BE1021999B1 - Maaier - Google Patents
Maaier Download PDFInfo
- Publication number
- BE1021999B1 BE1021999B1 BE2014/0554A BE201400554A BE1021999B1 BE 1021999 B1 BE1021999 B1 BE 1021999B1 BE 2014/0554 A BE2014/0554 A BE 2014/0554A BE 201400554 A BE201400554 A BE 201400554A BE 1021999 B1 BE1021999 B1 BE 1021999B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- mower
- cutter bar
- axis
- conveyor belt
- carriage
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D41/00—Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
- A01D41/12—Details of combines
- A01D41/14—Mowing tables
- A01D41/148—Telescopic headers
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Outside Dividers And Delivering Mechanisms For Harvesters (AREA)
- Combines (AREA)
- Harvester Elements (AREA)
Abstract
Maaier voor een oogstmachine die een frame bevat met een bodemvlak en een vijzel om oogstmateriaal zijdelings te transporteren naar een centrale opening, waarbij de maaier een maaibalk bevat die de voorrand van de maaier vormt, en de maaibalk beweegbaar is via een slede tussen een ingetrokken en een uitgeschoven positie, en de maaier verder een transportband bevat om oogstmateriaal vanaf de maaibalk naar de vijzel te transporteren, de transportband uitgerust is met een mechanisme om de transportbandlengte aan te passen zodat de lengte van de band tussen respectievelijk een korte loopweg en een lange loopweg veranderd kan worden overeenkomstig de ingetrokken positie en de uitgeschoven positie.
Description
Maaier
Deze uitvinding heeft betrekking op maaiers voor maaidorsers. Meer bepaald heeft ze betrekking op maaiers met maaibalken die zich zijdelings uitstrekken over de breedte van de voorrand van de maaier.
Maaiers zijn toestellen die aangebracht zijn op en dwars over de voorkant van maaidorsers voor gebruik in de landbouw (verder kortweg maaidorsers genoemd) om gewasplanten af te snijden en ze naar een gewasontvangende opening van de maaidorser te richten om ze binnenin de maaidorser te dorsen, te scheiden en te reinigen. Daarbij heeft de maaier gewoonlijk een breedte die aanzienlijk groter is dan de breedte van de gewasontvangende opening van de maaidorser. Daartoe bevat de maaier een gewastransportmechanisme om gewas te transporteren naar de centrale gewasontvangende opening van de maaidorser.
Maaiers kunnen gebruik maken van een heen-en-weer-gaande maaibalk die of mes dat dwars over de voorrand van de maaier in de buurt van de grond is aangebracht. De maaibalk snijdt de plantenstengels dichtbij de grond af. Op deze maaiers is gewoonlijk ook een haspel aangebracht om de toppen van de planten in de machine te leiden. De haspel drukt de toppen van de planten achterwaarts, waardoor de planten op de maaier vallen. De maaier transporteert de planten zijwaarts naar een centraal gedeelte van de maaier waar er een gewasontvangende opening is. Eens het gewas door deze opening passeert, wordt het ontvangen in een gewasontvangende opening van de maaidorser, die de planten verder achterwaarts in de maaidorser transporteert voor verdere verwerking.
Er zijn twee gebruikelijke types maaiers, waarbij elk type maaier een verschillende techniek toepast om het gewas zijwaarts te transporteren. De eerste wordt "vijzelplatform" of "vijzelmaaier" genoemd. Een vijzelmaaier bevat een vijzel in de vorm van een spiraalvormige schroef die zich zijwaarts uitstrekt over de breedte van de maaier. De vijzel is aangebracht om te draaien aan het achterste uiteinde van de maaier vlak boven een bodemvlak van het maaierffame. Tijdens de werking vallen gewasplanten op de maaier vlak voor of een beetje tegen de vijzel. Daarbij worden de gewasplanten gevangen tussen de vijzel en het bodemvlak zodat, wegens de rotatie van de vijzel, de gewasplanten zijwaarts getransporteerd worden naar de gewasontvangende opening.
Het tweede type maaier wordt een "invoertransportband" of een "maaibord" genoemd. Een maaibord bevat geen vijzel aan de achterkant van de maaier. Het bodemvlak van de maaier wordt in plaats daarvan gevormd door twee over het algemeen eindeloze platte transportbanden die aangebracht zijn om het gewas in de zijwaartse richting te bewegen naar het midden van de maaier.
De transportbanden zijn gewoonlijk onmiddellijk achter de maaibalk aangebracht en nemen de plaats in van de bodem en de vijzel van de vijzelmaaier. Een centrale transporteur is geplaatst tussen de twee transporteurs om het afgesneden oogstmateriaal te ontvangen en het achterwaarts naar de gewasontvangende opening te transporteren.
Deze uitvinding heeft betrekking op een verbetering van de maaier van het vijzeltype. De meeste maaiers zijn gebouwd om een hele rits planten te oogsten, gaande van kleine struikachtige sojaplanten die minder dan 800 mm hoog zijn tot dikke struikachtige Europese canolaplanten die tot 3 m hoog kunnen worden. Het is moeilijk om een statische maaier te ontwerpen die alle plantenhoogtes aankan. Een statische kleine maaier is voordeliger te bedienen, maar kan niet in staat zijn om de grootste gewasplanten te oogsten.
Om die reden werden maaiers van het vijzeltype geconfigureerd om een uitschuifbare maaibalk te bevatten die voorwaarts en achterwaarts ten opzichte van de rijrichting kan bewegen. Wanneer de maaibalk wordt uitgeschoven (d.w.z. wanneer hij vooruit bewogen worden in de rijrichting t.o.v. de rest van de vijzelmaaier), is hij bijzonder geschikt om hoge ruige canolaplanten te oogsten. Wanneer hij ingetrokken is, is hij bijzonder geschikt om korte, struikachtige planten of grassen te oogsten.
Om het vallen van oogstmateriaal in een spleet tussen de uitgeschoven maaibalk en de voorrand van het frame van de vijzelmaaier te voorkomen, is een metalen plaat aan de maaibalk bevestigd die zich achterwaarts uitstrekt vanaf de achterrand van de maaibalk. In de ingetrokken positie overlapt de metalen plaat het bodemvlak van het maaierframe. Wanneer de maaibalk naar zijn uitgeschoven positie beweegt, bedekt de metalen plaat de spleet tussen het bodemvlak en de maaibalk.
Octrooi EP 0 726 025 Al illustreert een voorbeeld van deze constructie, en geeft een vijzelmaaier weer met een uitschuifbare maaibalk met een vlak paneel eraan bevestigd die achterwaarts en voorwaarts schuift boven op de platte metalen bodem van de maaier wanneer de maaibalk uitschuift en intrekt. Door de bodem van de maaier automatisch te overlappen met het paneel dat uit de maaibalk steekt, kan de maaibalk met weinig extra werk worden uitgeschoven en ingetrokken. Een nadeel van zulke configuratie is dat de maaibalk met plat paneel "bovenop" het bodemvlak van de maaier glijdt en als gevolg daarvan "boven" het frame van de maaier gepositioneerd is. Doordat de maaibalk met plat paneel zich boven het frame bevindt, kunnen geen afstandsvoelers worden aangebracht op de maaibalk met plat paneel (aangezien de maaibalk met plat paneel in de ingetrokken positie bovenop het maaierframe ligt). Daarom zouden afstandsvoeler aangebracht moeten worden op het frame van de maaier, dat zich op een aanzienlijk afstand van de maaibalk bevindt wanneer de maaibalk is uitgeschoven. Daardoor kan de snij hoogte niet nauwkeurig geregeld worden.
Pogingen werden ondernomen om de maaibalk met plat paneel onder het frame aan te brengen. In zulke configuratie kunnen wel afstandsvoelers dichtbij de maaibalk aangebracht worden zodat de snijhoogte nauwkeurig en voordelig geregeld kan worden. Een nadeel van zulke configuratie is dat de platte metalen bodem van de maaier zich boven het platte paneel bevindt, waaruit volgt dat de gewasplanten een uitstekende rand ontmoeten wanneer ze van het platte paneel naar de platte metalen bodem worden bewogen. Deze uitstekende rand vermindert aanzienlijk het toevoerrendement van de maaier.
Het is een voorwerp van deze uitvinding om een maaier te verschaffen waardoor de snijhoogte nauwkeurig en voordelig geregeld kan worden en waardoor het toevoerrendement wordt verbeterd.
Daartoe verschaft de uitvinding een maaier voor een oogstmachine die een frame bevat dat geschikt is om verbonden te worden met de oogstmachine, waarbij het frame een bodemvlak bevat dat in wezen de breedte van de maaier definieert, waarbij een vijzel aangebracht is op het frame boven het bodemvlak, en de vijzel uitgerust is om oogstmateriaal zijdelings te transporteren naar een centrale gewasontvangende opening, waarbij de maaier een maaibalk bevat die de voorrand van de maaier vormt, en de maaibalk aangebracht is op het frame d.m.v. een slede zodat de maaibalk tussen een ingetrokken en een uitgeschoven positie beweegbaar is, waarbij de maaier verder een transportband bevat voor het transporteren van oogstmateriaal vanaf de maaibalk naar de vijzel, de transportband strekt zich uit tussen een eerste as die aangebracht is op het frame op een voorafbepaalde afstand van de vijzel en een tweede as die aangebracht is op de slede op een voorafbepaalde afstand van de maaibalk, en waarbij de transportband uitgerust is met een mechanisme om de transportbandlengte aan te passen zodat de lengte van de band tussen de eerste as en de tweede as gewijzigd kan worden tussen een korte loopweg overeenkomstig de ingetrokken positie en een lange loopweg overeenkomstig de uitgeschoven positie van de maaibalk.
De maaier van de uitvinding is gebaseerd op een maaier van het conventionele vijzeltype met een uitschuifbare maaibalk. Daarbij wordt een extra element toegevoegd aan de conventionele maaier nl. de transportband. De transportband is tussen de maaibalk en de vijzel gepositioneerd, en is geschikt om oogstmateriaal van de maaibalk naar de vijzel te transporteren. In deze context wordt opgemerkt dat conventionele maaiborden transportbanden bevatten die oogstmateriaal zijwaarts transporteren, dus in een richting loodrecht op de richting van de transportband van de maaier volgens de uitvinding. De transportband werkt tussen een eerste as en een tweede as. Daarbij is de eerste as aangebracht op het frame op een voorafbepaalde afstand van de vijzel (waarbij deze vijzel ook op het frame is aangebracht). Het zal duidelijk zijn voor een vakman dat de voorafbepaalde afstand bij voorkeur zo klein is dat de eerste as zich dicht in de buurt van de vijzel bevindt. Bovendien is de tweede as op de slede aangebracht op een welbepaalde afstand van de maaibalk (waarbij de maaibalk ook aangebracht is op de slede). Het zal duidelijk zijn voor een vakman dat de voorafbepaalde afstand bij voorkeur zo klein is dat de tweede as zich dicht in de buurt van de vijzel bevindt. In deze context wordt de transportbandlengte gedefinieerd als de lengte van de functionele sectie van de transportband, en gelijk aan de afstand tussen de eerste en de tweede as. Bovendien is het mechanisme voor het aanpassen van de transportbandlengte gedefinieerd als mechanisme om de transportbandlengte, nl. de lengte van de functionele sectie van de band (die niet dezelfde kan zijn als de transportband in zijn geheel) te wijzigen.
Het mechanisme voor het aanpassen van de transportbandlengte volgens de uitvinding is zo geconfigureerd dat de transportband zich kan uitstrekken tussen de vijzel en de maaibalk wanneer de maaibalk is ingetrokken (en deze daarbij overbruggen), en ook wanneer de maaibalk is uitgeschoven. Dit verbetert aanzienlijk het transport van het gewasmateriaal van de maaibalk waar het wordt doorgesneden naar de centrale gewasontvangende opening, en verbetert daarbij het rendement. Bovendien kan de snijhoogte op een nauwkeurige en voordelige manier geregeld worden aangezien in de maaibalk voelers kunnen worden aangebracht. Aangezien oogstmateriaal getransporteerd wordt van de maaibalk naar de vijzel via de transportband, kan er dus geen oogstmateriaal in een spleet vallen tussen de uitgeschoven maaibalk en de voorrand van het bodemvlak. Als volgend resultaat moet geen metalen plaat bevestigd worden aan de maaibalk (die gewoonlijk het bodemvlak in de ingetrokken positie overlapt), en daaruit volgt dat het bodemvlak van de maaier niet het laagste deel van de maaier dient te vormen, dat in deze configuratie gevormd kan worden door de slede. Doordat de slede het laagste deel van de maaier kan vormen, zowel in ingetrokken als in uitgeschoven positie, kunnen voelers aangebracht worden op de slede dichtbij de maaibalk. Dit maakt het mogelijk de snijhoogte nauwkeurig en voordelig te regelen.
Bij voorkeur bevat de transportband minstens een derde as en een vierde as respectievelijk verbonden met de slede en het frame, waarbij de derde en de vierde as, samen met de eerste en de tweede as, het mechanisme voor het aanpassen van de transporteurlengte vormen. In de configuratie met vier assen, zijn twee van de assen (nl. de tweede en de derde) verbonden met de slede terwijl twee andere assen (de eerste en de vierde) verbonden zijn met het frame. Dit stelt een vakman in staat een transportbandconfiguratie te ontwerpen waarin het verschuiven van de slede resulteert in een uitschuiven van een eerste segment van de transportband tussen een frameas en een sledeas, en een intrekken van een tweede segment van de transportband zodat de som van het uitschuiven en het intrekken in wezen nul is. Zulke configuratie kan bijvoorbeeld verwezenlijkt worden door de eerste en de vierde as te positioneren in een gebied tussen de tweede en de derde as (zowel in de ingetrokken als in de uitgeschoven positie). Dit heeft als gevolg dat de bandlengte die gebruikt wordt om oogstmateriaal van de maaibalk naar de vijzel te transporteren (en die alleen een segment vormt van de totale band) in lengte gewijzigd kan worden, terwijl de totale lengte van de band dezelfde blijft.
Bij voorkeur is de eerste as minstens gedeeltelijk boven het bodemvlak gepositioneerd. De eerste as is de as die op het frame gemonteerd is op een voorafbepaalde afstand van de vijzel. Daarbij is de eerste as gewoonlijk dichtbij de vijzel geplaatst om het oogstmateriaal aan de vijzel toe te voeren. Door de eerste as boven het bodemvlak aan te brengen, ontmoet oogstmateriaal dat getransporteerd wordt naar de vijzel een naar beneden gerichte rand (van de transportband die boven het bodemvlak gepositioneerd is naar het lagere bodemvlak). In deze context wordt opgemerkt dat bij het bewegen naar een beneden lopende rand geen weerstand wordt ondervonden, in tegenstelling tot het bewegen naar een naar boven lopende rand (die de neiging heeft het oogstmateriaal in zijn beweging naar de vijzel tegen te houden).
Bij voorkeur is de vierde as vóór het bodemvlak gepositioneerd. Aangezien de vierde as vóór het bodemvlak gepositioneerd is, is hij geschikt om de band van de transportband naar een verdere as onder het bodemvlak te richten. Daarbij kunnen de eerste en de vierde as gepositioneerd worden in een gebied tussen de derde en de tweede as, in alle posities van de slede. Dus, zowel in de ingetrokken als in de uitgeschoven positie van de slede, bevinden de eerste en de vierde as zich op een gebied tussen de tweede en de derde as. Zulke configuratie werkt als een mechanisme om de transportbandlengte aan te passen. Het verschuiven van de slede zal de afstand tussen enerzijds de derde en de vierde as en anderzijds de eerste en de tweede as dus omgekeerd beïnvloeden. Op die manier kan de transportbandlengte (gedefinieerd als de lengte van het bandsegment dat zich tussen de eerste en tweede as bevindt), via een eenvoudig en betrouwbaar technisch systeem aangepast worden.
Bij voorkeur is de derde as onder het bodemvlak gepositioneerd. Doordat de derde as onder het bodemvlak gepositioneerd is, bevinden de onderdelen van de band die niet actief gebruikt worden om oogstmateriaal te transporteren, zich in een gebied van de maaier waar er geen oogstmateriaal aanwezig is (onder het bodemvlak wordt er geen oogstmateriaal verwerkt noch getransporteerd). Op die manier belemmert het mechanisme om de transportbandlengte aan te passen het transport- en verwerkingsproces van het oogstmateriaal niet. Bovendien, aangezien de derde as zich onder het bodemvlak bevindt en de derde as op de slede is aangebracht, strekt de slede zich onder het bodemvlak uit, en vergemakkelijkt het regelen van de snijhoogte. Aangezien de slede het laagste deel van de maaier vormt (aangezien minstens een deel van de slede zich onder het bodemvlak van de maaier uitstrekt), kunnen hoogtevoelers aangebracht worden op de slede om de hoogte van de maaibalk te regelen. Zo kunnen de voelers dichtbij de maaibalk geplaatst worden zonder dat deze voelers worden bedekt door het bodemvlak in de ingetrokken positie van de maaibalk.
Bij voorkeur wordt één van de assen aangedreven om de transportband aan te drijven. Door één van de assen aan te drijven, wordt de band gedwongen een beweging te maken over de meerdere assen en op die manier kan oogstmateriaal getransporteerd worden vanaf de maaibalk tot aan de vijzel.
Bij voorkeur is van de derde en de vierde as minstens één as op een veer aangebracht om een spanning op de band aan te brengen. De derde en vierde as zijn niet op een voorafbepaalde afstand van een ander element in de maaier gepositioneerd, en zijn daardoor geschikt om op veren aangebracht te worden op een technisch gemakkelijk te verwezenlijken wijze.
Bij voorkeur wordt een vijfde as verschaft en ofwel op de slede ofwel op het frame aangebracht op zulke wijze dat, wanneer de slede zich in de ingetrokken positie bevindt, de vijfde as vóór en onder de vierde assen gepositioneerd is. Op die manier optimaliseert de vijfde as de beweging van de band verder.
Bij voorkeur is de maaier uitgerust met afstandsvoelers die aangebracht zijn in een buurt van de maaibalk om de afstand tussen de maaier en het grondoppervlak te meten. Daarbij zijn de afstandsvoelers bij voorkeur op de slede aangebracht. Door de afstandsvoelers dichtbij de maaibalk aan te brengen, kan de snijhoogte nauwkeurig en gemakkelijk geregeld worden. Dit is technisch mogelijk aangezien de slede het laagste deel van de maaier vormt en zich ten minste gedeeltelijk onder het bodemvlak uitstrekt.
Bij voorkeur bevat de transportband meerdere segmenten die langs en in de buurt van de breedte van de maaier gepositioneerd zijn, zodat de meerdere segmenten zich over in wezen de volledige breedte van de maaier uitstrekken. In de praktijk kan een maaier een breedte hebben van twaalf meter en meer. Door de transportband in meerdere segmenten te verdelen, kunnen de twaalf meter en meer bestreken worden door meerdere, naast elkaar gepositioneerde segmenten. Zulke configuratie vereenvoudigt de vervanging van de transportband, en vereenvoudigt de reparatie van de transportband.
Bij voorkeur zijn de aangedreven assen van meerdere segmenten aan elkaar gekoppeld zodat meerdere segmenten door één enkele motor aangedreven kunnen worden. Deze enige motor kan aan de zijkant van de maaier gepositioneerd zijn, waardoor de motor gemakkelijk toegankelijk is voor het monteren of demonteren en onderhoud.
Bij voorkeur is een basisplaat via de slede met de maaibalk verbonden, waarbij de basisplaat zich onder het bodemvlak uitstrekt. Meer bij voorkeur strekt de basisplaat zich onder de volledige transporteur uit zodat de transporteur beschermd wordt door de basisplaat. Daarbij beschermt de basisplaat de onderdelen van de transportband en meer bepaald het mechanisme om de transportbandlengte aan te passen. Bovendien zal de basisplaat het mogelijk maken om de maaier op de grond neer te leggen zonder hem te beschadigen. Bovendien kan de basisplaat de basis vormen voor het monteren van hoogtevoelers.
Bij voorkeur bevat de maaier verder een haspel. Haspels zijn bekend als middel om te helpen ' bij laten vallen van het gesneden oogstmateriaal in de richting van de maaier, zodat het transporteren van het gewasmateriaal verder verbeterd wordt.
Bij voorkeur wordt een actuator verschaft om de slede te bedienen door deze ten opzichte van het frame te bewegen, waardoor de maaibalk van de ingetrokken naar de uitgeschoven positie wordt bewogen en ook de lengte van de band van het korte traject naar het lange traject verandert en omgekeerd. Via de actuator kan een operator van de oogstmachine die de maaier draagt de positie van de slede aanpassen om de positie van de maaibalk te optimaliseren volgens de hoogte van het gewasmateriaal.
De uitvinding zal nu meer in detail beschreven worden aan de hand van de tekeningen die enkele voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding illustreren. In de tekeningen:
Toont Figuur 1 een zijaanzicht van een oogstmachine die geschikt is om een maaier volgens de uitvinding te dragen;
Toont Figuur 2 een bovenaanzicht van een maaier volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Illustreert Figuur 3 een dwarsdoorsnede van een maaier volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de slede zich in de teruggetrokken positie bevindt; en
Illustreert Figuur 4 de dwarsdoorsnede van de maaier van Figuur 2 met de slede in de uitgeschoven positie.
In de tekeningen werd eenzelfde referentienummer toegewezen aan eenzelfde of analoog element.
Figuur 1 toont een oogstmachine 1 voor gebruik in de landbouw (verder kortweg oogstmachine genoemd). Aan de voorkant van de oogstmachine 1 is een maaier 2 aangebracht. De maaier 2 is geschikt om oogstmateriaal af te snijden en om het afgesneden oogstmateriaal in de oogstmachine 1 te trekken. De oogstmachine heeft een lichaam 3, dat gewoonlijk aangebracht is om het oogstmateriaal te verwerken, bijvoorbeeld om de gewaselementen uit de restantelementen af te zonderen. Oogstmateriaal kan in de oogstmachine 1 getrokken worden via een centrale gewasontvangende opening 4. Deze gewasontvangende opening 4 heeft de vorm van een koker die zich uitstrekt tussen een mechanisme dat de maaier 1 met de maaidorser verbindt (waarmee de maaier 2 verbonden is tijdens de werking) en een lichaam 3 van de oogstmachine 1.
De oogstmachine 1 bevat een uitloop 5 om gewas in een externe wagon het ontladen. De oogstmachine 1 bevat verder een restantenstrooisysteem 6 dat aangebracht is aan het achterste uiteinde van de oogstmachine zodat restanten (die afkomstig zijn van de verwerking van het gewasmateriaal in het lichaam 3 van de oogstmachine 1 ) er uit kunnen worden gestoten. Op die 2 manier kan met de oogstmachine 1 over een veld met te oogsten oogstmateriaal gereden worden, waarbij de maaier 2 het oogstmateriaal afsnijdt en het oogstmateriaal in het lichaam 3 van de oogstmachine 1 trekt via de centrale gewasontvangende opening 4. In het lichaam 3 van de oogstmachine 1 wordt het oogstmateriaal verwerkt (ook dorsen genoemd), zodat restanten uitgestoten kunnen worden via het restantenstrooisysteem 6 en het gewas getransporteerd kan worden uit de oogstmachine 1 via de uitloop 5.
Deze uitvinding heeft meer bepaald betrekking op maaiers van het vijzeltype, waarvan een bovenaanzicht getoond wordt in Figuur 2. Bovendien heeft deze uitvinding meer bepaald tot doel om het toevoerrendement van zulke maaier 2 van het vijzeltype te verbeteren. Een maaier van het vijzeltype bevat een bodemvlak 23. Dit bodemvlak 23 stekt zich in wezen uit over de volledige breedte 2 uit. Gewoonlijk zijn aan het zijdelingse uiteinde van de maaier 2, zij-elementen 7, 8 aangebracht. Deze zij-elementen 7, 8 kunnen aandrijfmiddelen voor bewegende elementen in de maaier 2 bevatten zoals verder uitgelegd zal worden. Een vijzel 24 is vlak boven het bodemvlak 23 aangebracht. Een vijzel wordt gedefinieerd als een schroeftransporteur die gebruik maakt van een draaiend spiraalvormig schroefblad om het oogstmateriaal te bewegen. Daarbij is het spiraalvormig schroefblad 1 dichtbij het bodemvlak 23 aangebracht zodat het oogstmateriaal in het volume tussen naburige secties van het schroefblad gevangen kan worden en door de rotatie van de vijzel, getransporteerd kan worden naar een centrale opening 2. De centrale opening 25 van de maaier 2 is uitgelijnd met de gewasontvangende opening 4 van de oogstmachine. De vijzel 24 heeft een linkse sectie en een rechtse sectie, en het spiraalvormige schroefblad is in elk sectie zo aangebracht dat rotatie van de vijzel (in één voorafbepaalde draairichting) oogstmateriaal naar een centraal deel 2 beweegt. Deze techniek is bekend in maaiers van het vijzeltype wordt daarom verder in deze beschrijving niet in meer detail uitgelegd.
De maaier 2 bevat verder een maaibalk 26. De maaibalk is tijdens de werking van de maaier 2 dichtbij een grondoppervlak gelegen en is uitgerust om de plantenstengels dichtbij de grond af te snijden. M.b.t. het toevoerrendement van de maaier 2 is het bekend dat de afstand tussen de maaibalk 26 en de vijzel 24 afhangt van de hoogte van het te oogsten gewasmateriaal. Om die reden is de maaibalk 26 aangebracht op een slede (waarbij de geleidingselementen voor de slede bijvoorbeeld in de zij-elementen 7 en 8 zijn aangebracht), zodat de maaibalk 26 tussen een ingetrokken positie en een uitgeschoven positie kan schuiven. In de ingetrokken positie van de maaibalk 26, is de afstand tussen de maaibalk 26 en de vijzel 24 minimaal, en wordt het toevoerrendement geoptimaliseerd voor kleine planten. In de uitgeschoven positie is de afstand tussen de maaibalk 26 en de vijzel 24 maximaal zodat het toevoerrendement geoptimaliseerd is voor grote of lange planten.
De zij-elementen 7, 8 kunnen uitgerust worden met een of meerder actuators, bijvoorbeeld 20 een elektrische of hydraulische actuator, voor het bedienen van de slede. Zulke actuator maakt het mogelijk om de positie van de maaibalk 26 dynamisch in te stellen en om op die manier het toevoerrendement van de maaier 2 dynamisch te optimaliseren. De vijzel 24 transporteert oogstmateriaal naar een centraal deel van de maaier 2, waar een gewasontvangende opening 25 verbonden is met de gewasontvangende opening 4 van de oogstmachine 1. Op die manier kan oogstmateriaal in de oogstmachine 1 getrokken worden.
Wegens de afstand tussen de maaibalk 26 en de vijzel 24, moet oogstmateriaal een zekere afstand afleggen alvorens door de vijzel 24 gegrepen te worden. De haspel 27 (weergegeven in Figuur 1) helpt het oogstmateriaal in zijn beweging van de maaibalk naar de vijzel door het oogstmateriaal de drukken zodat het tegen de vijzel 24 valt. Deze uitvinding heeft tot doel om deze beweging van het gewasmateriaal van de maaibalk 26 naar de vijzel 24 verder te verbeteren door een transportband 9 te verschaffen.
De transportband 9 strekt zich uit tussen de maaibalk 26 en de vijzel 24, en is uitgerust om het oogstmateriaal van de maaibalk 26 naar de vijzel 24 te transporteren. Daarbij beweegt de band van de transportband in een richting die tegengesteld is aan de normale rijrichting (recht vooruit) van de oogstmachine die de maaier 2 van de uitvinding draagt. De transportband 9 is gemonteerd met behulp van een eerste as 13 en een tweede as 14. Dit is weergegeven in Figuren 3 en 4. De eerste as 13 is aangebracht op het frame 2. Dit betekent dat de eerste as 13 statisch is, en niet samen met de slede beweegt. De eerste as 13 is op een voorafbepaalde afstand van de vijzel 24 aangebracht, waarbij deze voorafbepaalde afstand bij voorkeur zo klein wordt gekozen dat de eerste as 13 zich dichtbij de vijzel 24 bevindt. De transportband is daarbij aangebracht om het oogstmateriaal dichtbij de vijzel 24 af te leveren. De tweede as 14 is op de slede aangebracht. Daarbij is de tweede as 14 beweegbaar samen met de maaibalk 26 tussen een ingetrokken en een uitgeschoven positie. De tweede as 14 is aangebracht op een voorafbepaalde afstand van de maaibalk 26, waarbij die voorafbepaalde afstand bij voorkeur klein gekozen wordt, zodat de tweede as 14 zich dichtbij de maaibalk 26 bevindt. Dit stelt de transportband in staat om doordat hij aangedreven wordt door de tweede as, oogstmateriaal vlak achter de maaibalk 26 op te rapen, en dit oogstmateriaal naar de vijzel 24 te transporteren.
Aangezien de eerste as 13 statisch is en de tweede as 14 beweegbaar met de slede, kan de lengte van de transportband (die slechts een sectie is van de totale lengte van de band) veranderen. Daartoe wordt een mechanisme voor het aanpassen van transportbandlengte verschaft. Dit mechanisme voor het aanpassen van de transportbandlengte maakt het mogelijk de afstand tussen de eerste as 13 en de tweede as 14 te veranderen terwijl de band over de eerste en de tweede as loopt. Daarbij zal de vakman erkennen dat eender welk lengteaanpassingsmechanisme gebruikt kan worden. Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van een mechanisme om de lengte aan te passen.
Terwille van de duidelijkheid van deze beschrijving, wordt "band" gedefinieerd als het 21 doekvormig element dat aangedreven wordt d.m.v. een combinatie van assen. "Transportband" wordt gedefinieerd als het segment van de band dat verantwoordelijk is voor het transport van het oogstmateriaal naar de maaier 2. In de uitvinding is de transportband het segment van de band dat zich uitstrekt tussen de eerste as 13 en de tweede as 14. "Transportbandlengte" wordt gedefinieerd als de afstand tussen de eerste as 13 en de tweede as 14. De "bandlengte" wordt gedefinieerd als de totale lengte van het doekvormige element. Het "mechanisme om de transportbandlengte aan te passen" wordt gedefinieerd als een mechanisme dat voorzien is om de lengte van de transportband aan te passen. Hoewel de vakman zal begrijpen dat de assen die gebruikt worden om de band te monteren bij voorkeur draaibare assen zijn, is dit niet noodzakelijk. Men zou een band op assen kunnen aanbrengen waarbij minstens één van de assen vast is (dus niet draait), waarbij de vaste as een stang vormt om de band te geleiden.
Het mechanisme om de transportbandlengte aan te passen bevat naast de eerste en de tweede as, een derde as 15, een vierde as 16 en facultatief ook een vijfde as 17. Daarbij is de derde as 15 op de slede aangebracht. Als gevolg daarvan beweegt de derde as 15 samen met de maaibalk 26 en de tweede as 14. De derde as 15 is onder het bodemvlak 23 van de maaier 2 geplaatst. De vierde as 16 is op het frame 2 aangebracht. Daarbij is de vierde as 16 een statische as, vergelijkbaar met de eerste as 13. De vierde as 16 is aangebracht aan de voorkant van en lager dan de eerste as 13. Bij voorkeur is de vierde as 16 vlak aan de voorkant van de voorrand van het bodemvlak 23 aangebracht. Op die manier kan de band geleid worden vanaf de eerste as 13 die zich boven het bodemvlak bevindt naar de derde as 15 die zich onder het bodemvlak 23 bevindt via de vierde as 16, die zich in wezen aan de voorkant van de voorrand van het bodemvlak 23 bevindt. Facultatief kan een vijfde as op de slede worden aangebracht (zoals weergegeven in Figuur 3 en 4) of op het frame van de maaier (niet weergegeven) om de band optimaal te geleiden.
De bediening van de slede en de invloed ervan op de positie van de assen en de band is geïllustreerd in figuren 3 en 4. Figuur 3 illustreert een maaier waarvan de slede zich in de ingetrokken positie bevindt terwijl Figuur 4 dezelfde maaier illustreert met de slede in uitgeschoven positie.
Daarbij is te zien dat de tweede as 14 en de derde as 15 samen met de slede bewegen terwijl de eerste as 13 en de vierde as 16 op dezelfde plaats blijven. Aangezien de eerste as 13 en de vierde as 16 dichtbij elkaar geplaatst zijn, en aangezien deze eerste en vierde assen 13,16 zich tussen de tweede as 14 en de derde as 15 bevinden, kan de transportband van lengte veranderen terwijl de bandlengte dezelfde blijft. Dit is het resultaat van de verandering van de lengte van de transportband die gecompenseerd wordt door de verandering in afstand tussen de derde en de vierde as. Wanneer de tweede as 14 bewogen wordt in een richting verder weg van de eerste as 13, wordt de derde as 15 naar de vierde as 16 bewogen. Als gevolg daarvan blijft de bandlengte dezelfde terwijl de afstand tussen de eerste as en de tweede as verandert. Op die manier wordt een technisch betrouwbaar mechanisme voor 2 het aanpassen van de transportbandlengte verschaft.
Een verder voordeel van het voorgestelde mechanisme voor het aanpassen van de transportbandlengte is dat een deel van het mechanisme zich onder het bodemvlak 23 bevindt. Als gevolg daarvan vormt de slede (die minstens een deel van het mechanisme voor het aanpassen van de transportbandlengte draagt) het laagste deel van de maaier 2. Een basisplaat 18 kan verschaft worden om de slede en de elementen van de transporteur te bedekken aan de lagere kant van de maaier. Deze basisplaat kan ook fungeren als steun voor de afstandsvoelers (niet weergegeven) die de afstand tussen de maaier 2 en het grondoppervlak meten. Dit maakt het mogelijk de afstandsvoelers dichtbij de maaibalk aan te brengen, zodat de snijhoogte nauwkeurig bepaald kan worden. In deze context merken we op dat het verschuiven van de maaibalk naar zijn ingetrokken positie niet als gevolg heeft dat de afstandsvoelers bedekt worden door het bodemvlak 23, terwijl ze dit ze wel zouden zijn in een conventionele maaier van het vijzeltype. Doordat de slede zich onder het bodemvlak 23 uitstrekt, kunnen de afstandsvoelers op de slede worden aangebracht. Daarbij verschaft de uitvinding een maaier waarbij het toevoerrendement geoptimaliseerd wordt.
Een van de assen, bij voorkeur de derde as 15, de vierde as 16 of de vijfde as 17, is zo op een veer gemonteerd dat de verend opgestelde as een spanning aanbrengt op de band van de transportband 9. Het op een veer aanbrengen van een as is een bekende techniek bij transportbanden om op de band spanning binnen een voorafbepaald spanningsbereik aan te brengen.
De transportband 9 is bij voorkeur uit segmenten opgebouwd. Dit wordt geïllustreerd in Figuur 2, waarbij 4 segmenten 9a, 9b, 9c en 9d zijn weergegeven. De breedte van de maaier wordt bestreken door de meerdere segmenten. Door de transportband 9 in segmenten uit te voeren, vereenvoudigen de productie en de montage van de band. Bovendien is het aanbrengen van een voorafbepaalde spanning op meerdere banden met beperkte breedte (in vergelijking met een enkelvoudige band die de volledige breedte van de maaier bestrijkt) aanzienlijk gemakkelijker.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen en de weergegeven figuren zijn ter illustratie bedoeld en dienen alleen voor een beter begrip van de uitvinding. De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen. Verschillende alternatieve en voorkeurskenmerken die beschreven zijn in de tekst kunnen vrij gecombineerd worden door een vakkundige persoon en kunnen meer in detail uitgewerkt worden om een operationeel geheel te vormen zonder van de conclusies van de uitvinding af te wijken. De reikwijdte van bescherming van de uitvinding zal daarom enkel gedefinieerd worden door de conclusies.
Claims (15)
- Conclusies1. Maaier (2) voor een oogstmachine ( 1 ) die een frame bevat dat geschikt is om verbonden te worden met de oogstmachine, waarbij het frame een bodemvlak (23) bevat dat in wezen de breedte van de maaier (2) bepaalt, waarin een vijzel (24) is aangebracht op het frame boven het bodemvlak (23), en de vijzel uitgerust is om oogstmateriaal zijdelings te transporteren naar een centrale gewasontvangende opening (25), en waarin de maaier een maaibalk (26) bevat die de voorrand van de maaier vormt, en de maaibalk aangebracht is op het frame d.m.v. een slede zodat de maaibalk tussen een ingetrokken en een uitgeschoven positie beweegbaar is, gekenmerkt doordat de maaier verder een transportband (9) bevat om oogstmateriaal vanaf de maaibalk naar de vijzel te transporteren, en de transportband zich uitstrekt tussen een eerste as (13) die aangebracht is op het frame op een voorafbepaalde afstand van de vijzel (24) en een tweede as (14) die aangebracht is op de slede op een voorafbepaalde afstand van de maaibalk (26), en doordat de transportband (9) uitgerust is met een mechanisme om de transportbandlengte aan te passen zodat de lengte van de band tussen de eerste as (13) en de tweede as (14) gewijzigd kan worden tussen een korte loopweg overeenkomstig de ingetrokken positie en een lange loopweg overeenkomstig de uitgeschoven positie van de maaibalk (26).
- 2. Maaier (2) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de transportband (9) minstens een derde as (15) en een vierde as (16) bevat die respectievelijk verbonden zijn met de slede en het frame waarbij de derde en de vierde as, samen met de eerste (13) en tweede (14) as, het mechanisme vormen om de transportbandlengte aan te passen.
- 3. Maaier (2) volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat de eerste as (13) minstens gedeeltelijk boven het bodemvlak (23) gepositioneerd is.
- 4. Maaier (2) volgens conclusie 2 en 3, gekenmerkt doordat de vierde as (16) vóór het bodemvlak (23) gepositioneerd is.
- 5. Maaier (2) volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat de derde as (15) onder het bodemvlak (23) gepositioneerd is.
- 6. Maaier (2) volgens één of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat één van 2 de assen aangedreven wordt om de transportband (9) aan te drijven.
- 7. Maaier (2) volgens één of meerdere van de vorige conclusies en conclusie 2, gekenmerkt doordat van de derde (15) en de vierde (16) as minstens één as op een veer aangebracht is om een spanning op de band aan te brengen
- 8. Maaier (2) volgens één of meerdere van de vorige conclusies en conclusie 2, gekenmerkt doordat een vijfde as ( 17) verschaft en aangebracht is ofwel op de slede ofwel op het frame op zulke wijze dat, wanneer de slede zich in de ingetrokken positie, bevindt de vijfde as vóór en onder de vierde as (16) gepositioneerd is.
- 9. Maaier (2) volgens één of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de maaier uitgerust is met afstandsvoelers die aangebracht zijn in een buurt van de maaibalk (26) om de afstand tussen de maaier en het grondoppervlak te meten.
- 10. Maaier (2) volgens één of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de transportband (9) meerdere segmenten (9a, 9b, 9c, 9d) bevat die langs en in de buurt van de breedte van de maaier gepositioneerd zijn, zodat de meerdere segmenten zich over in wezen de volledige breedte van de maaier uitstrekken, en doordat elk segment van de transportband aangedreven wordt om oogstmateriaal vanaf de maaibalk naar de vijzel te transporteren.
- 11. Maaier (2) volgens conclusie 6 en conclusie 10, gekenmerkt doordat de aangedreven assen van meerdere segmenten zo aan elkaar gekoppeld zijn dat meerdere segmenten door één enkele motor aangedreven kunnen worden.
- 12. Maaier (2) volgens één of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat een basisplaat (18) verbonden is met de slede en de maaibalk (26), waarbij de basisplaat zich onder het bodemvlak (23) uitstrekt.
- 13. Maaier (2) volgens één of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de 2 basisplaat (18) zich onder de volledige transporteur uitstrekt zodat de transporteur beschermd wordt door de basisplaat.
- 14. Maaier (2) volgens één of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de maaier verder een haspel (27) bevat.
- 15. Maaier (2) volgens één of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat een actuator verschaft wordt om de slede te bedienen door deze ten opzichte van het frame te bewegen, waardoor de maaibalk (26) van de ingetrokken naar de uitgeschoven positie wordt bewogen en ook de lengte van de band (9) van het korte traject naar het lange traject verandert en omgekeerd.
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2014/0554A BE1021999B1 (nl) | 2014-07-11 | 2014-07-11 | Maaier |
EP15174578.3A EP2965609B1 (en) | 2014-07-11 | 2015-06-30 | Header |
US14/792,980 US9538707B2 (en) | 2014-07-11 | 2015-07-07 | Harvester header with belt length adapting mechanism |
BR102015016400-9A BR102015016400B1 (pt) | 2014-07-11 | 2015-07-08 | Plataforma para uma colheitadeira agrícola |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2014/0554A BE1021999B1 (nl) | 2014-07-11 | 2014-07-11 | Maaier |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1021999B1 true BE1021999B1 (nl) | 2016-02-03 |
Family
ID=51584899
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2014/0554A BE1021999B1 (nl) | 2014-07-11 | 2014-07-11 | Maaier |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US9538707B2 (nl) |
EP (1) | EP2965609B1 (nl) |
BE (1) | BE1021999B1 (nl) |
BR (1) | BR102015016400B1 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US10595463B2 (en) * | 2017-08-02 | 2020-03-24 | Cnh Industrial America Llc | Adjustable conveyor assembly for a header of an agricultural harvester |
CN112840835B (zh) * | 2020-12-31 | 2022-02-15 | 安徽工程大学 | 农业收割机割台 |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2002019793A1 (fr) * | 2000-09-06 | 2002-03-14 | Hydrotronic | Barre de coupe pour moissonneuse-batteuse ou engin similaire |
US20050115217A1 (en) * | 2001-12-11 | 2005-06-02 | Franz Schrattenecker | Cutting unit for a harvester-thresher |
US20110005184A1 (en) * | 2009-07-09 | 2011-01-13 | Conrad William P | Header With Extendible Cutter Bar |
DE102012204869A1 (de) * | 2012-03-27 | 2013-10-02 | Deere & Company | Schneidwerk mit einem längenverstellbaren Schneidtisch |
Family Cites Families (21)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4011709A (en) | 1974-11-13 | 1977-03-15 | Deere & Company | Harvesting platform |
US4177626A (en) * | 1977-04-21 | 1979-12-11 | Massey-Ferguson Services N.V. | Crop gathering apparatus |
US4444000A (en) * | 1982-06-01 | 1984-04-24 | Allis-Chalmers Corporation | Harvester header construction |
US4531351A (en) | 1982-09-17 | 1985-07-30 | Piper Industries, Inc. | Adjustable multiple row harvester head assembly |
EP0250650B1 (en) | 1986-06-24 | 1990-09-19 | FORD NEW HOLLAND, INC. (a Delaware corp.) | Header for harvesting machine |
DE69005290T2 (de) | 1990-03-27 | 1994-04-28 | Ford New Holland Nv | Mähdrescher-Elevator zum Anschliessen der Mähwerksplattform an der Basis-Einheit. |
DE19504244C2 (de) | 1995-02-09 | 1996-12-12 | Claas Ohg | Selbstfahrender Mähdrescher mit zweigeteiltem Schneidtisch |
DE10331197B4 (de) * | 2003-07-10 | 2012-09-06 | Deere & Company | Erntegutaufnahmevorrichtung mit Fördergurtzusammenbau |
PL1559668T3 (pl) * | 2004-01-30 | 2007-12-31 | Caljan Rite Hite Aps | Teleskopowy przenośnik taśmowy |
AT413692B (de) * | 2004-02-11 | 2006-05-15 | Tgw Transportgeraete Gmbh | Zugmitteltrieb, insbesondere für eine fördereinrichtung |
GB2419650A (en) * | 2004-10-27 | 2006-05-03 | Cnh Belgium Nv | Belt drive for a harvester with a movable cutter |
EP1726202B1 (en) * | 2005-05-25 | 2008-01-23 | CNH Belgium N.V. | Guard for a header of a harvester. |
US20070193243A1 (en) * | 2006-02-10 | 2007-08-23 | Schmidt James R | Combine Harvester Draper Header Having Flexible Cutterbar |
CA2563645C (en) * | 2006-10-11 | 2011-05-17 | Pierre Laganiere | Extendable conveyor system |
US20090107094A1 (en) * | 2007-10-29 | 2009-04-30 | Bich Gary L | Automatic control system for a header of an agricultural harvesting machine and method of operation of the same |
ATE512584T1 (de) * | 2008-07-11 | 2011-07-15 | Cnh Belgium Nv | Erweiterbares vorsatzgerät für eine erntemaschine |
EP2147589B1 (en) * | 2008-07-22 | 2012-06-27 | CNH Belgium N.V. | Belt drive for a harvesting header with a movable cutterbar |
US7992374B1 (en) * | 2010-04-06 | 2011-08-09 | Cnh America Llc | Agricultural plant cutting header with fore and aft adjustable flexible cutterbar having automatic preload adjustment |
US8241098B1 (en) * | 2011-05-12 | 2012-08-14 | Latimer Leslie B | Adjustable conveyor assembly for a combine |
US8695315B2 (en) | 2012-08-09 | 2014-04-15 | Deere & Company | Draper header with pivoting side draper conveyors |
CN203120462U (zh) | 2013-03-11 | 2013-08-14 | 四川伊俊农业机械制造有限公司 | 油菜、稻麦收割机的进穗割台机构 |
-
2014
- 2014-07-11 BE BE2014/0554A patent/BE1021999B1/nl active
-
2015
- 2015-06-30 EP EP15174578.3A patent/EP2965609B1/en active Active
- 2015-07-07 US US14/792,980 patent/US9538707B2/en active Active
- 2015-07-08 BR BR102015016400-9A patent/BR102015016400B1/pt active IP Right Grant
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2002019793A1 (fr) * | 2000-09-06 | 2002-03-14 | Hydrotronic | Barre de coupe pour moissonneuse-batteuse ou engin similaire |
US20050115217A1 (en) * | 2001-12-11 | 2005-06-02 | Franz Schrattenecker | Cutting unit for a harvester-thresher |
US20110005184A1 (en) * | 2009-07-09 | 2011-01-13 | Conrad William P | Header With Extendible Cutter Bar |
DE102012204869A1 (de) * | 2012-03-27 | 2013-10-02 | Deere & Company | Schneidwerk mit einem längenverstellbaren Schneidtisch |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BR102015016400B1 (pt) | 2020-09-29 |
US20160007532A1 (en) | 2016-01-14 |
BR102015016400A2 (pt) | 2016-01-12 |
EP2965609B1 (en) | 2019-05-15 |
US9538707B2 (en) | 2017-01-10 |
EP2965609A1 (en) | 2016-01-13 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP3469878B1 (en) | Roll center for harvester attachment frame control arms | |
US10058028B2 (en) | Modular crop divider and base cutter arrangement for sugarcane harvesters | |
EP2529613B1 (en) | Cam shield for a rotary reel | |
EP2764765B1 (en) | Combine harvester with feederhouse arrangement | |
US6591598B2 (en) | Crop harvesting header with cam controlled movement of the reel fingers | |
US9961832B2 (en) | Control of base cutter orientation in sugarcane harvesters | |
US11317559B2 (en) | Cutter guard assembly for knife drive of an agricultural farm implement | |
JP2006000085A (ja) | 収穫機 | |
DK2939521T3 (en) | Agriculture machine | |
BE1021999B1 (nl) | Maaier | |
CN107439140B (zh) | 联合收割机 | |
BE1024900B1 (nl) | Halmverdeler met verstelbare punt voor een maïsmaaibord | |
US5255500A (en) | Cutter unit for combines | |
JP6436884B2 (ja) | 収穫機 | |
US20160270291A1 (en) | Header for Agricultural Harvester Equipped with Dual Cutter Bar System | |
US20230276730A1 (en) | Harvesting system based on a platform for agricultural harvesters, and platform for agricultural harvesters | |
US20220124981A1 (en) | Reel assembly of an agricultural header | |
US6662539B1 (en) | Crop harvesting machine with side discharge directed rearward | |
EP3331342B1 (en) | Agricultural machine for harvesting a crop, comprising a harvesting head and a crop transportation system for said harvesting head | |
EP4282247A1 (en) | Headland grain capture sequence for agricultural vehicle header | |
US20240000016A1 (en) | Sugarcane Harvester with Improved Discharge Assembly | |
BE1023144B1 (nl) | Snijbalk voor oogstmachine | |
DE102007002670B4 (de) | Maschine zum Mähen von stängelartigem Erntegut | |
CA2852829A1 (en) | Crop flow assistance device for harvesting header |