BE1021694B1 - AUXILIARY NOZZLE FOR A WEAVING MACHINE - Google Patents
AUXILIARY NOZZLE FOR A WEAVING MACHINE Download PDFInfo
- Publication number
- BE1021694B1 BE1021694B1 BE2013/0358A BE201300358A BE1021694B1 BE 1021694 B1 BE1021694 B1 BE 1021694B1 BE 2013/0358 A BE2013/0358 A BE 2013/0358A BE 201300358 A BE201300358 A BE 201300358A BE 1021694 B1 BE1021694 B1 BE 1021694B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- blowing nozzle
- auxiliary blowing
- outflow opening
- air jet
- weaving machine
- Prior art date
Links
- 238000007664 blowing Methods 0.000 claims abstract description 91
- 238000009941 weaving Methods 0.000 claims abstract description 37
- 238000003780 insertion Methods 0.000 claims description 30
- 230000037431 insertion Effects 0.000 claims description 30
- 235000014676 Phragmites communis Nutrition 0.000 claims description 13
- 230000002411 adverse Effects 0.000 description 2
- 238000005452 bending Methods 0.000 description 1
- 230000007423 decrease Effects 0.000 description 1
- 230000001419 dependent effect Effects 0.000 description 1
- 239000000428 dust Substances 0.000 description 1
- 239000004744 fabric Substances 0.000 description 1
- 238000010079 rubber tapping Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/28—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
- D03D47/30—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
- D03D47/3006—Construction of the nozzles
- D03D47/302—Auxiliary nozzles
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Looms (AREA)
Abstract
Weefmachine met een hulpblaasmondstuk (8) en hulpblaasmondstuk (8) voor het ondersteunen van een inslagdraad in een weefmachine, welk hulpblaasmondstuk (8) een holle naald (11) bevat, waarbij de naald (11) nabij de punt (12) van het hulpblaasmondstuk (8) een elliptische uitstroomopening (25) bevat, waarbij de hoogte van de uitstroomopening (25) volgens de lengteas (27) van het hulpblaasmondstuk (8) kleiner is dan de breedte van de uitstroomopening (25) dwars op de lengteas (27) van het hulpblaasmondstuk (8).Weaving machine having an auxiliary blowing nozzle (8) and auxiliary blowing nozzle (8) for supporting a weft thread in a weaving machine, the auxiliary blowing nozzle (8) comprising a hollow needle (11), the needle (11) being near the tip (12) of the auxiliary blowing nozzle (8) has an elliptical outflow opening (25), wherein the height of the outflow opening (25) along the longitudinal axis (27) of the auxiliary blowing nozzle (8) is smaller than the width of the outflow opening (25) transverse to the longitudinal axis (27) of the auxiliary blowing nozzle (8).
Description
Hulpblaasmondstuk voor een weefmachine.Auxiliary blowing nozzle for a weaving machine.
De uitvinding betreft een hulpblaasmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad in een weefmachine, welk hulpblaasmondstuk een holle naald bevat, waarbij de naald een punt en een uitstroomopening voor een luchtstraal bevat, waarbij de uitstroomopening voorzien is in een zijwand die aansluit op de punt en aangebracht is om een luchtstraal naar een insertiekanaal te richten wanneer het hulpblaasmondstuk aan een weefmachine is gemonteerd. De uitvinding betreft tevens een weefmachine waarin een dergelijk hulpblaasmondstuk is aangebracht.The invention relates to an auxiliary blowing nozzle for supporting a weft thread in a weaving machine, which auxiliary blowing nozzle comprises a hollow needle, wherein the needle comprises a point and an outflow opening for an air jet, wherein the outflow opening is provided in a side wall which connects to the point and is arranged is to direct an air jet to an insertion channel when the auxiliary blowing nozzle is mounted on a weaving machine. The invention also relates to a weaving machine in which such an auxiliary blowing nozzle is arranged.
Een dergelijk hulpblaasmondstuk is onder meer gekend uit ÜS 3,978,896, US 4,794,958, US 5,020,574 en US 6,536,482. Dergelijke hulpblaasmondstukken zijn bedoeld om een inslagdraad te ondersteunen tijdens het inbrengen van de inslagdraad in het weefvak van een weefmachine. Hiertoe zijn meerdere dergelijke hulpblaasmondstukken verspreid over de breedte van het insertiekanaal van het riet van de weefmachine aangebracht, die telkens een luchtstraal leveren die het transport van een doorheen het insertiekanaal geblazen inslagdraad ondersteunt. De hulpblaasmondstukken zijn daarbij in een bepaalde positie ten opzichte van het insertiekanaal aangebracht. De luchtstralen uit de uitstroomopeningen zijn gericht naar een inslagdraad, meer in het bijzonder hoofdzakelijk volgens lengterichting van het insertiekanaal. De naar de inslagdraad gerichte luchtstralen bevatten tevens een schuin naar boven gerichte component, meer in het bijzonder een component gericht naar de bovenste wand en naar de achterwand van het insertiekanaal. Bij het weven bewegen de hulpblaasmondstukken zich bij iedere inbreng van een inslagdraad doorheen het onderste vlak kettingdraden in het weefvak. Het is tevens gekend dat een luchtstraal uit een hulpblaasmondstuk met één enkele cirkelvormige uitstroomopening ongunstig is, meer in het bijzonder beïnvloed wordt door de voedingsdruk aan het hulpblaasmondstuk. Om dit te verbeteren is het gekend de één enkele cirkelvormige uitstroomopening te vervangen door meerdere kleine uitstroomopeningen, welke kleine uitstroomopeningen echter onderhevig zijn aan stof, waardoor de luchtstraal uit een dergelijk hulpblaasmondstuk tevens nadelig beïnvloed wordt.Such an auxiliary blowing nozzle is known, inter alia, from US 3,978,896, US 4,794,958, US 5,020,574 and US 6,536,482. Such auxiliary blowing nozzles are intended to support a weft thread during insertion of the weft thread into the weaving section of a weaving machine. To this end a plurality of such auxiliary blowing nozzles are arranged spread over the width of the insertion channel of the reed of the weaving machine, which in each case supply an air jet which supports the transport of a weft thread blown through the insertion channel. The auxiliary blowing nozzles are thereby arranged in a certain position with respect to the insertion channel. The air jets from the outflow openings are directed towards a weft thread, more particularly mainly in the longitudinal direction of the insertion channel. The air jets directed towards the weft thread also contain an obliquely upwardly directed component, more particularly a component directed towards the upper wall and towards the rear wall of the insertion channel. During weaving, the auxiliary blowing nozzles move with each insertion of a weft thread through the lower plane of warp threads in the weaving pocket. It is also known that an air jet from an auxiliary blowing nozzle with a single circular outflow opening is unfavorable, more particularly influenced by the supply pressure to the auxiliary blowing nozzle. To improve this, it is known to replace the single circular outflow opening with a plurality of small outflow openings, which small outflow openings, however, are subject to dust, whereby the air jet from such an auxiliary blow nozzle is also adversely affected.
Het is een doel van de uitvinding een hulpblaasmondstuk van het voornoemde type zo te verbeteren dat de luchtstraal minder nadelig beïnvloed wordt, en zodoende een regelmatige luchtstraal bekomen wordt, waardoor de luchtstraal met een goed rendement op een inslagdraad kan blazen en zodoende het luchtverbruik verminderd wordt. 'It is an object of the invention to improve an auxiliary blowing nozzle of the aforementioned type in such a way that the air jet is less adversely affected, and thus a regular air jet is obtained, whereby the air jet can blow onto a weft thread with a good efficiency and thus the air consumption is reduced. . "
Deze opgave wordt opgelost door het hulpblaasmondstuk van conclusie 1 en de weefmachine van conclusie 8.This task is solved by the auxiliary blowing nozzle of claim 1 and the weaving machine of claim 8.
Volgens de uitvinding is nabij de punt van het hulpblaasmondstuk een elliptische uitstroomopening aangebracht, ook ellipsvormige uitstroomopening genoemd, waarbij de hoogte van de uitstroomopening volgens de lengteas van het hulpblaasmondstuk kleiner is dan de breedte van de uitstroomopening dwars op de lengteas van het hulpblaasmondstuk.According to the invention, an elliptical outflow opening is also provided near the tip of the auxiliary blowing nozzle, also referred to as an elliptical outflow opening, wherein the height of the outflow opening along the longitudinal axis of the auxiliary blowing nozzle is smaller than the width of the outflow opening transversely to the longitudinal axis of the auxiliary blowing nozzle.
De elliptische uitstroomopening wordt bepaald door een formule : x2/a2 + y2/b2 = 1 waarbij x de positie met betrekking tot het centrum van de uitstroomopening dwars op de lengteas is, waarbij y de positie met betrekking tot het centrum van de uitstroomopening volgens de lengteas is, waarbij a en b constanten zijn, en waarbij a kleiner is dan b.The elliptical outlet is defined by a formula: x2 / a2 + y2 / b2 = 1 where x is the position with respect to the center of the outlet opening perpendicular to the longitudinal axis, where y is the position with respect to the center of the outlet opening according to the longitudinal axis, where a and b are constants, and where a is less than b.
De luchtstraal stromende uit de uitstroomopening divergeert in verticale richting en in horizontale richting. Het is het basisidee van de uitvinding om te voorzien in een elliptische uitstroomopening om te bekomen dat op een afstand van de uitstroomopéning de uitstrekking van de uitstomende divergerende luchtstraal in verticale richting en in horizontale richting hoofdzakelijk gelijkaardig is, waardoor op een afstand van de uitstroomopening een luchtstraal met een hoofdzakelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede wordt bekomen die kan inwerken op een inslagdraad. Bij een cirkelvormige uitstroomopening zoals gekend uit de stand van de techniek, divergeert de luchtstraal sterk in verticale richting omwille van ombuiging ter hoogte van de uitstroomopening, terwijl de luchtstraal in horizontale richting minder sterk divergeert. Door het sterk divergeren in verticale richting wordt een luchtstraal bekomen die minder gunstig op een inslagdraad kan inwerken. Door de elliptische vorm van de uitstroomstroomopening volgens de uitvinding, en een verschillende divergentie van de luchtstraal in de verticale richting en in de horizontale richting, is het mogelijk door gepaste keuze van de waarden a en b een luchtstraal te bekomen die, in een gebied op een afstand van de uitstroomopening, welk gebied gebruikt wordt voor het blazen op een getransporteerde inslagdraad, zich hoofdzakelijk gelijkaardig uitstrekt in verticale richting als in horizontale richting. Met andere woorden, de gepaste keuze van de waarden a en b laat toe bij een bepaalde voedingsdruk een luchtstraal met een hoofdzakelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede te bekomen ter hoogte van een gebied waar de luchtstraal inwerkt op een inslagdraad. Een luchtstraal uit een elliptische uitstroomopening kan hierdoor met een hogere kracht inwerken op een inslagdraad, waardoor niet alleen de kracht waarmee de luchtstraal blaast op een inslagdraad verhoogt, maar tevens het luchtverbruik nodig om een inslagdraad te ondersteunen daalt. Het voordeel van een dergelijke elliptische uitstroomopening ten opzichte van een cirkelvormige uitstroomopening met hetzelfde uitstroomoppervlak is dat de dwarsdoorsnede van de luchtstraal ter hoogte van het bereiken van de getransporteerde inslagdraad meer cirkelvormig is en dus met meer kracht kan inwerken op de getransporteerde inslagdraad.The air jet flowing out of the outflow opening diverges in the vertical direction and in the horizontal direction. It is the basic idea of the invention to provide an elliptical outflow opening in order to obtain that at a distance from the outflow opening the extension of the outgoing divergent air jet in the vertical direction and in the horizontal direction is substantially similar, whereby at a distance from the outflow opening air jet with a substantially circular cross section is obtained which can act on a weft thread. With a circular outflow opening as known from the prior art, the air jet diverges strongly in the vertical direction because of bending at the outlet opening, while the air jet diverges less strongly in the horizontal direction. Due to the strong divergence in the vertical direction, an air jet is obtained that can act less favorably on a weft thread. Due to the elliptical shape of the outflow flow opening according to the invention, and a different divergence of the air jet in the vertical direction and in the horizontal direction, it is possible by appropriate choice of the values a and b to obtain an air jet which, in an area on a distance from the outflow opening, which area is used for blowing on a transported weft thread, extending substantially similarly in the vertical direction as in the horizontal direction. In other words, the appropriate choice of the values a and b makes it possible to obtain an air jet with a substantially circular cross-section at a certain feed pressure at an area where the air jet acts on a weft thread. An air jet from an elliptical outflow opening can hereby act on a weft thread with a higher force, whereby not only the force with which the air jet blows on an weft thread increases, but also the air consumption required to support a weft thread decreases. The advantage of such an elliptical outflow opening over a circular outflow opening with the same outflow surface is that the cross-section of the air jet at the level of reaching the transported weft thread is more circular and can therefore act on the transported weft thread with more force.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden de waarden a en b zodanig gekozen dat bij een bepaalde druk de horizontale halfwaarde en de verticale halfwaarde van de uitstromende divergerende luchtstraal gelijk zijn bij een bepaalde afstand tussen de uitstroomopening en een gebied waar de luchtstraal inwerkt op een inslagdraad. In de context van de uitvinding wordt met halfwaarde van de luchtstraal bedoeld de dwarsafstand tot het centrum van de luchtstraal, in een vlak loodrecht op de luchtstraal op een afstand tussen de uitstroomopening en een gebied waar de luchtstraal inwerkt op een inslagdraad, waar de kracht van de luchtstraal de helft bedraagt van de kracht die in het centrum van de luchtstraal wordt uitgeoefend. Dit biedt als voordeel dat de kracht die de luchtstraal op een inslagdraad kan inwerken groter is dan bij een luchtstraal waarbij deze halfwaarden aanzienlijk verschillen.According to a preferred embodiment, the values a and b are chosen such that at a certain pressure the horizontal half value and the vertical half value of the outgoing divergent air jet flowing out are equal at a certain distance between the outflow opening and an area where the air jet acts on an weft thread. In the context of the invention, half-value of the air jet means the transverse distance to the center of the air jet, in a plane perpendicular to the air jet at a distance between the outflow opening and an area where the air jet acts on an weft thread, where the force of the air jet is half the force exerted in the center of the air jet. This offers the advantage that the force that the air jet can act on a weft thread is greater than with an air jet in which these half-values differ considerably.
Volgens een uitvoeringsvorm vertoont de bovenkant van de punt van het hulpblaasmondstuk een vorm die gelijkaardig is aan de vorm van de bovenrand van de elliptische uitstroomopening. . Dit betekent dat de bovenrand van de uitstroomopening een vorm vertoont die gelijkaardig is aan de bovenkant van de punt. Volgens een uitvoeringsvorm strekt de bovenkant van de punt van de holle naald zich hoofdzakelijk evenwijdig uit met de bovenrand van de uitstroomopening.According to an embodiment, the top of the tip of the auxiliary blowing nozzle has a shape similar to the shape of the upper edge of the elliptical outflow opening. . This means that the top edge of the outflow opening has a shape that is similar to the top of the tip. According to an embodiment, the top of the hollow needle tip extends substantially parallel to the top edge of the outflow opening.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt de vorm van de bovenkant van de punt van het hulpblaasmondstuk bepaald uitgaande van de vorm van de elliptische uitstroomopening en door een formule : x2/(a+c)2 + y2/(b+c)2 = 1 waarbij x de positie met betrekking tot het centrum van de uitstroomopening dwars op de lengteas is, waarbij y de positie met betrekking tot het centrum van de uitstroomopening volgens de lengteas is, waarbij a en b constanten zijn die de uitstroomopening bepalen zoals voornoemd vermeld, en waarbij c een constante is voor het bepalen van de bovenkant.According to an embodiment, the shape of the top of the tip of the auxiliary blowing nozzle is determined starting from the shape of the elliptical outflow opening and by a formula: x2 / (a + c) 2 + y2 / (b + c) 2 = 1 where x the position with respect to the center of the outflow opening is transverse to the longitudinal axis, wherein y is the position with respect to the center of the outflow opening along the longitudinal axis, wherein a and b are constants determining the outflow opening as mentioned above, and wherein c is a constant for determining the top.
Hierbij wordt de waarde c zo klein als mogelijk gekozen, maar toch voldoende volgens de wanddikte van het hulpblaasmondstuk. Dit laat toe dat de ellips, meer in het bijzonder het centrum van de ellips, zo hoog mogelijk in het' hulpblaasmondstuk kan aangebracht worden, met andere woorden zo dicht mogelijk bij de top van het hulpblaasmondstuk. Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de afstand tussen de bovenrand van de uitstroomopening en de bovenkant van de punt bepaald door de wanddikte van het hulpblaasmondstuk.The value c is chosen as small as possible, but still sufficient according to the wall thickness of the auxiliary blowing nozzle. This allows the ellipse, more particularly the center of the ellipse, to be positioned as high as possible in the auxiliary blowing nozzle, in other words as close as possible to the top of the auxiliary blowing nozzle. According to an embodiment of the invention, the distance between the top edge of the outflow opening and the top of the point is determined by the wall thickness of the auxiliary blowing nozzle.
Hierdoor kan de uitstroomopening van het hulpblaasmondstuk volgens de uitvinding dicht bij het insertiekanaal en zodoende dicht bij een inslagdraad aangebracht worden, zodat het luchtverbruik beperkt wordt. Dit is mogelijk daar de bovenrand van de elliptische uitstroomopening dicht bij de bovenkant van de gesloten punt van het hulpblaasmondstuk kan aangebracht worden. Hierdoor kan de bovenrand van de elliptische uitstroomopening tevens dichter bij het insertiekanaal van het riet aangebracht worden. Dit is niet alleen voordelig voor het luchtverbruik, maar laat tevens toe een luchtstraal voordelig naar een inslagdraad te richten zodat de luchtstraal met een grote kracht op een inslagdraad kan inwerken. Dit betekent dat doordat de uitstroomopening hoger is aangebracht, de blaashoek van de luchtstraal kleiner kan gekozen worden. In de context van de uitvinding betekent de blaashoek de hoek tussen de luchtstraal en het insertiekanaal. Hierbij kan de blaashoek in horizontale richting evenals in verticale richting kleiner gekozen worden. Dit resulteert in een luchtstraal die meer gericht is volgens de lengterichting van het insertiekanaal die de bewegingsrichting van de inslagdraad bepaalt en zodoende met meer kracht kan inwerken om een inslagdraad in te brengen. Bij een hulpblaasmondstuk volgens de uitvinding bedraagt volgens een uitvoeringsvorm de blaashoek in horizontale richting 6° en in verticale richting 8,1°. Bovendien laat dit toe de uitstroomopening van het hulpblaasmondstuk meer evenwijdig met de kettingdraden op te stellen, waardoor het hulpblaasmondstuk minder verdraaid hoeft te worden ten opzichte van de kettingdraden en zodoende tevens minder wrijving op de kettingdraden uitoefent.As a result, the outflow opening of the auxiliary blowing nozzle according to the invention can be arranged close to the insertion channel and thus close to a weft thread, so that the air consumption is limited. This is possible since the upper edge of the elliptical outflow opening can be arranged close to the top of the closed point of the auxiliary blowing nozzle. As a result, the upper edge of the elliptical outflow opening can also be arranged closer to the insertion channel of the reed. This is not only advantageous for the air consumption, but also allows an air jet to be directed advantageously to an weft thread so that the air jet can act on a weft thread with a great force. This means that because the outflow opening is arranged higher, the air jet blowing angle can be chosen smaller. In the context of the invention, the bladder angle means the angle between the air jet and the insertion channel. The bladder angle can hereby be chosen smaller in the horizontal direction as well as in the vertical direction. This results in an air jet which is more directed in the longitudinal direction of the insertion channel, which determines the direction of movement of the weft thread and thus can act with more force to introduce a weft thread. In an auxiliary blowing nozzle according to the invention, according to an embodiment, the blowing angle is 6 ° in the horizontal direction and 8.1 ° in the vertical direction. Moreover, this allows the outflow opening of the auxiliary blowing nozzle to be arranged more parallel to the warp threads, so that the auxiliary blowing nozzle needs to be rotated less relative to the warp threads and thus also exerts less friction on the warp threads.
Bovendien laat het hulpblaasmondstuk tevens toe dat de luchtstraal minder blaast op de kettingdraden, daar de uitstroomopening dichter bij de bovenkant van de punt is aangebracht, meer in het bijzonder dat de onderrand van de uitstroomopening dichter bij de punt van het hulpblaasmondstuk is aangebracht. Om het in het weefvak en uit het weefvak bewegen doorheen het onderste vlak kettingdradenvlak van de hulpblaasmondstukken te vergemakkelijken, wordt volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding voorzien dat de bovenkant van de gesloten punt afgerond is en aansluit op de zijwand die de uitstroomopening bevat.Moreover, the auxiliary blowing nozzle also allows the air jet to blow less on the warp threads, since the outflow opening is arranged closer to the top of the tip, more particularly that the lower edge of the outflow opening is arranged closer to the tip of the auxiliary blowing nozzle. In order to facilitate movement in the weaving compartment and out of the weaving compartment through the lower surface of the warp-thread surface of the auxiliary blowing nozzles, according to an embodiment of the invention it is provided that the top of the closed point is rounded and connects to the side wall containing the outflow opening.
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt voorzien dat de binnenruimte van de holle naald egaal uitmondt in de uitstroomopening.According to an embodiment of the invention, it is provided that the inner space of the hollow needle flows uniformly into the outflow opening.
Door de uitvinding is het mogelijk de voor de luchtstraal benodigde doorsnedevlakken van de uitstroomopening dichter bij de punt van de holle naald aan te brengen. Dit biedt tevens het voordeel dat de uitstroomopening bij het binnentreden in het weefvak vroeger aan de kettingdraden voorbij beweegt en bij het naar buiten bewegen uit het weefvak later aan de kettingdraden voorbij beweegt, zodat meer tijd beschikbaar is om een luchtstraal uit het hulpblaasmondstuk te laten stromen om te blazen op een inslagdraad, zonder dat deze luchtstraal blaast op de kettingdraden.The invention makes it possible to arrange the cross-sectional areas of the outflow opening required for the air jet closer to the point of the hollow needle. This also offers the advantage that when entering the weaving section the outflow opening moves past the warp threads earlier and when moving out of the weaving section later moves past the warp threads, so that more time is available for an air jet to flow out of the auxiliary blowing nozzle to blow on a weft thread, without this air jet blowing on the warp threads.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen en de afhankelijke conclusies.Further features and advantages of the invention result from the following description of the embodiments shown in the drawings and the dependent claims.
Figuur 1 toont in schematische weergave een gedeelte van een weefmachine met meerdere hulpblaasmondstukken, meer in het bijzonder een gedeelte van een luchtweefmachine,Figure 1 shows, diagrammatically, a part of a weaving machine with several auxiliary blowing nozzles, more in particular a part of an air weaving machine,
Figuur 2 toont een doorsnede langs de lijn II-II, waarbij het riet en de hulpblaasmondstukken zich in de achterste positie bevinden,Figure 2 shows a section along the line II-II, with the reed and the auxiliary blowing nozzles in the rear position,
Figuur 3 toont een zijaanzicht van een hulpblaasmondstuk volgens de uitvinding in vergrootte schaal,Figure 3 shows a side view of an auxiliary blowing nozzle according to the invention in an enlarged scale,
Figuur 4 toont een - doorsnede van het in figuur 3 weergegeven hulpblaasmondstuk,Figure 4 shows a cross-section of the auxiliary blowing nozzle shown in Figure 3,
Figuur 5 toont een perspectief aanzicht van het hulpblaasmondstuk volgens figuren 3 en 4, gemonteerd langsheen het riet in een weefmachine, Figuur 6 toont een perspectief aanzicht van het hulpblaasmondstuk volgens figuren 3 en 4, waarbij de luchtstraal gericht is naar een testtoestel.Figure 5 shows a perspective view of the auxiliary blowing nozzle according to Figures 3 and 4 mounted along the reed in a weaving machine, Figure 6 shows a perspective view of the auxiliary blowing nozzle according to Figures 3 and 4, wherein the air jet is directed to a test device.
De in figuren 1 en 2 weergegeven weefmachine bevat een riet 3 dat uit een aantal tanden bestaat, die telkens een doorsnede bevatten om een U-vormig insertiekanaal 4 te vormen, ook geleidingskanaal genoemd. Langsheen dit insertiekanaal 4 worden inslagdraden 1, 2 in een weefvak 21 ingebracht, dat gevormd wordt tussen een bovenste vlak kettingdraden 17 en een onderste vlak kettingdraden 18. De inslagdraden 1 of 2 worden elk door een hoofdblaasspuitmondstuk 5, 6 in het insertiekanaal 4 geblazen. Het verder transporteren van de inslagdraden 1 of 2 wordt ondersteund door luchtstralen 7 die door hulpblaasmondstukken 8 in het insertiekanaal 4 worden geblazen. De luchtstralen 7 zijn hoofdzakelijk volgens lengterichting van het insertiekanaal 4 gericht en bevatten een licht schuin naar boven gerichte component die naar de bovenste wand 15 en naar de achterwand 16 van het insertiekanaal 4 op de inslagdraden 1, 2 is gericht. Het riet 3, de hoofdblaasspuitmondstukken 5, 6 en de houders 9 van de hulpblaasmondstukken 8 zijn aan een ladeprofiel 10 van een weeflade bevestigd, zoals dat bijvoorbeeld uit US 5,020,574 is gekend. Een houder 9 wordt meer in detail weergegeven in figuren 5 en 6. Het ladeprofiel 10 is bijvoorbeeld via ladebenen aan een niet weergegeven as van de weeflade bevestigd, die heen en weer wordt aangedreven.The weaving machine shown in Figs. 1 and 2 comprises a reed 3 consisting of a number of teeth, each of which has a cross section to form a U-shaped insertion channel 4, also called a guiding channel. Along this insertion channel 4, weft threads 1, 2 are introduced into a weaving compartment 21, which is formed between an upper plane of warp threads 17 and a lower plane of warp threads 18. The weft threads 1 or 2 are each blown into the insertion channel 4 through a main blow nozzle 5, 6. The further transport of the weft threads 1 or 2 is supported by air jets 7 which are blown into the insertion channel 4 through auxiliary blowing nozzles 8. The air jets 7 are directed substantially in the longitudinal direction of the insertion channel 4 and contain a slightly obliquely upwardly directed component which is directed towards the weft threads 1, 2 towards the upper wall 15 and towards the rear wall 16 of the insertion channel 4. The reed 3, the main blowing nozzles 5, 6 and the holders 9 of the auxiliary blowing nozzles 8 are attached to a drawer section 10 of a weaving drawer, as is known, for example, from US 5,020,574. A holder 9 is shown in more detail in figures 5 and 6. The drawer profile 10 is for instance attached via drawer legs to an axis of the weaving drawer (not shown), which is driven back and forth.
Het bovenste kettingdradenvlak 17 en het onderste kettingdradenvlak 18 lopen samen in de aanslaglijn 19, waartegen de inslagdraden door het riet 3 worden aangeslagen, zodat een weefsel 20 wordt gevormd. Het aanslaan van een inslagdraad gebeurt door de achterwand 16 van het U-vormig insertiekanaal 4, dat bij het middendeel 24 van het riet 3 hoort. Het bovenste deel 23 van de tanden van het riet 3 vormt een bovenste wand 15 van het insertiekanaal 4. De onderste wand 14 van het insertiekanaal 4 wordt door het onderste deel 22 van de tanden van het riet 3 gevormd. De hulpblaasmondstukken 8 worden door middel van de beweging van de weeflade bij elke inbreng van een inslagdraad doorheen de kettingdraden van het onderste vlak kettingdraden 18 in het weefvak 21 en na het aanslaan van de inslagdraad doorheen het onderste vlak kettingdraden 18 terug uit het weefvak 21 bewogen. Hierbij beweegt de punt 12 van het hulpblaasmondstuk 8 volgens een baan 31.The upper warp yarn surface 17 and the lower warp yarn surface 18 run together in the stop line 19, against which the weft threads are struck by the reed 3, so that a fabric 20 is formed. The tapping of a weft thread takes place through the rear wall 16 of the U-shaped insertion channel 4, which belongs to the middle part 24 of the reed 3. The upper part 23 of the teeth of the reed 3 forms an upper wall 15 of the insertion channel 4. The lower wall 14 of the insertion channel 4 is formed by the lower part 22 of the teeth of the reed 3. The auxiliary blowing nozzles 8 are moved by means of the movement of the weaving drawer at each insertion of a weft thread through the warp threads of the lower surface warp threads 18 into the weaving section 21 and after the weft thread has been struck through the lower surface warp threads 18 back out of the weaving section 21 . The tip 12 of the auxiliary blowing nozzle 8 herein moves along a path 31.
Zoals verduidelijkt in figuren 3 en 4 is het hulpblaasmondstuk 8 als een holle naald 11 uitgevoerd, die nabij zijn punt 12 in een zijwand 26 voorzien is van een uitstroomopening 25 volgens de uitvinding. Met andere woorden is de holle naald 11 van de hulpblaasmondstuk 8 in het bereik van de gesloten punt 12 voorzien van een uitstroomopening 25 die aangebracht is in een zijwand 26 van het hulpblaasmondstuk 8, welke zijwand 26 aansluit nabij de gesloten punt 12. Zoals verduidelijkt in figuren 2 en 3 is de lengteas 27 van de holle naald 11, als het hulpblaasmondstuk 8 aan de weefmachine is gemonteerd, tegenover het insertiekanaal 4 onder een hoek ten opzichte van het riet 3 aangebracht. Wanneer het hulpblaasmondstuk 8 aan een weefmachine is gemonteerd, is de bovenkant 13 van de punt 12 hoofdzakelijk nabij het insertiekanaal 4 van het riet 3 is aangebracht en is de uitstroomopening 25 aangebracht om een luchtstraal 7 naar het insertiekanaal 4 te richten.As clarified in figures 3 and 4, the auxiliary blowing nozzle 8 is designed as a hollow needle 11, which is provided near its point 12 in a side wall 26 with an outflow opening 25 according to the invention. In other words, the hollow needle 11 of the auxiliary blowing nozzle 8 is provided in the region of the closed point 12 with an outflow opening 25 which is arranged in a side wall 26 of the auxiliary blowing nozzle 8, which side wall 26 connects near the closed point 12. As clarified in 2 and 3, the longitudinal axis 27 of the hollow needle 11, when the auxiliary blowing nozzle 8 is mounted on the weaving machine, is arranged opposite the insertion channel 4 at an angle with respect to the reed 3. When the auxiliary blowing nozzle 8 is mounted on a weaving machine, the top 13 of the tip 12 is arranged substantially near the insertion channel 4 of the reed 3 and the outflow opening 25 is arranged to direct an air jet 7 towards the insertion channel 4.
De luchtstraal 7 stromende uit de elliptische uitstroomopening 25 divergeert in verticale richting en in horizontale richting. De uitstromende luchtstraal 7 divergeert sterker in de verticale richting dan in de horizontale richting, waarbij het verschil in divergentie afhankelijk is van de druk van de perslucht toegevoerd aan het hulpblaasmondstuk 8. Om een regelmatige luchtstraal 7 in het insertiekanaal 4 te bekomen, om op een getransporteerde inslagdraad 1, 2 te blazen, heeft het hulpblaasmondstuk 8 volgens de uitvinding een uitstroomopening 25 met een hoogte H volgens de lengteas 27 die kleiner is dan de breedte B.The air jet 7 flowing out of the elliptical outflow opening 25 diverges in the vertical direction and in the horizontal direction. The outflowing air jet 7 diverges more strongly in the vertical direction than in the horizontal direction, the difference in divergence depending on the pressure of the compressed air supplied to the auxiliary blowing nozzle 8. In order to obtain a regular air jet 7 in the insertion channel 4, to blown weft thread 1, 2, the auxiliary blowing nozzle 8 according to the invention has an outlet opening 25 with a height H along the longitudinal axis 27 which is smaller than the width B.
Meer in het bijzonder bevat het hulpblaasmondstuk 8 nabij de punt 12 een elliptische uitstroomopening 25, waarbij de hoogte H van de uitstroomopening 25 volgens de lengteas 27 van het hulpblaasmondstuk 8 kleiner is dan de breedte B van de uitstroomopening 25 dwars op de lengteas 27 van het hulpblaasmondstuk 8. De elliptische uitstroomopening 25 wordt bepaald door een formule : x2/a2 + y2/b2 = 1 waarbij x de positie met betrekking tot het centrum 30 van de uitstroomopening 25 dwars op de lengteas 27 is, waarbij y de positie met betrekking tot het centrum 30 van de uitstroomopening 25 volgéns de lengteas 27 is, waarbij a en b constanten zijn, en waarbij a kleiner is dan b.More specifically, the auxiliary blowing nozzle 8 comprises an elliptical outflow opening 25 near the tip 12, wherein the height H of the outflow opening 25 along the longitudinal axis 27 of the auxiliary blowing nozzle 8 is smaller than the width B of the outflow opening 25 transversely of the longitudinal axis 27 of the auxiliary blowing nozzle 8. The elliptical outflow opening 25 is determined by a formula: x2 / a2 + y2 / b2 = 1 where x is the position with respect to the center 30 of the outflow opening 25 transversely of the longitudinal axis 27, where y is the position with respect to the center 30 of the outflow opening 25 is along the longitudinal axis 27, where a and b are constants, and wherein a is less than b.
Bij een hulpblaasmondstuk 8 volgens de uitvinding waarbij perslucht op een toevoerdruk van 5 bar wordt toegevoerd, zoals veelgebruikt in weefmachines, bedraagt volgens een uitvoeringsvorm de hoogte H in de orde van grootte van 1,41 mm, terwijl de breedte B in de orde van grootte van 1,57 mm bedraagt. Een dergelijk hulpblaasmondstuk 8 kan probleemloos aangewend worden bij een toevoerdruk tussen 4 bar en 6 bar, niettegenstaande het hulpblaasmondstuk 8 ontworpen is om gebruikt te worden bij een toevoerdruk van 5 bar.In an auxiliary blowing nozzle 8 according to the invention in which compressed air is supplied at a supply pressure of 5 bar, such as is frequently used in weaving machines, according to an embodiment the height H is in the order of magnitude of 1.41 mm, while the width B is in the order of magnitude of 1.57 mm. Such an auxiliary blowing nozzle 8 can be used without problems at a supply pressure between 4 bar and 6 bar, notwithstanding the auxiliary blowing nozzle 8 is designed to be used at a supply pressure of 5 bar.
In het geval de toevoerdruk hoger is, is het voordelig de verhouding van de hoogte H tot de breedte B kleiner te kiezen. In het geval de toevoerdruk lager is, is het voordelig de verhouding van de hoogte H tot de breedte B groter te kiezen. In een uitvoeringsvorm waarbij de toevoerdruk 6 bar is, wordt bijvoorbeeld de hoogte H 1,38 mm gekozen en de breedte B 1,60 mm gekozen. In het geval de toevoerdruk 4 bar is, wordt bijvoorbeeld de hoogte H 1,44 mm gekozen en de breedte B 1,54 mm gekozen.If the supply pressure is higher, it is advantageous to choose a smaller ratio of the height H to the width B. In the event that the supply pressure is lower, it is advantageous to make the ratio of the height H to the width B larger. For example, in an embodiment where the supply pressure is 6 bar, the height H is 1.38 mm and the width B is 1.60 mm. If the supply pressure is 4 bar, for example, the height H is 1.44 mm and the width B is 1.54 mm.
Volgens een uitvoeringsvorm vertoont de bovenkant 13 van de punt 12 van het hulpblaasmondstuk 8 een vorm die gelijkaardig is aan de vorm van de bovenrand 28 van de elliptische uitstroomopening 25 en/of strekt de bovenkant 13 van de punt 12 van de holle naald 11 zich hoofdzakelijk evenwijdig uit met de bovenrand 28 van de uitstroomopening 25. Zoals weergegeven in figuur 3 wordt de vorm van de bovenkant 13 van de punt 12 van het hulpblaasmondstuk 8 bepaald uitgaande van de vorm van de elliptische uitstroomopening 25 en door een formule : x2/(a+c)2 + y2/(b+c)2 = 1 waarbij x de positie met betrekking tot het centrum 30 van de uitstroomopening 25 dwars op de lengteas 27 is, waarbij y de positie met betrekking tot het centrum 30 van de uitstroomopening 25 volgens de lengteas 27 is, waarbij a en b constanten zijn die de uitstroomopening 25 zoals voornoemd vermeld, en waarbij c een constante is voor het bepalen van de bovenkant 13.According to one embodiment, the top 13 of the tip 12 of the auxiliary blowing nozzle 8 has a shape similar to the shape of the top edge 28 of the elliptical outlet opening 25 and / or the top 13 of the tip 12 of the hollow needle 11 extends substantially parallel to the top edge 28 of the outflow opening 25. As shown in Figure 3, the shape of the top 13 of the tip 12 of the auxiliary blowing nozzle 8 is determined starting from the shape of the elliptical outflow opening 25 and by a formula: x2 / (a + c) 2 + y 2 / (b + c) 2 = 1 where x is the position relative to the center 30 of the outlet opening 25 transversely of the longitudinal axis 27, where y is the position relative to the center 30 of the outlet opening 25 according to the longitudinal axis 27, wherein a and b are constants representing the outflow opening 25 as mentioned above, and wherein c is a constant for determining the top 13.
Zoals weergegeven in figuur 5 is de luchtstraal 7 stromende uit de uitstroomopening 25 gericht naar het insertiekanaal 4 en divergeert sterker in de verticale richting dan in de horizontale richting. Zoals weergegeven in figuur 6 wordt een luchtstraal 7 met een hoofdzakelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede, ook genoemd cirkelvormige luchtstraal, bekomen in een vlak 33 loodrecht op de luchtstraal 7 en op een bepaalde afstand van de uitstroomopening 25, welke bepaalde afstand bijvoorbeeld gelijk is aan de afstand tussen de uitstroomopening 25 en een gebied waar de luchtstraal 7 inwerkt op een inslagdraad. Indien de hulpblaasmondstukken 8 op een afstand van 7 4 mm van elkaar aan een weefmachine zijn aangebracht, dan is de voornoemde bepaalde afstand bijvoorbeeld tussen 45 mm en 74 mm, en 'bij voorkeur tussen 45 mm en 60 mm. Bij een hulpblaasmondstuk 8 volgens de uitvinding is vastgesteld, dat in geval een luchtstraal met een hoofdzakelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede bij de voornoemd bepaalde afstand wordt bekomen, dat deze luchtstraal vanaf die afstand dan verder een hoofdzakelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede vertoont. Door de elliptische uitstroomopening 25 wordt een luchtstraal met een hoofdzakelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede bekomen op de voornoemde bepaalde afstand. Hierbij zijn de horizontale halfwaarde en de verticale halfwaarde hoofdzakelijk aan elkaar gelijk op de voornoemde bepaalde aftand. In figuur 6 zijn halfwaarden schematisch weergegeven met de omtrek 32. Bij een hulpblaasmondstuk 8 volgens de uitvinding wordt volgens een uitvoeringsvorm ter hoogte van de voornoemd bepaalde afstand een cirkelvormige luchtstraal 7 bekomen met een centrale as 34 en een kegelhoek K in de orde van grootte van 9,2°.As shown in Figure 5, the air jet 7 flowing out of the outflow opening 25 is directed towards the insertion channel 4 and diverges more strongly in the vertical direction than in the horizontal direction. As shown in Figure 6, an air jet 7 with a substantially circular cross section, also called circular air jet, is obtained in a plane 33 perpendicular to the air jet 7 and at a certain distance from the outlet opening 25, which determined distance is, for example, equal to the distance between the outflow opening 25 and an area where the air jet 7 acts on a weft thread. If the auxiliary blowing nozzles 8 are arranged at a distance of 7 mm from each other on a weaving machine, the aforementioned determined distance is, for example, between 45 mm and 74 mm, and preferably between 45 mm and 60 mm. In the case of an auxiliary blowing nozzle 8 according to the invention, it has been established that in the case of an air jet having a substantially circular cross section at the aforementioned determined distance, this air jet then has a substantially circular cross section from that distance. Through the elliptical outflow opening 25 an air jet with a substantially circular cross-section is obtained at the aforementioned determined distance. Here, the horizontal half-value and the vertical half-value are substantially equal to each other at the aforementioned determined tooth. Figure 6 shows half values with the circumference 32. In an auxiliary blowing nozzle 8 according to the invention, according to an embodiment at the aforesaid determined distance, a circular air jet 7 with a central axis 34 and a cone angle K of the order of magnitude is obtained. 9.2 °.
Bovendien laat het hulpblaasmondstuk 8 tevens toe dat de luchtstraal 7 minder blaast op de kettingdraden, daar de uitstroomopening 25 dichter bij de bovenkant van de gesloten punt 12 is aangebracht, meer in het bijzonder de onderrand 29 van de uitstroomopening 25 dichter bij de punt 12 van het hulpblaasmondstuk 8 is aangebracht. Om het in het weefvak 21 en uit het weefvak 21 bewegen doorheen het onderste vlak kettingdradenvlak 18 van de hulpblaasmondstukken 8 te vergemakkelijken, wordt er volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding voorzien dat de bovenkant 13 van de gesloten punt 12 afgerond is en aansluit op de zijwand 26 die de uitstroomopening 25 bevat.Moreover, the auxiliary blowing nozzle 8 also allows the air jet 7 to blow less on the warp threads, since the outflow opening 25 is arranged closer to the top of the closed point 12, more in particular the lower edge 29 of the outflow opening 25 closer to the point 12 of the auxiliary blowing nozzle 8 is arranged. In order to facilitate movement in the weaving section 21 and out of the weaving section 21 through the lower surface of the warp thread surface 18 of the auxiliary blowing nozzles 8, it is provided in accordance with an embodiment of the invention that the top 13 of the closed point 12 is rounded and connects to the side wall 26 which contains the outflow opening 25.
Door de uitvinding is het mogelijk de voor de luchtstraal 7 benodigde doorsnedevlakken van de uitstroomopening 25 dichter bij de punt 12 van de holle naald 11 aan te brengen. Door de vorm van de uitstroomopening 25 biedt de uitstroomopening 25 volgens de uitvinding het voordeel dat de uitstroomopening 25 dicht bij het insertiekanaal 4 kan aangebracht worden, zodat de luchtstraal 7 uit de uitstroomopening 25 met grote kracht op een inslagdraad kan inwerken.The invention makes it possible to arrange the cross-sectional areas of the outflow opening 25 required for the air jet 7 closer to the tip 12 of the hollow needle 11. Due to the shape of the outflow opening 25, the outflow opening 25 according to the invention offers the advantage that the outflow opening 25 can be arranged close to the insertion channel 4, so that the air jet 7 from the outflow opening 25 can act on a weft thread with great force.
De uitvinding is niet beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen. Variante uitvoeringsvormen wat betreft vormen en afmetingen die binnen de conclusies vallen en combinaties van de beschreven en weergegeven uitvoeringsvormen zijn eveneens mogelijk.The invention is not limited to the embodiments described as examples and shown in the figures. Variant forms and dimensions that fall within the claims and combinations of the described and illustrated embodiments are also possible.
Claims (8)
Priority Applications (2)
| Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
|---|---|---|---|
| BE2013/0358A BE1021694B1 (en) | 2013-05-22 | 2013-05-22 | AUXILIARY NOZZLE FOR A WEAVING MACHINE |
| PCT/EP2014/060016 WO2014187732A1 (en) | 2013-05-22 | 2014-05-15 | Auxiliary nozzle for a weaving machine |
Applications Claiming Priority (1)
| Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
|---|---|---|---|
| BE2013/0358A BE1021694B1 (en) | 2013-05-22 | 2013-05-22 | AUXILIARY NOZZLE FOR A WEAVING MACHINE |
Publications (1)
| Publication Number | Publication Date |
|---|---|
| BE1021694B1 true BE1021694B1 (en) | 2016-01-08 |
Family
ID=49054136
Family Applications (1)
| Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
|---|---|---|---|
| BE2013/0358A BE1021694B1 (en) | 2013-05-22 | 2013-05-22 | AUXILIARY NOZZLE FOR A WEAVING MACHINE |
Country Status (2)
| Country | Link |
|---|---|
| BE (1) | BE1021694B1 (en) |
| WO (1) | WO2014187732A1 (en) |
Families Citing this family (1)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| EP3341499A1 (en) * | 2015-08-28 | 2018-07-04 | Minkpapir A/S | A pelt board bag and an assembly of a pelt board bag and a pelt board |
Citations (3)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| JPS60173143A (en) * | 1984-02-17 | 1985-09-06 | 株式会社豊田自動織機製作所 | Auxiliary nozzle apparatus in fluid jet type loom |
| JPS61159386U (en) * | 1985-03-27 | 1986-10-02 | ||
| EP0281948A2 (en) * | 1987-03-11 | 1988-09-14 | Lindauer Dornier Gesellschaft M.B.H | Loom with pneumatic weft insertion |
-
2013
- 2013-05-22 BE BE2013/0358A patent/BE1021694B1/en not_active IP Right Cessation
-
2014
- 2014-05-15 WO PCT/EP2014/060016 patent/WO2014187732A1/en active Application Filing
Patent Citations (3)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| JPS60173143A (en) * | 1984-02-17 | 1985-09-06 | 株式会社豊田自動織機製作所 | Auxiliary nozzle apparatus in fluid jet type loom |
| JPS61159386U (en) * | 1985-03-27 | 1986-10-02 | ||
| EP0281948A2 (en) * | 1987-03-11 | 1988-09-14 | Lindauer Dornier Gesellschaft M.B.H | Loom with pneumatic weft insertion |
Also Published As
| Publication number | Publication date |
|---|---|
| WO2014187732A1 (en) | 2014-11-27 |
Similar Documents
| Publication | Publication Date | Title |
|---|---|---|
| BE1021694B1 (en) | AUXILIARY NOZZLE FOR A WEAVING MACHINE | |
| CN100489170C (en) | Method and device for producing a fancy knotted yarn | |
| CN102086556B (en) | Weft insertion device of air-jet loom | |
| BE1021879B1 (en) | STRETCHING DEVICE FOR A WINDING WIRE | |
| BE1017893A5 (en) | Weft thread stretching device for weaving machine, has input portion formed over distance close to U-shaped channel insertion, and blower provided near entrance of conduction element | |
| BE1012608A3 (en) | Nozzle for a weaving machine. | |
| BE1021449B1 (en) | DEVICE AND METHOD FOR MONITORING AN IMPOSITION WIRE | |
| CN205295645U (en) | Jacquard yarn guider | |
| ES2217048T3 (en) | THREAD GUIDE FOR RECTILINE TRICOTOUS MACHINE. | |
| BE1024804B1 (en) | Weft thread guide device for an air jet weaving machine | |
| KR101276064B1 (en) | Non-contact Plate Transferring Device | |
| JP4989098B2 (en) | Weft insertion stabilization device for water jet loom | |
| JP6042079B2 (en) | Held with eye with improved warp retention | |
| RU2015122746A (en) | MODULAR ELEMENT FOR THE LOOP HOLDER | |
| JP2013087410A (en) | Heald with warp thread-friendly thread eye | |
| BE1022812B1 (en) | AUXILIARY NOZZLE FOR A WEAVING MACHINE | |
| US791722A (en) | Warp-creel. | |
| BE1013883A5 (en) | Yarn wachter slat. | |
| BE1017456A3 (en) | A DEVICE FOR MAINTAINING THE FABRIC WIDTH OF A FABRIC ON A WEAVING MACHINE. | |
| US985543A (en) | Slasher. | |
| EP1400617A2 (en) | Running weft control device of air-jet loom | |
| US770244A (en) | Apparatus for twisting yarn. | |
| US1498687A (en) | Thread guide for spinning machines | |
| BE1024545A1 (en) | Device and method for catching and stretching weft threads | |
| US837746A (en) | Loom-temple. |
Legal Events
| Date | Code | Title | Description |
|---|---|---|---|
| MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20230531 |