BE1020884A3 - Tipafdichting voor een adapter voor een onder druk staande verdeelcontainer omvattende een viskeuze schuimbare oplossing en adapter voorzien van dergelijke tipafdichting. - Google Patents

Description

TIPAFDICHTING VOOR EEN ADAPTER VOOR EEN ONDER DRUK STAANDE VERDEELCONTAINER OMVATTENDE EEN VISKEUZE SCHUIMBARE OPLOSSING EN ADAPTER VOORZIEN VAN DERGELIJKE TIPAFDICHTING

Gebied van de uitvinding [01] De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een tipafdichting voor een adapter die is geconfigureerd om te worden verbonden met een onder druk staande verdeelcontainer omvattende een viskeuze schuimbare ___ oplossing die wordt omgezet in schuim wanneer deze de genoemde container verlaat, zoals polyurethaanschuimen (PUR). De uitvinding betreft in het bijzonder een dergelijke tipafdichting die is aangepast om genoemd schuim te verdelen en die een kerndeel omvat die een ten minste gedeeltelijk open proximaal uiteinde en een ten minste gedeeltelijk open distaai uiteinde omvat, waarbij genoemd distaai uiteinde van genoemd kerndeel is aangepast om te worden ingebracht in een geleidingsbuis, en een kapdeel dat beweegbaar is verbonden met genoemd kerndeel aan genoemd distaai uiteinde van genoemd kerndeel tussen een open positie van genoemde tipafdichting waarbij genoemd schuim verdeelbaar is en een gesloten positie •van genoemde tipafdichting waarbij genoemd schuim niet verdeelbaar is, genoemd kapdeel omvattende ten minste één verdeelopening om genoemd schuim te verdelen.

[02] Dé onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een adapter die is geconfigureerd om te worden verbonden met een onder druk staande verdeelcontainer omvattende een viskeuze schuimbare oplossing en een ventiel dat is aangepast om genoemde viskeuze schuimbare oplossing om te zetten in schuim, omvattende een dergelijke tipafdichting. Een dergelijke adapter omvat meer specifiek een hendeldeel dat is aangepast om te worden verbonden met genoemd ventiel en dat is aangepast om genoemd ventiel in te schakelen wanneer het hendeldeel wordt bediend, en een geleidingsbuis die aan haar proximale uiteinde is verbonden met genoemd hendeldeel.

Achtergrond van de uitvinding [03] Onder druk staande verdeelcontainers omvattende een viskeus schuimbaar product om te worden verdeeld, alsook een vloeistof onder druk, worden wijdverbreid gebruikt in een variëteit van toepassingen. Welgekende toepassingen zijn spuitbare montageschuimen, meer specifiek polyurethaanschuimen, gebruikt in industriële toepassingen evenals door doe-het-zelvers om vensters en deuren te isoleren en af te dichten.

[04] Onder druk staande verdeelcontainers van dit type hebben typisch een ventiel dat is aangebracht aan hun bovenuiteinde waarlangs de inhoud van de onder druk staande verdeelcontainer wordt vrijgegeven wanneer genoemd ventiel wordt ingeschakeld. Op dit ventiel is een adapter bevestigd door middel van een hendeldeel. Dit hendeldeel is bij voorkeur losmaakbaar verbonden met genoemd ventiel, bijvoorbeeld door middel van een schroefverbinding. Deze adapter omvat bovendien een geleidingsbuis die aan haar proximale uiteinde is verbonden met het hendeldeel en is aangepast om het gevormde schuim te transporteren naar haar distale uiteinde waar het vervolgens wordt verdeeld.

[05] Het probleem dat zich voordoet met dergelijke onder druk staande containers omvattende een onder druk staande schuimbare oplossing die wordt omgezet in schuim wanneer ze de container verlaat ter hoogte van genoemd ventiel, vooral voor montageschuimen zoals polyurethaanschuimen die snel uitharden wanneer ze in contact komen met de omgeving, is dat het verdere gebruik van de inhoud van de container wordt verhinderd omdat het schuim onder invloed van de omgevingslucht uithardt wanneer het zich buiten de container bevindt. Vooral voor privégebruik is dit een groot probleem aangezien vaak maar kleine hoeveelheden nodig zijn, zodat aanvankelijk maar een relatief klein deel van de inhoud van de container wordt verbruikt en de resterende inhoud van de container na een bepaalde opslagperiode niet meer kan worden gebruikt. Deze verspilling is economisch en ecologisch gezien vervelend.

[06] Op dit moment werden reeds verschillende tipafdichtingen ontwikkeld voor adapters voor containers onder druk die een viskeuze schuimbare oplossing omvatten om het bovenstaande probleem op te lossen en de inhoud van de container zo lang mogelijk vers en gebruiksklaar te houden.

[07] In DE 10 2004 003 263 wordt bijvoorbeeld een spraysysteem beschreven voor het verdelen van aerosolstoffen waaronder polyurethaanschuim voor vensters en deurkaders, waarbij genoemd spraysysteem een cilindrische buis heeft met een kap op een van schroefdraad voorzien uiteinde met een opening voor een centrale stopper. De cilindrische buis heeft een spiraalvormige rand die een grove schroefdraad vormt op haar buitenste diameter, zodat contact wordt gemaakt met een huls op het uiteinde van een reservoir container. De buis is open aan haar basis en er is een centrale cilindrische stopper die wordt vastgehouden op drie op gelijke afstand van elkaar geplaatste stutten. Het uiteinde van de stopper past in een centrale opening in een kap met een binnendraad die contact maakt met een buitendraad op het uiteinde van de buis. Er is een flens tussen de grove draad en de draad voor de kap.

[08] In WO 2012/115842 wordt een verdeelinrichting beschreven om samengeperste vloeistof te verdelen uit een bus via een ventielstift van de bus. De verdeelinrichting omvat een holle buis die een kanaal daardoorheen definieert. Er wordt een connector voorzien die een doorgang daardoorheen definieert die in vloeistofverbinding staat met het kanaal van de holle buis. Er bevindt zich een plug in het kanaal van de holle buis die in staat is om in het kanaal van de holle buis te bewegen en de holle buis af te dichten van vloeistofstroming wanneer ze naar het verdeeluiteinde van de holle buis wordt geduwd. Een afgesloten poort bevindt zich tussen de binnenkant en de buitenkant van de verdeelinrichting en een flexibel en onelastisch verlengingsdeel is bevestigd aan de plug en strekt zich uit doorheen het kanaal van de holle buis en strekt zich optioneel uit doorheen de doorgang van de connector en vervolgens uit de verdeelinrichting doorheen de afgesloten poort en in staat om te worden bevestigd aan een bus waarmee de verdeelinrichting is verbonden.

[09] Beide verdeelinrichtingen zoals hierboven beschreven hebben echter het nadeel dat het afsluitelement om het gedeeltelijk open distaai uiteinde van de holle geleidingsbuis af te sluiten door dewelke de vloeistof stroomt wanneer die wordt verdeeld, zich aan de binnenkant bevindt en zich in hoofdzaak doorheen de geleidingsbuis uitstrekt en een hindernis vormt binnen deze geleidingsbuis. Dit vormt een hindernis voor te verdelen vloeistoffen die makkelijk polymeriseren wanneer ze in contact komen met de buitenlucht, wat bijvoorbeeld het geval is met polyurethaanschuim dat in contact komt met de vochtigheid van de buitenlucht. Wanneer dergelijke vloeistoffen aan dit afsluitelement blijven kleven en daar polymeriseren wanneer ze in contact komen met de buitenlucht, belemmert deze uitgeharde stof de doorgang van verdere vloeistof die moet worden verdeeld doorheen de geleidingsbuis of blokkeert ze de doorgang zelfs volledig. In dat laatste géval wordt het ongebruikte restant van de vloeistof die is bedoeld om te worden verdeeld zelfs onbruikbaar. Dergelijke verdeelsystemen worden dus onderworpen aan het risico dat de geleidingsbuis verstopt raakt ter hoogte van dit afsluitelement.

[10] Het is verder niet duidelijk hoe verstopte geleidingsbuizen van dit type verdeelsystemen kunnen worden gereinigd. In elk geval is het flexibele en onelastische verlengingsdeel dat zich uitstrekt doorheen het kanaal van de holle buis van het verdeelsysteem zoals beschreven in WO 2012/115842 niet stevig genoeg om uitgehard PUR-schuim dat het kanaal van de holle buis blokkeert te breken.

[11] Een verder nadeel van dergelijke verdeelsystemen met een afsluitelement in de geleidingsbuis is dat ze niet eenvoudig te produceren zijn en een complexe productiemal vereisen. Vooral in WO 2012/115842 wordt een complexe verdeelinrichting beschreven die is samengesteld uit veel onderdelen.

[12] Er bestaat bijgevolg een behoefte aan een tipafdichting voor een adapter die is geconfigureerd om te worden verbonden met een onder druk staande container omvattende een viskeuze schuimbare oplossing die wordt omgezet in schuim wanneer ze genoemde container verlaat, waarbij genoemde tipafdichting minder gevoelig is voor obstructies, simpel, eenvoudig en goedkoop te produceren is en eenvoudig schoon te maken is.

Samenvatting van de uitvinding [13] Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een tipafdichting voor een adapter voorzien die is geconfigureerd om te worden verbonden met een onder druk staande verdeelcontainer omvattende een viskeuze schuimbare oplossing die wordt omgezet in schuim wanneer ze genoemde container verlaat, waarbij genoemde adapter een geleidingsbuis omvat die aan haar proximale uiteinde verbonden is met genoemde container en aan haar distale uiteinde verbonden is met genoemde tipafdichting, en die is aangepast om genoemd schuim over te brengen naar genoemde tipafdichting, en waarbij genoemde tipafdichting is aangepast om genoemd schuim te verdelen en een kerndeel omvattende een ten minste gedeeltelijk open proximaal uiteinde en een ten minste gedeeltelijk open distaai uiteinde, waarbij genoemd distaai uiteinde van genoemd kerndeel is aangepast om te worden ingebracht in genoemde geleidingsbuis; en een kapdeel dat beweegbaar is verbonden met genoemd kerndeel aan genoemd proximaal uiteinde van genoemd kerndeel tussen een open positie van genoemde tipafdichting waarbij genoemd schuim verdeelbaar is en een gesloten positie van genoemde tipafdichting waarbij genoemd schuim niet verdeelbaar is, genoemd kapdeel omvattende ten minste één verdeelopening om genoemd schuim te verdelen; omvat, waarbij genoemd kapdeel een afsluitelement omvat dat is aangepast om genoemd ten minste gedeeltelijk open proximaal uiteinde van genoemd kerndeel in genoemde gesloten positie van genoemde tipafdichting af te sluiten.

[14] Aangezien het kerndeel van de tipafdichting is afgesloten van de buitenkant daarvan, zijn geen obstructies aanwezig in dit kerndeel waardoor dit soort tipafdichting veel minder gevoelig is voor verstopping van het kerndeel daarvan.

[15] Een dergelijke tipafdichting vereist verder de productie van een eenvoudigere mal waarmee een zuiniger productieproces mogelijk is.

[16] Een verder voordeel van de tipafdichting volgens de uitvinding is dat, omdat de geleidingsbuis kan worden afgesloten door middel van deze tipafdichting, het effect van nadruppen wordt opgelost. Nadruppen is het ongewenst druppen van schuim uit de geleidingsbuis door de aanwezigheid van resterende druk en schuim in de geleidingsbuis.

[17] Tot slot kan de adapter met de tipafdichting op twee manieren worden gereinigd. Een eerste mogelijkheid is om de adapter door middel van zijn hendeldeel op een bus te plaatsen met oplosmiddel voor de respectieve uitgeharde schuimrestanten in de adapter / tipafdichting. Als bijvoorbeeld een adapter met een tipafdichting met daarin restanten van uitgehard polyurethaanschuim moet worden schoongemaakt, dan moet de adapter met de tipafdichting op een acetonbus worden geplaatst, waarna deze acetonbus moet worden geopend om de restanten polyurethaanschuim op te lossen.

Een tweede mogelijkheid is om de onder druk taande verdeelcontainer rechtop te plaatsen en vervolgens wat gas te lossen zodat de uitgeharde schuimresten uit de adapter worden geblazen.

[18] In een voorkeursuitvoeringsvorm van een tipafdichting volgens de uitvinding, wordt genoemd afsluitelement gevormd als een naar binnen uitstekende afdichtkap die zich ten minste gedeeltelijk uitstrekt binnen genoemd kerndeel wanneer genoemde tipafdichting zich in de gesloten positie bevindt.

[19] Een verder nadeel van het spuitsysteem zoals beschreven in DE 10 5004 003 263 is dat de kap een van schroefdraad voorzien uiteinde heeft en bijgevolg volledig van de cilindrische buis kan worden losgeschroefd. Bijgevolg kan een dergelijke kap gemakkelijk verloren geraken.

[20] Het is daarom een verder doel van de uitvinding om een spuitsysteem te voorzien met onderdelen die niet snel verloren geraken.

[21] Dit doel van de uitvinding wordt opgelost door een tipafdichting te voorzien volgens de uitvinding zoals hierboven beschreven, waarbij genoemd kerndeel een eerste stopdeel omvat en genoemd kapdeel een tweede stopdeel omvat, genoemde eerste en tweede stopdelen zijnde ontworpen om op zo een manier samen te werken dat ze de beweging van genoemd kapdeel ten opzichte van genoemd kerndeel in een richting naar genoemd proximaal uiteinde van genoemd kerndeel kunnen stoppen.

[22] Door de aanwezigheid van deze eerste en tweede stopdelen die de beweging van het kapdeel ten opzichte van het kerndeel in de richting naar het proximale uiteinde van het kerndeel stoppen, kan het kapdeel niet worden gescheiden van het kerndeel en kan het bijgevolg niet per ongeluk verloren geraken.

[23] Verder zorgen deze stopdelen ervoor dat het kapdeel niet wordt weggekatapulteerd van het kerndeel onder de druk van het schuim dat uit de onder druk staande verdeelcontainer komt doorheen de geleidingsbuis.

[24] Tot slot geven deze stopdelen feedback aan de gebruiker over de open en de gesloten positie van de tipafdichting.

[25] Genoemd eerste stopdeel bevindt zich bij voorkeur nabij genoemd distaai uiteinde van genoemd kerndeel.

[26] Meer bij voorkeur omvat genoemd eerste stopdeel een eerste stoprand en omvat genoemd tweede stopdeel een tweede stoprand, waarbij genoemde eerste en tweede stopranden zich uitstrekken rondom ten minste een deel van de omtrek van genoemd kerndeel, respectievelijk genoemd kapdeel, en genoemde tweede stoprand is ontworpen om tegen genoemde eerste stoprand te raken.

[27] In een gunstige uitvoeringsvorm van een tipafdichting volgens de uitvinding, omvat genoemd kerndeel ten minste een eerste bewegingsbeperkend deel en omvat genoemd kapdeel ten minste een tweede bewegingsbeperkend deel, waarbij genoemde eerste en tweede bewegingsbeperkende delen zijn ontworpen om op zo een manier samen te werken dat genoemd kapdeel alleen kan worden bewogen ten opzichte van genoemd kerndeel in een richting naar genoemd distaai uiteinde van genoemd kerndeel wanneer een minimaal vereiste kracht wordt uitgeoefend op genoemd kapdeel.

[28] Deze bewegingsbeperkende delen die alleen beweging toelaten van het kapdeel ten opzichte van het kerndeel in een richting naar het distale uiteinde van het kerndeel, zorgen ervoor dat het moeilijker is om de tipafdichting per ongeluk te sluiten, bijvoorbeeld wanneer de adapter met zijn tipafdichting wordt ingebracht in een sleuf, bijvoorbeeld voor het vullen van gaten in een muur door middel van een polyurethaanschuim.

[29] Genoemd kerndeel omvat bij voorkeur een eerste bewegingsbeperkende rand en genoemd kapdeel omvat een tweede bewegingsbeperkende rand, waarbij genoemde eerste en tweede bewegingsbeperkende randen zich uitstrekken rond ten minste een deel van de omtrek van genoemd kerndeel, respectievelijk genoemd kapdeel, waarbij genoemde eerste en tweede bewegingsbeperkende randen zo zijn geconfigureerd dat beweging van genoemd, kapdeel ten opzichte van genoemd kerndeel in een richting naar genoemd distaai uiteinde van genoemd kerndeel alleen mogelijk is wanneer op genoemd kapdeel een kracht wordt uitgeoefend die groot genoeg is om genoemde tweede bewegingsbeperkende rand over genoemde eerste bewegingsbeperkende rand te bewegen.

[30] In een voorkeursuitvoeringsvorm van een tipafdichting volgens de uitvinding, zijn genoemde tweede bewegingsbeperkende rand en genoemde tweede stoprand dezelfde rand.

[31] Bij voorkeur wordt tussen genoemde eerste stoprand en genoemde eerste bewegingsbeperkende rand van genoemd kerndeel een groef aangebracht die zich uitstrekt rondom ten minste een deel van de omtrek van genoemd kerndeel, waarbij genoemde rand is geconfigureerd om in genoemde groef te passen.

[32] In een voordelige uitvoeringsvorm van een tipafdichting volgens de uitvinding, omvat genoemd kapdeel een proximaal uiteinde en een distaai uiteinde, waarbij genoemd kapdeel bij genoemd proximaal uiteinde twee of meer verdeelopeningen omvat die zijn aangebracht om genoemd schuim te verdelen.

[33] Door twee of meer verdeelopeningen te voorzien in dit kapdeel, wordt een veel homogenere uitstroming verkregen van het schuim uit de tipafdichting om een aanvaardbare schuimuitstroom te verkrijgen.

[34] In een voordelige uitvoeringsvorm van een tipafdichting volgens de uitvinding, omvat genoemd afsluitelement één of meer afdichtingselementen die zijn aangepast om genoemd proximaal uiteinde van genoemd kerndeel af te dichten.

[35] Deze afdichtingselementen zorgen voor een betere luchtdichtheid van de binnenkant van het kerndeel van de tipafdichting en de geleidingsbuis van de adapter, zodat de inhoud van de container nog langer vers en bruikbaar blijft.

[36] Bij voorkeur omvatten genoemde afdichtingselementen één of meer afdichtranden die zich rondom ten minste een deel van de omtrek van genoemd afsluitelement uitstrekken.

[37] Om ervoor te zorgen dat een gebruiker een betere grip heeft op genoemd kapdeel van genoemde tipafdichting volgens de uitvinding, en verder, als bewegingsbeperkende delen aanwezig zijn, om genoemd kapdeel in staat te stellen te worden bewogen ten opzichte van genoemd kerndeel zoals hierboven omschreven, heeft genoemd kapdeel bij voorkeur een geribbeld buitenoppervlak.

[38] Wanneer genoemd schuim polyurethaanschuim is, worden genoemde kern- en kapdelen bij voorkeur vervaardigd uit polyolefinen.

[39] Polyolefinen zoals polypropyleen en polyethyleen zijn voorkeursmaterialen om te gebruiken met polyurethaanschuimen omdat polyurethaanschuim zich minder goed bindt aan deze materialen. Aangezien het kerndeel van de tipafdichting moet worden verankerd in de geleidingsbuis en wordt onderworpen aan een grote druk van ongeveer 700 kPa bij kamertemperatuur, wordt dit kerndeel bij voorkeur vervaardigd uit een hard polyolefinemateriaal, bij voorkeur een hard polyethyleen. Aangezien het kapdeel in staat moet zijn om het distale uiteinde van het kerndeel af te sluiten en bovendien in staat moet zijn om makkelijk over dit kerndeel te glijden, wordt het kapdeel bij voorkeur vervaardigd uit een gladder polyolefinemateriaal, bij voorkeur polyethyleen. Polyethyleen stelt bovendien adhesie van polyurethaanschuim iets langer uit.

[40] Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt een adapter voorzien die is geconfigureerd om te worden verbonden met een onder druk staande verdeelcontainer omvattende een viskeuze schuimbare oplossing; en een ventiel dat is aangepast om genoemde viskeuze schuimbare oplossing om te zetten in schuim, waarbij genoemde adapter een hendeldeel dat is aangepast om te worden verbonden met genoemd ventiel en dat is aangepast om genoemd ventiel in te schakelen wanneer het hendeldeel wordt bediend, en een geleidingsbuis die aan haar distale uiteinde is verbonden met genoemd hendeldeel, omvat, en waarbij genoemde geleidingsbuis aan haar proximale uiteinde daarvan is voorzien van een tipafdichting volgens de uitvinding zoals hierboven beschreven.

Korte beschrijving van de tekeningen [41] Figuur 1a illustreert een vooraanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een adapter met een eerste uitvoeringsvorm van een tipafdichting volgens de uitvinding; [42] Figuur 1b illustreert een dwarsdoorsnede van de adapter zoals afgebeeld in figuur 1a; [43] Figuur 2a illustreert een dwarsdoorsnede van de tipafdichting van de adapter zoals afgebeeld in figuren 1a en 1b in een open positie, waarbij het schuim verdeelbaar is; [44] Figuur 2b illustreert een dwarsdoorsnede van de tipafdichting van de adapter zoals afgebeeld in figuren 1a en 1b in een gesloten positie waarbij het schuim niet verdeelbaar is en de afsluitkap van het kapdeel het open distale uiteinde van het kerndeel afsluit; [45] Figuur 3a illustreert een perspectief vooraanzicht van het kapdeel van een tweede uitvoeringsvorm van een tipafdichting volgens de uitvinding; [46] Figuur 3b illustreert een bovenaanzicht van het kapdeel zoals afgebeeld in figuur 3a; [47] Figuur 3c illustreert een dwarsdoorsnede van het kapdeel zoals afgebeeld in figuur 3a; [48] Figuur 4a illustreert een perspectief vooraanzicht van het kapdeel van de eerste uitvoeringsvorm van de tipafdichting volgens de uitvinding zoals afgebeeld in figuren 2a en 2b; [49] Figuur 4b illustreert een bovenaanzicht van het kapdeel zoals afgebeeld in figuur 4a; [50] Figuur 4c illustreert een dwarsdoorsnede van het kapdeel zoals afgebeeld in figuur 4a; [51] Figuur 5a illustreert een perspectief vooraanzicht van het kapdeel van een derde uitvoeringsvorm van een tipafdichting volgens de uitvinding; [52] Figuur 5b illustreert een bovenaanzicht van het kapdeel zoals afgebeeld in figuur 5a; o [53] Figuur 5c illustreert een dwarsdoorsnede van het kapdeel zoals afgebeeld in figuur 5a; [54] Figuur 6a illustreert een perspectief vooraanzicht van het kapdeel van een vierde uitvoeringsvorm van een tipafdichting volgens de uitvinding; [55] Figuur 6b illustreert een bovenaanzicht van het kapdeel zoals afgebeeld in figuur 6a; en [56] Figuur 6c illustreert een dwarsdoorsnede van het kapdeel zoals afgebeeld in figuur 6a.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsvormfen) [57] In figuren 1a en 1b wordt een adapter (1) getoond die is geconfigureerd om te worden verbonden met een onder druk staande verdeelcontainer (niet getoond in de figuren) omvattende een viskeuze schuimbare oplossing. De onder druk staande verdeelcontainer omvat verder een ventiel (niet getoond in de figuren) dat is aangepast om de viskeuze schuimbare oplossing om te zetten in schuim. De adapter (1) is voorzien van een hendeldeel (12) dat is aangepast om te worden verbonden met het ventiel van de onder druk staande verdeelcontainer en dat is aangepast om het ventiel in te schakelen wanneer het hendeldeel (12) wordt bediend, in deze voorkeursuitvoeringsvorm door het te kantelen. Om de adapter (1) te kunnen verbinden met het ventiel door middel van zijn hendeldeel (12), dit bij voorkeur op een losmaakbare manier, omvat het ventiel een stift die is aangepast met verbindingsmiddelen om het hendeldeel (12) van de adapter (I) ermee te verbinden. Bij voorkeur worden de stift en het hendeldeel (12) voorzien van ten minste één corresponderende schroefdraad (121) (zie figuur 1b) zodat het hendeldeel (12) op de stift van het ventiel kan worden geschroefd. De verdere mogelijke ontwerpen van de onder druk staande verdeelcontainer en zijn ventiel zijn gekend voor de vakman en worden hier niet in meer detail beschreven.

[58] De adapter (1 ) omvat verder een geleidingsbuis (11 ) bij voorkeur in de vorm van een holle cilindrische buis uit polyethyleen die aan haar distale uiteinde (11b) is verbonden met het hendeldeel (12) en aan haar proximale uiteinde (11a) is verbonden met een tipafdichting (10). Deze geleidingsbuis (II) is aangepast om het gevormde schuim te transporteren in de richting van de tipafdichting (10).

[59] In figuren 2a en 2b wordt een tipafdichting (10) getoond omvattende een kerndeel (101) en een kapdeel (102), beide bij voorkeur gemaakt uit polyolefinen.

[60] Het kerndeel (101) omvat een ten minste gedeeltelijk, en in deze uitvoeringsvorm volledig, open proximaal uiteinde (101a) en een ten minste gedeeltelijk, en in deze uitvoeringsvorm volledig, open distaai uiteinde (101b). Het distale uiteinde (101b) van het kerndeel (101) is geconfigureerd om te worden ingebracht in de geleidingsbuis (11). Het kerndeel (101) strekt zich daarbij gedeeltelijk uit doorheen de binnenkant van de geleidingsbuis (11). Om een betere verankering te verkrijgen van het kerndeel (101) in de geleidingsbuis (11), zoals kan worden gezien in figuren 2a en 2b, langs de lengte van het gedeelte van het kerndeel (101) dat zich in de geleidingsbuis (11) uitstrekt, wordt bij voorkeur een aantal, in deze voorkeursuitvoeringsvorm van de tipafdichting (10) twee, verankeringsranden (1011) rond de omtrek voorzien. Verder, om de beweging van het kerndeel (101) in de geleidingsbuis (11) te stoppen, heeft het kerndeel (101) een rand (1015) die zich rond de omtrek van het kerndeel (101) uitstrekt. Het proximale uiteinde (11a) van de geleidingsbuis (11) raakt dan deze rand (1015).

[61] Het kapdeel (102) heeft bij voorkeur een geribbeld buitenoppervlak (1024). Dit kapdeel (102) omvat een proximaal uiteinde (102a) en een open distaai uiteinde (102b). Het kapdeel (102) is daarbij beweegbaar verbonden met het kerndeel (101) tussen een open positie van de tipafdichting (10) waarbij schuim verdeelbaar is en een gesloten positie van de tipafdichting (10) waarbij schuim niet verdeelbaar is. Het proximale uiteinde (102a) van het kapdeel (102) omvat een afsluitelement (1021) om het proximale uiteinde (101a) van het kerndeel af te sluiten en een veelvoud verdeelopeningen (1023) aangebracht rond de omtrek van het proximale uiteinde (102a) van het kapdeel (102) om verdeling van schuim mogelijk te maken. Het afsluitelement (1021) en de verdeelopeningen (1023) moeten daarbij dus op zo een manier zijn aangebracht dat in wezen geen omgevingslucht in het proximale uiteinde (101 a) van het kerndeel (101) kan binnendringen wanneer de tipafdichting (10) zich in de gesloten positie bevindt, maar moet toelaten dat schuim wordt verdeeld doorheen de verdeelopeningen (1023) wanneer de tipafdichting (10) zich in de open positie bevindt. Daarom, zoals kan worden gezien in figuur 2b, is het afsluitelement bij voorkeur uitgevoerd in de vorm van een centraal gepositioneerde naar binnen uitstekende afdichtkap (1021) die zich gedeeltelijk uitstrekt in het kerndeel (101) wanneer de tipafdichting (10) zich in de gesloten positie bevindt, en zoals ook kan worden gezien in figuren 3c, 4c, 5c en 6c zijn de verdeelopeningen (1023) aangebracht boven de afdichtkap (1021), door dewelke in hoofdzaak geen omgevingslucht kan doordringen in het proximale uiteinde (101a) van het kerndeel (101) via deze verdeelopeningen (1023) wanneer de tipafdichting (10) zich in de gesloten positie bevindt.

[62] Om het proximale uiteinde (101b) van het kerndeel (101) nog beter af te sluiten van omgevingslucht, omvat het afsluitelement (1021) één of meerdere afdichtingselementen, in de uitvoeringsvormen zoals getoond in figuren 2b, 4c, 5c en 6c, in de vorm van afdichtranden (10211) die zich ten minste gedeeltelijk, en in deze uitvoeringsvormen volledig, uitstrekken rond de omtrek van het afsluitelement (1021). In de eerste uitvoeringsvorm van een tipafdichting (10) volgens de uitvinding (zie figuren 2b en 4c), heeft het afsluitelement (1021) drie dergelijke afdichtranden (10211), terwijl de derde en vierde uitvoeringsvorm van een tipafdichting (10) volgens de uitvinding (zie figuren 5c en 6c) twee dergelijke afdichtranden (10211) hebben.

[63] Om in staat te zijn de beweging van het kapdeel (102) ten opzichte van het kerndeel (101) in een richting naar het proximale uiteinde (101a) van het kerndeel (101) te stoppen zodat het kapdeel (102) niet kan worden afgescheiden van het kerndeel (101), nabij het proximale uiteinde (101a) van het kerndeel (101), wordt het kerndeel (101) voorzien van een eerste stopdeel (1012) en wordt het kapdeel (102) voorzien van een tweede stopdeel (1022), deze stopdelen (1012, 1022) zijnde ontworpen om samen te werken. Zoals kan worden gezien in figuur 2a, heeft het kerndeel (101) bij voorkeur een eerste stoprand (1012) aan zijn proximale uiteinde (101a) dat zich ten minste gedeeltelijk, en in deze uitvoeringsvorm volledig, uitstrekt op het buitenoppervlak van het kerndeel (101) rond de omtrek daarvan, en heeft het kapdeel (102) bij voorkeur een tweede stoprand (1022) dat zich ten minste gedeeltelijk, en in deze uitvoeringsvorm volledig, uitstrekt op het binnenoppervlak van het kapdeel (102) rond de omtrek daarvan. De tweede stoprand (1022) is daarbij ontworpen om tegen de eerste stoprand (1012) te raken, maar kan niet voorbij deze eerste stoprand (1012) geraken wanneer een normale trekkracht wordt uitgeoefend op het kapdeel (102).

[64] Bovendien, om onopzettelijke of ongewenste beweging van het kapdeel (102) ten opzichte van het kerndeel (101) in een richting naar het distale uiteinde (101b) van het kerndeel (101) te vermijden, omvat het kerndeel (101) een eerste bewegingsbeperkend deel (1013) en omvat het kapdeel een tweede bewegingsbeperkend deel (1022) die zijn ontworpen om op zo een manier samen te werken dat het kapdeel (102) alleen kan bewegen ten opzichte van het kerndeel (101) in een richting naar het distale uiteinde (101b) van het kerndeel (101) wanneer een bepaalde minimale vereiste kracht wordt uitgeoefend op het kapdeel (102). Meer specifiek, zoals kan worden gezien in figuren 2a en 2b, in deze uitvoeringsvorm, omvat het kerndeel (101) een eerste bewegingsbeperkende rand (1013) als het eerste stopdeel en omvat kapdeel (102) een tweede bewegingsbeperkende rand, hier de tweede stoprand (1022) zoals hierboven vermeld, als het tweede bewegingsbeperkende deel. De eerste bewegingsbeperkende rand (1013) strekt zich ten minste gedeeltelijk, en in deze uitvoeringsvorm volledig, uit rond de omtrek van het kerndeel (101), en is geconfigureerd zodat een kracht moet worden uitgeoefend op het kapdeel (102) om de eerste bewegingsbeperkende rand (1013) over de tweede stop / bewegingsbeperkende rand (1022) te bewegen.

[65] Zoals kan worden gezien in figuren 2a en 2b, tussen de eerste stoprand (1012) en de eerste bewegingsbeperkende rand (1013) van het kerndeel (101), is een groef (1014) aangebracht die zich ten minste gedeeltelijk, en in deze uitvoeringsvorm volledig, rond de omtrek van het kerndeel (101) uitstrekt. De tweede stop / bewegingsbeperkende rand (1022) is daarbij geconfigureerd om in deze groef (1014) te passen.

[66] Zoals afgebeeld in de figuren 2a & 2b, 3a - 3c, 4a - 4c, 5a - 5c en 6a - 6c, zijn verschillende configuraties van de verdeelopeningen (1023) met betrekking tot de afdichtkap (1021) mogelijk.

[67] In figuren 3a - 3c is een veelvoud, in deze uitvoeringsvorm 7, ronde openingen aangebracht rondom de buitenste omtrek van het proximale uiteinde (102a) van het kapdeel (102) en rondom de afdichtkap (1021).

[68] In figuren 4a - 4c is een veelvoud, in deze uitvoeringsvorm 3, driehoekige openingen (1023) voorzien die zich direct rondom de afdichtkap (1021) uitstrekken.

[69] In figuren 5a - 5c is een veelvoud, in deze uitvoeringsvorm 4, vierkante openingen (1023) voorzien die zich direct rondom de afdichtkap (1021) uitstrekken.

[70] In figuren 6a - 6c is een veelvoud, in deze uitvoeringsvorm 3, langwerpige openingen (1023) aangebracht rondom de buitenste omtrek van het proximale uiteinde (102a) van het kapdeel (102) en rondom de afdichtkap (1021).

[71] Hoewel de onderhavige uitvinding werd geïllustreerd aan de hand van specifieke uitvoeringsvormen, zal het voor de vakman duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de details van de voorgaande illustratieve uitvoeringsvormen, en dat de onderhavige uitvinding kan worden uitgevoerd met verschillende wijzigingen en aanpassingen zonder daarbij het toepassingsgebied van de uitvinding te verlaten. De onderhavige uitvoeringsvormen moeten daarom op alle vlakken worden beschouwd als illustratief en niet restrictief, waarbij het toepassingsgebied van de uitvinding wordt beschreven door de bijgevoegde conclusies en niet door de voorgaande beschrijving, en alle wijzigingen die binnen de betekenis en de reikwijdte van de conclusies vallen, zijn hier derhalve mee opgenomen. Er wordt met andere woorden van uitgegaan dat hieronder alle wijzigingen, variaties of equivalenten vallen die binnen het toepassingsgebied van de onderliggende basisprincipes vallen en waarvan de essentiële attributen worden geclaimd in deze octrooiaanvraag. Bovendien zal de lezer van deze octrooiaanvraag begrijpen dat de woorden "omvattende" of "omvatten" andere elementen of stappen niet uitsluiten, dat het woord "een" geen meervoud uitsluit, en dat een enkelvoudig element, zoals een computersysteem, een processor of een andere geïntegreerde eenheid de functies van verschillende hulpmiddelen kunnen vervullen die in de conclusies worden vermeld. Eventuele verwijzingen in de conclusies mogen niet worden opgevat als een beperking van de conclusies in kwestie. De termen "eerste", "tweede", "derde", "a", "b", "c" en dergelijke, wanneer gebruikt in de beschrijving of in de conclusies, worden gebruikt om het onderscheid te maken tussen soortgelijke elementen of stappen en beschrijven niet noodzakelijk een opeenvolgende of chronologische volgorde. Op dezelfde manier worden de termen "bovenkant", "onderkant", "over", "onder" en dergelijke gebruikt ten behoeve van de beschrijving en verwijzen ze niet noodzakelijk naar relatieve posities. Het moet worden begrepen dat die termen onderling verwisselbaar zijn onder de juiste omstandigheden en dat uitvoeringsvormen van de uitvinding in staat zijn om te functioneren volgens de onderhavige uitvinding in andere volgordes of oriëntaties dan hierboven beschreven of geïllustreerd.

Claims (15)

1. Tipafdichting (10) voor een adapter (1) die is geconfigureerd om te worden verbonden met een onder druk staande verdeelcontainer omvattende een viskeuze schuimbare oplossing die wordt omgezet in schuim wanneer ze genoemde container verlaat, waarbij genoemde adapter (1) een geleidingsbuis (11) omvat die aan haar proximale uiteinde (11a) verbonden is met genoemde container en aan haar distale uiteinde (11b) verbonden is met genoemde tipafdichting (10), en die is aangepast om genoemd schuim te transporteren naar genoemde tipafdichting (10), en waarbij genoemde tipafdichting (10) is aangepast om genoemd schuim te verdelen en - een kerndeel (101) omvattende een ten minste gedeeltelijk open proximaal uiteinde (101a) en een ten minste gedeeltelijk open distaai uiteinde (101b), waarbij genoemd distaai uiteinde (101b) van genoemd kerndeel (101) is aangepast om te worden ingebracht in genoemde geleidingsbuis (11); en - een kapdeel (102) dat beweegbaar is verbonden met genoemd kerndeel (101) aan genoemd proximaal uiteinde (101a) van genoemd kerndeel (101) tussen een open positie van genoemde tipafdichting (10) waarbij genoemd schuim verdeelbaar is en een gesloten positie van genoemde tipafdichting (10) waarbij genoemd schuim niet verdeelbaar is, en omvattende ten minste één verdeelopening om genoemd schuim te verdelen; omvat, MET HET KENMERK DAT genoemd kapdeel (102) een afsluitelement (1021) omvat dat is aangepast om genoemd ten minste gedeeltelijk open proximaal uiteinde (101a) van genoemd kerndeel (101) in genoemde gesloten positie van genoemde tipafdichting (10) af te sluiten.

2. Tipafdichting (10) volgens conclusie 1, MET HET KENMERK DAT genoemd afsluitelement is gevormd als een naar binnen uitstekende afdichtkap (1021) die zich ten minste gedeeltelijk uitstrekt binnen genoemd kerndeel (101) wanneer genoemde tipafdichting (10) zich in de gesloten positie bevindt.

3. Tipafdichting (10) volgens conclusies 1 of 2, MET HET KENMERK DAT genoemd kerndeel (101) ten minste een eerste stopdeel (1012) omvat en genoemd kapdeel (102) ten minste een tweede stopdeel (1022) omvat, waarbij genoemd eerste en tweede stopdeel (1012, 1022) ontworpen zijn om op zo een manier samen te werken dat ze de beweging van genoemd kapdeel (102) ten opzichte van genoemd kerndeel (101) in een richting naar genoemd proximaal uiteinde (101a) van genoemd kerndeel (101) kunnen stoppen.

4. Tipafdichting (10) volgens conclusie 3, MET HET KENMERK DAT genoemd eerste stopdeel (1012) zich nabij genoemd proximaal uiteinde (101a) van genoemd kerndeel (101) bevindt.

5. Tipafdichting (10) volgens conclusie 3 of 4 MET HET KENMERK DAT genoemd eerste stopdeel een eerste stoprand (1012) omvat en genoemd tweede stopdeel een tweede stoprand (1022) omvat, waarbij genoemde eerste en tweede stopranden (1012, 1022) zich uitstrekken rondom ten minste een deel van de omtrek van genoemd kerndeel (101), respectievelijk genoemd kapdeel (102), en genoemde tweede stoprand (1022) is ontworpen om tegen genoemde eerste stoprand (1012) te raken.

6. Tipafdichting (10) volgens één van de conclusies 1 tot en met 5, MET HET KENMERK DAT genoemd kerndeel (101) ten minste een eerste bewegingsbeperkend deel (1013) omvat en genoemd kapdeel (102) ten minste een tweede bewegingsbeperkend deel (1022) omvat, waarbij genoemde eerste en tweede bewegingsbeperkende delen (1013, 1022) zijn ontworpen om op zo een manier samen te werken dat genoemd kapdeel (102) alleen kan worden bewogen ten opzichte van genoemd kerndeel (101) in een richting naar genoemd distaai uiteinde (101b) van genoemd kerndeel (101) wanneer een minimaal vereiste kracht wordt uitgeoefend op genoemd kapdeel (102).

7. Tipafdichting (10) volgens conclusie 6, MET HET KENMERK DAT genoemd kerndeel (101) een eerste bewegingsbeperkende rand (1013) omvat en genoemd kapdeel (102) een tweede bewegingsbeperkende rand (1022) omvat, waarbij genoemde eerste en tweede bewegingsbeperkende randen (1013, 1022) zich uitstrekken rondom ten minste een deel van de omtrek van genoemd kerndeel (101), respectievelijk genoemd kapdeel (102), waarbij genoemde eerste en tweede bewegingsbeperkende randen (1013, 1022) zo zijn geconfigureerd dat beweging van genoemd kapdeel (102) ten opzichte van genoemd kerndeel (101) in een richting naar genoemd distaai uiteinde (101b) van genoemd kerndeel (101) alleen mogelijk is wanneer op genoemd kapdeel een kracht wordt uitgeoefend (102) die groot genoeg is om genoemde tweede bewegingsbeperkende rand (1022) over genoemde eerste bewegingsbeperkende rand (1013) te bewegen.

8. Tipafdichting (10) volgens één van de conclusies 5 tot en met 7, MET HET KENMERK DAT genoemde tweede bewegingsbeperkende rand en genoemde tweede stoprand dezelfde rand (1022) zijn.

9. Tipafdichting (10) volgens conclusie 8, MET HET KENMERK DAT tussen genoemde eerste stoprand (1012) en genoemde eerste bewegingsbeperkende rand (1013) van genoemd kerndeel (101) een groef (1014) is aangebracht die zich uitstrekt rondom ten minste een deel van de omtrek van genoemd kerndeel (101), en dat genoemde rand (1022) is geconfigureerd om in genoemde groef (1014) te klikken.

10. Tipafdichting (10) volgens één van de conclusies 1 tot en met 9, MET HET KENMERK DAT genoemd kapdeel (102) een proximaal uiteinde (102a) en een distaai uiteinde (102b) omvat, en dat genoemd kapdeel (102) aan genoemd proximaal uiteinde (102a) twee of meer verdeelopeningen (1023) omvat die zijn aangebracht om genoemd schuim te verdelen.

11. Tipafdichting (10) volgens één van de conclusies 1 tot en met 10, MET HET KENMERK DAT genoemd afsluitelement (1021) één of meer afdichtingselementen (10211) omvat die zijn aangepast om genoemd proximaal uiteinde (101a) van genoemd kerndeel (101) af te sluiten.

12. Tipafdichting (10) volgens conclusie 11, MET HET KENMERK DAT genoemde afdichtingselementen één of meer afdichtranden (10211) omvatten die zich rondom ten minste een deel van de omtrek van genoemd afsluitelement (1021) uitstrekken.

13. Tipafdichting (10) volgens één van de conclusies 1 tot en met 12, MET HET KENMERK DAT genoemd kapdeel (102) een geribbeld buitenoppervlak heeft.

14. Tipafdichting (10) volgens één van de voorgaande conclusies, MET HET KENMERK DAT genoemd schuim polyurethaanschuim is, en dat genoemd kerndeel en genoemd kapdeel (101, 102) vervaardigd zijn uit polyolefinen.

15. Adapter (1) die is geconfigureerd om te worden verbonden met een onder druk staande verdeelcontainer omvattende een viskeuze schuimbare oplossing; en een ventiel dat is aangepast om genoemde viskeuze schuimbare oplossing om te zetten in schuim, waarbij genoemde adapter (1 ) een hendeldeel (12) dat is aangepast om te worden verbonden met genoemd ventiel en dat is aangepast om genoemd ventiel in te schakelen wanneer het hendeldeel wordt bediend, en een geleidingsbuis (11) die aan haar distale uiteinde (11b) is verbonden met genoemd hendeldeel (12), omvat, MET HET KENMERK DAT genoemde geleidingsbuis (11) aan haar proximale uiteinde (11a) daarvan wordt voorzien van een tipafdichting (10) volgens één van de voorgaande conclusies.