) verbindingsmiddelen (4a, 4b) omvatten die ingericht zijn voor het verwijderbaar bevestigen van het apparaathouderdeel (3) aan het plafond- of wanddeel (2), zodanig dat, na installatie, het plafond of de wand (6) zieh tussen het plafond- of wanddeel (2) en het apparaathouderdeel (3) bevindt.
  2. 2. Een montagesysteem (1) volgens conclusie 1, waarbij de verbindingsmiddelen (4a, 4b) verder zijn ingericht om, bij installatie, de afstand tussen het plafond- of wanddeel (2) en het apparaathouderdeel ( 3) aan te passen.
  3. 3. Een montagesysteem volgens conclusie 2, waarbij de verbindingsmiddelen (4a, 4b) ten minste één weerhaak (4a) aan het plafond- of wanddeel (2) en ten minste één weerhaakgeleiding (4b) op het apparaathouderdeel 3 omvat.
  4. 4. Een montagesysteem volgens conclusie 2, waarbij de verbindingsmiddelen (4a, 4b) ten minste één ribbe (4a) op het planfond- of wanddeel (2) en ten minste één gedeeltelijke schroefdraad (4b) en ten minste één ribbegeleidingsdeel (4c) op het apparaathouderdeel (3) omvatten.
  5. 5. Een montagesysteem (1) volgens één van de voorgaande conciusies, waarbij plafond- of wanddeel (2) middelen omvat (7) voor het verder bevestigen van het montagesysteem (1) in of aan het plafond of de wand (6).
  6. 6. Een montagesysteem (1) volgens conclusie 5, waarbij het plafond- of wanddeel (6) een eerste deel (2a) omvat dat in een eerste vlak ligt en een tweede deel (2b), verbonden met het eerste deel (2a) en liggend in een tweede vlak dat in hoofdzaak loodrecht staat op het eerste vlak, waarbij de middelen (7) voor de verdere bevestîging van het montagesysteem (1) in of aan het plafond of de wand (6) voorzien zijn op een buitenste oppervlak van het tweede deel (2b).
  7. 7. Een montagesysteem (1) volgens conclusie 5, waarbij het plafond- of wanddeel (6) een eerste deel (2a) omvat dat in een eerste vlak ligt en een tweede deel (2b), verbonden met het eerste deel (2a), en liggend in een tweede vlak dat hoofdzakelijk loodrecht staat op het eerste vlak, waarbij de middelen (7) voor de verdere bevestîging van het montagesysteem (1) in of aan het plafond of de wand (6) voorzien zijn op een oppervlak van het eerste deel (2a).
    BE2016/5703
  8. 8. Een montagesysteem (1) voigens één van de conciusies 5 tot 7, waarbij de middelen (7) voor de verdere bevestiging van het montagesysteem (1) in het plafond of de wand (6) ten minste één buitenste rand of ten minste één magneet omvat.
  9. 9. Een montagesysteem (1) voigens één van de voorgaande conciusies, waarbij het plafond5 of wanddeel (2) vouwbaar is.
  10. 10. Een montagesysteem (1) voigens één van de voorgaande conciusies, waarbij het plafondof wandapparaat (10) één van een sensor, een regelaar, een actuator, verlichtingsmiddelen of een speaker is.
  11. 11. Een montagesysteem (1) voigens één van de voorgaande conciusies, waarbij het plafond10 of wandapparaat (10) integraal is gevormd met het apparaathouderdeel (2) van het montagesysteem (1).
  12. 12. Een werkwijze voor het monteren van een plafond- of wandapparaat (10) in of aan een plafond of wand (6), waarbij de werkwijze omvat:
    - het verschaffen van een montagesysteem (1) voigens één van de voorgaande conciusies,
    15 - het verschaffen van het plafond- of wanddeel (2) op een eerste zijde van het plafond of de wand (6) en het verschaffen van het apparaathouderdeel (3) op een tweede, tegenoverliggende zijde van het plafond of de wand (6), en
    - het verwijderbaar aan elkaar bevestigen van het plafond- of wanddeel (2) en het apparaathouderdeel (3) door middel van een verbindingsmiddel (4a, 4b), waarbij het plafond
    20 of de wand (6) ingeklemd worden tussen het plafond- of wanddeel ( 2) en het apparaathouderdeel (3).
  13. 13. Een werkwijze voigens conclusie 12, waarbij de werkwijze verder omvat:
    - het aanpassen van de afstand tussen het plafond- of wanddeel (2) en het apparaathouderdeel (3).
    25
  14. 14. Een werkwijze voigens conclusie 12 of 13, waarbij de werkwijze verder omvat alvorens het plafond- of wanddeel (2) te verschaffen op een eerste zijde van het plafond of de wand (6):
    - het vouwen van het plafond- of wanddeel (2),
    - het verschaffen van het plafond- of wanddeel (2) doorheen een gat (9) in het plafond of
    30 de wand (6), en
    - het ontvouwen van het plafond- of wanddeel (2).
  15. 15. Een werkwijze voigens één van de conciusies 12 tot 14, waarbij de werkwijze verder omvat:
    - het verschaffen van het plafond- of wandapparaat (10),
    35 - het aansluiten, door het plafond- of wanddeel (2) en het apparaathouderdeel (3), van het plafond- of wandapparaat (10) aan kabels (11) aangesloten op het stroomnet, en
    BE2016/5703
    - het bevestigen van het plafond- of wandapparaat (10) aan het apparaathouderdeel (3).
    BE2016/5703
BE2016/5703A 2016-09-19 2016-09-19 Bevestigingssysteem voor plafond- of wandinrichting BE1024579B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5703A BE1024579B1 (nl) 2016-09-19 2016-09-19 Bevestigingssysteem voor plafond- of wandinrichting
DK17191806.3T DK3297110T3 (da) 2016-09-19 2017-09-19 Monteringssystem til lofts- eller væganordning
EP17191806.3A EP3297110B1 (en) 2016-09-19 2017-09-19 Mounting system for ceiling or wall device
PL17191806.3T PL3297110T3 (pl) 2016-09-19 2017-09-19 Montażowy układ do urządzenia sufitowego lub ściennego

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5703A BE1024579B1 (nl) 2016-09-19 2016-09-19 Bevestigingssysteem voor plafond- of wandinrichting

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024579A1 true BE1024579A1 (nl) 2018-04-11
BE1024579B1 BE1024579B1 (nl) 2018-04-18

Family

ID=57796064

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5703A BE1024579B1 (nl) 2016-09-19 2016-09-19 Bevestigingssysteem voor plafond- of wandinrichting

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3297110B1 (nl)
BE (1) BE1024579B1 (nl)
DK (1) DK3297110T3 (nl)
PL (1) PL3297110T3 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1027219B1 (nl) 2019-04-23 2020-11-25 Niko Nv Montagesysteem voor plafond- of wandapparaat
EP4075056A1 (en) * 2021-04-12 2022-10-19 Daxtor A/S A fixture

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3229939A (en) * 1963-11-22 1966-01-18 North American Aviation Inc Mounting grommet for electrical components
US4053082A (en) * 1976-03-01 1977-10-11 Unarco Industries, Inc. Electrical outlet box assembly
FR2797357B3 (fr) * 1999-08-06 2001-06-29 Capri Codec Sa Boite de connexion electrique a fixation unilaterale sur une ouverture d'une plaque mince
US6971774B2 (en) * 2003-07-29 2005-12-06 Wen-Chang Wu Insertion structure for inserting lamp rod to wire winding box
GB2446430B (en) * 2007-02-09 2012-03-07 Savvy Switches Ltd Universal fitting for mounting components
GB2460294B (en) * 2008-05-27 2012-12-12 Richard Michael Seed Wall, floor or ceiling electrical connector assembly
GB2484269A (en) * 2010-10-01 2012-04-11 Thorn Security Mounting unit
DK3063469T3 (en) * 2013-10-31 2018-06-25 Filuxx Systems Gmbh Device for connection of electric lamps with fault current discharge

Also Published As

Publication number Publication date
PL3297110T3 (pl) 2024-02-05
DK3297110T3 (da) 2023-11-06
EP3297110A1 (en) 2018-03-21
BE1024579B1 (nl) 2018-04-18
EP3297110B1 (en) 2023-10-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20080023894A1 (en) Captive Retaining Spring
RU2013155908A (ru) Крепежное приспособление и крепежная система для вертикальных панелей
BE1024579A1 (nl) Bevestigingssysteem voor plafond- of wandinrichting
US8490938B2 (en) In-ceiling, in-wall one button installer
JP2019502150A (ja) 電気機器用ペダルをペダルボードに取り付けるためのコネクタ
CN110063062A (zh) 用于天花板扬声器***的安装和去除的装置
KR101317670B1 (ko) 조명등 커버 고정구조
US20130248243A1 (en) Prefabricated electrical box
US20060021778A1 (en) Cut-in box
US6872885B1 (en) Recessed electrical fixture assembly with insulation barrier and method of using the same
KR101502732B1 (ko) 액자용 지지대
US9531175B2 (en) Method and apparatus for an electrical box block bracket
JP2017533389A (ja) 接続装置におけるまたは接続装置に関する改良
EP3073757B1 (en) Microphone stand and microphone stand set
EP3712494B1 (en) Module for making a structure, such as a frame, a support structure, a false ceiling, a lamp structure and the like
JP6257384B2 (ja) 会議室などの部屋入口に設置される端末ホルダー
WO2018034685A1 (en) Removable/re-usable bracket
JP6764256B2 (ja) 取付補助部材、器具設置構造及び器具の設置方法
BE1026483B1 (nl) Montageplaat en installatiesysteem
TWI577914B (zh) Fixtures
EP2666387B1 (en) Supporting unit for wall coating panels
BE1021746B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het inbouwen van een elektrische module
JP6762628B1 (ja) 留め具
GB2485554A (en) In-ceiling or in-wall loudspeaker installation
JP2017148260A (ja) 折りたたみ椅子の連結装置

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180418