BE1019971A3 - Labeler voor agrarische balenpers. - Google Patents

Abstract

Een label-opstelling (117) die een labeler (104) omvat voor het aanbrengen van labels (108) aan een lintvormig object (102) voor het afbinden van een baal (103) van landbouwgewas. De labeler omvat een ingangspoort (115) voor het ontvangen van het lintvormig object en een uitgangspoort (116) voor het evacueren van het lintvormig object, en tenminste één houd element (120) voor het aanspannen van het lintvormig object.

Description

Labeler voor agrarische balenpers Toepassingsgebied van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het gebied van verwerking en opslag van landbouwgewassen. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze en een inrichting voor identificatie labeling van balen van landbouwgewassen.

Achtergrond van de uitvinding

Een agrarische balenpers is een getrokken machine, typisch gesleept achter landbouwvoertuigen zoals tractoren, gebruikt in de landbouw met het oog op het vormen van balen van landbouwgewassen, zoals stro, hooi, kuilvoer of andere biomassa, die tijdens oogsten of maaien geproduceerd worden. Een balenpers omvat doorgaans een toevoer via dewelke de biomassa in een balenkamer wordt ingebracht. In de balenkamer wordt de biomassa in het algemeen samengedrukt of anders behandeld om balen te vormen. De afgewerkte balen worden met touw of een ander lintvormig object gebonden of worden op een andere manier verpakt om hen zelfdragend te maken. De balen worden vervolgens uitgeworpen door middel van een afvoer mechanisme. Geïntegreerde bevestiging van labels aan afgewerkte balen wordt beschouwd als een nuttige functie voor een balenpers, omdat op die manier bijvoorbeeld een baal identificatie en/of een registratie van baal eigenschappen kunnen worden meegegeven, zoals samenstelling, gewicht, dichtheid en/of vochtigheidsgraad.

US7,717,149 beschrijft een apparaat om een van hechtmiddel voorzien label aan te brengen rond een bewegend lintvormig object zoals touw voor het binden van balen. Dit apparaat automatiseert het anders handmatig proces van het aanbrengen van labels aan balen, en kan werken op basis van een continue stroom terwijl de balen door de agrarische balenpers bewegen. Echter, de aanwezigheid van los afvalmateriaal in de balenpers omgeving en speling op het touw kunnen interfereren met de mechanische werking van een dergelijk toestel voor labelen.

Samenvatting van de uitvinding

Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om efficiënte middelen en werkwijzen te voorzien voor het bevestigen van labels aan lintvormige objecten gebruikt voor het verpakken van balen van landbouwgewassen.

Bovengenoemde doelstelling wordt bereikt door een werkwijze en een inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

In een eerste aspect voorziet de onderhavige uitvinding in een label-opstelling die een labeler omvat voor het aanbrengen van labels op een lintvormig object dat een baal van landbouwgewas bindt. De labeler heeft een ingangspoort om het lintvormig object te ontvangen en een uitgangspoort om het lintvormig object te evacueren. De label-opstelling omvat verder tenminste één houd element voor het behouden van de spanning op het lintvormig object. Door het lintvormig object aan te spannen kunnen problemen met de labeler door speling op het lintvormig object verminderd of zelfs helemaal verwijderd worden.

In een label-opstelling volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan het tenminste één houd element onmiddellijk voor de ingangspoort geplaatst zijn en/of onmiddellijk na de uitgangspoort van de labeler. Een houd element voor en na de labeler helpt het lintvormig object te dwingen in de labeler binnen te gaan, eerder dan ergens in de omgeving van de labeler vast te komen zitten. Hoe dichter de houd elementen en bij de labeler geplaatst zijn, des te beter het effect.

Een label-opstelling volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan tenminste één hijsorgaan omvatten om het lintvormig object te verplaatsen tussen een initiële positie dicht bij een baal van landbouwgewas en een verhoogde positie verder weg van de baal. Het houd element kan aangepast zijn om het lintvormig object aan te spannen tijdens het verplaatsen van het lintvormig object van de initiële positie naar de verhoogde positie.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan het tenminste één houd element zijn aangepast om een remkracht uit te oefenen op het lintvormig object.

In overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan tenminste één van het tenminste één houd element een veer omvatten. In bijzondere uitvoeringsvormen kan tenminste één van de tenminste één houd element en een veer omvatten die bestaat uit een strip die in een boog gebogen is. Deze uitvoeringsvorm is eenvoudig te implementeren. De in een boog gebogen strip past door de buiging een automatische veerkracht toe. Hij is gemakkelijk schoon te maken en, eigen aan zijn vorm, voorkomt of vermindert hij opstapeling van afvalmateriaal.

Een label-opstelling volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan een verdeler omvatten om labels te verdelen en een paar hechtelementen waartussen een verdeeld label wordt gevouwen voor bevestiging aan een lintvormig object. Een dergelijke label-opstelling biedt een eenvoudige manier voor het automatisch aanbrengen van een label aan een lintvormig object.

In een tweede aspect voorziet de onderhavige uitvinding in een agrarische balenpers die een knoper omvat om een baal van landbouwgewas te binden met behulp van een lintvormig object. De knoper is aangepast om het lintvormig object rond de baal te leiden zodat een gesloten lus gevormd wordt die de baal van landbouwgewas omgeeft. De agrarische balenpers omvat voorts een label-opstelling volgens om het even welk van de uitvoeringsvormen van het eerste aspect om labels aan het lintvormig object te hechten. Het tenminste één houd element in de label-opstelling vermindert speling op het lintvormig object wanneer het wordt opgetrokken. Dit is vooral handig wanneer het lintvormig object moet verplaatst worden tussen een paar hechtelementen zoals borstels, waar oogstmateriaal en afval zich kan verzamelen, waarbij een gemakkelijke doorgang van het lintvormig object daartussen belemmerd wordt. Indien het tenminste één houd element niet zou aanwezig zijn, dan zou het kunnen gebeuren dat het lintvormig object wordt omhoog gebracht van zijn initiële positie dicht bij de baal naar een verhoogde positie, maar, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van afval tussen de hechtelementen, dat het lintvormig object niet daadwerkelijk tussen de hechtelementen gaat.

Een balenpers volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan verder een middel omvatten voor het geleiden van de baal langs een vooraf bepaalde verplaatsingsrichting van de baal, waarbij tenminste één van het tenminste één houd element zo geplaatst is dat alle aangrijppunten op het lintvormig object van het tenminste één hijselement in verplaatsingsrichting van de baal liggen ten opzichte van het aangrijpingspunt op het lintvormig object van het genoemde houd element. Als alternatief of daar bovenop kan tenminste één van het tenminste één houd element zo geplaatst zijn dat het aangrijppunt op het lintvormig object van dit houd element in de verplaatsingsrichting van de baal ligt ten opzicht van alle aangrijpingspunten op het lintvormig object van het tenminste één hijselement.

In een balenpers volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan het ten minste één houd element aangepast zijn om een remkracht uit te oefenen.

Een balenpers volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan voorts een middel omvatten om een luchtstroom te genereren, aangesloten op een luchtstroom geleider met een uitgang voor de luchtstroom, waarbij de uitgang voor de luchtstroom zo georiënteerd is om lucht zo te blazen dat die naar het lintvormig object is gericht en/of naar het tenminste één houd element. Lucht uitblazen gericht naar het lintvormig object en/of naar het tenminste één houd element laat toe afval te verwijderen voor het lintvormig object de labeler bereikt, waardoor obstructie problemen verder verminderd worden.

In een derde aspect voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze voor het labelen van balen. De werkwijze omvat het verpakken van een baal van landbouwgewas door de baal te omcirkelen met een door een lintvormig object gevormde gesloten lus, het trekken van het lintvormig object van een initiële positie dicht bij de baal naar een verhoogde positie r verder weg van de baal, het aanspannen van het lintvormig object in de verhoogde positie door het uitoefenen op het lintvormig object van een kracht naar de baal toe, het afgeven van een label, en het terugbrengen van het lintvormig object naar de initiële positie dicht bij de baal terwijl het label stevig aan het lintvormig object wordt vastgehecht.

In een werkwijze volgens uitvoeringsvormën van de onderhavige uitvinding kan het verpakken van een baal het knopen van het lintvormig object omvatten dat de baal omcirkelt met een gesloten lus, bijvoorbeeld hetzij door middel van een enkelvoudige knoper, hetzij door middel van een dubbele knoper. Het aanspannen van het lintvormig object in de verhoogde positie kan dan worden uitgevoerd na het afknopen van het lintvormig object.

Een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan verder de stap omvatten van het toepassen van een luchtstroom naar het lintvormig object en/of naar een houd element om het lintvormig object aan te spannen in de verhoogde positie.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat eenvoudige en betrouwbare apparaten en werkwijzen voorzien zijn om een lintvormig object gebruikt voor het verpakken van balen strak te houden terwijl een label aan het lintvormig object wordt vastgemaakt.

Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de invloed van de mechanische weerstand in componenten van de labeler veroorzaakt door afval van gewasmateriaal op efficiëntie van labeling gereduceerd wordt.

Specifieke en voorkeursdragende aspecten van de uitvinding zijn opgenomen in de aangehechte onafhankelijke en afhankelijke conclusies. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen worden gecombineerd met kenmerken van de onafhankelijke conclusies en met kenmerken van andere afhankelijke conclusies zoals aangewezen en niet enkel zoals uitdrukkelijk in de conclusies naar voor gebracht.

Voor het samenvatten van de uitvinding en de bereikte voordelen ten opzichte van de stand van de techniek werden bepaalde doelstellingen en voordelen van de uitvinding hierboven beschreven. Het is uiteraard te begrijpen dat niet noodzakelijk al deze doelstellingen of voordelen kunnen bereikt worden door elke specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding. Dus, bijvoorbeeld, vakmensen zullen onderkennen dat de uitvinding kan worden belichaamd of uitgevoerd op een wijze die één voordeel of een groep van voordelen zoals hierin aangereikt bereikt of optimaliseert, zonder daarbij noodzakelijk andere doelstellingen of voordelen te bereiken die hierin kunnen aangereikt of gesuggereerd zijn.

Deze en andere aspecten van de uitvinding zullen duidelijk zijn aan de hand van en verhelderd worden met verwijzing naarde hiernavolgende beschreven uitvoeringsvormen.

Korte beschrijving van de figuren

De uitvinding zal nu verder beschreven worden, bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de aangehechte figuren, waarin: FIG. 1 een schematische, verticale doorsnede is van een typische rechthoekige balenpers; FIG. 2 schematisch een eerste baal toont die gebonden is door middel van een lintvormig object, en een tweede baal die met een lintvormig object moet gebonden worden door middel van een enkelvoudige knoper; FIG. 3 schematisch een eerste baal toont die gebonden is door middel van een lintvormig object, en een tweede baal die met een lintvormig object moet gebonden worden door middel van een dubbele knoper; FIG. 4 schematisch een baal illustreert tijdens het proces van het omcirkelen met een lintvormig object; FIG. 5 schematisch een deel van een balenpers toont die een labeler omvat en een houd element overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, waarbij een baal gedeeltelijk omgeven is door een lintvormig object; FIG. 6 een labeler en twee houd elementen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding toont, waarbij de houd element en rollen omvatten om het lintvormig object tegen de baal aan te houden; FIG. 7 een houd element overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding toont, waarbij het houd element een plaat omvat die is vastgemaakt aan een compressie spiraalveer; FIG. 8 een houd element overeenkomstig alternatieve uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding toont, waarbij het houd element een verende plaat omvat, bv. gebogen in een boog; FIG. 9 een uitvoeringsvorm van een houd element illustreert, zoals bijvoorbeeld kan worden gebruikt in de uitvoeringsvormen geïllustreerd in FIG. 6; en FIG. 10 een stroomdiagram is van een werkwijze voor het labelen van balen overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.

De figuren zijn enkel schematisch en niet limiterend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige onderdelen overdreven en niet op schaal zijn voorgesteld voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en relatieve afmetingen komen niet noodzakelijk overeen met daadwerkelijke uitvoeringen van de uitvinding.

Referentienummers in de conclusies mogen niet worden geïnterpreteerd om de beschermingsomvang te beperken.

In de verschillende figuren verwijzen dezelfde referentienummers naar dezelfde of gelijkaardige elementen.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding

De huidige uitvinding zal beschreven worden met betrekking tot bijzondere uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen, echter de uitvinding wordt daartoe niet beperkt maar is enkel beperkt door de conclusies.

Verder worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor het onderscheiden van gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een volgorde, noch in de tijd, noch spatiaal, noch in rangorde of op enige andere wijze. Het dient te worden begrepen dat de termen op die manier gebruikt onder geschikte omstandigheden verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven geschikt zijn om in andere volgorde te werken dan hierin beschreven of weergegeven.

Bovendien, de termen bovenste, onder en dergelijke in de beschrijving en de conclusies worden aangewend voor beschrijvingsdoeleinden en niet noodzakelijk om relatieve posities te beschrijven. Het dient te worden begrepen dat de termen die zo aangewend worden onder gegeven omstandigheden onderling kunnen gewisseld worden en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven ook geschikt zijn om te werken volgens andere oriëntaties dan hierin beschreven of weergegeven.

Het dient opgemerkt te worden dat de term "bevat", zoals gebruikt in de conclusies, niet als beperkt tot de erna beschreven middelen dient geïnterpreteerd te worden; deze term sluit geen andere elementen of stappen uit. Hij is zodoende te interpreteren als het specificeren van de aanwezigheid van de vermelde kenmerken, waarden, stappen of componenten waarnaar verwezen wordt, maar sluit de aanwezigheid of toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, waarden, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. Dus, de omvang van de uitdrukking "een inrichting bevattende middelen A en B" dient niet beperkt te worden tot inrichtingen die slechts uit componenten A en B bestaan. Het betekent dat met betrekking tot de huidige uitvinding, A en B de enige relevante componenten van de inrichting zijn.

Verwijzing doorheen deze specificatie naar "één uitvoeringsvorm" of "een uitvoeringsvorm" betekent dat een specifiek kenmerk, structuur of karakteristiek beschreven in verband met de uitvoeringsvorm is opgenomen in tenminste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Dus, voorkomen van de uitdrukkingen "in één uitvoeringsvorm" of "in een uitvoeringsvorm" op diverse plaatsen doorheen deze specificatie hoeven niet noodzakelijk allemaal naar dezelfde uitvoeringsvorm te refereren, maar kunnen dit wel doen. Voorts, de specifieke kenmerken, structuren of karakteristieken kunnen gecombineerd worden op eender welke geschikte manier, zoals duidelijk zou zijn voor een gemiddelde vakman op basis van deze bekendmaking, in één of meerdere uitvoeringsvormen.

Vergelijkbaar dient het geapprecieerd te worden dat in de beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen van de uitvinding verscheidene kenmerken van de uitvinding soms samen gegroepeerd worden in één enkele uitvoeringsvorm, figuur of beschrijving daarvan met als doel het stroomlijnen van de openbaarmaking en het helpen in het begrijpen van één of meerdere van de verscheidene inventieve aspecten. Deze methode van openbaarmaking dient hoe dan ook niet geïnterpreteerd te worden als een weerspiegeling van een intentie dat de uitvinding meer kenmerken vereist dan expliciet vernoemd in iedere conclusie. Eerder, zoals de volgende conclusies weerspiegelen, inventieve aspecten liggen in minder dan alle kenmerken van één enkele voorafgaande openbaar gemaakte uitvoeringsvorm. Dus, de conclusies volgend op de gedetailleerde beschrijving zijn hierbij expliciet opgenomen in deze gedetailleerde beschrijving, met iedere op zichzelf staande conclusie als een afzonderlijke uitvoeringsvorm van deze uitvinding.

Voorts, terwijl sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige, maar niet andere, in andere uitvoeringsvormen inbegrepen kenmerken bevatten, zijn combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld als gelegen binnen de reikwijdte van de uitvinding, en vormen deze verschillende uitvoeringsvormen, zoals zou begrepen worden door de vakman. Bijvoorbeeld, in de volgende conclusies kunnen eender welke van de beschreven uitvoeringsvormen gebruikt worden in eender welke combinatie.

In de hier voorziene beschrijving worden talrijke specifieke details naar voren gebracht. Het is hoe dan ook te begrijpen dat uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen uitgevoerd worden zonder deze specifieke details. In andere gevallen zijn welgekende werkwijzen, structuren en technieken niet in detail getoond om deze beschrijving helder te houden.

Waar in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt verwezen naar knopers, wordt verwezen naar elke knoopinrichting aangepast voor processen bij het balenpersen, d.i. voor gebruik in agrarische balenpersen. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot hulpimiddelen voor het knopen, ineenstrengelen, nieten of krimpen van geschikte lintvormige materialen. Verschillende soorten knopers bestaan, zoals bijvoorbeeld enkele knopers of dubbele knopers. Een enkele knoper, zoals geïllustreerd in FIG. 2, is aangepast voor het maken van een enkele knoop in elke lus van lintvormig object dat een baal omgeeft. Het lintvormig object wordt tussen de dicht bij elkaar liggende uiteinden van een vorige baal en de huidig gevormde getrokken om zo geleidelijk het materiaal in de lus langer te maken tot de baal die gevormd wordt zijn vooraf bepaalde grootte bereikt, op welk punt de tegenoverliggende uiteinden van de lus samengebonden worden waardoor de baal stevig gebonden wordt. De noodzaak om het lintvormig object op deze manier tussen de tegen elkaar liggende balen te trekken ontstaat omdat elk lintvormig object één uiteinde heeft dat vastgehouden wordt door het knoper mechanisme, terwijl de rest van het lintvormig object door de balenkamer gedrapeerd wordt. Naarmate de groeiende baal door de kamer wordt geduwd, duwt die tegen het lintvormig object dat door de balenkamer gedrapeerd is en, doordat één einde verankerd is aan een houder voor het lintvormig object, moet het lintvormig object tussen de balen getrokken worden door het haak mechanisme om de lengte van het lintvormig object te verlengen langs die kant van het haak mechanisme dat langs de kant van het haak mechanisme gelegen is. Een dubbele knoper, zoals geïllustreerd in FIG. 3 is aangepast om twee knopen te maken in elke lus. Twee lengtes van het lintvormig object afkomstig van twee aanvoerrollen worden bij het begin van de vorming van een baal aan elkaar geknoopt. Naarmate de afmeting van de baal toeneemt wordt meer lintvormig object van de aanvoerrollen getrokken, maar geen enkele lengte van het lintvormig object moet over het oppervlak van de baal glijden. Aan het einde van de baalvormingscyclus worden twee knopen gevormd in de twee lintvormige objecten, de eerste om een vervolledigde baal af te knopen, en de volgende om de volgende baal te starten. Een bijzondere uitvoeringsvorm van een knoper is beschreven in EP2108247.

Waar in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt verwezen naar landbouw balenpersen, wordt verwezen naar machines voor het vormen van balen van landbouwgewassen, zoals machines voor het vormen van rechthoekige balen door middel van elk geschikt middel, bv. plunjers, of voor het vormen van cilindrische balen, bv. door wikkelen en samendrukken.

Waar in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt verwezen naar gewasmateriaal, wordt verwezen naar elk geschikt type biomassa dat kan geoogst worden en verpakt in balen, zoals bijvoorbeeld hooi, kuilgras, stro of andere.

In een eerste aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een label-opstelling van een agrarische balenpers. Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen gebruikt worden om een label aan te brengen, bijvoorbeeld een zelfklevend label, zoals bv. een radiofrequent identificatie (RFID) label met een zelfklevende coating aan de achterzijde, rond een bewegend lintvormig object, bijvoorbeeld een draad, koord, lint, touw, banden of bindgaren, gebruikt voor het verpakken van een baal van landbouwgewassen zoals hooi, stro, kuilvoer, katoen of andere biomassa. Het is een voordeel van een label-opstelling volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het labels kan aanbrengen, bv. RFID labels, aan een lintvormig object om een baal te binden, welke labels informatie kunnen bevatten betreffende de baal waaraan een label wordt aangebracht. Dergelijke informatie kan bv. baal dichtheidsinformatie omvatten, vochtgehalte van de baal, lengte van de baal, enz.

Verwijzend naar de tekeningen toont FIG. 1 een agrarische balenpers 100 volgens de stand van de techniek, die een chassis 12 omvat dat aan zijn voorzijde is uitgerust met een naar voor gericht dissel 14 met koppelingsmiddelen (niet voorgesteld) om de balenpers 100 aan een trekker te koppelen. Een opname-inrichting 13 heft gewaszwaden op van het veld terwijl de balenpers 100 daarover beweegt en deponeert dat materiaal in de voorkant van een naar achter en omhoog gekromd ladingvormend aanvoerwalskanaal 15. Het kanaal 15 communiceert aan de bovenzijde met een erboven voor- en achterwaarts uitstrekkende balenkamer 16 waarin ladingen van gewassen worden geladen door een cyclisch opererend vulkettingmechanisme 17. Een continu opererend aandrukmechanisme 19 onderaan de voorkant van het aanvoerwalskanaal 15 levert continu materiaal aan en drukt het continu samen in het kanaal 15 om zo ladingen van gewassen de interne configuratie van het kanaal 15 te laten aannemen voorafgaand aan de periodieke activatie van de vulketting 17 en insertie in de balenkamer 16. Het aanvoerwalskanaal 15 kan uitgerust zijn met middelen (niet getoond) om te bepalen of een volledige lading zich hierin gevormd heeft en om in reactie hierop het vulkettingmechanisme 17 te activeren. Iedere actie van het vulkettingmechanisme 17 introduceert een lading of vlok ("flake") van gewassen van het kanaal 15 in de kamer 16.

Een plunjer 62 beweegt in een voor- en achterwaartse richting binnen de balenkamer 16. De via het aanvoerwalskanaal 15 aangevoerde biomassa wordt daarbij verkleind, bv. samen gedrukt of anders behandeld, zodat balen worden gevormd bij de hierboven beschreven werking van de agrarische balenpers 100. Rechthoekige balen worden gevormd. De afgewerkte balen worden gebonden met touw of een gelijkaardig lintvormig object om hen zelfdragend te maken, bijvoorbeeld voor transport en opslag. Eens ingebonden worden de balen uitgeworpen vanuit de achterkant van de balenkamer 16 op een uitloop onder de vorm van een goot, algemeen aangeduid met 20.

Voor het afbinden van de balen is op de balenpers 100 tenminste één knoper 101 voorzien voor het automatisch afbinden van balen van gewasmateriaal, in meer detail geïllustreerd in FIG. 2, FIG. 3 en FIG. 4, waarbij de knopers 101 elk een lintvormig object 102 rond een baal 103 leiden en een gesloten lus maken in het lintvormig object 102 dat de baal 103 omgeeft, bijvoorbeeld door knopen, nieten of krimpen. Overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding (niet afgebeeld in de tekeningen) kan een knopersysteem voorzien zijn dat meerdere knopers 101 omvat die in wezen gelijktijdig werken, zodat een baal 103 wordt afgeknoopt met meerdere lintvormige objecten 102. Alleen ter illustratie zijn in FIG. 2 twee balen 103 voorgesteld, waarvan één reeds is verpakt en een andere verpakt wordt, met een afstand er tussenin. In werkelijkheid zullen beide balen 103 tegen elkaar duwen, dus de afstand zal niet aanwezig zijn. Het lintvormig object 102 wordt tussen beide balen 103 in getrokken.

Een knoper 101 kan worden geïmplementeerd zoals gekend, en kan bijvoorbeeld tenminste één bron van lintvormig object 102 omvatten, bv. tenminste één aanvoerrol 110 voortouw, een houder 111 voor lintvormig object, om één uiteinde van het lintvormig object 102 vast te houden, een snijder 114 om het lintvormig object door te snijden en een haak mechanisme 113, bijvoorbeeld uitgevoerd als een heen-en-weer gaand inzetstuk, ook naald genoemd, om een ander stuk, bv. uiteinde, van het lintvormig object 102 te brengen naar het uiteinde dat door de houder 111 wordt vastgehouden, om het lintvormig object 102 aan zichzelf vast te maken om een lus te vormen. Zoals geïllustreerd in FIG. 1 is de naald 113 op het chassis 12 van de balenpers gemonteerd, en kan die, indien daartoe aangedreven, heen en weer geslingerd worden doorheen de balenkamer 16. De naald 113 heeft een "thuis" of ruststand volledig onder de balenkamer 16, en een "volledige uitslag" stand volledig uitgeschoven doorheen de balenkamer 16. In de top van de naald 113 kan een oogje voorzien zijn om het lintvormig object 102 vast te houden.

Het in FIG. 2 en FIG. 4 als illustratieve uitvoeringsvorm geïllustreerde knoper systeem heeft één enkel lintvormig object, bv. touw aanvoerrol 110 aan de onderzijde van het systeem. In alternatieve implementaties, in het geval van een enkele knoper, kan dergelijke aanvoerrol 110 aan de bovenzijde van het systeem voorzien zijn. In alternatieve uitvoeringsvormen, bijvoorbeeld in geval van een dubbele knoper zoals geïllustreerd in FIG. 3, kunnen aanvoerrollen 110 voorzien zijn zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde van het systeem.

In het in FIG. 2 geïllustreerde voorbeeld houdt de houder 111 voor het lintvormig object, bv. touw, één uiteinde van het lintvormig object vast, bv. een streng touw, en het haak mechanisme 113 trekt deze streng tussen de naburige uiteinden van een vorige baal en de baal die wordt verpakt. Naarmate de baal 103 die wordt verpakt in verplaatsingsrichting 130 van de baal wordt verder geduwd, bijvoorbeeld door een balenkamer 16 van de balenpers 100 of langs een uitvoer aan de uitgangskant van een dergelijke kamer 16, duwt deze tegen de streng touw die wordt vastgehouden tussen de houder 111 voor het lintvormig object en het haak mechanisme 113, waardoor het lintvormig object langer wordt gemaakt, bijvoorbeeld door het af te rollen van de toevoerrol 110, zoals geïllustreerd in FIG. 4.

Wanneer het einde wordt bereikt van de baal 103 die wordt verpakt, zoals geïllustreerd in FIG. 4, trekt het haak mechanisme 113 de streng terug naar de houder 111 voor het lintvormig object langs het aangrenzende uiteinde van de baal 103, bijvoorbeeld door de naald 113 door de balenkamer 116 te slingeren. De naald 113 neemt het lintvormig object 102 mee naar ofwel het andere uiteinde van het lintvormig object (enkelvoudige knoper), of naar een ander stuk van het lintvormig object 102 (dubbele knoper). Eén knoop 118 (enkelvoudige knoper) of twee opeenvolgende knopen 118 (dubbele knoper) kunnen gemaakt worden, bv. met behulp van een knoper mechanisme dat beide eindjes van de streng samenknoopt, waarna het lintvormig object 102 kan doorgesneden worden door middel van een snijder 114, ofwel na de enkele knoop 118, of tussen de twee knopen 118 in.

De knoper 101 geïllustreerd in FIG. 2 en FIG. 3 is een knoper die een enkele lus van lintvormig materiaal vormt. Ook meer complexe knoper configuraties zijn bekend in de stand van de techniek, waarbij bijvoorbeeld meerdere strengen lintvormig object naast elkaar worden aangebracht, of waarbij bindmateriaal wordt in elkaar gekrompen in plaats van touw.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, geïllustreerd in FIG. 5, is een label-opstelling 117 voorzien, om een label 108, bijvoorbeeld een label met een zelfklevende coating aan de achterzijde, rond het lintvormig object 102 aan te brengen terwijl het lintvormig object onder en door een labeler 104 beweegt. Een label-opstelling 117 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat een labeler 104 en een houd element 120. De labeler 104 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat een verdeler 105 om labels 108 af te geven, en een paar hechtelementen 106 om de labels 108 aan het lintvormig object 102 vast te maken en tenminste één hijselement 107 om het lintvormig object 102 vast te nemen en op te hijsen teneinde er een label 108 aan te bevestigen. Deze labeler 104 kan bijvoorbeeld een apparaat zijn zoals beschreven in US7,717,149. De labeler 104 omvat een ingangspoort 115 om het lintvormig object 102 te ontvangen, en een uitgangspoort 116 om het lintvormig object 102 de labeler 104 te laten verlaten. Het tenminste één hijselement 107, bijvoorbeeld één of meer hijshaken, bv. een paar hijshaken aan beide zijden van het paar hechtelementen 106 in verplaatsingsrichting 103 van de baal, tilt het lintvormig object 102 binnen de labeler 104 van een initiële positie dicht bij de baal 103, bijvoorbeeld onder het paar hechtelementen 106, waar het lintvormig object 102 kan ondersteund zijn door de baal 103, naar een verhoogde positie 112 verder weg van de baal 103, bijvoorbeeld boven de hechtelementen 106 en grenzend aan de verdeler 105, d.i. zo dat het lintvormig object 102 in de verhoogde positie dicht genoeg is bij een label 108 dat door de verdeler 105 wordt afgegeven, om het vastmaken van het label 108 aan het lintvormig object 102 door de hechtelementen 106 toe te laten.

In gebruik levert de verdeler 105 ter hoogte van een verdeel gebied 109 labels 108, bijvoorbeeld boven de hechtelementen 106 en onder het lintvormig object 102 in zijn verhoogde positie 112. De verdeler 105 kan bijvoorbeeld een toevoerrol omvatten die een reeks labels draagt die tijdelijk zijn vastgekleefd op een continue rol met een gecoate drager, een opneem rol die mechanisch wordt aangedreven om te trekken aan de drager met de vastgekleefde labels op de toevoerrol, een geleiderrol om de drager onder een scherpe hoek te buigen om het losmaken van de labels 108 van de drager te bewerkstelligen, waarbij de onthechting bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door een grotere stijfheid van de labels 108 ten opzichte van de drager, en eventueel een geleider element om de losgemaakte labels 108 naar het verdeel gebied 109 te begeleiden tussen het lintvormig object 102 in zijn verhoogde positie 112 en de hechtelementen 106. Wanneer een label 108 aan het verdeelgebied 109 wordt aangeleverd, bijvoorbeeld in de ruimte tussen het lintvormig object 102 in zijn verhoogde positie 112 en de hechtelementen 106, begeleidt het tenminste één hijselement 107 het lintvormig object 102 terug naar zijn in wezen initiële positie, bv. terug naar de initiële positie, of laat het lintvormig object daartoe los, waarbij het lintvormig object 102 bijvoorbeeld langs een pad beweegt waardoor het label 108 tussen en door het paar hechtelementen 106 trekt. De hechtelementen 106, die bijvoorbeeld een paar rollen of een paar borstels omvat, kunnen geconfigureerd zijn om een drukkracht uit te oefenen op objecten die tussen de hechtelementen 106 door bewegen, waardoor een zelfklevend label 108 er toe gebracht wordt zichzelf rond het lintvormig object 102 vast te kleven.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is er tenminste één houd element 120 voorzien om het lintvormig object 102 strak te houden terwijl het wordt gelift door het tenminste één hijselement 107. Dit kan zorgen voor een efficiënte beweging van het lintvormig object 102 naar de verhoogde positie 112 en voor voldoende spanning in het lintvormig object 102 om een passende kracht uit te oefenen, bijvoorbeeld om het label 108 door het paar hechtelementen 106 te trekken, wanneer het is losgelaten of wordt teruggebracht naar de initiële positie. Zonder een dergelijk houd element 120 zou de speling op het lintvormig object 102 veroorzaakt doordat de baal 103 in de balenkamer 16 samengedrukt wordt, en een eventuele bijkomende weerstand tussen de hechtelementen 106 bijvoorbeeld veroorzaakt door los afval dat in het milieu van de balenpers aanwezig is, de efficiënte werking van de labeler 104 kunnen aantasten. Overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is het tenminste één houd element 120 om het lintvormig object aan te spannen onmiddellijk voor de ingangspoort 115 of onmiddellijk na de uitgangspoort 116 van de labeler 104 gelegen. Met "onmiddellijk voor" en "onmiddellijk na" wordt bedoeld dat geen andere structurele elementen voor het geleiden, vasthouden of opspannen van het lintvormig object 102 voorzien zijn tussen de ingangspoort 115, resp. uitgangspoort 116, en het tenminste één houd element 120. Geen structurele elementen voor het geleiden, vasthouden of opspannen van het lintvormig object 102 zijn voorzien tussen het tenminste één houd element 120 en het hijselement 107.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan de balenpers 100 een middel omvatten om de baal 103 langs een voorafbepaalde verplaatsingsrichting 130 van de baal te geleiden, bijvoorbeeld een plunjer 62 die de baal 103 die gevormd wordt vooruit duwt, waarbij het tenminste één houd element 120 zo kan geplaatst zijn dat alle aangrijppunten van het tenminste één hijselement 107 op het lintvormig object 102 in de verplaatsingsrichting van de baal gelegen zijn ten opzichte van het aangrijpingspunt van het tenminste één houd element 120 op het lintvormig object 102. Deze configuratie is weergegeven in FIG. 5.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan de balenpers 100 een middel omvatten om de baal 103 langs een vooraf bepaalde verplaatsingsrichting 130 van de baal te geleiden, bijvoorbeeld de plunjer 62 die de baal 103 die gevormd wordt vooruit duwt, waarbij het tenminste één houd element 120 zo kan geplaatst zijn dat het aangrijpingspunt van het tenminste één houd element 12 op het lintvormig object 102 in de verplaatsingsrichting van de baal gelegen is ten opzichte van alle aangrijpingspunten van het tenminste één hijselement 107 op het lintvormig object. Deze configuratie is niet weergegeven in de figuren.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen één of meerdere houd elementen 120 geplaatst zijn, verwijzend naar de verplaatsingsrichting, voor het (de) aangrijpingspunt(en) van het tenminste één hijselement 107 op het lintvormig object 102 en één of meerdere houd elementen 120 kunnen geplaatst zijn na het (de) aangrijpingspunt(en) van het tenminste één hijselement 107 op het lintvormig object 102. Deze configuratie wordt geïllustreerd in FIG. 6, welke een uitvoeringsvorm illustreert met twee hijselementen 107, één aan de weerszijden van de labeler 104, en één houd element 120 voor en een ander houd element 120 na het aangrijpingspunt van de twee hijselementen 107 op het lintvormig object 102.

Optioneel, in uitvoeringsvormen niet geïllustreerd in de figuren, kunnen eveneens tussen aangrijpingspunten van verscheidene hijselementen 107 op het lintvormig object 102 één of meerdere houd elementen 120 voorzien worden.

De één of meerdere houd elementen 120 van een label-opstelling 117 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn aangepast om, tijdens gebruik, het lintvormig object 102 tegen de baal 103 te houden, en optioneel om een remkracht uit te oefenen op het lintvormig object 102. Als het ten minste één houd element 120 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding niet aanwezig zou zijn, zou het lintvormig object 102 kunnen opgehesen worden over een grotere afstand gezien in de lengte richting van de baal 103, zoals geïllustreerd door de stippellijnen in FIG. 6. Als gevolg van de aanwezigheid van het ten minste één houd element 120, is de afstand in de lengte richting van de baal 103 over welke het lintvormig object 102 opgeheven worden afgenomen, waardoor de kans wordt verhoogd dat het lintvormig object effectief wordt opgetrokken voorbij de hechtelementen 106 van de labeler 104, zodat een goede werking van de labeler 104 kan voorzien worden.

Het is een voordeel van een label-opstelling 117 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het de werking van de knoper 101 niet beïnvloedt. In het bijzonder het houd element 120 dat is toegevoegd aan de label-opstelling 117 in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding oefent, tijdens het knoop proces, geen kracht uit op het lintvormig object 102, wat het knoop proces zou beïnvloeden. Het label proces grijpt plaats nadat de baal 103 werd gebonden en afgeknoopt.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan het houd element 120 een veer 121 omvatten of bestaan uit een veer 121, bijvoorbeeld een drukveer zoals een spiraalveer die werkt onder druk, op zodanige wijze geconfigureerd dat een kracht uitgeoefend wordt op het lintvormig object 102, bv. een drukkracht, bijvoorbeeld normaal georiënteerd aan het oppervlak dat het lintvormig object 102 dat de baal afbindt ondersteunt. Een smalle plaat 122 kan bijvoorbeeld vastgemaakt zijn aan een drukveer 121, zoals geïllustreerd in FIG. 7, aan de zijde van de veer 121 die een kracht uitoefent op het lintvormig object 102, waardoor het onbelemmerd glijden van het lintvormig object 102 onder de plaat 122 wordt toegestaan, terwijl er weerstand optreedt tegen beweging van het lintvormig object 102 in de richting normaal op het oppervlak van de baal 103 dat het lintvormig object 102 ondersteunt. Alternatief, niet geïllustreerd in de figuren, kan het houd element 120 bijvoorbeeld een stoparm omvatten voorzien van een veerkracht voor het opnemen van speling in het lintvormig object 102 en een klem voor het grijpen van het lintvormig object 102. De klem kan bijvoorbeeld één of meerdere geleiders omvatten geschikt om het lintvormig object 102 er door te halen.

In alternatieve uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, zoals geïllustreerd in FIG. 8, kan het houd element 120 een ander type veer element dan een spiraalveer omvatten of kan het er uit bestaan, waarbij het veer element bijvoorbeeld uit een strip 123 geplooid in een boog omvat of er uit bestaat, de strip 123 bv. gevormd door een flexibele plaat van geschikt materiaal zoals bv. metaal of plastic. Een dergelijke strip 123 kan aan één eind 124 bevestigd worden onderwijl toelatend dat een baal 103 onder het andere eind 125 glijdt wanneer die in een vooraf bepaalde richting geduwd word, bv. de vooraf bepaalde verplaatsingsrichting 130. De gebogen vorm van de strip 123 staat onbelemmerde doorgang van de baal 103 toe terwijl het spanning uitoefent op het lintvormig object 102 wanneer het lintvormig object 102 wordt opgeheven door het tenminste één hijselement 107. De gebogen vorm van deze strip 123 staat ontspanning op de veerelementen toe wanneer het losse uiteinde 125 niet langer ondersteund wordt door een baal 103 en herlaadt de veer wanneer een volgende baal 103 tegen de strip 123 duwt. Het houd element 120 oefent aldus de functie van een veer uit, te wijten aan zijn configuratie en/of materiaal, zonder dat het effectief van een veer voorzien wordt.

In bijzondere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kunnen de één of meer houd elementen 120 bijvoorbeeld rollen zijn, zoals geïllustreerd in FIG. 6. Deze rollen kunnen een cilindrische vorm hebben maar om hun tegenhoudende functie beter uit te voeren, kunnen ze voorzien zijn van een groef om het lintvormig object 102 te geleiden, of kunnen ze een holle cilindrische vorm hebben, zoals bijvoorbeeld geïllustreerd in FIG. 9.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kan de balenpers 100 verder middelen omvatten voor luchtstroom generatie 131, bijvoorbeeld een vliegwiel met ventilatoren of een fles met gecomprimeerde lucht, een luchtstroom geleider 132, zoals bijvoorbeeld een flexibele plastieken buis, en een luchtstroom uitlaat 133, waarin de luchtstroom uitlaat zo georiënteerd is om lucht in de richting van het lintvormig object 102 en/of het tenminste één houd element 120 af te voeren. Zulke middelen voor luchtstroom generatie zijn enkel geïllustreerd in de uitvoeringsvorm van FIG. 5, maar het zal voor een vakman duidelijk zijn dat zulke middelen voor luchtstroom generatie eveneens bij andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen voorzien worden. Dergelijke uitvoeringsvormen die middelen voor luchtstroom generatie omvatten kunnen de ophoping van vuil verminderen, en kunnen daarom, in combinatie met een houd element 120 overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding het verslechten van de functionering van de label-opstelling 117 door dit vuil voorkomen. In bijzondere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan de gegenereerde luchtstroom continu zijn. In meer voordelige uitvoeringsvormen kan de gegenereerde luchtstroom pulserend zijn. Enkel bij wijze van voorbeeld, kan de gepulseerde luchtstroom zodanig zijn dat een puls van lucht gegenereerd wordt op regelmatige tijdsintervallen, bv. elke 30 seconden. Een pulserende luchtstroom levert betere resultaten dan een continue luchtstroom omwille van de variatie in het luchtpatroon dat gecreëerd wordt. Door een pulserende luchtstroom worden wervelingen gegenereerd, waardoor dode ruimten gelenigd of zelfs vermeden worden waar lucht stationair blijft. In bijzondere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kunnen de luchtstroom geleider 132 en luchtstroom uitlaat aangepast worden voor het oriënteren van de luchtstroom in een richting substantieel loodrechte op het lintvormig object 102, langs het oppervlak van de baal 103 en juist voor het houd element 120.

In een tweede aspect van de onderhavige uitvinding, geïllustreerd in FIG. 10, wordt een werkwijze 300 voorzien voor het labelen van balen 103 van landbouwgewassen. De genoemde werkwijze omvat de stappen van - het verpakken 301 van een baal 103 van landbouwgewassen door de baal 103 te omgeven met een gesloten lus die gevormd is door een lintvormig object 102, bv. door de baal te omwikkelen met touw door gebruik te maken van een (enkele of dubbele) knoper 101, - het optrekken 302 van het lintvormig object 102 van een initiële positie dicht bij de baal 103 naar een verhoogde positie 112 verder weg van de baal 103, bijvoorbeeld door het lintvormig object 102 op te heffen door gebruik te maken van tenminste één hijselement 107, - het aanspannen 303 van het lintvormig object 102 in de verhoogde positie, bv. door het lintvormig object 102 tegen de baal 103 te duwen door gebruik te maken van tenminste één houd element 120 zoals bijvoorbeeld een veer element, bv. omvattend of bestaand uit een drukveer 121, een flexibele strip 123 in een boog gebogen, of een rol, - het afgeven 304 van een label 108, bv. door gebruik van een label verdeler 105, en - het lintvormig object 102 terug te brengen 305 naar de initiële positie dicht bij de baal 103, onderwijl het label 108 stevig aan te brengen op het lintvormig object 102 door druk uit te oefenen op het label met behulp van hechtelementen 106.

Werkwijzen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen voorts de stap omvatten van het toevoeren van een luchtstroom in de richting van het lintvormig object 102 en/of het houd element 102 voor het aanspannen van het lintvormig object 102 in de verhoogde positie. Een dergelijke luchtstroom kan bijvoorbeeld toegevoerd worden door gebruik te maken van middelen voor luchtstroom generatie 131, zoals een fles gecomprimeerde lucht, aangesloten op een luchtstroom geleider 132, zoals een plastieken buis, met een luchtstroom uitlaat 133.

De voorgaande beschrijving geeft details van bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding. Het zal echter duidelijk zijn dat, hoe gedetailleerd het voorgaande ook blijkt in tekst, de uitvinding op vele manieren kan toegepast worden. Het moet opgemerkt worden dat het gebruik van bepaalde terminologie bij het beschrijven van bepaalde kenmerken of aspecten van de uitvinding niet moet worden opgevat te impliceren dat de terminologie hierin opnieuw wordt gedefinieerd om te worden beperkt tot specifieke kenmerken van de kenmerken of aspecten van de uitvinding waarmee deze terminologie gekoppeld is.

Claims (14)

1. Een label-opstelling (117) die een labeler (104) omvat om labels (108) aan te brengen aan een lintvormig object (102) om een baal (103) van landbouwgewas af te binden, waarbij de labeler (104) een ingangspoort (115) omvat om het lintvormig object (102) te ontvangen en een uitgangspoort (116) om het lintvormig object (102) te evacueren, daardoor gekenmerkt dat de label-opstelling (117) verder tenminste één houd element (120) omvat om het lintvormig object (102) aan te spannen.

2. Een label-opstelling (117) volgens conclusie 1, waarin het tenminste één houd element (120) onmiddellijk voor de ingangspoort (115) en/of onmiddellijk na de uitgangspoort (116) van de labeler (104) is geplaatst.

3. Een label-opstelling (117) volgens één van de vorige conclusies, waarbij de labeler (104) tenminste één hijselement (107) omvat om het lintvormig object (102) te verplaatsen tussen een initiële positie dicht bij de baal (103) van landbouwgewas en een verhoogde positie (112) verder weg van de baal (103).

4. Een label-opstelling (117) volgens conclusie 3, waarbij het houd element (120) aangepast is om het lintvormig object (102) aan te spannen terwijl het lintvormig object (102) verplaatst wordt van de initiële positie naar de verhoogde positie (112).

5. Een label-opstelling (117) volgens één van de vorige conclusies, waarin tenminste één van het tenminste één houd element (120) een veer (121,123) omvat.

6. Een label-opstelling (117) volgens conclusie 5, waarin tenminste één van het tenminste één houd element (120) een veer omvat die bestaat uit een strip (123) gebogen in een boog.

7. Een label-opstelling (117) volgens één van de voorgaande conclusies, die een verdeler (105) omvat om labels (108) te verdelen en een paar hechtelementen (106) waartussen een verdeeld label gebogen wordt teneinde het op het lintvormig object (102) aan te brengen.

8. Een agrarische balenpers (100) omvattend: - een knoper (101) om een baal (103) van landbouwgewas af te binden door middel van een lintvormig object (102), waarbij de knoper (101) aangepast is om het lintvormig object (102) rond de baal (103) te leiden om een gesloten lus te vormen om de baal (102) van landbouwgewas te omgeven, en - een label-opstelling (117) volgens één van de vorige conclusies om labels (108) aan het lintvormig object (102) vast te maken.

9. Een balenpers (100) volgens conclusie 8, die een middel omvat voor het geleiden van de baal (103) langs een vooraf bepaalde verplaatsingsrichting (130) van de baal, waarbij tenminste één van het tenminste één houd element (120) zo geplaatst is dat alle aangrijpingspunten van het tenminste één hijselement (107) op het lintvormig object (102) in de verplaatsingsrichting van de baal gelegen zijn ten opzichte van de aangrijpingspunten van het houd element (120) op het lintvormig object (102).

10. Een balenpers (100) volgens één van conclusies 8 of 9, die middelen omvat voor het geleiden van de baal (103) langs een vooraf bepaalde verplaatsingsrichting (130) van de baal, waarbij tenminste één van het tenminste één houd element (120) zo geplaatst is dat de aangrijpingspunten van het houd element (120) op het lintvormig object (102) in de verplaatsingsrichting van de baal gelegen is ten opzichte van alle aangrijpingspunten van het tenminste één hijselement (107) op het lintvormig object (102).

11. Een balenpers (100) volgens één van conclusies 10 tot 13, die verder middelen (131) voor luchtstroom generatie omvat, aangesloten op een luchtstroom geleider (132) met een luchtstroom uitlaat (132), waarbij de luchtstroom uitlaat (132) georiënteerd is om lucht uit te blazen gericht op het lintvormig object (102) en/of het tenminste één houd element (120).

12. Een werkwijze (300) voor het labelen van balen (103), omvattend: - het verpakken (301) van een baal (103) van landbouwgewassen door de baal (103) te omgeven met een gesloten lus die gevormd is door een lintvormig object (102), - het optrekken (302) van het lintvormig object (102) van een initiële positie dicht bij de baal (103) naar een verhoogde positie (112) verder weg van de baal (103), - het aanspannen (303) van het lintvormig object (102) in de verhoogde positie door op het lintvormig object (102) een kracht uit te oefenen naar de baal (103) toe, - het afgeven (304) van een label (108), en - het terugbrengen (305) van het lintvormig object (102) naar de initiële positie dicht bij de baal (103), onderwijl het label (108) stevig aanbrengend op het lintvormig object (102).

13. Een werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het verpakken (301) van een baal (103) het afknopen van het lintvormig object (102) omvat dat de baal (103) met een gesloten lus omgeeft, waarbij het aanspannen van het lintvormig object in de verhoogde positie uitgevoerd wordt na het afknopen van het lintvormig object (102).

14,- Een werkwijze volgens één van conclusies 12 of 13, die verder de stap omvat van het toevoeren van een luchtstroom in de richting van het lintvormig object (102) en/of van een houd element (120) voor het aanspannen van het lintvormig object (102) in de verhoogde positie.