BE1022094B1 - Spoel - Google Patents

Spoel Download PDF

Info

Publication number
BE1022094B1
BE1022094B1 BE2014/0026A BE201400026A BE1022094B1 BE 1022094 B1 BE1022094 B1 BE 1022094B1 BE 2014/0026 A BE2014/0026 A BE 2014/0026A BE 201400026 A BE201400026 A BE 201400026A BE 1022094 B1 BE1022094 B1 BE 1022094B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
flange
lip
coil
notch
spool
Prior art date
Application number
BE2014/0026A
Other languages
English (en)
Inventor
Hubert Luc Suzanne Frans JANSSEN
Original Assignee
Hubert Luc Suzanne Frans JANSSEN
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hubert Luc Suzanne Frans JANSSEN filed Critical Hubert Luc Suzanne Frans JANSSEN
Priority to BE2014/0026A priority Critical patent/BE1022094B1/nl
Priority to PCT/BE2015/000001 priority patent/WO2015106323A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1022094B1 publication Critical patent/BE1022094B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H75/00Storing webs, tapes, or filamentary material, e.g. on reels
    • B65H75/02Cores, formers, supports, or holders for coiled, wound, or folded material, e.g. reels, spindles, bobbins, cop tubes, cans, mandrels or chucks
    • B65H75/18Constructional details
    • B65H75/28Arrangements for positively securing ends of material

Landscapes

  • Storage Of Web-Like Or Filamentary Materials (AREA)

Abstract

Spoel voor het vasthouden van een wikkelgoed, welke spoel een omwentelingslichaam met een eerste en een tweede flens, waarbij de eerste flens een inkeping heeft ter plaatse van een rand van de flens, en verder een lip bevat die tegen een buitenvlak van de flens aanligt en verbonden is met de flens, waarbij een tweede lipeind voorbij de rand uitsteekt en waarbij de lip een flexibiliteit heeft zodat een eind van het wikkelgoed voorzien is om zich uit te strekken doorheen de inkeping tot tussen de lip en de flens om geklemd te zijn daartussen.

Description

Spoel
De uitvinding heeft betrekking op een spoel voor het vasthouden van een wikkelgoed. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een spoel met een klemmechanisme voor het vastklemmen van een eind van het wikkelgoed.
Spoelen worden gebruikt om verschillende types en soorten materialen op te rollen. Hiertoe hebben spoelen typisch een omwentelingslichaam (zoals een cilindervormig lichaam) dat zich uitstrekt tussen een eerste flens en een tweede flens. Garendraad, tuinslang, kabels, vislijn, verlengsnoer, ... (hierna wikkelgoederen genoemd) kunnen allen via spoelen efficiënt bewaard en getransporteerd worden. De wikkelgoederen worden opgerold op het omwentelingslichaam tussen de eerste en de tweede flens. Een nadeel van een wikkelgoed op een spoel, is dat het wikkelgoed de neiging heeft om te ontrollen en zo los te komen van de spoel.
Verschillende oplossingen zijn bedacht voor het vasthouden van een wikkelgoed op een spoel. US5441215 beschrijft een spoel waarbij aan de flens een inkeping heeft in zijn perifere rand, waar een eind van het wikkelgoed zich door kan uitstrekken om tegen de buitenzijde van een flens vastgekleefd te worden door middel van een tape. Daarbij heeft vastkleven met een tape het voordeel dat het eind volledig traploos en in alle afwikkelstanden van de spoel doeltreffend vast te houden is.
Een nadeel van de bekende oplossing is dat het vastkleven door middel van een tape van een einddeel van het wikkelgoed omslachtig is. Verder is het terug losmaken van het wikkelgoed omslachtig omdat de tape ofwel tegen het wikkelgoed blijft kleven, ofwel tegen de flens blijft kleven, ofwel scheurt waardoor ook een combinatie van bovenstaande mogelijkheden bestaat. Om comfortabel verder gebruik van de spoel met het wikkelgoed mogelijk te maken, zal de tape telkens manueel verwijderd moeten worden.
Het is een doel van de uitvinding om een spoel te voorzien waarbij een eind van het wikkelgoed traploos en doeltreffend vast te houden is.
Hiertoe voorziet de uitvinding in een spoel voor het vasthouden van een wikkelgoed, welke spoel een omwentelingslichaam heeft dat zich uitstrekt tussen een eerste en een tweede flens zodanig dat het wikkelgoed tussen de twee flenzen op het omwentelingslichaam wikkelbaar is, waarbij de eerste flens een inkeping heeft ter plaatse van een perifere rand van de flens, en waarbij de eerste flens verder een langwerpige lip bevat die lip tegen een buitenvlak van de flens aanligt en die met een eerste lipeind verbonden is met de flens, waarbij een tweede lipeind voorbij de perifere rand van de flens uitsteekt en waarbij de lip een flexibiliteit heeft zodanig dat een eind van het wikkelgoed voorzien is om zich uit te strekken van op de spoel doorheen de inkeping tot tussen de lip en de flens om geklemd te zijn tussen de lip en de flens zodanig dat afrollen van het wikkelgoed verhinderd is.
De spoel volgens de uitvinding is technisch eenvoudig opgebouwd, en kan daardoor snel en goedkoop vervaardigd worden. Verder is de spoel volgens de uitvinding eenvoudig in gebruik, dit wil zeggen dat het eind van het wikkelgoed via een eenvoudige handeling geklemd kan worden, en ook terug losgemaakt kan worden. Ten opzichte van een standaard spoel, bevat de spoel volgens de uitvinding verder een inkeping in de perifere rand van een flens, en is tegen de buitenzijde van deze flens een lip bevestigd. Daarbij is de lip met een eerste eind verbonden met de flens, en steekt een tweede eind uit voorbij de perifere rand van de flens. Hierdoor wordt een lip bekomen die een verende of wippende (zoals een springplank of duikplank) werking heeft. Dit laat toe om het wikkelgoed te klemmen tussen het buitenvlak van de flens en de lip. Omdat de lip zich uitstrekt voorbij de rand van de flens, is het voor een gebruiker van de spoel zeer eenvoudig om het wikkelgoed te klemmen tussen lip en flens. Namelijk nagenoeg elke beweging waarbij het wikkelgoed over de rand van de flens richting de lip beweegt, zal als resultaat hebben dat het wikkelgoed tussen de flens en de lip terechtkomt. Dit wil zeggen dat de beweging waarmee het eind van het wikkelgoed vastgezet kan worden, ruim (tegenovergesteld aan nauwkeurig) uitgevoerd kan worden, waardoor het zelfs in slechte omgevingsomstandigheden (bijvoorbeeld slechte zichtbaarheid), en door gebruikers met een minder goede motorische ontwikkeling gebruikt kan worden. Ook het los zetten van het wikkelgoed is eenvoudig, omdat geen klemhulpmiddelen (zoals tape) aan flens en/of wikkelgoed blijven kleven. Het feit dat de lip uitsteekt voorbij de rand van de flens is op het eerste zicht een nadeel, omdat daarmee de buitenafmetingen van de spoel toenemen. In de praktijk echter blijkt dit geen nadeel te zijn omdat ronde voorwerpen zoals een spoel toch typisch in rechthoekige opbergruimtes bewaard worden. Wanneer de ronde spoel in een rechthoekige opbergruimte geplaatst wordt, kan het uitstekende deel van de lip richting een hoek van de rechthoekige opbergruimte gericht worden, waardoor de spoel met uitstekende lip past in een zelfde rechthoekige ruimte dan een spoel zonder uitstekende lip.
Bij voorkeur is de inkeping langwerpig en strekt de inkeping zich hoofdzakelijk in radiale richting uit in het buitenoppervlak van de flens. Dit wil zeggen dat de inkeping, die start aan de perifere rand van de flens, zich uitstrekt richting het midden (centrale as) van de flens. Doordat de inkeping langwerpig is en zich in radiale richting uitstrekt, kan een wikkelgoed zich, ongeacht de wikkelrichting van het wikkelgoed op de spoel, steeds met eenzelfde gemak doorheen de inkeping uitstrekken, en kan met eenzelfde beweging in en uit de inkeping gebracht worden.
Bij voorkeur heeft de inkeping een breedte van N keer de dikte van het wikkelgoed, waarbij N minimum 1 is, bij voorkeur minimum 2 is, meer bij voorkeur minimaal 3 is.
Door de inkeping breder te maken dan de dikte van het wikkelgoed, kan het wikkelgoed zonder noemenswaardige weerstand doorheen de inkeping bewegen. Dit laat toe om het wikkelgoed, tijdens het proces van het vastklemmen van het eind van het wikkelgoed, via een eenvoudige handeling doorheen de inkeping te bewegen.
Bij voorkeur heeft de inkeping een lengte zodanig dat de inkeping zich uitstrekt tot nagenoeg aan het omwentelingslichaam. Hierdoor kan het wikkelgoed, ongeacht de hoeveelheid resterend wikkelgoed op de spoel vanaf de spoel, zich direct en zonder noemenswaardige omwegen doorheen de inkeping uitstrekken.
Bij voorkeur is de lip gevormd langs een langsas die excentrisch ligt ten opzichte van het buitenoppervlak van de flens. Hierdoor is een centrale zone van de flens niet beïnvloed door de lip (namelijk de lip ligt uit het centrum), en kan de spoel op een conventionele wijze in een houder of frame geplaatst worden (waarbij typisch ter plaatse van de centrale zone geklemd wordt), om op- en/of afrollen van de spoel te vergemakkelijken. Verder hebben tests uitgewezen dat een excentrische positionering van de lip het vastklemmen van het wikkelgoed tussen de lip en de flens vergemakkelijkt. Dit is een gevolg van de excentriciteit, meer bepaald van de hoek die tussen de perifere rand van de flens en de lip gevormd is. Bij een centrale plaatsing van de lip, zal deze hoek altijd stomp zijn (groter dan 90°). Hierdoor wordt het wikkelgoed niet altijd optimaal vastgehouden binnen de hoek (omdat ze stomp is), en kan klemmen van het wikkelgoed tussen flens en lip mislukken. Wanneer de lip excentrisch geplaatst is, zal ten minste één van de hoeken tussen de lip en de perifere rand van de flens scherp zijn. Een wikkelgoed dat in een scherpe hoek bewogen wordt, zal weinig of niet de neiging hebben om hier terug uit te bewegen (in tegenstelling tot bij een stompe hoek). Daarom is de handeling van het klemmen noemenswaardig vereenvoudigd door de excentrische positie van de lip.
Bij voorkeur is de lip zodanig gepositioneerd dat de langsas hoofdzakelijk loodrecht staat op een lengterichting van de langwerpige inkeping. Daarbij ligt de lip bij voorkeur excentrisch in een richting weg van de inkeping. Hierdoor zijn de lip en de inkeping ter plaatse van overstaande helften van de flens gevormd. Tests hebben uitgewezen dat bij een dergelijke opstelling de beweging voor het klemmen van een eind van het wikkelgoed minimaal is. Ook hebben tests uitgewezen dat de klemming bij een dergelijke opstelling optimaal is.
Bij voorkeur heeft de lip een lengte die groter is dan de straal van de eerste flens. Dit laat een gemakkelijke montage van de lip toe tegen het buitenvlak van de flens, en vereenvoudigt het gebruik van de spoel volgens de uitvinding.
Bij voorkeur is het eerste lipeind verbonden met de buitenzijde van de flens over een afstand van minimum één vijfde van de lengte van de lip, en maximum de helft van de lengte van de lip. Dit laat een eenvoudige montage van de lip tegen de buitenzijde van de flens toe, bijvoorbeeld door verlijming, en laat tevens voldoende ruimte voor het klemmen van het wikkelgoed tussen de lip en de flens. Door slechts minimum één vijfde en maximum de helft van de lengte van de lip te verbinden met de flens, zal het overige (niet-verbonden) deel van de lip kunnen wippen of veren ten opzichte van de flens. Hierdoor kan het wikkelgoed tussen de lip en de flens gebracht worden om een eind van het wikkelgoed te klemmen.
Bij voorkeur is het wikkelgoed een draad. Een draad, zoals een garendraad of een visdraad, heeft typisch een geringe dikte en een relatief hoge flexibiliteit. Een dergelijke draad kan op eenvoudige wijze vastgeklemd worden tussen de lip en de flens zodanig dat de draad niet ongewenst afrolt van de spoel. Alternatief is het wikkelgoed een flexibele buis. Een flexibele buis zoals een tuinslang, kan opgerold worden op een spoel volgens de uitvinding, waarbij een eind van de tuinslang vastgeklemd wordt tussen een lip en een buitenvlak van de flens van de spoel. Daarbij zal de vakman begrijpen dat de spoel op verschillende manieren vormgegeven kan worden (bijvoorbeeld verschillende groottes kan hebben) afhankelijk van het type wikkelgoed.
Bij voorkeur is het wikkelgoed op de spoel gewikkeld en is een binnenste eind van het wikkelgoed operationeel verbonden met het omwentelingslichaam van de spoel, waarbij genoemd eind van het wikkelgoed gevormd wordt door een buitenste eind van het wikkelgoed. Het binnenste eind van het wikkelgoed, dit is het eind van het wikkelgoed dat zich aan de binnenzijde van het opgerolde wikkelgoed bevindt, is operationeel verbonden met het buisvormige lichaam. Daarbij is operationeel verbonden gedefinieerd als rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden met het omwentelingslichaam, zodanig dat eerste wikkelingen van het wikkelgoed op het omwentelingslichaam weerstand bieden tegen beweging ten opzichte van het omwentelingslichaam. Het buitenste eind van het wikkelgoed wordt dat vastgeklemd tussen de lip en de flens van de spoel volgens de uitvinding. Dit buitenste eind kan, wanneer nodig, losgemaakt worden zodat de spoel wikkelgoed kan opnemen of afgeven, en terug vastgemaakt worden door klemming tussen lip en flens, naar behoeven van de gebruiker.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een spoel volgens de uitvinding, waarbij startende van een spoel met een omwentelingslichaam dat zich uitstrekt tussen een eerste en een tweede flens zodanig dat een wikkelgoed tussen de twee flenzen op het omwentelingslichaam wikkelbaar is, de werkwijze de stappen bevat: - creëren van een uitsparing in de eerste flens van de spoel; - verbinden van een langwerpige lip via een eerste lipeind met de eerste flens zodanig dat de lip tegen een buitenvlak van de flens aanligt, en zodanig dat een tweede lipeind voorbij de perifere rand van de flens uitsteekt, waarbij de lip een flexibiliteit heeft zodanig dat een eind van het wikkelgoed voorzien is om zich uit te strekken van op de spoel doorheen de inkeping tot tussen lip en flens om geklemd te zijn tussen de lip en de flens zodanig dat afrollen van het wikkelgoed verhinderd is.
Via de werkwijze van de uitvinding kan op een eenvoudige wijze een conventionele spoel omgevormd worden tot een spoel volgens de uitvinding waarbij een eind van het wikkelgoed op eenvoudige en traploze wijze klembaar is om ongewenst afrollen van het wikkelgoed te voorkomen.
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
In de tekening laat : figuur 1 een zijaanzicht zien van een spoel met wikkelgoed volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 een doorsnede zien van de spoel uit figuur 1 ; en figuur 3 een spoel zien zoals figuur 1, waarbij een eind van het wikkelgoed in verschillende stappen voor het vastklemmen is weergegeven.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
Figuren 1 en 2 tonen een spoel 1 met een wikkelgoed 5. Daarbij is de spoel 1 in hoofdzaak gevormd door een omwentelingslichaam 4 dat zich uitstrekt tussen een eerste flens 2 en een tweede flens 3. De flenzen vormen daarmee kragen (opstaande randen) aan overstaande einden van het omwentelingslichaam 4. Het omwentelingslichaam 4 en de eerste en tweede flens 2 en 3 vormen een afgebakende zone waarbinnen een wikkelgoed 5 kan opgerold worden.
Het omwentelingslichaam 4 is in de meeste praktische uitvoeringen bij voorkeur een cilindrisch lichaam (zoals weergegeven in figuren 1 en 2). In specifieke uitvoeringen kan het omwentelingslichaam 4 ook anders dan cilindrisch gevormd zijn, bijvoorbeeld kegelvormig of diabolovormig (2 afgetopte kegels die met hun afgetopte zijden naar elkaar gericht zijn). Via een omwentelingslichaam 4 met een vorm die anders is dan een cilinder, kan een effect op het wikkelgoed bekomen worden, en kan het wikkelgoed gestuurd worden, zoals ook zal begrepen worden door de vakman. Afhankelijk van de specifieke toepassing kan de vakman dan ook een geschikt omwentelingslichaam 4 kiezen.
Een wikkelgoed 5 is een langwerpig en buigzaam element typisch met een beperkte doorsnede. Dergelijke elementen worden opgeborgen en getransporteerd in een opgerolde toestand. Een wikkelgoed 5 is gedefinieerd als een langwerpig en buigzaam element dat geschikt is om opgerold te worden. Voorbeelden van wikkelgoederen 5 zijn een draad, een kabel, een koord, een slang, een buis, een strook en een strip. Elk wikkelgoed heeft typisch een minimale wikkelradius. Daarbij is de spoel 1 typisch aangepast om geschikt te zijn voor een voorafbepaald
<L\J I wikkelgoed; dit wil zeggen dat de radius van het omwentelingslichaam 4 van de spoel 1 groter of gelijk is aan de minimale wikkelradius van het voorafbepaalde wikkelgoed.
Wanneer een wikkelgoed opgerold wordt op een spoel, zal één eind van het wikkelgoed zich altijd meer ter plaatse van het omwentelingslichaam 4 bevinden, en zal een ander eind van het wikkelgoed zich altijd aan een buitenzijde van de wikkel, en dus op een afstand van het omwentelingslichaam 4, bevinden. Het eind ter plaatse van het omwentelingslichaam 4 zit aan de binnenzijde van de wikkel, en zal daarom het binnenste eind van het wikkelgoed genoemd worden. Het ander eind aan de buitenzijde van de wikkel zal het buitenste eind van het wikkelgoed genoemd worden. Het zal duidelijk zijn dat binnenste eind en buitenste eind geen eigenschappen zijn van het wikkelgoed op zich, maar dat dit enkel de positie van het eind van het wikkelgoed op de spoel aanduidt. Wanneer geen specificatie gegeven wordt van binnenste of buitenste (eind van het wikkelgoed), zal steeds het buitenste eind bedoeld worden.
Het binnenste eind wordt typisch rechtstreeks of onrechtstreeks vastgemaakt ten opzichte van het omwentelingslichaam 4 zodanig dat de eerste wikkelingen (bij normaal gebruik van de spoel) niet verschuiven ten opzichte van het omwentelingslichaam 4. Een voorbeeld van rechtstreeks vastmaken van het binnenste eind van het wikkelgoed 5 ten opzichte van het omwentelingslichaam 4 is het kleven van het eind tegen het omwentelingslichaam. Een voorbeeld van het onrechtstreeks vastmaken van het binnenste eind van het wikkelgoed 5 ten opzichte van het omwentelingslichaam 4 is het maken van enkele wikkelingen over het omwentelingslichaam 4, waarbij de wikkelingen elkaar kruisen zodanig dat een klemming ontstaat tussen het omwentelingslichaam en het wikkelgoed ten gevolge van de kruising. Een verder voorbeeld van het onrechtstreeks vastmaken van het binnenste eind van het wikkelgoed 5 ten opzichte van het omwentelingslichaam 4 is het klemmen of kleven van het wikkelgoed 5 tegen één van de flenzen 2, 3, waarna het wikkelgoed naar het omwentelingslichaam 4 geleid wordt om daarop gewikkeld te worden. Elk van deze mechanismen verhinderen dat het wikkelgoed beweegt relatief ten opzichte van het omwentelingslichaam 4. Dit laat toe het wikkelgoed eenvoudig op en af te rollen van de spoel.
De vakman zal begrijpen dat het binnenste eind van het wikkelgoed 5 op verschillende manieren kan vastgezet worden ten opzichte van de spoel. In de meeste gevallen zal de manier waarop het binnenste eind van het wikkelgoed 5 vastgezet is ten opzichte van de spoel weinig of geen invloed hebben op de werking van de spoel omdat een wikkelgoed in de praktijk meestal niet volledig afgerold wordt. Enkel wanneer een wikkelgoed opgebruikt wordt (bij verbruikswikkelgoederen zoals draad, garen, ed.) of wanneer een wikkelgoed volledig benut wordt (bij wikkelgoederen zoals een spanband of tuinslang) zal het wikkelgoed volledig afgewikkeld worden van de spoel. Het binnenste eind van het wikkelgoed kan verbonden worden met het omwentelingslichaam 4 op een manier die aangepast is aan het type wikkelgoed en aan het verwachte gebruik (wordt het wikkelgoed regelmatig of slechts zelden volledig afgerold). De vakman zal begrijpen dat verschillende mogelijkheden hiertoe bestaan, en kan op basis van een concrete toepassing een mogelijkheid selecteren die geschikt is.
Het buitenste eind van het wikkelgoed 5 wordt voor elk gebruik losgemaakt en na elk gebruik terug vastgemaakt op de spoel. Dit verhindert dat het wikkelgoed 5 ongewenst en ongecontroleerd afrolt van de spoel bijvoorbeeld tijdens transport. Omdat dit bij elk gebruik, en zelfs vaak tijdens gebruik van de spoel het wikkelgoed vastgezet en/of losgemaakt wordt, gebeurt dit bij voorkeur via een eenvoudige handeling.
Hiertoe heeft de spoel volgens de uitvinding in de eerste flens, ter plaatse van een perifere rand van de flens een inkeping 6. De inkeping strekt zich volledig uit doorheen de flens zodanig dat wikkelgoed zich doorheen de inkeping kan uitstrekken. De inkeping heeft een breedte die bij voorkeur enkele malen groter is dan de dikte van het wikkelgoed. Hierbij zal duidelijk zijn dat een spoel typisch voor een vooraf bepaald wikkelgoed gevormd wordt. In een dergelijk geval is de breedte van de inkeping minstens lx, bij voorkeur minstens 2x, meer bij voorkeur minstens 3x zo groot als de dikte (diameter of minimale buitenafineting van de doorsnede) van het wikkelgoed. De inkeping is ter plaatse van de perifere rand van de flens bij voorkeur afgerond zodat geen scherpe hoeken aanwezig zijn die het wikkelgoed zouden kunnen beschadigen. De inkeping is langwerpig en strekt zich radiaal uit ten opzichte van een centrale as 12 van de spoel 1. Dit wil zeggen dat de langsas van de inkeping de centrale as 12 snijdt. De inkeping strekt zich uit vanaf de perifere rand van de eerste flens 2 tot ter plaatse van het omwentelingslichaam 4, zodanig dat zelfs wanneer weinig wikkelgoed op de spoel zit (en de diameter van de spoel nog niet noemenswaardig is toegenomen door het gecumuleerde gewikkelde wikkelgoed), het wikkelgoed zonder omwegen doorheen de inkeping naar buiten de spoel kan bewegen.
Via de inkeping 6 kan het buitenste eind van het wikkelgoed 5 op de spoel naar de buitenzijde van de eerste flens 2 geleid worden. Daarbij strekt het eind van het wikkelgoed 5 zich uit doorheen de inkeping 6. Doordat de inkeping zich uitstrekt vanaf de perifere rand, kan het wikkelgoed 5 via de perifere rand tot in de inkeping gebracht worden, en ook terug uit de inkeping gehaald worden. Bij afrollen van het wikkelgoed 5 van de spoel, zal het wikkelgoed zich niet doorheen de inkeping 6 uitstrekken, namelijk dit zou afrollen van het wikkelgoed 5 nagenoeg onmogelijk maken. Echter bij transport en opslag (bij niet-gebruik van het wikkelgoed op de spoel) strekt het wikkelgoed zich bij voorkeur wel uit doorheen de inkeping 6 om ongecontroleerd en ongewenst afrollen te vermijden. Aan de buitenzijde van de eerste flens 2 is een klemmechanisme voorzien voor het klemmen van het eind van het wikkelgoed 5 dat naar buiten geleid wordt.
Aan de buitenzijde van de eerste flens 2 is een lip 7 voorzien voor het klemmen van het wikkelgoed 5. De lip 7 is langwerpig en heeft een vorm die complementair is aan de vorm van de buitenzijde van de eerste flens 2 zodanig dat de lip 7 voorzien is om tegen de flens 2 aan te liggen. Verder heeft de lip 7, omdat ze langwerpig is, een eerste eind 8 en een tweede eind 10. De lip is enkel ter plaatse van het eerste eind 8 verbonden met de buitenzijde van de flens 2. Het tweede eind 10 van de flens 7 strekt zich verder uit dan de perifere rand van de flens 2, en steekt daarmee uit buiten de diameter van de flens 2.
De lip 7 is gevormd uit een veerkrachtig materiaal. Een veerkrachtig materiaal is een materiaal dat een neutrale positie heeft en dat door het aanbrengen van een externe kracht uit deze neutrale positie gebracht kan worden en waarbij na het wegnemen van de externe kracht het materiaal terug naar de neutrale positie beweegt. Daarbij zal het veerkrachtig materiaal steeds de neiging hebben om tegen de externe kracht in te gaan om terug in de neutrale positie te komen. Met andere woorden is de lip 7 gevormd uit een materiaal dat een elastische vervorming toelaat zonder daarbij direct plastisch te vervormen. Omdat de lip 7 enkel met het eerste eind 8 verbonden is met de flens 2, omdat de lip langwerpig is, en omdat de lip 7 gevormd is uit een veerkrachtig materiaal, is de lip 7 in staat om een eind van het wikkelgoed 5 te klemmen tussen de lip 7 en de flens 2. Daarbij kan het tweede eind 10 van de lip bewogen worden in de richting weg van de flens 2, aangeduid in figuur 2 met referentienummer 9. De klemkracht is afhankelijk van de vorm en het materiaal van de lip 7, en kan door de vakman geoptimaliseerd worden in functie van het te klemmen wikkelgoed 5.
De lip 7, die langwerpig is, is bij voorkeur geplaatst zodanig dat zijn langsas excentrisch staat ten opzichte van de flens 2. Dit wil zeggen dat de lip 7 en de centrale as 12 van de spoel niet snijden, maar kruisen op een afstand van elkaar. Daarbij is de excentriciteit bij voorkeur gericht weg van de inkeping 6. De lip 7 strekt zich verder bij voorkeur haaks uit op de lengterichting van de uitsparing 6. Het excentrisch geplaatst zijn van de lip 7 heeft meerdere effecten. Eerst en vooral zal hierdoor de flens 2 ter plaatse van de centrale as 12 ongewijzigd zijn, dit wil typisch zeggen aan twee zijden van de spoel 1 (dus ter plaatse van de eerste flens 2 alsook ter plaatse van de tweede flens 3) identiek zijn. Hierdoor kan de spoel 1 eenvoudig ingeklemd worden ter plaatse van de centrale as 12, waardoor oprollen en afrollen van de spoel 1 eenvoudig kan uitgevoerd worden. Ook kunnen bestaande spoelen voorzien worden van een lip 7, en toch ingeklemd worden op dezelfde wijze en in dezelfde spoelklemmen dan voorheen.
Een verder effect van de excentrische plaatsing van de lip 7, is dat één van de hoeken tussen de lip 7 en de perifere rand van de eerste flens 2 scherp zal zijn. Deze scherpe hoek is in figuur 1 aangeduid met referentienummer 11. Bij een centrische plaatsing, zouden de twee hoeken (aan elke langszijde van de lip 7) tussen lip 7 en perifere rand van de flens 2 stomp zijn.
Een scherpe hoek vereenvoudigt de handeling van het klemmen van het wikkelgoed 5. Namelijk wanneer een eind van het wikkelgoed 5 in de scherpe hoek gebracht wordt, zal het wikkelgoed 5 steeds geklemd worden. Dit is niet altijd het geval bij een stompe hoek, waar het wikkelgoed 5 terug uit de hoek kan springen. Dit zal verder toegelicht worden hieronder met verwijzing naar de figuren 3a, 3b en 3c.
Het eerste eind 8 van de lip 7 is verbonden met de flens 2 via verlijming, via lassen (waardoor materiaal van de lip versmelt met materiaal van de flens), via een schroef- of boutverbinding, of via andere gelijkwaardige verbindingen. Alternatief is de lip 7 uit één deel gevormd met de flens 2. Het eerste eind 8 strekt zich uit over maximaal 50% van de lengte van de lip 7, bij voorkeur over maximaal 40%, meer bij voorkeur over maximaal 30% van de lip. De verbinding tussen lip 7 en flens 2 situeert zich binnen de eerste zone 8, en verbindt minstens 10%, bij voorkeur minstens 20% van het oppervlak van de lip 7 met de flens 2. Doordat een noemenswaardig oppervlak verbonden wordt, fungeert de verbinding niet als scharnier, en wordt de klemmende werking van de lip 7 bekomen.
Figuren 3a, 3b en 3c illustreren de samenwerking tussen de verschillende onderdelen van de spoel 1. De figuren tonen hoe via een beweging van het wikkelgoed 5 een eind 13 van het wikkelgoed 5 kan vastgezet worden ten opzichte van de spoel 1.
Figuur 3a toont een situatie waarbij de spoel 1 met wikkelgoed 5 net gebruikt is, dit wil typisch zeggen opgerold en/of afgerold is. Voordat de spoel 1 (na gebruik) opgeborgen wordt, wordt het wikkelgoed 5 vastgezet ten opzichte van de spoel 1 waardoor het wikkelgoed 5 niet ongewenst en/of ongecontroleerd kan afrollen. Hiervoor wordt het buitenste eind 13 van het wikkelgoed 5 bewogen volgens een eerste beweging zoals aangeduid met pijl 14. De eerste beweging 14 is gericht om het wikkelgoed 5 in de uitsparing te brengen. Het resultaat van de eerste beweging 14 is getoond in figuur 3b.
Figuur 3b toont een situatie waarbij het wikkelgoed 5 zich met een eind 13 vanaf de spoel 1 doorheen de uitsparing 6 uitstrekt tot buiten de spoel 1. Bij een verdere beweging van het eind van het wikkelgoed 5, welke verdere beweging in de figuur aangeduid is met pijl 15, wordt het eind van het wikkelgoed 5 tussen de lip 7 en de buitenzijde van de flens 2 gebracht. Daarbij leidt de beweging 15 het eind 13 van het wikkelgoed 5 in de scherpe hoek 11 tussen flens 2 en lip 7. Wanneer het wikkelgoed 5 in deze hoek 11 getrokken wordt door beweging 15, zal het wikkelgoed 5 de lip 7 weg van de flens 2 bewegen (beweging 9 uit figuur 2) waardoor het wikkelgoed 5 tussen de lip 7 en de flens 2 komt te zitten. Deze laatste positie is getoond in figuur 3c. In deze positie wordt het eind 13 van het wikkelgoed 5 geklemd tussen de lip 7 en de flens 2, en door de klemming wordt verhinderd dat het wikkelgoed 5 ongecontroleerd en/of ongewenst afrolt van de spoel 1.
Door de specifieke opbouw van de spoel volgens de uitvinding, is de totale beweging (die een combinatie is van de eerste beweging 14 en de verdere beweging 15) eenvoudig en relatief beperkt in omvang. Dit komt omdat de eerste beweging 14 en de verdere beweging 15 in eikaars verlengde liggen (zonder complexe bochten/richtingsveranderingen). Verder beschrijven de eerste en tweede beweging samen nog geen halve cirkel, dus is de beweging beperkt in omvang. Deze beperkte beweging kan gemakkelijk in één handbeweging uitgevoerd worden, waardoor de spoel 1 volgens de uitvinding eenvoudig is in gebruik. Een verder voordeel van de specifieke opbouw van de spoel volgens de uitvinding is dat het wikkelgoed in de geklemde toestand (zoals weergegeven in figuur 3c) geen radius heeft die kleiner is dan de radius van het omwentelingslichaam 4. Hierdoor wordt het wikkelgoed niet negatief beïnvloed door de klemming.
Om het geklemde wikkelgoed terug los te zetten, is een beweging nodig die ongeveer tegenovergesteld is aan de beweging om het wikkelgoed te klemmen. Deze beweging om het wikkelgoed los te maken is in de figuur 3c aangeduid met pijl 16. Deze beweging 16 is, net zoals de beweging om het wikkelgoed te klemmen, eenvoudig en beperkt in omvang. Hierdoor kan deze beweging 16 gemakkelijk handmatig uitgevoerd worden.
Omdat de bewegingen om het wikkelgoed te klemmen 14,15 en te ontklemmen 16 veel gemeen hebben met de beweging om wikkelgoed op en af te rollen van de spoel, kunnen deze bewegingen gemakkelijk geautomatiseerd worden, hetgeen een voordeel is bij het gebruik van dergelijke spoelen.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten. De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.

Claims (13)

  1. Conclusies
    1. Spoel voor het vasthouden van een wikkelgoed, welke spoel een omwentelingslichaam heeft dat zich uitstrekt tussen een eerste en een tweede flens zodanig dat het wikkelgoed tussen de twee flenzen op het omwentelingslichaam wikkelbaar is, waarbij de eerste flens een inkeping heeft ter plaatse van een perifere rand van de flens, en waarbij de eerste flens verder een langwerpige lip bevat die tegen een buitenvlak van de flens aanligt en die met een eerste lipeind verbonden is met de flens, waarbij een tweede lipeind voorbij de perifere rand van de flens uitsteekt en waarbij de lip een flexibiliteit heeft zodanig dat een eind van het wikkelgoed voorzien is om zich uit te strekken van op de spoel doorheen de inkeping tot tussen de lip en de flens om geklemd te zijn tussen de lip en de flens zodanig dat afrollen van het wikkelgoed verhinderd is.
  2. 2. Spoel volgens conclusie 1, waarbij de inkeping langwerpig is en zich hoofdzakelijk in radiale richting uitstrekt in het buitenoppervlak van de flens.
  3. 3. Spoel volgens conclusie 2, waarbij de inkeping een breedte heeft van N keer de dikte van het wikkelgoed, waarbij N minimum 1 is, bij voorkeur minimum 2 is, meer bij voorkeur minimum 3 is.
  4. 4. Spoel volgens conclusie 2 of 3, waarbij de inkeping een lengte heeft zodanig dat de inkeping zich uitstrekt tot nagenoeg aan het omwentelingslichaam.
  5. 5. Spoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de lip gevormd is langs een langsas, die excentrisch ligt ten opzichte van het buitenoppervlak van de flens.
  6. 6. Spoel volgens conclusie 5 en conclusie 2, waarbij de lip gepositioneerd is zodanig dat de langsas hoofdzakelijk loodrecht staat op een lengterichting van de langwerpige inkeping.
  7. 7. Spoel volgens conclusie 5 of 6, waarbij de lip excentrisch ligt in een richting weg van de inkeping.
  8. 8. Spoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de lip een lengte heeft die groter is dan de straal van de eerste flens.
  9. 9. Spoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste lipeind verbonden is met de buitenzijde van de flens over een afstand van minimum één vijfde van de lengte van de lip, en maximum de helft van de lengte van de lip.
  10. 10. Spoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het wikkelgoed een draad is.
  11. 11. Spoel volgens één van de conclusies 1-9, waarbij het wikkelgoed een flexibele buis is.
  12. 12. Spoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het wikkelgoed op de spoel gewikkeld is en met een binnenste eind operationeel verbonden is met het omwentelingslichaam van de spoel, en waarbij genoemd eind van het wikkelgoed gevormd wordt door een buitenste eind van het wikkelgoed.
  13. 13. Werkwijze voor het vervaardigen van een spoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij, startende van een spoel met een omwentelingslichaam dat zich uitstrekt tussen een eerste en een tweede flens zodanig dat een wikkelgoed tussen de twee flenzen op het omwentelingslichaam wikkelbaar is, de werkwijze de stappen bevat: creëren van een uitsparing in de eerste flens van de spoel; verbinden van een langwerpige lip via een eerste lipeind met de eerste flens zodanig dat de lip tegen een buitenvlak van de flens aanligt en zodanig dat een tweede lipeind voorbij de perifere rand van de flens uitsteekt, waarbij de lip een flexibiliteit heeft zodanig dat een eind van het wikkelgoed voorzien is om zich uit te strekken van op de spoel doorheen de inkeping tot tussen de lip en de flens om geklemd te zijn tussen de lip en de flens zodanig dat afrollen van het wikkelgoed verhinderd is.
BE2014/0026A 2014-01-16 2014-01-16 Spoel BE1022094B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0026A BE1022094B1 (nl) 2014-01-16 2014-01-16 Spoel
PCT/BE2015/000001 WO2015106323A1 (en) 2014-01-16 2015-01-14 Reel

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0026A BE1022094B1 (nl) 2014-01-16 2014-01-16 Spoel

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1022094B1 true BE1022094B1 (nl) 2016-02-15

Family

ID=50272205

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2014/0026A BE1022094B1 (nl) 2014-01-16 2014-01-16 Spoel

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1022094B1 (nl)
WO (1) WO2015106323A1 (nl)

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH233533A (de) * 1942-07-11 1944-08-15 Wuhrmann Hans Fadenendenhalter für Fadenspulen.
DE875573C (de) * 1949-09-08 1953-05-04 Schaub Appbau Ges M B H G Vorrichtung zur Befestigung von Draehten oder Faeden an Spulenkoerpern
US2775091A (en) * 1953-04-10 1956-12-25 North American Rayon Corp Attachment for textile bobbin
US2776097A (en) * 1953-08-19 1957-01-01 Syncro Mach Co Wire clamp
US3836059A (en) * 1972-12-29 1974-09-17 M Lauen Anti-roll slide and thread lock for spools
JPH09278291A (ja) * 1996-04-16 1997-10-28 Toshiba Corp テープ巻取リール
JP2008154531A (ja) * 2006-12-25 2008-07-10 Kureha Corp スプール及び収納ケース付きスプール
JP2009062169A (ja) * 2007-09-07 2009-03-26 Furukawa Electric Co Ltd:The 線条体の巻取装置及び線条体の巻取方法

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AU651687B2 (en) 1991-05-20 1994-07-28 Sumitomo Electric Industries, Ltd. Method for screening optical fiber and apparatus for carrying out method

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH233533A (de) * 1942-07-11 1944-08-15 Wuhrmann Hans Fadenendenhalter für Fadenspulen.
DE875573C (de) * 1949-09-08 1953-05-04 Schaub Appbau Ges M B H G Vorrichtung zur Befestigung von Draehten oder Faeden an Spulenkoerpern
US2775091A (en) * 1953-04-10 1956-12-25 North American Rayon Corp Attachment for textile bobbin
US2776097A (en) * 1953-08-19 1957-01-01 Syncro Mach Co Wire clamp
US3836059A (en) * 1972-12-29 1974-09-17 M Lauen Anti-roll slide and thread lock for spools
JPH09278291A (ja) * 1996-04-16 1997-10-28 Toshiba Corp テープ巻取リール
JP2008154531A (ja) * 2006-12-25 2008-07-10 Kureha Corp スプール及び収納ケース付きスプール
JP2009062169A (ja) * 2007-09-07 2009-03-26 Furukawa Electric Co Ltd:The 線条体の巻取装置及び線条体の巻取方法

Also Published As

Publication number Publication date
WO2015106323A1 (en) 2015-07-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6349893B1 (en) Retractable fiber slack storage device
US8235210B2 (en) Welding wire container cover and container containing same
US5240295A (en) Knot tying device
US7438253B2 (en) Spool support system
US20070210131A1 (en) Enclosed spool
US4117988A (en) Reel adapter for tie material and method of using the same
KR20160113102A (ko) 와이어 삽입 장치, 세장형 작업부재 권취 장치, 및 와이어 삽입 방법
BE1022094B1 (nl) Spoel
US6155421A (en) Wire electrode liner
US20190291156A1 (en) Coiling head apparatus and system
US6065709A (en) Cable storage reel
US3854673A (en) Bobbin holder for attachment of different sized bobbins to a spool
US20180079612A1 (en) Coil holder
US2664194A (en) Container and spool for leader lines and the like
US4034930A (en) Spool holding device
US3503569A (en) Wire frame reels
US1899279A (en) Photographic film reel
US20180037435A1 (en) Wire caddy
US20070029430A1 (en) Removable and reusable device for extracting and retracting a length of material
DE102013224781B3 (de) Vorrichtung zum Aufbewahren und Bereitstellen von Angelschnur
BE1020048A3 (nl) Hulpmiddel voor het afwikkelen van een wikkelbaar product dat is opgewikkeld tot een rol.
US1793198A (en) Moving-picture reel
NL1001820C1 (nl) Spoel, alsmede werkwijze voor het vervaardigen van de spoel en draadklem geschikt voor toepassing in de spoel en bij de werkwijze.
CN102821963B (zh) 用于保持绘图仪用片材的***
WO2002074676A1 (en) A set of parts for mounting a reel spool or the like