BE1021982B1 - Transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm en wekwijze voor het aanbrengen van een dergelijke steen in een dergelijk transportelement - Google Patents

Transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm en wekwijze voor het aanbrengen van een dergelijke steen in een dergelijk transportelement Download PDF

Info

Publication number
BE1021982B1
BE1021982B1 BE2013/0258A BE201300258A BE1021982B1 BE 1021982 B1 BE1021982 B1 BE 1021982B1 BE 2013/0258 A BE2013/0258 A BE 2013/0258A BE 201300258 A BE201300258 A BE 201300258A BE 1021982 B1 BE1021982 B1 BE 1021982B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
pavilion
transport element
recess
stone
holder
Prior art date
Application number
BE2013/0258A
Other languages
English (en)
Inventor
Giovanni Daems
Luk Buysschaert
Original Assignee
Daems Automations bvba
Daems Giovanni Bvba
Everpower Bvba
Giovanni Daems
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Daems Automations bvba, Daems Giovanni Bvba, Everpower Bvba, Giovanni Daems filed Critical Daems Automations bvba
Priority to BE2013/0258A priority Critical patent/BE1021982B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1021982B1 publication Critical patent/BE1021982B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B24GRINDING; POLISHING
    • B24BMACHINES, DEVICES, OR PROCESSES FOR GRINDING OR POLISHING; DRESSING OR CONDITIONING OF ABRADING SURFACES; FEEDING OF GRINDING, POLISHING, OR LAPPING AGENTS
    • B24B9/00Machines or devices designed for grinding edges or bevels on work or for removing burrs; Accessories therefor
    • B24B9/02Machines or devices designed for grinding edges or bevels on work or for removing burrs; Accessories therefor characterised by a special design with respect to properties of materials specific to articles to be ground
    • B24B9/06Machines or devices designed for grinding edges or bevels on work or for removing burrs; Accessories therefor characterised by a special design with respect to properties of materials specific to articles to be ground of non-metallic inorganic material, e.g. stone, ceramics, porcelain
    • B24B9/16Machines or devices designed for grinding edges or bevels on work or for removing burrs; Accessories therefor characterised by a special design with respect to properties of materials specific to articles to be ground of non-metallic inorganic material, e.g. stone, ceramics, porcelain of diamonds; of jewels or the like; Diamond grinders' dops; Dop holders or tongs
    • B24B9/161Dops, dop holders

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Ceramic Engineering (AREA)
  • Inorganic Chemistry (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Adornments (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een transportelement (1) voor stenen (4) met een ronde slijpvorm, omvattende een houder (2), met per steen (4) een paviljoenuitsparing (11), met een aanleundeel (12), met een verjonging die maximaal 10° afwijkt van de verjonging van het paviljoen (8), voor het hiertegen aanleunen van een aanleunzone van het paviljoen (8) tussen de rondist (7) en het collet (9), zodat de rondist (7) buiten het aanleundeel (12) blijft en waarbij de paviljoenuitsparing (11) zodanig is gevormd dat de steen (4) in de paviljoenuitsparing (11) enkel dit aanleundeel (12) raakt. Daarnaast betreft deze uitvinding een werkwijze voor het aanbrengen van een steen (4) in een specifieke uitvoeringsvorm van een dergelijk transportelement (1).

Description

TRANSPORTELEMENT VOOR HET TRANSPORTEREN VAN STENEN MET EEN RONDE SLIJPVORM EN WERKWIJZE VOOR HET AANBRENGEN VAN EEN DERGELIJKE STEEN IN EEN DERGELIJK
TRANSPORTELEMENT
Deze uitvinding befreit een transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm met tafel, kroon, rondist, paviljoen en collet, zoals edelstenen, halfedelstenen of niet-edelstenen, omvattende een houder waarop de stenen aanbrengbaar zijn voor transport. Daarnaast betreft de uitvinding een werkwijze voor het aanbrengen van een steen in een specifieke uitvoeringsvorm van een dergelijk transportelement.
Onder ronde slijpvorm wordt hierbij een diamant slijpvorm of eender welke variant hierop met tafel, kroon, rondist, paviljoen en collet begrepen.
Voor het zetten van een steen, zoals een edelsteen, halfedelsteen of niet-edelsteen in een werkstuk, zoals een sierraad of horloge, werden reeds machinale zetinrichtingen ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld deze beschreven in BE 1 019 011 A3.
Om de te zetten stenen naar een dergelijke zetinrichting aan te voeren of deze tussen verschillende modules van een dergelijke zetinrichting te verplaatsen, werden al verschillende oplossingen bedacht, die echter elk hun nadelen hebben.
De precisie en de behandeling van zowel de steen als het werkstuk is namelijk sterk bepalend voor het uiteindelijke uitzicht van deze steen in dit werkstuk.
Waar stenen vrij op een houder of vrij in een aanbrengruimte tussen een houder en een deksel worden aangebracht voor transport, kan de oriëntatie van de stenen tijdens transport niet behouden blijven. Na transport dient de oriëntatie van de stenen gedetecteerd te worden en dienen de stenen indien nodig heroriënteerd te worden in de gewenste richting voor het zetten ervan. Bovendien kan het nodig zijn om de stenen te sorteren na transport. Daarnaast bestaat het gevaar dat de stenen elkaar onderling beschadigen tijdens het transport.
Waar stenen aangebracht worden op een houder met holtes per steen, ziet men dat de stenen beschadigd kunnen raken door kantelen in deze holte of dat de houder zelf te vlug beschadigd raakt door het hierin aanbrengen van de stenen.
Om dergelijke problemen te verhinderen, ontwikkelde Swarovski een transportinrichting waarbij de stenen op een gekende positie losmaakbaar op een adhesieve ondergrond worden gekleefd. Bij de zetinrichting worden de stenen uit de gekende positie van deze ondergrond losgemaakt om deze te zetten. Een groot nadeel van een dergelijk transportelement is dat vooral bij glanzende stenen, zoals bijvoorbeeld diamanten, de glans van de steen grotendeels verloren gaat door de lijm die aan de steen blijft kleven na het kleven ervan op deze ondergrond.
Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm, waarbij de stenen bij transport hun glans niet verliezen en waarbij de stenen bij transport niet beschadigd raken.
Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm met tafel, kroon, rondist, paviljoen en collet, zoals edelstenen, halfedelstenen of niet-edelstenen, omvattende een houder waarop de stenen aanbrengbaar zijn voor transport, waarbij de houder een bovenoppervlak omvat, waarin per steen een paviljoenuitsparing is aangebracht, voor het hierin aanbrengen van de collet en minstens een deel van het paviljoen van de corresponderende steen, waarbij deze paviljoenuitsparing minstens een aanleundeel omvat, dat weg van het bovenoppervlak verjongend is uitgevoerd, met een veqonging die maximaal 10° afwijkt van de corresponderende verjonging van het paviljoen, voor het hiertegen aanleunen van een aanleunzone van het paviljoen tussen de rondist en het collet, zodat de rondist buiten het aanleundeel blijft en waarbij de paviljoenuitsparing zodanig is gevormd dat de genoemde steen na aanbrengen in de paviljoenuitsparing enkel en alleen dit aanleundeel raakt.
De stenen worden in een dergelijk transportelement volgens de uitvinding enkel ondersteund ter hoogte van een aanleunzone, die tussen de rondist en het collet is gelegen. Doordat het aanleundeel van de paviljoenuitsparing hiertoe een verjonging heeft die maximaal 10° afwijkt van de veijonging van het paviljoen van de te transporteren steen, wordt ervoor gezorgd dat kantelen van de steen vermeden wordt. Doordat bijkomend ervoor gezorgd wordt dat de rondist buiten het aanleundeel blijft, wordt ervoor gezorgd dat deze steen wel ondersteund wordt, maar niet geklemd raakt in de paviljoenuitsparing. Op deze manier wordt de kans op beschadiging van de steen tijdens transport sterk gereduceerd.
De veijonging van het aanleundeel is bij een dergelijk transportelement bij voorkeur groter dan de veijonging van het paviljoen.
Bij aanbrengen van een steen in een dergelijke paviljoenuitsparing met een veijonging van het aanleundeel die groter is dan de veijonging van het paviljoen, geleidt het aanleundeel de steen dan naar zijn gewenste positie doordat het paviljoen van de steen door dit aanleundeel gedurende de aanbrengbeweging wordt geleid.
Bij een bijzondere uitvoeringsvorm van een transportelement volgens deze uitvinding omvat dit transportelement naast de houder ook een deksel, waarbij het deksel een bovenoppervlak omvat, waarin per steen een corresponderende kroonuitsparing is aangebracht, voor het hierin aanbrengen van de tafel en minstens een deel van de kroon van de steen, waarbij de kroonuitsparing ter hoogte van de rondist een kleinste afmeting heeft, die kleiner is dan de som van de kleinste diameter van het aanleundeel en de diameter van de rondist en die groter is dan de grootste diameter van het aanleundeel, waarbij de paviljoenuitsparing en de kroonuitsparing voor een genoemde steen zich, bij het op elkaar aanbrengen van de bovenoppervlakken van het deksel en de houder, boven elkaar uitstrekken en samen een aanbrengruimte voor de steen vormen en waarbij de paviljoenuitsparing en de kroonuitsparing zodanig zijn gevormd dat de genoemde steen enkel en alleen dit aanleundeel raakt, wanneer deze is aangebracht in de aanbrengruimte met zijn aanleunzone aanleunend tegen het aanleundeel.
Door de stenen te transporteren tussen een houder en een deksel, in aanbrengruimteen voor het hierin aanbrengen van de stenen, kan ervoor gezorgd worden dat de stenen vrij van vet, vuil of kleefmiddelen getransporteerd worden. Dit is vooral voordelig voor stenen waarbij onder invloed van dergelijke invloeden de glans verloren kan gaan. Dit maakt het ook mogelijk om de stenen machinaal te verplaatsen tussen verschillende bewerkingsinrichtingen van een zetinrichting voor het zetten van deze stenen.
De genoemde afmetingen van de kroonuitsparing zorgen ervoor dat wanneer het transportelement bij transport bijvoorbeeld een schok ondergaat waardoor een steen iets opspringt, het aanleundeel de steen steeds terug kan geleiden naar zijn gewenste positie, zonder dat de steen hierbij beschadigd raakt.
Elke kroonuitsparing van een transportelement volgens deze uitvinding heeft verder bij voorkeur een diepte die kleiner is dan de hoogte van de corresponderende steen, zodat de hoogte waarover een steen kan opspringen wanneer het transportelement een schok ondergaat, beperkt blijft om zo het risico op beschadigen van de steen nog sterker te reduceren.
Nog meer voorkeurdragend heeft elke kroonuitsparing hierbij een diepte die nagenoeg overeenstemt met 0,47 keer de diameter van de rondist verminderd met minimum 0,03 mm en maximum 0,07 mm. Dankzij deze verdere beperking van diepte van de kroonuitsparing kan ervoor gezorgd worden dat de steen onmogelijk kan kantelen in zijn aanbrengruimte. Het pallet kan dan in alle richtingen rondgedraaid worden, waarbij de steen wel los zit in de aanbrengruimte, maar de positie van de steen in de aanbrengruimte nagenoeg gelijk blijft (deze kantelt nagenoeg niet ten opzichte van de aanbrengruimte maar enkel mee met het kantelen van het transportelement). Daardoor worden de mogelijkheden voor het machinaal aanbrengen van stenen in een dergelijk transportelement en het machinaal terug verwijderen van stenen uit dit transportelement sterk vergroot. Een steen kan bijvoorbeeld volgens de hierna beschreven werkwijze volgens deze uitvinding op zijn tafel in de kroonuitsparing geplaatst worden, waarna het transportelement gesloten wordt en verdraaid wordt zodat deze steen met zijn aanleunzone op het aanleundeel komt te liggen. Dankzij de genoemde marge kan niet enkel de genoemde steen in de corresponderende aanbrengruimte aangebracht worden voor transport, maar kan het transportelement ook gebruikt worden om stenen met licht afwijkende maten in deze aanbrengruimte te transporteren.
Naar eenvoud van productie van een transportelement volgens deze uitvinding toe, wordt elke kroonuitsparing bij voorkeur hoofdzakelijk cilindrisch is uitgevoerd.
Om de productie van een dergelijk transportelement nog verder te vereenvoudigen en om de steen zelfcentrerend in de aanbrengruimte aan te kunnen brengen, is elke aanbrengruimte bij voorkeur symmetrisch uitgevoerd ten opzichte van een as, die bij aanbrengen van de corresponderende steen op het aanleundeel, nagenoeg samenvalt met de as van de steen.
Verder bij voorkeur is het aanleundeel van elke paviljoenuitsparing conisch uitgevoerd met een hoek die stomper is dan de hoek van het paviljoen. Nog meer voorkeurdragend bedraagt deze hoek van het aanleundeel dan nagenoeg 100° bedraagt. Deze keuze van hoek maakt een transportelement volgens de uitvinding bijzonder geschikt voor transport van de meeste stenen met een ronde slijpvorm die voorzien zijn om in juwelen ingezet te worden. Door keuze van deze hoek kan naar productie toe dan een zelfde boorkop ingezet worden voor het maken van het aanleundeel bij paviljoenuitsparingen van transportelementen volgens deze uitvinding voor meerdere soorten stenen met afwijkende afmetingen.
Bij een bijzondere uitvoeringsvorm van een transportelement volgens deze uitvinding grenst het aanleundeel van elke paviljoenuitsparing aan het bovenoppervlak van de houder. Het op deze manier laten aansluiten van het aanleundeel op het bovenoppervlak van de houder vereenvoudigt niet enkel de productie van een dergelijk transportelement, maar ook het vastnemen van de stenen om deze uit de paviljoenuitsparing te halen. Een steen kan dan bijvoorbeeld handmatig uit deze uitsparing opgetild worden met behulp van een pincet of kan hierdoor ook machinaal eenvoudiger uit deze uitsparing worden opgetild, doordat eenvoudiger hierop aangegrepen kan worden met werktuigen.
Elke paviljoenuitsparing van een transportelement volgens deze uitvinding omvat verder voorkeurdragend een cilindrisch deel dat weg van het bovenoppervlak op het aanleundeel aansluit. Verder omvat elke paviljoenuitsparing bij voorkeur een bodem, die kegelvormig is uitgevoerd. De afstand tussen de bodem van een paviljoenuitsparing en het aanleundeel is verder bij vookeur groter dan de afstand tussen het aanleundeel van de corresponderende steen en het collet.
Een specifieke uitvoeringsvorm van een transportelement volgens deze uitvinding is hoofdzakelijk uit staal vervaardigd. Een dergelijk transportelement is bijzonder geschikt voor het transporteren van bijvoorbeeld diamanten, aangezien deze niet te vlug beschadigd raakt door deze diamanten. Naar productie toe kan een transportelement volgens deze uitvinding ook relatief eenvoudig uit staal vervaardigd worden. Uiteraard kunnen transportelementen volgens deze uitvinding ook uit andere materialen vervaardigd worden. Voor stenen die niet uit diamant bestaan, kan bijvoorbeeld gekozen worden voor een materiaal dat een goedkopere productie van het transportelement toelaat.
Een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een transportelement volgens deze uitvinding omvat vergrendelmiddelen voor het vergrendelen van het deksel aan de houder. Op deze manier kan ervoor gezorgd worden dat het transportelement enkel doelbewust geopend kan worden. Bij het kantelen van het transportelement kan er bijvoorbeeld voor gezorgd worden dat deze niet accidenteel geopend wordt door een verkeerde manipulatie. Nog meer voorkeurdragend kan er voor gezorgd worden dat deze vergrendelmiddelen enkel bedienbaar zijn met een aangepaste sleutel, die bijvoorbeeld enkel aan hiertoe bevoegde personen ter beschikking wordt gesteld. Alternatief of bijkomend kan een dergelijke sleutel enkel op de verschillende bewerkingseenheden van een zitinrichting ter beschikking zijn om het transportelement enkel dan te openen wanneer de stenen door de zetinrichting gemanipuleerd dienen te worden.
Meer specifiek kan de houder voorzien worden van minstens twee vergrendelpinnen, die elk aan hun omtrek voorzien zijn van een aangrijpsleuf, waarbij het deksel voorzien is van twee corresponderende geleidingsopeningen, waarin deze vergrendelpinnen aanbrengbaar zijn en van twee corresponderende vergrendelelementen, die aan de geleidingsopeningen zijn opgesteld, verplaatsbaar tussen een eerste positie waarin deze voorzien zijn om de geleidingsopeningen vrij te maken, zodat de corresponderende vergrendelpinnen vrij in en uit de geleidingsopeningen kunnen en een tweede positie waarin deze voorzien zijn om aan te grijpen in de corresponderende aangrijpsleuven van de corresponderende vergrendelpinnen wanneer deze in de geleidingsopeningen zijn aangebracht en waarbij de genoemde vergrendelpinnen, geleidingsopeningen en vergrendelelementen deel uitmaken van de genoemde vergrendelmiddelen.
Het deksel omvat bij een dergelijke uitvoeringsvorm bij voorkeur naast elke geleidingsopening een ontgrendelopening met een diameter die groter is dan de diameter van de geleidingsopening, waarbij in elke ontgrendelopening een ontgrendelpin met een corresponderende diameter aanbrengbaar is en waarbij elk vergrendelelement uitgevoerd is als een verend element dat hoofdzakelijk omheen de corresponderende geleidingsopening en de corresponderende ontgrendelopening is aangebracht, zodat bij aanbrengen van een ontgrendelpin in de ontgrendelopening het verende element uitwijkt en naar zijn eerste positie gaat en bij verwijderen van de ontgrendelpin uit de ontgrendelopening het verende element onder zijn veerkracht naar zijn tweede positie wordt gebracht.
De genoemde vergrendelpinnen en ontgrendelpinnen worden bij voorkeur voorzien van een conisch uitgevoerde top, zodat deze bij aanbrengen in de corresponderende openingen zelfcentrerend naar het centrum van deze openingen worden geleid zodat bij lichte afwijkingen van plaatsing van deze pinnen ten opzichte van de openingen, het transportelement niet onnodig een schok ondergaat. De pinnen en de onderdelen van het transportelement worden hierbij hoogstens op een zeer geleidelijke manier ten opzichte van elkaar verplaatst.
Bij de boven reeds aangehaalde specifieke werkwijze volgens deze uitvinding voor het aanbrengen van een steen in een transportelement volgens deze uitvinding wordt het deksel met de kroonuitsparingen naar boven toe geplaatst, wordt de steen op zijn tafel in de kroonuitsparing gelegd, wordt de houder met de paviljoenuitsparingen naar onder toe op het deksel aangebracht en wordt het transportelement omgekeerd, zodat de houder zich onder het deksel bevindt. Wanneer het transportelement hierbij vergrendelelementen omvat, wordt voor het omkeren van het transportelement, het deksel bij voorkeur eerst aan de houder vergrendeld.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een transportelement volgens deze uitvinding en een werkwijze voor het aanbrengen van een steen in een dergelijk transportelement. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van een dergelijk transportelement en een dergelijke werkwijze aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in: - figuur 1 een uitvoeringsvorm van een transportelement in perspectief is afgebeeld met houder en deksel van deze uitvoeringsvorm op een afstand van elkaar, waarbij de houder onderaan werd afgebeeld en het deksel bovenaan; - figuur 2 het transportelement uit figuur 1 in perspectief is afgebeeld met houder en deksel op een afstand van elkaar en met deksel onderaan en houder bovenaan; - figuur 3 de houder van het transportelement uit figuur 1 in bovenaanzicht is afgebeeld; - figuur 4 het deksel van het transportelement uit figuur 1 in bovenaanzicht is afgebeeld; - figuur 5 een paviljoenuitsparing in de houder van het transportelement uit figuur 1 in meer detail is weergegeven in een plaatselijke dwarsdoorsnede van deze houder; - figuur 6 een kroonuitsparing in het deksel van het transportelement uit figuur 1 in meer detail is weergegeven in een plaatselijke dwarsdoorsnede van dit deksel; - figuur 7 schematisch een steen met ronde slijpvorm in zijaanzicht is weergegeven; - figuur 8 schematisch de steen uit figuur 7 aangebracht in een aanbrengruimte in het transportelement uit figuur 1 is afgebeeld; - figuur 9 schematisch de keuze van enkele afmetingen van de aanbrengruimte van het transportelement uit figuur 1 is afgebeeld; - figuur 10 vergrendelmiddelen van het transportelement uit figuur 1 die deel uitmaken van het deksel in meer detail zijn afgebeeld in een detail van het bovenaanzicht van dit deksel; - figuur 11 de vergrendelmiddelen uit figuur 10 in meer detail zijn afgebeeld in een detail van een langsdoorsnede van dit deksel; - figuur 12 een sleutel is afgebeeld voor het openen van de vergrendelmiddelen van het trasportelement uit figuur 1.
Het afgebeelde transportelement (1) volgens deze uitvinding omvat een houder (2) en een deksel (3), die aangepast zijn voor het transporteren van stenen (4) met een ronde slijpvorm.
Een steen (4) met ronde slijpvorm werd schematisch afgebeeld in figuur 7 en omvat een tafel (5), een kroon (6), een rondist (7), een paviljoen (8) en een collet (9). Een briljant slijpvorm is een bijzonder voorbeeld van een dergelijke ronde slijpvorm. Een briljant slijpvorm is verder gekenmerkt door een cirkelvormige rondist, minstens 32 facetten in de kroon en minstens 24 facetten in het paviljoen. Voorbeelden van op deze manier geslepen stenen (4) zijn edelstenen of halfedelstenen of niet-edelstenen, die typisch bestemd zijn voor het zetten ervan in werkstukken, zoals bijvoorbeeld juwelen, zoals bijvoorbeeld ringen, armbanden, horloges, enz.
De houder (2) van het afgebeelde transportelement (1) is, zoals te zien is in figuur 3, voorzien van een raster met paviljoenuitsparingen (11), terwijl het deksel (3) voorzien is van een raster met corresponderende kroonuitsparingen (16), zoals te zien is in figuur 4.
Stenen (4) kunnen bijvoorbeeld afhankelijk van hun afmetingen een specifieke plaats in het raster toegewezen worden op een dergelijke houder (2), waarbij een specifieke steen (4) dan op deze specifieke plaats teruggevonden kan worden om deze bijvoorbeeld in een hiertoe voorzien gat in een werkstuk te plaatsen.
De afmetingen van een dergelijk transportelement (1), de afmetingen van de uitsparingen (11, 16) en het aantal uitsparingen (11, 16) kan uiteraard aangepast worden naargelang de te transporteren stenen (4), naargelang het gebruik en/of de vraag.
Een paviljoenuitsparing (11) uit de houder (2) werd afzonderlijk afgebeeld in figuur 5. Deze paviljoenuitsparing (11) omvat een conisch uitgevoerd aanleundeel (12), dat aansluit op het bovenoppervlak (10) van de houder, een cilindrisch deel (13) dat aansluit op het aanleundeel (12) en een conisch uitgevoerde bodem (14).
De afgebeelde paviljoenuitsparing (11) is voorzien voor het hierin aanbrengen van het collet (9) en een deel van het paviljoen (8) van een steen (4), zodat de rondist (7), de kroon (6) en de tafel (5) van een dergelijke steen (4) buiten de paviljoenuitsparing (11) opgesteld blijven.
Het conisch uitgevoerde aanleundeel (12) is voorzien om een aanleunzone van het paviljoen (8) van de steen (4) tussen de rondist (7) en het collet (9) van de steen (4) tegen aan te laten leunen, zoals te zien is in figuur 8. De hoek (aa) van het conische aanleundeel (12) is hier 100° gekozen, zodat met een zelfde boorkop een veelheid aan paviljoenuitsparingen (11) gerealiseerd kan worden, die geschikt zijn voor transport van de meest gangbare stenen (4). Deze tophoek (aa) van het conisch uitgevoerde aanleundeel (12) wordt volgens de uitvinding steeds zo gekozen dat deze maximaal 10° afwijkt ten opzichte van de tophoek (as) van het paviljoen (8) van de stenen (4) die men hiermee wenst te transporteren.
In de afgebeelde uitvoeringsvorm is het aanleundeel (12) zo gekozen dat de veijonging ervan sterker is dan de veijonging van het paviljoen (8) van stenen (4) die voorzien zijn om hiermee getransporteerd te worden. Op deze manier kan een steen (4) zelfcentrerend in een dergelijke paviljoenuitsparing aangebracht worden, waarbij deze op een vloeiende manier naar zijn gewenste positie geleid wordt door geleiding van zijn paviljoen (8) over dit aanleundeel (12). Bij een dergelijke uitvoeringsvorm dient er aansluitend op het aanleundeel (12) nog een bijkomende holte (13, 14) voorzien te worden waarin het collet (9) van de steen (4) vrij kan hangen, zodat de steen (4) enkel met de genoemde aanleunzone tussen de rondist (7) en het collet (9) kan aanleunen tegen het aanleundeel (12).
Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van een transportelement (1) volgens deze uitvinding kan er ook voor gekozen worden om de verjonging van het aanleundeel (12) kleiner uit te voeren dan de verjonging van het paviljoen (8) van stenen (4) die voorzien zij om hiermee getransporteerd te worden. Bij een dergelijke alternatieve uitvoeringsvorm is het niet steeds noodzakelijk om op het aanleundeel nog een bijkomende holte te laten aansluiten, gezien het aanleundeel (12) zelf zo uitgevoerd kan worden dat het collet (9) hier vrij in hangt. Toch kiest men er ook hier bij voorkeur voor om nog een bijkomende holte op het aanleundeel (12) te laten aansluiten, zodat het collet (9) bij kantelen van de steen (4) in de paviljoenuitsparing (11) niet tegen de randen van het aanleundeel (12) kan aanstoten.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen omvatten conisch uitgevoerde aanleundelen (12), die bijvoorbeeld via boring gerealiseerd kunnen worden. In alternatieve uitvoeringsvormen dient het aanleundeel (12) niet noodzakelijk conisch uitgevoerd te worden, maar kan deze bijvoorbeeld ook bolrond uitgevoerd worden. De aanleundelen (12) dienen ook niet noodzakelijk over de volledige omtrek van de stenen (4) aaneensluitend uitgevoerd te zijn of een steen (4) over zijn volledige omtrek ondersteuning te bieden.
In de afgebeelde uitvoeringsvorm werd de grootste diameter (Da) van het aanleundeel (12) gekozen als de diameter (Dr) van de rondist (7) van de kleinste steen (4) uit de groep van stenen (4) die men met een dergelijk transportelement (4) wenst te transporteren, verminderd met 0,1 mm. De grootste stenen (4) die men hiermee dan transporteert, hebben dan bij voorkeur een diameter Dr die 0,3 mm kleiner blijft dan de grootste diameter Da van het aanleundeel (12), zodat steeds een deel van het paviljoen (8) met een zekere hoogte (¾) zich boven het aanleundeel (12) uitstrekt (zie figuur 8) en deze stenen (4) nog eenvoudig uit de paviljoenuitsparing (11) gehaald kunnen worden. Doordat zich nog een deel van het paviljoen (8) boven het aanleundeel (12) uitstrekt, blijft ook de rondist (7) van de steen (4) met zekerheid boven dit aanleundeel (12), waardoor de steen (4) niet met zijn rondist (7) klem kan raken in deze paviljoenuitsparing (11).
De diameter (Dp) van het cilindrische deel (13) van de paviljoenuitsparing (11) (dit is tevens de kleinste diameter van het aanleundeel (12)) is in de afgebeelde uitvoeringsvorm gekozen als de grootste diameter (Da) van het aanleundeel (12) verminderd met 0,3 mm. De hoogte (Hp) waarover dit cilindrisch deel (13) zich ten opzichte van het bovenoppervlak (10) uitstrekt is bij voorkeur minimum 0,4 keer de diameter (Dr) van de kleinste steen (4) uit de groep van stenen (4) die men hiermee wenst te transporteren.
In de afgebeelde uitvoeringsvorm is de conisch uitgevoerde bodem (14) mee gevormd door boring van het cilindrische deel (13) en heeft deze hierdoor een tophoek (ab) die 120° bedraagt.
In de afgebeelde uitvoeringsvorm is het transportelement (1) voorzien om uit staal vervaardigd te worden. De verschillende onderdelen (12, 13, 14) van de paviljoenuitsparing (11) kunnen hierbij door boring vervaardigd worden en sluiten hierdoor hoekig op elkaar aan. Afhankelijk van de productiemethode en het materiaal waaruit een transportelement (1) volgens deze uitvinding vervaardigd wordt, zouden de randen waarop deze onderdelen (12, 13,14) op elkaar aansluiten bijvoorbeeld ook afgerond uitgevoerd kunnen worden.
Een kroonuitsparing (16) uit het deksel (3) van het afgebeelde transportelement werd afzonderlijk afgebeeld in figuur 6. Deze kroonuitsparing (16) is hoofdzakelijk cilindrisch uitgevoerd en is voorzien om hierin de tafel (5), de kroon (6), de rondist (7) en een deel van het paviljoen (8) van een steen (4) aan te brengen, zoals te zien is in figuur 8.
De diameter (Dk) van de kroonuitsparing (16) is bij voorkeur kleiner dan de som van de kleinste diameter (Dp) van het aanleundeel (12) en de diameter (Dr) van de rondist (7) en groter dan de grootste diameter (Da) van het aanleundeel (12). De diameter (Dk) van de kroonuitsparing (16) van de afgebeelde uitvoeringsvorm is zo gekozen dat deze 0,1 mm (zie figuur 9, gekozen als 2 keer d=0,05mm) kleiner is dan de som van de kleinste diameter (Dp) van het aanleundeel (12) en de diameter van de rondist (Dr) van de kleinste steen (4) uit de groep stenen (4) die men met het transportelement (4) wenst te transporteren.
De diepte (¾) van deze kroonuitsparing (16) wordt bij voorkeur gekozen als nagenoeg 0,47 keer de diameter (Dr) van de rondist (7) van de kleinste steen (4) uit de groep stenen (4) die men met dit transportelement (1) wenst te transporteren, verminderd met minimum 0,03 mm en maximum 0,07 mm.
Afhankelijk van de productiemethode zouden de randen die de cilindrische holte (16) van de kroonuitsparing (16) mee begrenzen bijvoorbeeld ook afgerond of afgeschuind uitgevoerd kunnen worden. In de afgebeelde uitvoeringsvorm is het transportelement (1) voorzien om uit staal vervaardigd te worden en zijn deze randen hoekig uitgevoerd.
In onderstaande tabel zijn voor de afgebeelde uitvoeringsvorm van een transporte!ement (1) volgens deze uitvinding voorkeurdragende afmetingen weergegeven voor het transporteren van stenen (4) met afmetingen binnen enkele gekozen marges van afmetingen. Uiteraard kunnen soortgelijke voorkeurdragende afmetingen begroot worden voor andere ranges aan te transporteren stenen (4).
Bij het op elkaar aanbrengen van de bovenoppervlakken (10, 15) van het deksel (3) en de houder (2) strekken de respectievelijke paviljoenuitsparingen (11) en kroonuitsparingen (16) zich boven elkaar uit, zoals te zien is in figuur 8, waarbij deze samen een aanbrengruimte (11, 16) vormen voor het hierin aanbrengen van een te transporteren steen (4).
In de praktijk zal er na aanbrengen van de bovenoppervlakken (10, 15) op elkaar steeds een kleine speling (Hm) tussen de houder (2) en het deksel (3) aanwezig blijven. De bovengenoemde voorkeurdragende afmetingen houden rekening met deze speling (Hm).
De genoemde aanbrengruimte (11, 16) is zodanig gevormd dat een hierin aangebrachte te transporteren steen (4) enkel en allen het aanleundeel (12) raakt in zijn normale transportpositie, waarbij zijn aanleunzone tegen het aanleundeel (12) aanleunt.
Deze aanbrengruimte (11, 16) is in de afgebeelde uitvoeringsvorm symmetrisch opgebouwd ten opzichte van zijn as (A). Na aanbrengen van een steen (4) in de aanbrengruimte (11, 16) valt de as (B) van deze steen samen met de as (A) van deze aanbrengruimte (11, 16), zoals te zien is in figuur 8.
In de afgebeelde uitvoeringsvorm van een transportelement (1) volgens deze uitvinding strekt deze aanbrengruimte (11, 16) zich gedeeltelijk in de houder (2) en gedeeltelijk in het deksel (3) uit. Het aanleundeel (21) zal zich steeds in de houder (2) uitstrekken. Bij alternatieve uitvoeringsvormen kan een groter of een kleiner deel van de kroonuitsparing (16) zich in de houder (2) uitstrekken, of kan de aanbrengruimte (11, 16) zich volledig in de houder (2) uitstrekken. Dit bemoeilijkt dan evenwel het aanbrengen van een steen (4) in deze aanbrengruimte (11, 16) en het terug uit deze aanbrengruimte (11,16) halen van een steen (4).
Een steen (4) kan hoofdzakelijk op twee verschillende manieren in een uitvoeringsvorm van een transportelement (1) volgens deze uitvinding met houder (2) en deksel (3) aangebracht worden.
Volgens een eerste werkwijze wordt de houder (2) met de paviljoenuitsparingen (11) naar boven toe geplaatst en wordt de steen (4) met zijn collet (9) naar onder toe in een paviljoenuitsparing (11) geplaatst. De steen (4) zal hierbij onder invloed van de zwaartekracht automatisch naar zijn gewenste positie in de paviljoenuitsparing (11) geleid worden, door geleiding van zijn paviljoen (11) over het aanleundeel (12). Daarna wordt het deksel (3) met zijn kroonuitsparingen (16) naar onder toe op de houder (2) geplaatst, zodanig dat de steen (4) zich in een aanbrengruimte (11, 16), gevormd door deze paviljoenuitsparing (11) en een corresponderende kroonuitsparing (16) in het deksel (3), uitstrekt. Deze werkwijze geniet vooral de voorkeur wanneer een steen (4) handmatig (met behulp van handwerktuigen, zoals bijvoorbeeld een pincet) in een transportelement (2) volgens deze uitvinding wordt aangebracht.
Volgens een tweede werkwijze wordt het deksel (3) met de kroonuitsparingen (16) naar boven toe geplaatst en wordt de steen (4) met zijn tafel (5) naar onder toe in een kroonuitsparing (16) aangebracht. Daarna wordt de houder (2) met zijn paviljoenuitsparingen (11) naar onder toe op het deksel (3) geplaatst. Wanneer de steen (4) zich niet centraal in de kroonuitsparing (16) bevond, wordt deze nu bij aanbrengen van de houder (2) op het deksel (3) door het aanleundeel (12) een corresponderende paviljoenuitsparing (11) van de houder (2) geleid naar het centrum van deze kroonuitsparing (16) toe. Wanneer de houder (2) op het deksel (3) is aangebracht bevindt de steen (4) zich in de aanbrengruimte (11, 16) gevormd door deze kroonuitsparing (16) en deze paviljoenuitsparing (11).
Uiteraard kan men bij aanbrengen van meerdere stenen (4) in een dergelijk transportelement (1) eerst alle stenen (4) in de corresponderende openingen (11,16) van respectievelijk de houder (2) of het deksel (3) aanbrengen vooraleer men respectievelijk het deksel (3) of de houder (2) op respectievelijk de houder (2) of het deksel (3) aanbrengt.
De afmetingen en de vormgeving van de aanbrengruimtes (11, 16) van het afgebeelde transportelement (1) zijn zo gekozen dat na aanbrengen van één of meerdere stenen (4) in dit transportelement (1) het transportelement (1) in elke mogelijke richting kan transporteren en hierbij ook kan kantelen. Voorkeurdragend is een transportelement (1) hiertoe ook voorzien van vergrendelmiddelen (17, 18, 19, 20, 21, 22), zoals in de afgebeelde uitvoeringsvorm het geval is, zodat de houder (2) en het deksel (3) aan elkaar vergrendeld kunnen worden om accidenteel openen ervan te vermijden.
In de afgebeelde uitvoeringsvorm is het deksel (3) hiertoe voorzien van twee verdiepingen (25) (zie figuren 10 en 11) waarin telkens een veer (20) (zie figuur 2) rondom enkele schroeven (27) is gespannen. Deze veer (20) kan bijvoorbeeld uit veerstaal vervaardigd zijn. De schroeven (27), die in figuur 2 werden afgebeeld, zijn aangebracht in schroefgaten (24) in het deksel (3), die in de figuren 4, 10 en 11 zijn afgebeeld.
Binnen de omtrek van elke genoemde veer (20) zijn twee openingen (19, 21) geboord. De houder (2) is corresponderend met elke verdieping (25) in het deksel (3) voorzien van een vergrendelpin (17) en een ontgrendelopening (23). De vergrendelpinnen (17) kunnen bijvoorbeeld uit ijzer (en al zijn legeringen) vervaardigd worden. Elke vergrendelpin (17) is telkens opgesteld op een positie corresponderend met een eerste van de twee genoemde openingen (19, 21), namelijk de geleidingsopening (19). Deze vergrendelpin (17) heeft telkens een met deze geleidingsopening (19) corresponderende diameter. De ontgrendelopening (23) is telkens opgesteld op een positie corresponderende met de tweede van de twee genoemde openingen (19, 21), namelijk de ontgrendelopening (21). De geleidingsopening (19) van het deksel (3) heeft een kleinere diameter dan de ontgrendelopening (23). Wanneer het transportelement (1) is geopend, strekt de veer (20) zich boven de toegangsopeningen tot zowel de geleidingsopening (19) als de ontgrendelopening (23) uit. Wanneer de houder (2) boven het deksel (3) wordt aangebracht (of omgekeerd), grijpen de vergrendelpinnen (17) in de geleidingsopeningen (19) aan en geleiden zo de beweging van het op elkaar aanbrengen van de houder (2) en het deksel (3). De vergrendelpinnen (17) hebben een conisch uiteinde, zodat ze zelfcentrerend in deze geleidingsopeningen (19) aangebracht kunnen worden. Hierbij zullen ook de paviljoenuitsparingen (11) in de houder (2) en de corresponderende kroonuitsparingen (16) in het deksel (3) in de gewenste positie ten opzichte van elkaar komen te staan. Op een afstand van hun uiteinde (17) zijn de vergrendelpinnen (17) voorzien van een aangrijpsleuf (18). Wanneer de houder (2) tot tegen het deksel (3) wordt gebracht wordt zo elke veer (20) eerst initieel door de corresponderende vergrendelpin (17) naar buiten geduwd, waarna deze onder zijn veerkracht in deze aangrijpsleuf (18) zal aangrijpen. Doordat elke veer (20) in een corresponderende aangrijpsleuf (18) aangrijpt, kan het deksel (3) niet langer zonder meer van de houder (2) losgemaakt worden. Om het deksel (3) terug los te kunnen maken, kunnen ontgrendelpinnen (22) met een diameter corresponderende met de diameter van de ontgrendelopeningen (21, 23) in de verschillende ontgrendelopeningen (21, 23) aangebracht worden, en hierbij de respectievelijke veren (20) terug naar buiten duwen. Aangezien de ontgrendelpinnen (22) een grotere diameter hebben dan de vergrendelpinnen (17), worden de veren (20) hierbij zodanig wijd opengeduwd dat de vergrendelpinnen (17) zonder verdere hinder terug uit de geleidingsopeningen (19) gehaald kunnen worden.
De genoemde ontgrendelpinnen (22) kunnen deel uitmaken van een handwerktuig of kunnen deel uitmaken van een sleutel (26) die machinaal bediend wordt (bijvoorbeeld in een zetinrichting).
Dergelijke beschreven vergrendelmiddelen (17, 18, 19, 20, 21, 22) omvatten bij voorkeur minstens twee genoemde geleidingspinnen (17) om de aanbrengbeweging voor het op elkaar aanbrengen van de houder (2) en het deksel (3) op een zo vloeiend mogelijke manier te laten gebeuren zonder schokken.
Bij uitvoeringsvorm zonder dergelijke vergrendelmiddelen (17, 18, 19, 20, 21, 22) kunnen bij voorkeur ook soortgelijke pinnen (17) met een conische top (maar dan niet noodzakelijk met een dergelijke aangrijpsleuf (18)) aan de houder (2) en/of aan het deksel (3) voorzien worden en corresponderende geleidingsopeningen (19) in respectievelijk het deksel (3) en/of de houder (2), om ervoor te zorgen dat bij het op elkaar aanbrengen van de houder (2) en het deksel (3) de paviljoenuitsparingen (11) en de corresponderende kroonuitsparingen (16) in de gewenste positie ten opzichte van elkaar komen te staan.

Claims (19)

  1. CONCLUSIES
    1. Transportelement (1) voor het transporteren van stenen (4) met een ronde slijpvorm met tafel (5), kroon (6), rondist (7), paviljoen (8) en collet (9), zoals edelstenen, halfedelstenen of niet-edelstenen, omvattende een houder (2) waarop de stenen (4) aanbrengbaar zijn voor transport, met het kenmerk dat de houder (2) een bovenoppervlak (10) omvat, waarin per steen (4) een paviljoenuitsparing (11) is aangebracht, voor het hierin aanbrengen van de collet (9) en minstens een deel van het paviljoen (8) van de corresponderende steen (4), waarbij deze paviljoenuitsparing (11) minstens een aanleundeel (12) omvat, dat weg van het bovenoppervlak (10) verjongend is uitgevoerd, met een veijonging die maximaal 10° afwijkt van de corresponderende verjonging van het paviljoen (8), voor het hiertegen aanleunen van een aanleunzone van het paviljoen (8) tussen de rondist (7) en het collet (9), zodat de rondist (7) buiten het aanleundeel (12) blijft en waarbij de paviljoenuitsparing (11) zodanig is gevormd dat de genoemde steen (4) na aanbrengen in de paviljoenuitsparing (11) enkel en alleen dit aanleundeel (12) raakt.
  2. 2. Transportelement (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de verjonging van het aanleundeel (12) groter is dan de verjonging van het paviljoen (8).
  3. 3. Transportelement (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het transportelement (1) een deksel (3) omvat, waarbij het deksel (3) een bovenoppervlak (15) omvat, waarin per steen (4) een corresponderende kroonuitsparing (16) is aangebracht, voor het hierin aanbrengen van de tafel (5) en minstens een deel van de kroon (6) van de steen (4), waarbij de kroonuitsparing (16) ter hoogte van de rondist (7) een kleinste afmeting (Dk) heeft, die kleiner is dan de som van de kleinste diameter (Dp) van het aanleundeel (12) en de diameter (Dr) van de rondist (7) en die groter is dan de grootste diameter (Da) van het aanleundeel (12), waarbij de paviljoenuitsparing (11) en de kroonuitsparing (16) voor een genoemde steen (4) zich, bij het op elkaar aanbrengen van de bovenoppervlakken (10, 15) van het deksel (3) en de houder (2), boven elkaar uitstrekken en samen een aanbrengruimte (11, 16) voor de steen (4) vormen en waarbij de paviljoenuitsparing (11) en de kroonuitsparing (16) zodanig zijn gevormd dat de genoemde steen (4) enkel en alleen dit aanleundeel (12) raakt, wanneer deze is aangebracht in de aanbrengruimte (11, 16) met zijn aanleunzone aanleunend tegen het aanleundeel (12).
  4. 4. Transportelement (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat elke kroonuitsparing (16) een diepte (¾) heeft die kleiner is dan de hoogte (Hs) van de corresponderende steen (4).
  5. 5. Transportelement (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat elke kroonuitsparing (16) een diepte (¾) heeft die nagenoeg overeenstemt met 0,47 keer de diameter (Dr) van de rondist (7) verminderd met minimum 0,03 mm en maximum 0,07 mm.
  6. 6. Transportelement (1) volgens één van de conclusies 3 tot en met 5, met het kenmerk dat elke kroonuitsparing (16) hoofdzakelijk cilindrisch is uitgevoerd.
  7. 7. Transportelement (1) volgens één van de conclusies 3 tot en met 6, met het kenmerk dat de aanbrengruimte (11, 16) symmetrisch is uitgevoerd ten opzichte van een as (A), die bij aanbrengen van de corresponderende steen (4) op het aanleundeel (12), nagenoeg samenvalt met de as (B) van de steen (4).
  8. 8. Transportelement (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat dat het aanleundeel (12) van elke paviljoenuitsparing (11) conisch is uitgevoerd met een hoek (aa) die stomper is dan de hoek (as) van het paviljoen (8).
  9. 9. Transportelement (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de hoek (aa) van het aanleundeel (12) van elke paviljoenuitsparing (11) nagenoeg 100° bedraagt.
  10. 10. Transportelement (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het aanleundeel (12) van elke paviljoenuitsparing (11) grenst aan het bovenoppervlak (10) van de houder (2).
  11. 11. Transportelement (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke paviljoenuitsparing (11) een cilindrisch deel (13) omvat dat weg van het bovenoppervlak (10) op het aanleundeel (12) aansluit.
  12. 12. Transportelement (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke paviljoenuitsparing (11) een bodem (14) omvat, die kegelvormig is uitgevoerd.
  13. 13. Transportelement (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke paviljoenuitsparing (11) een bodem (14) omvat, waarbij de afstand tussen de bodem (14) en het aanleundeel (12) groter is dan de afstand tussen het aanleundeel (12) van de corresponderende steen (4) en het collet (9). ·
  14. 14. Transportelement (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het transportelement (1) hoofdzakelijk uit staal is vervaardigd.
  15. 15. Transportelement (1) volgens één van de voorgaande conclusies en conclusie 3, met het kenmerk dat het transportelement (1) vergrendelmiddelen (17, 18, 19, 20, 21, 22) omvat voor het vergrendelen van het deksel (3) aan de houder (2).
  16. 16. Transportelement (1) volgens conclusie 15, met het kenmerk dat de houder (2) voorzien is van minstens twee vergrendelpinnen (17), die elk aan hun omtrek voorzien zijn van een aangrijpsleuf (18), dat het deksel (3) voorzien is van twee corresponderende geleidingsopeningen (19), waarin deze vergrendelpinnen (17) aanbrengbaar zijn en van twee corresponderende vergrendelelementen (20), die aan de geleidingsopeningen (19) zijn opgesteld, verplaatsbaar tussen een eerste positie waarin deze voorzien zijn om de geleidingsopeningen (19) vrij te maken, zodat de corresponderende vergrendelpinnen (22) vrij in en uit de geleidingsopeningen (19) kunnen en een tweede positie waarin deze vergrendelelementen (20) voorzien zijn om aan te grijpen in de corresponderende aangrijpsleuven (18) van de corresponderende vergrendelpinnen (17) wanneer deze in de geleidingsopeningen (19) zijn aangebracht en dat de genoemde vergrendelpinnen (17), geleidingsopeningen (19) en vergrendelelementen (20) deel uitmaken van de genoemde vergrendelmiddelen (17, 18, 19, 20, 21, 22).
  17. 17. Transportelement (1) volgens conclusie 16, met het kenmerk dat het deksel (3) naast elke geleidingsopening (19) een ontgrendelopening (21) omvat met een diameter die groter is dan de diameter van de geleidingsopening (19), waarbij in elke ontgrendelopening (21) een ontgrendelpin (22) met een corresponderende diameter aanbrengbaar is en dat elk vergrendelelement (20) uitgevoerd is als een verend element (20) dat hoofdzakelijk omheen de corresponderende geleidingsopening (19) en de corresponderende ontgrendelopening (21) is aangebracht, zodat bij aanbrengen van een ontgrendelpin (22) in de ontgrendelopening (21) het verende element (20) uitwijkt en naar zijn eerste positie gaat en bij verwijderen van de ontgrendelpin (22) uit de ontgrendelopening (21) het verende element (20) onder zijn veerkracht naar zijn tweede positie wordt gebracht.
  18. 18. Werkwijze voor het aanbrengen van een steen (4) in een transportelement (1) volgens één van de voorgaande conclusies en conclusie 3, met het kenmerk dat het deksel (3) met de kroonuitsparingen (16) naar boven toe wordt geplaatst, dat de steen (4) op zijn tafel (5) in de kroonuitsparing (16) wordt gelegd, dat de houder (2) met de paviljoenuitsparingen (11) naar onder toe op het deksel (3) wordt aangebracht, dat het transportelement (1) wordt omgekeerd, zodat de houder (2) zich onder het deksel (3) bevindt.
  19. 19. Werkwijze volgens conclusie 18 voor het aanbrengen van een steen (4) in een transportelement volgens één van de conclusies 15 tot en met 17, met het kenmerk dat voor het omkeren van het transportelement (1), eerst het deksel (3) aan de houder (2) wordt vergrendeld.
BE2013/0258A 2013-04-09 2013-04-09 Transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm en wekwijze voor het aanbrengen van een dergelijke steen in een dergelijk transportelement BE1021982B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0258A BE1021982B1 (nl) 2013-04-09 2013-04-09 Transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm en wekwijze voor het aanbrengen van een dergelijke steen in een dergelijk transportelement

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0258A BE1021982B1 (nl) 2013-04-09 2013-04-09 Transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm en wekwijze voor het aanbrengen van een dergelijke steen in een dergelijk transportelement

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021982B1 true BE1021982B1 (nl) 2016-02-01

Family

ID=48482874

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2013/0258A BE1021982B1 (nl) 2013-04-09 2013-04-09 Transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm en wekwijze voor het aanbrengen van een dergelijke steen in een dergelijk transportelement

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1021982B1 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2414598A (en) * 1945-01-01 1947-01-21 Klipper Joseph Method of grinding facets on precious stones
US2641879A (en) * 1951-07-11 1953-06-16 Internat Glass Company Inc Mounting method
US3797177A (en) * 1972-02-02 1974-03-19 D Hoffman Gem faceting apparatus
US20080164646A1 (en) * 2007-01-09 2008-07-10 Chi Wah Cheng Workholder for supporting electronic devices
US20100102039A1 (en) * 2008-10-21 2010-04-29 Gemex Systems, Inc. Gemstone positioning fixture
GB2471712A (en) * 2009-07-10 2011-01-12 De Beers Centenary AG Gemstone alignment system
BE1019011A3 (nl) * 2010-05-25 2011-12-06 Everpower Bvba Inrichtingensamenstel en werkwijze voor het zetten van een steen in een werkstuk.

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2414598A (en) * 1945-01-01 1947-01-21 Klipper Joseph Method of grinding facets on precious stones
US2641879A (en) * 1951-07-11 1953-06-16 Internat Glass Company Inc Mounting method
US3797177A (en) * 1972-02-02 1974-03-19 D Hoffman Gem faceting apparatus
US20080164646A1 (en) * 2007-01-09 2008-07-10 Chi Wah Cheng Workholder for supporting electronic devices
US20100102039A1 (en) * 2008-10-21 2010-04-29 Gemex Systems, Inc. Gemstone positioning fixture
GB2471712A (en) * 2009-07-10 2011-01-12 De Beers Centenary AG Gemstone alignment system
BE1019011A3 (nl) * 2010-05-25 2011-12-06 Everpower Bvba Inrichtingensamenstel en werkwijze voor het zetten van een steen in een werkstuk.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9955758B2 (en) Jewelry item, method of manufacturing a closure for jewelry item, finding for an earring, kit of parts forming the finding, and earring constructed from the kit
US9591900B2 (en) Closure for article, in particular for jewelry
EP0046312B1 (fr) Ensemble d'objets de bijouterie ou de joaillerie
CN109788829A (zh) 宝石
BE1021982B1 (nl) Transportelement voor het transporteren van stenen met een ronde slijpvorm en wekwijze voor het aanbrengen van een dergelijke steen in een dergelijk transportelement
JP2007061336A (ja) 装飾具
EP3407750A1 (en) Transport element for transporting stones with a round cut and method for placing such a stone in such a transport element
USD780044S1 (en) Article of jewelry
US10945500B2 (en) Item of jewelry
KR200373540Y1 (ko) 보석이 회전되는 장신구
US2265956A (en) Jewelry and method of mounting precious stones
EP2135519A9 (en) Jewelry setting for detachable ornament and jewelry comprising such setting
WO2009077756A1 (en) A mounting device for a precious stone
KR101887487B1 (ko) 귀걸이 고정구
JP5148785B1 (ja) 指輪
US2756571A (en) Metallic ornaments mounted upon a gem by tubular rivets with a filling
CN111050592A (zh) 用于保持可更换的装饰物的首饰
TWI837366B (zh) 鎖固裝置及智能穿戴設備
TH2001005290A (th) ชิ้นอัญมณีวิธีการสำหรับการตัดเพชรพลอยโดยเฉพาะเพชรและหมุดยึดที่เกี่ยวเนื่อง
JP2006116275A5 (nl)
US7793519B2 (en) Retaining prong and setting
US8667813B2 (en) Multi-size adjustable castings for jewelry
US20050120745A1 (en) Fixing system for fixing a jewellery element to a piece of jewellery and piece of jewellery
JP3109898U (ja) 宝石保持具
KR20150004314U (ko) 장신구