BE1024557B1 - Vouwsteun voor het vouwen van een dekzeil en constructie voor het ophangen van het dekzeil - Google Patents

Vouwsteun voor het vouwen van een dekzeil en constructie voor het ophangen van het dekzeil Download PDF

Info

Publication number
BE1024557B1
BE1024557B1 BE2016/5963A BE201605963A BE1024557B1 BE 1024557 B1 BE1024557 B1 BE 1024557B1 BE 2016/5963 A BE2016/5963 A BE 2016/5963A BE 201605963 A BE201605963 A BE 201605963A BE 1024557 B1 BE1024557 B1 BE 1024557B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
folding
folding support
tarpaulin
support
supports
Prior art date
Application number
BE2016/5963A
Other languages
English (en)
Inventor
Erik Rogiers
Original Assignee
Versus Invest Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Versus Invest Bvba filed Critical Versus Invest Bvba
Priority to BE2016/5963A priority Critical patent/BE1024557B1/nl
Priority to PT172103970T priority patent/PT3339069T/pt
Priority to EP17210397.0A priority patent/EP3339069B1/en
Priority to HUE17210397A priority patent/HUE053894T2/hu
Priority to PL17210397T priority patent/PL3339069T3/pl
Priority to ES17210397T priority patent/ES2867000T3/es
Application granted granted Critical
Publication of BE1024557B1 publication Critical patent/BE1024557B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J5/00Doors
    • B60J5/04Doors arranged at the vehicle sides
    • B60J5/06Doors arranged at the vehicle sides slidable; foldable
    • B60J5/062Doors arranged at the vehicle sides slidable; foldable for utility vehicles or public transport
    • B60J5/065Doors arranged at the vehicle sides slidable; foldable for utility vehicles or public transport with non-rigid elements, e.g. side curtains
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J7/00Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs
    • B60J7/02Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes
    • B60J7/06Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with non-rigid element or elements
    • B60J7/061Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with non-rigid element or elements sliding and folding
    • B60J7/064Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with non-rigid element or elements sliding and folding using folding arms sliding in longitudinal tracks for supporting the soft roof
    • B60J7/065Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with non-rigid element or elements sliding and folding using folding arms sliding in longitudinal tracks for supporting the soft roof for utility vehicles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Tents Or Canopies (AREA)
  • Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)

Abstract

De uitvinding voorziet in een vouwsteun (10) voor het vouwen van een dekzeil dat aan Iangwerpige schuifbare dragers is bevestigd. De vouwsteun is uit één stuk uit kunststof vervaardigd en omvat: twee eindgedeelte (12, 13); twee stijve gedeelte (16, 17) die via een eerste en een tweede vouwlijn (14, 15) scharnierend verbonden zijn met de eindgedeelten (12, 13); en een buigzaam middengedeelte (18) dat aansluit op de stijve gedeelten (16, 17). De vouwsteun (10) heeft een open geplooide stand, waarin het middengedeelte (18) een Iengte heeft van 4 cm tot 12 cm, en waarin de binnenzijde en de buitenzijde van het middengedeelte (18) respectievelijk concaaf en convex zijn met een pijlhoogte begrepen tussen 1,5 en 25% van de Iengte (D) van het middengedeelte (18). Door de, naar de buitenzijde van de vouwsteun (10) gerichte, kleine kromming van het middengedeelte (18) is er een grotere kracht nodig om de vouwsteun (10) naar een positie te verplaatsen waarbij, indien het dekzeil wordt opengeschoven, de vouwsteun (10) naar binnen plooit.

Description

Vouwsteun voor het vouwen van een dekzeil en constructie voor het ophangen van het dekzeil
De huidige uitvinding heeft betrekking op een vouwsteun voor het vouwen van een open en dicht schuifbaar dekzeil dat aan zijdelings verschuifbare langwerpige dragers bevestigd is. De vouwsteun heeft een buitenzijde voorzien om tegen het dekzeil te duwen en een tegenover de buitenzijde gelegen binnenzijde. De vouwsteun omvat de volgende gedeelten: een eerste en een tweede eindgedeelte die zich aan twee tegenover elkaar gelegen uiteinden van de vouwsteun bevinden en die voorzien zijn om de vouwsteun aan twee van genoemde langwerpige dragers te bevestigen; een eerste stijf gedeelte dat via een eerste vouwlijn scharnierend verbonden is met genoemd eerste eindgedeelte en een tweede stijf gedeelte dat via een tweede vouwlijn scharnierend verbonden is met genoemd tweede eindgedeelte; en een buigzaam middengedeelte met een eerste uiteinde dat aansluit op genoemd eerste stijf gedeelte en een tweede uiteinde dat aansluit op genoemd tweede stijf gedeelte. Genoemde stijve gedeelten zijn onderling verdraaibaar rond genoemd middengedeelte tussen een dicht geplooide stand van de vouwsteun, waarin genoemde vouwlijnen zich op een minimale afstand van elkaar bevinden, en een open geplooide stand van de vouwsteun, waarin genoemde vouwlijnen zich op een maximale afstand van elkaar bevinden.
Dergelijke vouwsteun wordt voornamelijk gebruikt ter ondersteuning van een dekzeil bij laadruimtes zodat, bij het openschuiven van het dekzeil, het dekzeil naar buiten wordt gevouwen, d.w.z. weg van de laadruimte. Dit is gewenst aangezien laadruimtes, in het bijzonder mobiele laadruimtes, die zich op vrachtwagens, opliggers, aanhangwagens of zelfs treinwagons bevinden, moeten voldoen aan vooraf bepaalde maximale buitenafmetingen. Door deze vastgelegde maximale afmetingen wordt de laadruimte beperkt. Vaak worden zijkanten van zulke laadruimtes afgesloten met een dekzeil dat open schuifbaar is om zo via de betreffende zijkant toegang tot de laadruimte te verschaffen. Om een maximale laadruimte te bekomen, is het dus belangrijk dat, bij het openschuiven van het dekzeil, de vouwsteun weg van de laadruimte vouwt zodanig dat de in de laadruimte gestapelde goederen het openschuiven van het dekzeil niet kunnen hinderen.
Dergelijke vouwsteunen zijn bekend uit EP-B1-1782986. Bij deze vouwsteun wordt het middengedeelte gevormd door een halve cirkelboog die met zijn convexe zijde de binnenzijde van de vouwsteun vormt. In dit Europees octrooi worden de vouwsteunen in het dak tussen de open en dicht schuifbare daktogen gemonteerd maar in de praktijk worden deze vouwsteunen ook gemonteerd tussen de opstaande open en dicht schuifbare dragers (rongen) zodat het middengedeelte enigszins naar de buitenkant van de laadruimte is gericht. Bij het openschuiven van de dragers, en dus het dekzeil, wordt het middengedeelte dan verder naar buiten geduwd. Echter is uit de praktijk gebleken dat deze vouwsteunen soms naar de binnenzijde plooien, niettegenstaande ze enigszins naar buiten geplooid zijn, wat niet gewenst is omdat het openschuiven van het dekzeil dan gehinderd kan worden door de vouwsteunen die tegen de goederen in de laadruimte vast kunnen komen te zitten. Dit naar binnen plooien is mogelijk doordat, als er kracht wordt uitgeoefend op het vlak van het dekzeil en dus op de vouwsteunen, bijvoorbeeld door wind, de cirkelboog van het middengedeelte kan samengedrukt worden waardoor het middengedeelte van de vouwsteun zich eenvoudig van zijn naar buiten gerichte positie naar een naar binnen gerichte positie kan verplaatsen. Indien het dekzeil wordt opengeschoven, plooit het middengedeelte van de vouwsteun hierbij verder naar binnen waardoor de gehele vouwsteun volledig naar binnen plooit.
Daarnaast is ook gebleken dat deze vouwsteun, in zijn dicht geplooide stand, vrij breed uitstekend uiteinde met relatief scherpe randen heeft dat tegen het zeil duwt waardoor er spanning op het dekzeil komt te staan wat, in het bijzonder door de scherpe plooien in het vrije uiteinde van de vouwsteun, bij herhaaldelijk gebruik mogelijks tot beschadiging van het zeil kan leiden.
Een andere dergelijke vouwsteun wordt commercieel geëxploiteerd door “Sesam & Edscha”. Deze vouwsteun heeft een vlak in plaats van een half cirkelvormig middengedeelte. Eveneens is gebleken dat, indien een kracht wordt uitgeoefend op het dekzeil en dus op de vouwsteun, deze vouwsteun regelmatig naar binnen in plaats van naar buiten plooit wat dus niet gewenst is.
Het is een doel van de huidige uitvinding om een vouwsteun te voorzien die minder geneigd is om naar binnen te plooien zodanig dat bij het openschuiven van het dekzeil de vouwplaten naar buiten zullen plooien.
Tot dit doel is de vouwplaat volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat, in genoemde open geplooide positie van de vouwsteun, genoemd middengedeelte een lengte heeft, gemeten volgens de kortst mogelijke rechte lijn tussen genoemde uiteinden, van 4 cm tot 12 cm, en dat, eveneens in genoemde open geplooide positie van de vouwsteun, genoemd middengedeelte een concave binnenzijde heeft met een eerste pijlhoogte begrepen tussen 1,5 en 25% van genoemde lengte (D) en een convexe buitenzijde met een tweede pijlhoogte begrepen tussen 1,5 en 25% van genoemde lengte (D).
Gevonden werd is dat bij een, naar de buitenzijde van de vouwsteun gerichte, kleine kromming van het middengedeelte er een grotere kracht nodig is, in vergelijking met de reeds bekende vouwsteunen, om de vouwsteun naar een positie tot voorbij zijn evenwichtspositie te verplaatsen waarbij, indien het dekzeil wordt opengeschoven, de vouwsteun verder naar binnen plooit en zelf niet meer automatisch terug naar buiten plooit. Doordat een grotere kracht nodig is alvorens de vouwsteun in een positie komt waarin deze naar binnen zou plooien bij het openschuiven van de dragers, is de vouwsteun minder geneigd om naar binnen te plooien.
Daarenboven is de vouwsteun, door de vormgeving van het middengedeelte, in zijn dicht geplooide stand, minder breed en heeft minder scherpe randen, in vergelijking met de vouwsteun beschreven in EP-B1 -1782986. Hierdoor is er minder spanning en minder lokale druk op het dekzeil waardoor het risico op beschadiging van het dekzeil kleiner is.
In een uitvoeringsvorm heeft genoemd middengedeelte een midden en een dikte die vanaf zijn beide uiteinden naar dit midden toe afneemt.
In deze uitvoeringsvorm is het middengedeelte dus meer buigzaam naar het midden toe waardoor hier de grootste buiging optreedt.
In een uitvoeringsvorm vormen, in genoemde open geplooide positie van de vouwsteun, de buitenzijde van genoemd middengedeelte en de buitenzijden van genoemde stijve gedeelten ter plaatse van genoemde uiteinden een hoek begrepen tussen 150° en 177°, waarbij genoemde hoek (β) bij voorkeur groter is dan 160° en meer bij voorkeur groter dan 170°.
In een uitvoeringsvorm zijn genoemde eerste pijlhoogte en genoemde tweede pijlhoogte kleiner zijn dan 20% van genoemde lengte (D), bij voorkeur kleiner dan 15%, meer bij voorkeur kleiner dan 10% en meest bij voorkeur kleiner dan 5% van genoemde lengte (D), waarbij genoemde eerste pijlhoogte (Pi) en genoemdeJweede pijlhoogte (P2) bij voorkeur groter zijn dan 2,0% van genoemde lengte (D) en meer bij voorkeur groter dan 2,5% van genoemde lengte (D)..
In een uitvoeringsvorm is genoemde lengte van genoemd middengedeelte groter dan 5 cm, bij voorkeur groter dan 6 cm, en kleiner dan 9,5 cm, bij voorkeur kleiner dan 7 cm.
In een uitvoeringsvorm vormt genoemde concave binnenzijde een eerste boog, in het bijzonder een cirkelboog, en genoemde convexe buitenzijde een tweede boog, in het bijzonder een cirkelboog.
In een uitvoeringsvorm heeft een cirkelboog gezien in de langsrichting van de vouwplaat doorheen genoemde uiteinden en doorheen het midden van genoemd middengedeelte een kromtestraal begrepen tussen 10 en 100 cm, welke kromtestraal bij voorkeur groter is dan 15 cm, meer bij voorkeur groter dan 20 cm, en welke kromtestraal bij voorkeur kleiner is dan 50 cm, meer bij voorkeur kleiner dan 30 cm.
In een uitvoeringsvorm is de vouwsteun (10) in één stuk door spuitgieten vervaardigd uit een kunststof, bij voorkeur een thermoplastische kunststof die in het bijzonder polypropeen bevat.
In een uitvoeringsvorm draaien, bij een beweging van de vouwsteun van genoemde open geplooide stand naar genoemde dicht geplooide stand, genoemde stijve gedeelten scharnierend omheen genoemde vouwlijnen over een hoek van ten minste 60°, bij voorkeur ten minste 70° en meer bij voorkeur ten minste 80°.
In een uitvoeringsvorm is genoemde eerste vouwlijn evenwijdig aan genoemde tweede vouwlijn of vormen genoemde eerste vouwlijn en genoemde tweede vouwlijn een hoek ten opzichte van elkaar die kleiner is dan 10°.
In een uitvoeringsvorm omvatten genoemde eindgedeelten elk een kliksysteem, welke kliksystemen voorzien zijn om samen te werken met een overeenkomstig kliksysteem op genoemde langwerpige dragers om de vouwsteun daarop vast te klikken.
In deze uitvoeringsvorm is de vouwsteun snel en eenvoudig te bevestigen aan de dragers.
In een uitvoeringsvorm omvatten genoemde stijve gedeelten een nagenoeg vlakke plaat met een aantal opstaande ribben, waarbij genoemde vlakke platen een gedeelte van de binnenzijde van de vouwsteun vormen en waarbij genoemde opstaande ribben een gedeelte van de buitenzijde van de vouwsteun vormen. .
In deze uitvoeringsvorm is er weinig materiaal nodig om de stijve gedeelten te vervaardigen maar bieden deze toch voldoende stevigheid. Verder wordt een vlakke binnenzijde bekomen die een deel van de binnenzijde van de laadruimte vormt.
Het is een verder doel van de huidige uitvinding om een constructie voor het ophangen van een dekzeil voor het afdekken van een laadruimte te voorzien, waarbij, bij het openschuiven van het dekzeil, het dekzeil minder geneigd is om naar binnen te plooien.
Tot dit doel bevat de constructie volgens de uitvinding een bovenste draagrail die zich ter hoogte van een bovenzijde van de laadruimte bevindt; een onderste draagrail die zich ter hoogte van een onderzijde van de laadruimte bevindt; en meerdere zijdelings langs genoemde bovenste en onderste draagrail verschuifbare langwerpige dragers die genoemde bovenste draagrail verbinden met genoemde onderste draagrail, waarbij genoemd dekzeil voorzien is om aan genoemde langwerpige dragers bevestigd te worden zodat het dekzeil, door een zijdelingse verschuiving van de langwerpige dragers, beweegbaar is tussen een open positie en een gesloten positie, waarbij de constructie verder meerdere vouwsteunen omvat zoals hierboven beschreven en waarbij elk van de vouwsteunen bevestigd is aan twee aangrenzende langwerpige dragers.
Deze constructie heeft dezelfde voordelen als de vouwsteun zoals hierboven beschreven waardoor, bij het verschuiven van het dekzeil op de zijwand van de constructie, het dekzeil meer geneigd is om weg van de laadruimte te vouwen.
In een uitvoeringsvorm omvat de constructie: een verder dekzeil een verdere bovenste draagrail die zich ter hoogte van de bovenzijde van de laadruimte bevindt en zich evenwijdig aan genoemde bovenste draagrail uitstrekt; meerdere langs genoemde bovenste draagrail en genoemde verdere bovenste draagrail verschuifbare daktogen die genoemde bovenste draagrails verbinden, waarbij genoemd verder dekzeil voorzien is om aan genoemde daktogen bevestigd te worden zodat het dekzeil, door een zijdelingse verschuiving van de daktogen, beweegbaar is tussen een open positie en een gesloten positie; en meerdere verdere vouwsteunen zoals hierboven beschreven, waarbij elk van de verdere vouwsteunen bevestigd is aan twee aangrenzende daktogen.
In deze constructie is dan ook het. dak van de laadruimte schuifbaar waarbij het verder dekzeil meer geneigd is om weg van de laadruimte te vouwen. Dit laatste is vooral voordelig wanneer de vouwsteunen niet boven de bovenste draagrails opgesteld worden maar wel daarnaast om zodoende de totale hoogte ingenomen door de bovenste draagrails en door de vouwsteunen te beperken. De vouwsteunen kunnen dan immers op dezelfde hoogte als de draagrails voorzien worden.
Het is een doel van de huidige uitvinding om een constructie voor het ophangen van een dekzeil voor het afdekken van een laadruimte te voorzien, waarbij, bij het openschuiven van het dekzeil, het dekzeil minder geneigd is om naar binnen te plooien.
Tot dit doel bevat de constructie volgens de uitvinding : een bovenste draagrail en een verdere bovenste draagrail die zich elk ter hoogte van een bovenzijde van de laadruimte bevinden en die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken; en meerdere langs genoemde bovenste draagrail en genoemde verdere bovenste draagrail verschuifbare daktogen die genoemde bovenste draagrails verbinden, waarbij genoemd dekzeil voorzien is om aan genoemde daktogen bevestigd te worden zodat het dekzeil, door een zijdelingse verschuiving van de daktogen, beweegbaar is tussen een open positie en een gesloten positie, waarbij de constructie verder meerdere vouwsteunen omvat zoals hierboven beschreven en waarbij elk van de vouwsteunen bevestigd is aan twee aangrenzende daktogen.
Deze constructie heeft dezelfde voordelen als de vouwsteun zoals hierboven beschreven waardoor, bij het verschuiven van het dekzeil op het dak van de constructie, het dekzeil meer geneigd is om weg van de laadruimte te vouwen. De hoogte ingenomen door de vouwsteunen en de bovenste draagrails kan aldus beperkt worden door de vouwsteunen niet boven de bovenste draagrails te plaatsen maar wel daarnaast, op eenzelfde hoogte als de bovenste draagrails.
Het is een doel van de huidige uitvinding om een transportvoertuig met een laadruimte te voorzien, waarbij de laadruimte afgedekt is door een dekzeil, waarbij, bij het openschuiven van het dekzeil, het dekzeil minder geneigd is om naar binnen te plooien.
Dit doel wordt gerealiseerd door een transportvoertuig met een laadruimte, een dekzeil voor het afdekken van de laadruimte en een constructie zoals hierboven beschreven voor het ophangen van genoemd dekzeil.
Dit transportvoertuig heeft dezelfde voordelen als de constructie zoals hierboven beschreven waardoor, bij het verschuiven van het dekzeil, het dekzeil meer geneigd is om weg van de laadruimte te vouwen.
De uitvinding zal hierna verder in detail worden verklaard aan de hand van de volgende beschrijving en van de bijgevoegde tekeningen.
Figuur 1 toont schematisch een perspectief aanzicht op een opligger met een constructie voor het ophangen van een zeil volgens de uitvinding, waarbij het zeil zelf op een afstand voor deze constructie weergegeven is;
Figuur 2 toont een zijaanzicht op de opligger weergegeven in figuur 1 waarvan het zeil weggenomen is zodanig dat de constructie van langwerpige dragers, in het bijzonder van rongen, voor het ophangen en open en dicht schuiven van het dekzeil, met daartussen vouwsteunen volgens de huidige uitvinding, zichtbaar is;
Figuur 3 toont op grotere schaal een detail van de opstaande dragers met daartussen de vouwsteunen in de dichtgeschoven stand van het zeil zoals weergegeven in figuur 2;
Figuur 4 toont een doorsnede van het detail in Figuur 3 langsheen de op Figuur 3 aangeduide lijn IV-IV.
Figuur 5 is analoog aan figuur 3 maar toont de opstaande dragers met daartussen de vouwsteunen in de opengeschoven stand van het zeil;
Figuur 6 toont een doorsnede volgens lijn VI-VI in Figuur 5, waarbij het opengeschoven en gevouwen zeil ook weergegeven is;
Figuren 7 en 8 tonen elk een perspectief aanzicht van respectievelijk de buitenzijde en de binnenzijde van de vouwsteun toegepast in de constructie volgens de voorgaande figuren;
Figuur 9 toont een langsdoorsnede doorheen de vouwsteun van Figuren 7 en 8; en
Figuur 10 toont op grotere schaal het middendeel van de vouwsteun weergegeven in Figuur 9.
De huidige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend.
Figuren 1 en 2 tonen respectievelijk een perspectief aanzicht en een zijaanzicht op een opligger voorzien van een constructie 1 voor het ophangen van een dekzeil 2 voor het afsluiten van een laadruimte. De laadruimte kan in verscheidene toepassingen worden gebruikt, bijvoorbeeld een oplegger van een vrachtwagen, een treinwagon, een transportvoertuig met een vast opgebouwde laadruimte, een container, etc. De in Figuren 1 en 2 getoonde constructie 1 vormt de zijwand van de laadruimte. Het is duidelijk dat dezelfde constructie 1 ook gebruikt kan worden voor een tweede zijwand van de laadruimte. Eveneens kan een gelijkaardige constructie ook gebruikt worden voor een dak van de laadruimte. De vakman zal ook begrijpen dat een laadruimte mogelijk is waarbij enkel het dak kan worden geopend met een constructie volgens de uitvinding, maar waarbij de zijwanden vaste wanden zijn of gevormd worden door een dekzeil dat op de gebruikelijke manier met spanriemen bevestigd dient te worden en dat enkel open en dicht schuifbaar is wanneer deze spanriemen onderaan het zeil losgemaakt zijn.
De constructie 1 omvat een bovenste en een onderste draagrail 3, 4 met daartussen een aantal opstaande langwerpige dragers 5. De bovenste draagrail 3 is op zijn uiteinden ondersteund door een vaste verbinding met de onderste draagrail 4. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de dragers 5 ook wel gekend als rongen. In een niet-getoonde uitvoeringsvorm waarbij de constructie 1 gebruikt wordt om een dak van de laadruimte te vormen zijn de dragers 5 bekend als daktogen en worden de draagrails 3, 4 gevormd door de twee bovenste draagrails.
Zowel de draagrails 3, 4 als de dragers 5 zijn uitgevoerd uit metaal, in het bijzonder aluminium, om een voldoende stevige doch lichte constructie 1 te bekomen. Bij voorkeur zijn de draagrails 3, 4 en de dragers 5 geëxtrudeerd.
De dragers 5 zijn zowel aan de bovenste, als aan de onderste, draagrail 3, 4 bevestigd zodanig dat ze kunnen worden verschoven in de langsrichting van de laadruimte. Dit is mogelijk door middel van bovenste en onderste loopwagens 6, 7. Deze loopwagens 6, 7 zorgen in het bijzonder voor een voldoende stevige verbinding tussen de dragers 5 en de draagrails 3, 4. Ze zorgen er verder voor dat de dragers 5 rechtop blijven bij het open en dicht schuiven van het zeil 2. De bovenste loopwagens 6 zijn voorzien van een naar onder gericht uitsteeksel 8 dat op en neer in de drager 5 kan schuiven, om bij het open en dicht schuiven van het dekzeil 2 hoogteverschillen te kunnen opvangen. Verschillende varianten loopwagens 6, 7 zijn reeds bekend en commercieel verkrijgbaar, waaronder de “Penta top roller” en de “Penta bottom roller" die beschreven zijn in EP-A-2708395; een bovenste loopwagen 6 in de vorm van een “TRIKE curtain roller” waarvan een voorbeeld beschreven is in EP-A-3006241 en een ander voorbeeld beschreven is in EP-A-2371595. Voor de beschrijving van de loopwagens 6, 7 worden EP-A-2708395, EP-A-3006241 en EP-A-2371595 hierin opgenomen bij wijze van referentie.
Het dekzeil 2 is bevestigd aan de loopwagens 6, 7 door middel van rivetten (niet getoond) en aan de dragers 5 door middel van klittenband 36 (aangeduid op Figuur 6). Het dekzeil 2 beweegt dus mee met de dragers 5 en omgekeerd. Dus door de dragers 5 te bewegen richting één eind van de laadruimte, bijvoorbeeld naar het achtereinde, kan het dekzeil 2 opengeschoven worden om toegang te geven tot de laadruimte. Op eenzelfde wijze kan het dekzeil 2 ook gesloten worden zoals de vakman zal begrijpen. Het is duidelijk dat andere verbindingen tussen het dekzeil 2 en de constructie 1 ook mogelijk zijn. Bijvoorbeeld kan het dekzeil 2 ook met rivetten of lussen aan de dragers 5 worden bevestigd. Daarnaast kan het dekzeil 2 ook met lussen (spanbanden) aan de loopwagens 6, 7 worden vast gemaakt.
Figuur 1 illustreert de gesloten toestand van de laadruimte, d.w.z. de dragers 5 zijn uitgeschoven. In deze gesloten toestand is het dekzeil 2 vooraan bevestigd aan een verschuifbare deur 9 en achteraan aan een vaste paal. Aan deze vaste paal kan het dekzeil 2 dan worden opgespannen door bekende middelen zoals een draaibaar rolsysteem met een palmechanisme. De verschuifbare deur 9 getoond in Figuur 1 is reeds bekend en beschreven in BE 1021466. Eveneens kan een deur 9 worden gebruikt met een slotmechanisme voor het dekzeil 1 zoals beschreven in BE 1021894, waarbij het dekzeil 2 ook wordt gespannen door de deur 9 te sluiten.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in Figuur 2 zijn er naast de dragers 5 ook twee verstevigingen 34 met dubbele ópstaande dragers 5 aangebracht tussen de draagrails 3, 4. Deze verstevigingen 34 zijn ook schuifbaar langsheen de draagrails 3, 4 en zorgen voor een stevigere verbinding tussen het dak van de laadruimte en de boden van de laadruimte doordat de twee bovenste loopwagens 6 door middel van spanbanden 35 aan de verstevigingen 34 bevestigd zijn. Dit om te voorkomen dat, tijdens transport, het dak van de laadruimte teveel speling heeft ten opzichte van de bodem van de laadruimte.
Verder illustreert Figuur 2 dat elk van de dragers 5 verbonden is met hun aangrenzende drager 5 door middel van twee vouwsteunen 10, waarbij één vouwsteun 10 de bovenkant van de dragers 5 verbindt en één vouwsteun 10 de onderkant van de dragers 5 verbindt. Bij voorkeur bevinden de bovenste vouwsteunen 10 zich tussen de 60 en 80% van de totale hoogte van de dragers 5. Het is duidelijk dat er, in andere uitvoeringsvormen, slechts één vouwsteun 10 kan voorzien worden tussen de dragers 5 of dat er meer dan twee vouwsteunen 10 kunnen worden voorzien.
Figuur 3 toont een detail van Figuur 2 waarbij de draagrails 3, 4 niet zijn getoond. Wel zijn de loopwagens 6, 7 getoond die voor de bevestiging zorgen van de dragers 5 op de draagrails 3, 4, waarbij de dragers 5 gescheiden zijn door vouwsteunen 10. De vouwsteunen 10 zijn bevestigd aan de dragers 5 door een kliksysteem 11 dat klikt in een overeenkomstig kliksysteem op de dragers 5. Deze kliksystemen 11 zijn reeds bekend en laten toe om de vouwsteunen 10 eenvoudig op de dragers 5 te bevestigen. Verdere details m.b.t. het kliksysteem 11 worden hierna beschreven met betrekking tot Figuren 7 en 8. Een vakman zal begrijpen dat er ook andere mogelijkheden zijn om de vouwsteunen 10 te bevestigen aan de dragers 5.
Figuur 4 toont een doorsnede volgens lijn IV-IV in Figuur 3. Op deze doorsnede zijn de verschillende gedeelten van de vouwsteun 10 aangegeven. De vouwsteun 10 heeft een eerste eindgedeelte 12 dat met behulp van het kliksysteem 11 op een eerste van de twee aangrenzende dragers 5 is bevestigd en een tweede eindgedeelte 13 dat met behulp van eenzelfde kliksysteem 11 op een tweede van de twee aangrenzende dragers 5 is bevestigd. De kliksystemen 11 zijn zodanig dat de eindgedeelten 12, 13 volledig vast zitten op de dragers 5 en dus niet kunnen bewegen ten opzichte van de dragers 5. Daarnaast zijn zowel het eerste als het tweede eindgedeelte 12, 13 door middel van respectievelijk een eerste en een tweede vouwlijn 14, 15 verbonden met respectievelijk een eerste en een tweede stijf gedeelte 16, 17 van de vouwsteun 10. Deze stijve gedeelten 16, 17 zijn dan op hun beurt aan elkaar verbonden door een buigzaam middengedeelte 18. Specifiek is een eerste uiteinde 19 van het middengedeelte 18 verbonden met het eerste stijve gedeelte 16 en een tweede uiteinde 20 van het middengedeelte 18 met het tweede stijve gedeelte 17. In het bijzonder is de vouwsteun 10 zodanig gemonteerd dat het middengedeelte 18 naar buiten toe geplooid staat, d.w.z. richting het dekzeil 2. Meer bepaald is het dekzeil 2 zodanig op de dragers 5 gemonteerd dat bij het strak spannen van het dekzeil 2, de vouwsteunen nog steeds iets gebogen blijven. Het strak gespannen dekzeil 2 sluit dan nauw aan tegen de buitenzijden van de vouwsteunen 10.
In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de vouwsteunen 10 vervaardigd uit kunststof, bij voorkeur een thermoplastische kunststof die, in het bijzonder, polypropeen bevat. De vouwsteunen 10 zijn uit één stuk vervaardigd door, in het bijzonder, spuitgieten. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de vouwsteun 10 ook vervaardigd zijn uit andere materialen, bijvoorbeeld metaal, in het bijzonder aluminium, of composiet materialen. Hierbij dient het middengedeelte 18 voldoende buigzaam te zijn, dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door een voldoende dunne laag materiaal. Eveneens kunnen verschillende gedeelten van de vouwsteun 10 uit verschillende materialen worden gemaakt, welke gedeelten dan vast verbonden zijn met elkaar. Ter illustratie kunnen de stijve gedeelten 16, 17 uit metaal vervaardigd zijn en het middengedeelte 18 uit kunststof of omgekeerd kan het middengedeelte 18 uit een dunne metalen plaat vervaardigd zijn en de stijve gedeelten 16, 17, op dezelfde manier als in de figuren, uit kunststof. De metalen en kunststoffen gedeelten kunnen dan bijvoorbeeld door een kliksysteem of door klinknagels aan elkaar bevestigd worden.
Op de dragers 5 zijn ook een eerste en een tweede aanslag 21, 22 aangebracht. Deze aanslagen 21, 22 zijn vervaardigd uit metaal, in het bijzonder aluminium, en bij voorkeur uit hetzelfde materiaal als de dragers 5. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de aanslagen 21, 22 bevestigd op de dragers 5 door middel van een bout 23. Echter is het duidelijk dat er ook andere manieren zijn om de aanslagen 21, 22 aan de dragers 5 vast te maken, bijvoorbeeld door de aanslagen 21, 22 vast te lassen.
De aanslagen 21,22 hebben een dubbele functie. Vooreerst, zoals geïllustreerd in Figuur 4, dienen zij om de vouwsteun 10 te ondersteunen in de dichtgeschoven positie van het dekzeil. Specifiek, in de dichtgeschoven stand van de constructie 1, raakt de eerste aanslag 21 aan de binnenzijde van het eerste stijve gedeelte 16 en raakt de tweede aanslag 22 aan de binnenzijde van het tweede stijve gedeelte 17. Op die manier zijn de aanslagen 21, 22 een toegevoegde maatregel bij het voorkomen dat de vouwsteun 10 naar de binnenzijde van de laadruimte zou plooien. De tweede functie van de aanslagen 21, 22 wordt hieronder beschreven met betrekking tot Figuren 5 en 6.
Figuur 5 toont een deel van de opengeschoven constructie 1. Zoals in Figuur 3 zijn de loopwagens 6, 7 getoond die bevestigd zijn op de dragers 5 dewelke gescheiden zijn door vouwsteunen 10 bevestigd aan de dragers 5 door een kliksysteem 11.
Figuur 6 toont dezelfde doorsnede als Figuur 4 maar voor de opengeschoven stand van de constructie 1 getoond in Figuur 5. Verder werd nu ook het dekzeil 2 op deze figuur aangegeven. De vouwsteunen 10 zijn dicht geplooid, dus de laadruimte is open, en duwen op die manier het dekzeil 2 weg van de laadruimte, waardoor de maximale ruimte van de laadruimte benut kan worden. Figuur 6 illustreert ook de tweede functie van de aanslagen 21, 22. Deze aanslagen 21, 22 raken namelijk elkaar in de opengeschoven stand en bepalen dus de minimale afstand tussen de dragers 5 in de constructie 1. Het is duidelijk dat de vouwsteunen 10 nog verder zouden kunnen geplooid worden indien deze niet gemonteerd zitten op de constructie 1. De vouwsteunen 10 kunnen namelijk geplooid worden totdat de stijve gedeelten 16, 17 elkaar raken. Dit bepaalt meteen de dicht geplooide stand van de vouwsteun 10, namelijk de stand waarin de vouwlijnen 14, 15 zich op een minimale afstand van elkaar bevinden.
Bij het vergelijken van Figuren 4 en 6 is duidelijk zichtbaar dat verschillende gedeelten van de vouwsteun 10 verschillende onderlinge bewegingen doorlopen bij het openschuiven van de constructie 1. Zoals reeds beschreven zijn de eindgedeelten 12, 13 vast verbonden met de dragers 5. Tijdens het openschuiven van de constructie 1 scharnieren de stijve gedeelten 16, 17 omheen een respectievelijk eindegedeelte 12, 13, in het bijzonder omheen een respectievelijke vouwlijn 14, 15. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de hoek ai tussen de eindgedeelten 12, 13 en de stijve gedeelten 16, 17, in de dichtgeschoven stand van het dekzeil, nagenoeg 9° en is de hoek (¾ tussen de eindgedeelten 12, 13 en de stijve gedeelten 16, 17, in de opengeschoven stand van het dekzeil, nagenoeg 86° zodanig dat beide stijve gedeelten 16, 17 over een hoek van ongeveer 77° verdraaien bij het open en dicht schuiven van het dekzeil 2. Meer algemeen gaat de scharnierende beweging van de stijve gedeelten van de vouwsteunen bij het open en dicht schuiven van het dekzeil over een hoek van ten minste 60°, bij voorkeur over een hoek van ten minste 70° en meer bij voorkeur over een hoek van ten minste 75°.
Bij het vergelijken van Figuren 4 en 6 is eveneens duidelijk dat het middengedeelte 18 een kromming richting de buitenkant van de laadruimte heeft, in de opengeschoven stand, en meer gekromd is in de dichtgeschoven stand. De buitenzijde van het middengedeelte 18 is dus convex terwijl de binnenzijde van het middengedeelte 18 concaaf is. Verdere details over de specifieke kromming van het middengedeelte 18 worden hieronder beschreven met betrekking tot Figuren 9 en 10.
Figuren 7 en 8 tonen elk een perspectiefaanzicht, respectievelijk op de buitenzijde en op de binnenzijde van de vouwsteunen 10 gebruikt in de constructie 1 beschreven met betrekking tot Figuren 1 tot 6. Figuren 7 en 8 tonen details over de stijve gedeelten 16, 17, het kliksysteem 11 op de eindgedeelten 12, 13 en de uiteinden 19, 20 van het middengedeelte 18.
Elk kliksysteem 11 omvat een opstaande rand 24 met daarin op regelmatige afstand verdikkingen 25. De rand 24 is voorzien om in een opening (niet getoond) te passen in de dragers 5. Daarbij zorgen de verdikkingen 25 dat de rand 24, en dus de vouwsteun 10, gefixeerd zit op de dragers 5 op een specifieke hoogte. Eveneens maken de verdikkingen 25 het mogelijk om de rand op verschillende hoogtes te fixeren op de dragers 5 zolang de drager 5 maar een langere opening heeft dan de lengte van de rand 24. De rand 24 heeft een vast uiteinde en een vrij uiteinde. Met zijn vaste uiteinde zit de rand 24 vast in de eindgedeelten 12, 13 van de vouwsteun 10. De eindgedeelten 12, 13 zijn eveneens voorzien van, in de getoonde uitvoeringsvorm, drie projecties 26 die deel vormen van het kliksysteem 11. Deze projecties 26 hebben een nagenoeg vlakke onderzijde die voorzien is om aan te sluiten op de dragers 5 (zie Figuur 4). Het vrije uiteinde van de rand 24 heeft twee projecties 27 die deel vormen van het kliksysteem 11. De projecties 26, 27 zijn voorzien om samen te werken met een overeenkomstig kliksysteem (niet getoond) op de dragers 5. Een vakman zal begrijpen dat er ook meer of minder projecties 26, 27 mogelijk zijn en dat de rand 24 ook één of meer onderbrekingen kan hebben. Eveneens kan de rand 24 ook anders gevormde verdikkingen 25 hebben of helemaal geen verdikkingen 25.
Op Figuur 7 is ook getoond dat de eerste vouwlijn 14 evenwijdig is aan de tweede vouwlijn 15. Op die manier vouwt de vouwsteun 10 symmetrisch ten opzichte van de eindgedeelten 12, 13. In een andere uitvoeringsvorm (niet getoond) hebben de eerste vouwlijn 14 en de tweede vouwlijn 15 een hoek hebben ten opzichte van elkaar die in het bijzonder kleiner is dan 10°.
Figuren 7 en 8 tonen dat de stijve gedeelten 16, 17, aan de binnenzijde van de vouwsteun 10, nagenoeg vlak zijn en dus gevormd zijn door een eerste en een tweede vlakke plaat 28, 29. Deze vlakke platen 28, 29 zijn dan verstevigd met opstaande eerste en tweede ribben 30, 31. De opstaande ribben 30, 31 maken aldus deel uit van de buitenzijde van de vouwsteun 10. Door een dergelijke uitvoering zijn de gedeelten 16, 17 voldoende stijf zodat ze niet buigen tijdens de normale werking van de constructie 1, d.w.z. dat ze niet buigen tijdens het open en dicht schuiven van de dragers 5.
Figuur 8 illustreert dat de stijve gedeelten 12, 13, aan de binnenzijde van de vouwsteun 10, nog aflopende eerste en tweede ribben 32, 33 hebben. Deze aflopende ribben 32, 33 zorgen dat het deel van de stijve gedeelten 12, 13 dat grenst aan het middengedeelte 18 ook voldoende stijf is zodat er geen buiging optreedt tijdens de normale werking van de vouwsteun 10. In het bijzonder bepalen de aflopende ribben 32, 33 het begin van het middengedeelte 18, aangezien, waar deze ribben 32, 33 volledig zijn afgelopen de vouwsteun buigzaam wordt. Vandaar dat de uiteinden 19, 20 van het middengedeelte 18 overeenkomen met waar de aflopende ribben 32, 33 verdwijnen.
Figuur 9 toont een langsdoorsnede doorheen de vouwsteun 10 tussen de opstaande ribben 30, 31. De vouwsteun 10 is hier weergegeven in zijn open geplooide stand, namelijk waarin de vouwlijnen 14, 15 zich op een maximale afstand van elkaar bevinden zonder daarbij de kromming in het middengedeelte 18 van de vouwsteun 10 weg te werken door een trekkracht op de vouwsteun 10 uit te oefen, m.a.w. door enkel de stijve gedeeltes 16, 17 van de vouwsteun 10 rond het buigzaam middengedeelte 18 t.o.v. elkaar te verdraaien totdat de vouwlijnen 14, 15 zich op een maximale afstand van elkaar bevinden. Figuur 10 toont op grotere schaal het middelste deel van de vouwsteun waarop de verschillende bogen, pijlhoogtes en kromtestralen zijn aangeduid zoals hierna besproken.
Het middengedeelte 18 heeft een lengte D gemeten volgens de kortst mogelijke rechte lijn tussen de uiteinden 19, 20 van het middengedeelte 18, d.w.z. gemeten volgens een langsdoorsnede zoals getoond in Figuren 9 en 10, waarbij de rechte lijn in de langsas (die loodrecht staat op beide vouwlijnen 14, 18 wanneer deze evenwijdig zijn om die loodrecht staat op de bissectrice van de hoek gevormd door beide vouwlijnen wanneer beide vouwlijnen niet evenwijdig zijn) van de vouwsteun 10 ligt. Deze lengte D is begrepen tussen 4 cm en 12 cm en is bij voorkeur groter dan 5 cm, meer bij voorkeur groter dan 6 cm, en bij voorkeur kleiner dan 9,5 cm, meer bij voorkeur kleiner dan 7 cm. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm bedraagt de lengte D ongeveer 6,4 cm.
Op Figuren 9 en 10 is duidelijk te zien dat, in de open geplooide positie van de vouwsteun 10, het middengedeelte 18 daarvan een kromming heeft die naar de buitenzijde van de vouwsteun 10 is gericht zodanig dat de buitenzijde van het middengedeelte 18 convex is terwijl de binnenzijde daarvan concaaf is. De eerste en de tweede boog gevormd door respectievelijk de binnenzijde en de buitenzijde van het middengedeelte 18 van de vouwsteun 10 zijn aangeduid op Figuur 10. In deze uitvoeringsvorm vormen beide bogen, in de open geplooide positie van de vouwsteun 10 nagenoeg een cirkelboog. De eerste cirkelboog heeft een eerste kromtestraal Ri en een eerste pijlhoogte Pi terwijl de tweede cirkelboog een tweede kromtestraal R2 en een tweede pijlhoogte P2 heeft. Zowel de eerste Pi als de tweede pijlhoogte P2 is begrepen tussen 1,5 en 25% van de lengte D van het middengedeelte en bij voorkeur tussen 2,0 en 20% van deze lengte. Bij voorkeur zijn zowel de eerste Pi als de tweede pijlhoogte P2 kleiner dan 15%, meer bij voorkeur kleiner dan 10% en meest bij voorkeur kleiner dan 5% van de lengte D. Verder zijn deze beide pijlhoogten bij voorkeur- groter zijn dan 2,0% van de lengte D en meer bij voorkeur groter dan 2,5% van deze lengte D. Beide pijlhoogten bedragen in het bijzonder tussen 1 en 5 mm. Bij voorkeur zijn deze beide pijlhoogten groter dan 1,5 mm, meer bij voorkeur groter dan 2 mm, en bij voorkeur kleiner dan 3,5 mm, meer bij voorkeur kleiner dan 2,5 mm. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de eerste pijlhoogte Pi ongeveer 2,2 mm en de tweede pijlhoogte P2 ongeveer 2,3 mm (en bedraagt de lengte D ongeveer 64 mm). Bij voorkeur zijn beide kromtestralen R-i, R2 begrepen tussen 10 en 100 cm, waarbij deze bij voorkeur groter zijn dan 15 cm, meer bij voorkeur groter dan 20 cm, en bij voorkeur kleiner dan 50 cm, meer bij voorkeur kleiner dan 30 cm. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de eerste kromtestraal R1 ongeveer 23,5 cm en de tweede kromtestraal R2 ongeveer 22,3 cm.
In een alternatieve uitvoeringsvorm vormen de binnenzijde en/of de buitenzijde van de vouwsteun 10 in het middengedeelte 18 geen cirkelboog, maar bijvoorbeeld een parabolische boog, een elliptische boog, etc. De bogen kunnen ook discontinu zijn, d.w.z. dat er vlakke delen in de boog aanwezig kunnen zijn, bijvoorbeeld een vlak deel in het midden van het middengedeelte 18. Daarnaast dienen de bogen ook niet symmetrisch te zijn ten opzichte van het midden van het middendeel 18. In verdere alternatieve uitvoeringsvormen vormt het middengedeelte 18 geen bogen, maar is het middengedeelte 18 gevormd door ten minste twee vlakke elementen die een hoek vormen ten opzichte van elkaar zodat er sprake is van een concave binnenzijde en een convexe buitenzijde. In deze uitvoeringsvormen is het middengedeelte 18 voldoende buigzaam. In dergelijke alternatieve uitvoeringsvormen worden de pijlhoogtes Pi, P2 berekend als het hoogteverschil tussen de rechte lijn die de uiteinden 19, 20 verbindt en het hoogste punt van de binnenzijde en de buitenzijde van het middengedeelte 18. De kromtestralen, R-ι, R2, worden in een dergelijke uitvoering berekend als de kromtestraal van een cirkel die doorheen de uiteinden 19, 20 en doorheen het midden van het middengedeelte 18 gaat.
In Figuur 10 is ook de dikte d van het middengedeelte 18 van de vouwsteun 10 aangeduid. In de getoonde uitvoeringsvorm bedraagt deze dikte d in het midden van het middengedeelte 18 ongeveer 2,3 mm. In het bijzonder neemt deze dikte d van beide uiteinden 19, 20 van het middengedeelte 18 af naar het midden van het middengedeelte 18 toe. In de getoonde uitvoeringsvorm bedraagt de dikte d van het middengedeelte 18 aan de beide uiteinden 19, 20 daarvan ongeveer 2,5 mm.
Op Figuur 10 is ook de hoek β aangeduid tussen het middengedeelte 18 en het aangrenzende deel van de stijve gedeelten 16, 17 aan de buitenzijde van de vouwsteun 10. Deze hoek β is bij voorkeur begrepen tussen 150° en 177°. Bij voorkeur is hij groter dan 160° en meer bij voorkeur groter dan 170°.
Binnen deze grenzen omvat het middengedeelte 18 van de vouwsteun 10 altijd een kromming naar de buitenkant van de laadruimte. Gevonden werd dat bij een dergelijke kromming er een grotere kracht nodig is, in vergelijking met de reeds bekende vouwsteunen, om de vouwsteun 10 naar een positie te verplaatsen waarbij, indien het dekzeil 2 wordt opengeschoven, de vouwsteun 10 niet meer automatisch onder de veerkracht van het materiaal van de vouwsteun 10 terug naar buiten zal plooien maar daarentegen naar binnen plooit. In het bijzonder is een vergelijkende test gedaan met de vouwsteun 10 zoals hier beschreven en met eenzelfde vouwsteun met een vlak in plaats van een gebogen middengedeelte en met een Ω-vormig middengedeelte zoals weergegeven in de figuren van EP-B1-1782986. Voor deze testen werden de scharnierende eindgedeelten 12, 13 van de platen vooreerst verwijderd waarna de platen met hun uiteinden tussen twee vaste steunen geplaatst werden zodanig dat de stijve gedeeltes 17, 18 beide over een hoek van ongeveer 5° verdraaid waren t.o.v. hun open geplooide stand. Hierdoor bevonden de vouwsteunen zich aldus in eenzelfde positie als weergegeven in Figuur 4. Vervolgens werd de kracht gemeten die in het midden van het middengedeelte 18 van de vouwsteunen diende uitgeoefend te worden om via de open geplooide stand van de vouwsteunen naar de andere zijde door te duwen. Uit deze testen bleek dat deze kracht voor de vouwsteun 10 volgens de huidige uitvinding merkelijk groter was dan voor de overeenstemmende vouwsteun met een vlak middengedeelte en in het bijzonder voor de overeenstemmende vouwsteun met een Ω-vormig middengedeelte.
Alhoewel bepaalde aspecten van de huidige uitvinding zijn beschreven met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen, is het duidelijk dat deze aspecten ook in andere vormen in de praktijk kunnen worden gebracht.

Claims (16)

  1. Conclusies
    1. Vouwsteun (10) voor het vouwen van een open en dicht schuifbaar dekzeil (2) dat aan zijdelings verschuifbare langwerpige dragers (5) bevestigd is, welke vouwsteun (10) een buitenzijde heeft voorzien om tegen het dekzeil (2) te duwen en een tegenover de buitenzijde gelegen binnenzijde, waarbij de vouwsteun (10) de volgende gedeelten omvat: - een eerste en een tweede eindgedeelte (12, 13) die zich aan twee tegenover elkaar gelegen uiteinden van de vouwsteun (10) bevinden en die voorzien zijn om de vouwsteun (10) aan twee van genoemde langwerpige dragers (5) te bevestigen; - een eerste stijf gedeelte (16) dat via een eerste vouwlijn (14) scharnierend verbonden is met genoemd eerste eindgedeelte (12) en een tweede stijf gedeelte (17) dat via een tweede vouwlijn (18) scharnierend verbonden is met genoemd tweede eindgedeelte (13); en - een buigzaam middengedeelte (18) met een eerste uiteinde (19) dat aansluit op genoemd eerste stijf gedeelte (16) en een tweede uiteinde (20) dat aansluit op genoemd tweede stijf gedeelte (17), waarbij genoemde stijve gedeelten (16, 17) onderling verdraaibaar zijn rond genoemd middengedeelte (18) tussen een dicht geplooide stand van de vouwsteun (10), waarin genoemde vouwlijnen (14, 15) zich op een minimale afstand van elkaar bevinden, en een open geplooide stand van de vouwsteun (10), waarin genoemde vouwlijnen (14, 15) zich op een maximale afstand van elkaar bevinden, daardoor gekenmerkt dat, in genoemde open geplooide positie van de vouwsteun (10), genoemd middengedeelte (18) een lengte (D) heeft, gemeten volgens de kortst mogelijke rechte lijn tussen genoemde uiteinden (19, 20), van 4 cm tot 12 cm, en dat, eveneens in genoemde open geplooide positie van de vouwsteun (10), genoemd middengedeelte (18) een concave binnenzijde heeft met een eerste pijlhoogte (Pi) begrepen tussen 1,5 en 25% van genoemde lengte (D) en een convexe buitenzijde met een tweede pijlhoogte (P2) begrepen tussen 1,5 en 25% van genoemde lengte (D).
  2. 2. Vouwsteun (10) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat genoemd middengedeelte (18) een midden heeft en een dikte (d) die vanaf zijn beide uiteinden (19, 20) naar dit midden toe afneemt.
  3. 3. Vouwsteun (10) volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat, in genoemde open geplooide positie van de vouwsteun (10), de buitenzijde van genoemd middengedeelte (18) en de buitenzijden van genoemde stijve gedeelten (16, 17) ter plaatse van genoemde uiteinden (19, 20) een hoek (β) vormen begrepen tussen 150° en 177°, waarbij genoemde hoek (β) bij voorkeur groter is dan 160° en meer bij voorkeur groter dan 170°.
  4. 4. Vouwsteun (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde eerste pijlhoogte (P-i) en genoemde tweede pijlhoogte (P2) kleiner zijn dan 20% van genoemde lengte (D), bij voorkeur kleiner dan 15%, meer bij voorkeur kleiner dan 10% en meest bij voorkeur kleiner dan 5% van genoemde lengte (D), waarbij genoemde eerste pijlhoogte (Pi) en genoemde tweede pijlhoogte (P2) bij voorkeur groter zijn dan 2,0% van genoemde lengte (D) en meer bij voorkeur groter dan 2,5% van genoemde lengte (D).
  5. 5. Vouwsteun (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde lengte (D) van genoemd middengedeelte (18) groter is dan 5 cm, bij voorkeur groter dan 6 cm, en kleiner dan 9,5 cm, bij voorkeur kleiner dan 7 cm.
  6. 6. Vouwsteun (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde concave binnenzijde een eerste boog vormt, in het bijzonder een cirkelboog, en dat genoemde convexe buitenzijde een tweede boog vormt, in het bijzonder een cirkelboog.
  7. 7. Vouwsteun (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat een cirkelboog doorheen genoemde uiteinden (19, 20) en doorheen het midden van genoemd middengedeelte (18) een kromtestraal heeft begrepen tussen 10 en 100 cm, welke kromtestraal bij voorkeur groter is dan 15 cm, meer bij voorkeur groter dan 20 cm, en welke kromtestraal bij voorkeur kleiner is dan 50 cm, meer bij voorkeur kleiner dan 30 cm.
  8. 8. Vouwsteun (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vouwsteun (10) in één stuk vervaardigd is uit een kunststof, bij voorkeur een thermoplastische kunststof die in het bijzonder polypropeen bevat.
  9. 9. Vouwsteun (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat, bij een beweging van de vouwsteun (10) van genoemde open geplooide stand naar genoemde dicht geplooide stand, genoemde stijve gedeelten (16, 17) scharnierend draaien omheen genoemde vouwlijnen (14, 15) over een hoek van ten minste 60°, bij voorkeur ten minste 70° en meer bij voorkeur ten minste 80°.
  10. 10. Vouwsteun (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde eerste vouwlijn (14) evenwijdig is aan genoemde tweede vouwlijn (15) of dat genoemde eerste vouwlijn (14) en genoemde tweede vouwlijn (15) een hoek vormen ten opzichte van elkaar die kleiner is dan 10°.
  11. 11. Vouwsteun (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde eindgedeelten (12, 13) elk een kliksysteem (11) omvatten, welke kliksystemen (11) voorzien zijn om samen te werken met een overeenkomstig kliksysteem op genoemde langwerpige dragers (5) om de vouwsteun (10) daarop vast te klikken.
  12. 12. Vouwsteun (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde stijve gedeelten (16, 17) een nagenoeg vlakke plaat (28, 29) met een aantal opstaande ribben (30, 31) omvatten, waarbij genoemde vlakke platen (28, 29) een gedeelte van de binnenzijde van de vouwsteun (10) vormen en waarbij genoemde opstaande ribben (30, 31) een gedeelte van de buitenzijde van de vouwsteun (10) vormen.
  13. 13. Constructie (1) voor het ophangen van een dekzeil (2) voor het afscheiden van een laadruimte, welke constructie (1): - een bovenste draagrail (3) bevat die zich ter hoogte van een bovenzijde van de laadruimte bevindt; - een onderste draagrail (4) die zich ter hoogte van een onderzijde van de laadruimte bevindt; en - meerdere zijdelings langs genoemde bovenste (3) en onderste draagrail (4) verschuifbare langwerpige dragers (5) die genoemde bovenste draagrail (3) verbinden met genoemde onderste draagrail (4), waarbij genoemd dekzeil (2) voorzien is om aan genoemde langwerpige dragers (5) bevestigd te worden zodat het dekzeil (2), door een zijdelingse verschuiving van de langwerpige dragers (5), beweegbaar is tussen een open positie en een gesloten positie, met het kenmerk dat de constructie (1) verder meerdere vouwsteunen (10) omvat volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elk van de vouwsteunen (10) bevestigd is aan twee aangrenzende langwerpige dragers (5).
  14. 14. Constructie (1) volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de constructie (1): - een verder dekzeil bevat; - een verdere bovenste draagrail die zich ter hoogte van de bovenzijde van de laadruimte bevindt en zich evenwijdig aan genoemde bovenste draagrail uitstrekt; - meerdere langs genoemde bovenste draagrail en genoemde verdere bovenste draagrail verschuifbare daktogen die genoemde bovenste draagrails verbinden, waarbij genoemd verder dekzeil voorzien is om aan genoemde daktogen bevestigd te worden zodat het dekzeil, door een zijdelingse verschuiving van de daktogen, beweegbaar is tussen een open positie en een gesloten positie; en - meerdere verdere vouwsteunen (10) volgens één van de conclusies 1 tot 12, waarbij elk van de verdere vouwsteunen (10) bevestigd is aan twee aangrenzende daktogen.
  15. 15. Constructie (1) voor het ophangen van een dekzeil (2) voor het afdekken van een laadruimte, welke constructie (1): - een bovenste draagrail en een verdere bovenste draagrail bevat die zich elk ter hoogte van een bovenzijde van de laadruimte bevinden en die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken; en - meerdere langs genoemde bovenste draagrail en genoemde verdere bovenste draagrail verschuifbare daktogen (5) die genoemde bovenste draagrails verbinden, waarbij genoemd dekzeil (2) voorzien is om aan genoemde daktogen (5) bevestigd te worden zodat het dekzeil (2), door een zijdelingse verschuiving van de daktogen (5), beweegbaar is tussen een open positie en een gesloten positie, met het kenmerk dat de constructie verder meerdere vouwsteunen (10) omvat volgens één van de conclusies 1 tot 12, waarbij elk van de vouwsteunen (10) bevestigd is aan twee aangrenzende daktogen (5).
  16. 16. Een transportvoertuig met een laadruimte, een dekzeil (2) voor het afdekken van de laadruimte en een constructie (1) volgens één van de conclusies 13 tot 15 voor het ophangen van genoemd dekzeil (2)· .
BE2016/5963A 2016-12-22 2016-12-22 Vouwsteun voor het vouwen van een dekzeil en constructie voor het ophangen van het dekzeil BE1024557B1 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5963A BE1024557B1 (nl) 2016-12-22 2016-12-22 Vouwsteun voor het vouwen van een dekzeil en constructie voor het ophangen van het dekzeil
PT172103970T PT3339069T (pt) 2016-12-22 2017-12-22 Suporte dobrável para dobrar uma lona e construção para suspender a lona
EP17210397.0A EP3339069B1 (en) 2016-12-22 2017-12-22 Folding support for folding a tarpaulin and construction for suspending the tarpaulin
HUE17210397A HUE053894T2 (hu) 2016-12-22 2017-12-22 Összehajtható tartó ponyva összehajtására, valamint a ponyva felfüggesztésére szolgáló konstrukció
PL17210397T PL3339069T3 (pl) 2016-12-22 2017-12-22 Składany wspornik przeznaczony do składania plandeki i konstrukcja do podwieszania plandeki
ES17210397T ES2867000T3 (es) 2016-12-22 2017-12-22 Soporte de plegado para plegar una lona y construcción para suspender la lona

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5963A BE1024557B1 (nl) 2016-12-22 2016-12-22 Vouwsteun voor het vouwen van een dekzeil en constructie voor het ophangen van het dekzeil

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1024557B1 true BE1024557B1 (nl) 2018-04-04

Family

ID=57906361

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5963A BE1024557B1 (nl) 2016-12-22 2016-12-22 Vouwsteun voor het vouwen van een dekzeil en constructie voor het ophangen van het dekzeil

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP3339069B1 (nl)
BE (1) BE1024557B1 (nl)
ES (1) ES2867000T3 (nl)
HU (1) HUE053894T2 (nl)
PL (1) PL3339069T3 (nl)
PT (1) PT3339069T (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT202100019436A1 (it) * 2021-07-22 2023-01-22 Cramaro Holding S P A Gruppo di copertura per veicoli, rimorchi, semi-rimorchi e container

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4545611A (en) * 1982-12-09 1985-10-08 Tautliner Inc. Van body with pleated sides
WO1997032745A1 (fr) * 1996-03-04 1997-09-12 Etes N.V. Dispositif d'ouverture de conteneur muni d'une bache
EP0882612A1 (de) * 1997-06-02 1998-12-09 Edscha LKW-Schiebeverdecke GmbH Zusammenschiebbares Verdeck für Fahrzeugaufbauten u.Container
EP1782986A1 (en) * 2005-09-21 2007-05-09 Bvba Versus-Omega Improved folding support for guards of lorries or the like
DE202015002704U1 (de) * 2015-04-10 2016-07-13 Liebherr-Werk Nenzing Gmbh Bau- oder Umschlagmaschine

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4545611A (en) * 1982-12-09 1985-10-08 Tautliner Inc. Van body with pleated sides
WO1997032745A1 (fr) * 1996-03-04 1997-09-12 Etes N.V. Dispositif d'ouverture de conteneur muni d'une bache
EP0882612A1 (de) * 1997-06-02 1998-12-09 Edscha LKW-Schiebeverdecke GmbH Zusammenschiebbares Verdeck für Fahrzeugaufbauten u.Container
EP1782986A1 (en) * 2005-09-21 2007-05-09 Bvba Versus-Omega Improved folding support for guards of lorries or the like
DE202015002704U1 (de) * 2015-04-10 2016-07-13 Liebherr-Werk Nenzing Gmbh Bau- oder Umschlagmaschine

Also Published As

Publication number Publication date
PL3339069T3 (pl) 2021-08-23
EP3339069A1 (en) 2018-06-27
ES2867000T3 (es) 2021-10-20
PT3339069T (pt) 2021-04-27
EP3339069B1 (en) 2021-01-27
HUE053894T2 (hu) 2021-07-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6854400B2 (en) Hinge and support system for an intermediate deck in a trailer
US9840135B2 (en) Hard roll-up tonneau
US6634697B1 (en) Wide clearance sliding tarping systems for flat bed trailers of truck bodies
US20040226116A1 (en) Portable ramp assembly
BE1024301A1 (nl) Zijwand met vouwplaten
BE1024557B1 (nl) Vouwsteun voor het vouwen van een dekzeil en constructie voor het ophangen van het dekzeil
US20180056845A1 (en) Ramp door with self-deploying rail
NL8002696A (nl) Vrachtwagen met laadbak en opbouw.
US8276965B2 (en) Space saving automobile loading ramp system
EP0005960B1 (en) Load carrying decks
BE1021988B1 (nl) Sluitsysteem
GB2145040A (en) Closure means for a vehicle body
NL2014698B1 (en) Side panel construction for a curtain sided transport vehicle, a curtain sided transport vehicle and a method for loading/unloading said curtain sided transport vehicle.
GB2455088A (en) Load carrying apparatus for a vehicle roof
BE1028811B1 (nl) Zeil en spanband
BE1017722A3 (nl) Inrichting voor het bevestigen van lading op een laadvlak.
RU2480133C2 (ru) Механизм навески боковой двери транспортного средства и кузов транспортного средства
US20200070633A1 (en) Automated tarping device and system
BE1001569A6 (nl) Wegklapbare dakrand voor een schuifzeilkarrosserie.
BE1020354A3 (nl) Aerodynamische trailer.
NL1018006C2 (nl) Wagenbak.
NL7812389A (nl) Opvouwbare laadbakklep.
CA3016533A1 (en) Automated tarping system
BE1029041A1 (nl) Schuifdaksysteem
BR112018070263B1 (pt) Estruturas de encerado para subestruturas e contêiner

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180404