BE1018348A3 - Snijkop voor het baggeren van grond en werkwijze voor het baggeren met behulp van deze snijknop. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een snijkop voor het baggeren van grond onder water. De snijkop is geschikt om te worden bevestigd aan de ladder van een snijkopzuiger en hiermee door de grond te worden bewogen in een zijwaartse zwaaibeweging. De snijkop omvat een rotatiesymmetrisch omwentelingslichaam dat rond haar omwentelingas middels aandrijfmiddelen roteerbaar is en dat langs haar omtreksoppervlak is voorzien van een aantal snijwerktuigen ter indringing in de grond, waarbij de omwentelingas van de snijkop in hoofdzaak loodrecht verloopt op de lengterichting van de ladder, en in hoofdzaak tangentieel aan de richting van de zwaaibeweging. De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het breken van grond onder water, gebruik makend van de snijkop.

Description

Snijkop voor het baggeren van grond en werkwijze voor het baggeren met behulp van deze snijkop

De uitvinding heeft betrekking op een snijkop voor het baggeren van grond onder water, welke snijkop geschikt is om te worden bevestigd aan de ladder van een snijkopzuiger en hiermee over de grond te worden bewogen in een zijwaartse zwaaibeweging.

Een dergelijke snijkop (ook wel cutter genoemd) is bijvoorbeeld bekend uit NL-A-9200368. In NL-A-9200368 wordt een snijkop beschreven in de vorm van een rotatiesymmetrisch omwentelingslichaam dat rond een omwentelingsas middels aandrijfmiddelen roteerbaar is en dat langs haar omtreksoppervlak is voorzien van een aantal snijwerktuigen ter indringing in de grond. De snijkop is op een zuigleiding aangesloten voor het afvoeren van de losgemaakte grond. Het bekende omwentelingslichaam is conisch uitgevoerd, en omvat een aantal spiraalvormige ribben, die tussen twee cirkelvormige eindvlakken verlopen. De spiraalvormige ribben zijn voorzien van snijwerktuigen. De omwentelingsas van de bekende snijkop verloopt in hoofdzaak evenwijdig met de lengterichting van de ladder waarop deze is bevestigd.

De snijkop wordt toegepast in combinatie met een snijkopzuiger (ook wel aangeduid met cutterzuiger). Een dergelijke snijkopzuiger omvat een schip dat door middel van spudpalen wordt verankerd in de grond. Door deze verankering ontstaat een middel om de tijdens het baggeren optredende, doorgaans aanzienlijke, reactiekrachten op te vangen en door te leiden naar de grond. De ladder vormt hierbij een in hoofdzaak starre verbinding tussen de snijkop en de snijkopzuiger. Om de gebaggerde grond te kunnen verwijderen wordt aan de ladder meestal een zuigleiding bevestigd die in verbinding staat met de snijkop. Bij het baggeren wordt de snijkop met ladder en zuigleiding onder een doorgaans schuine hoek onder water gelaten, totdat deze de grond raakt. De snijkop wordt vervolgens in rotatie gebracht en door de grond gesleept door de ladder met behulp van lieren alternerend van bakboordzijde naar stuurboordzijde te verhalen. Hierdoor maakt de snijkop een zijwaartse zwaaibeweging door de grond. Door de snijkop om de omwentelingsas te laten roteren slaan de snijwerktuigen met hun punten onder grote kracht in de grond, onder het gewicht van de snijkop, ladder en züigleiding. Door de repeterende hamerslagen van de elkaar opvolgende snijwerktuigen wordt de grond uiteindelijk in grote brokstukken verbrijzeld. Deze brokstukken worden opgezogen door de zuigleiding en afgevoerd. Door de snijkopzuiger telkens over een bepaalde afstand te verleggen en de bovengenoemde zwaaibeweging te herhalen kan een volledig grondoppervlak worden gebaggerd.

Om de snij werktuigen nog enigszins tegen overmatige slijtage te beschermen zijn de omwentelingssnelheden van de bekende snijkop doorgaans beperkt tot 20 à 40 toeren/minuut. Dit heeft het bezwaar dat het rendement van de baggerwerking, in het bijzonder bij (harde) gronden met een hoge UCS (‘Unconfmed Compressive Strength’), vaak onvoldoende is. Met rendement wordt in het kader van deze aanvrage bedoeld het volume grond dat per tijdseenheid en vermogenseenheid kan worden uitgebaggerd.

De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel in een snijkop voor een snijkopzuiger te voorzien die naast andere voordelen een verminderd vermogen nodig heeft om ondergronden uit te baggeren, en die het eveneens technisch mogelijk maakt om hardere grondsoorten op een efficiëntere manier te baggeren.

De snijkop volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat deze een rotatiesymmetrisch omwentelingslichaam omvat dat rond haar omwentelingsas middels aandrijfmiddelen roteerbaar is en dat langs haar omtreksoppervlak is voorzien van een aantal snijwerktuigen ter indringing in de grond, met dien verstande dat de omwentelingsas van de snijkop in hoofdzaak loodrecht verloopt op de lengterichting van de ladder. Doordat de omwentelingsas van de snijkop in hoofdzaak loodrecht verloopt op de lengterichting van de ladder (of in hoofdzaak tangentieel aan de richting van de zwaaibeweging) wordt verrassenderwijs een verbeterd rendement verkregen. De bekende snijkop draait doorgaans in één omwentelingsrichting. Bij een omwentelingsrichting in wijzerzin (gezien vanaf de ladder) zullen bij het naar stuurboord zwaaien van de ladder en snijkop de snijwerktuigen met hun snijzijde boven de omwentelingsas in de grond dringen (als een hakbijl). Dit noemt men ook wel oversnijden. Bij het naar bakboord zwaaien van de ladder en snijkop zullen de snijwerktuigen echter met hun snijzijde onder de omwentelingsas in de grond dringen (als een schep). Dit noemt men ook wel ondersnijden. Afhankelijk van de zwaaizin breekt de bekende snijkop de grond dus op andere wijze en dus ook met een verschillend rendement. De snijkop volgens de uitvinding heeft dit nadeel niet en biedt de vrijheid de grond op dezelfde wijze in beide richtingen te breken en dus ook hetzelfde rendement te halen. Naar verwachting zal hierdoor het gemiddeld rendement per zwaaislag toenemen ten opzichte van de bekende snijkop.

Doordat de omwentelingsas van de snijkop in hoofdzaak tangentieel verloopt aan de richting van de zwaaibeweging wordt bovendien een betere ingraving van de snijkop bereikt in de grond, waardoor het rendement van het baggeren verder wordt verbeterd. Met een in hoofdzaak loodrecht verloop van de omwentelingsas van de snijkop op de lengterichting van de ladder (of een in hoofdzaak tangentieel verloop aan de richting van de zwaaibeweging) wordt bedoeld dat de omwentelingsas van de snijkop volgens de uitvinding een hoek maakt met de lengterichting van de ladder die niet meer dan 20% afwijkt van een hoek van 90 graden, met meer voorkeur niet meer dan 10% en met de meeste voorkeur niet meer dan 5%. Bij het zwaaien van de snijkop zal de omwentelingsas van de snijkop volgens de uitvinding overigens nagenoeg evenwijdig aan het grondoppervlak verlopen.

Het heeft voordelen de snijkop volgens de uitvinding te kenmerken doordat het omwentelingslichaam van de snijkop symmetrisch is ten opzichte van een middenvlak en tenminste aan beide kopse zijden is voorzien van snijwerktuigen. Hierdoor wordt een verdere symmetrie bij het baggeren bereikt waarbij er nagenoeg geen verschil meer is tussen baggeren met een bakboordzwaai of baggeren met een stuurboordzwaai. Bij voorkeur omvat de snijkop een cilindrisch omwentelingslichaam, dat aan beide kopse zijden is voorzien van bolkappen, waarop de snijwerktuigen zijn aangebracht.

Doordat volgens de uitvinding een geheel ander snijdmechanisme wordt toegepast worden de snijwerktuigen bij voorkeur ook anders uitgevoerd dan de bestaande snijwerktuigen. Het heeft voordelen de snijkop volgens de uitvinding te voorzien van rotatiesymmetrische snijwerktuigen (in onderhavige aanvrage ook wel aangeduid met beitels), die met nog meer voorkeur zijn opgenomen in langs het omtreksoppervlak van het omwentelingslichaam aangebrachte houders. De voorkeursbeitels zijn kleiner dan de bekende snijwerktuigen zodat ze op kleinere onderlinge afstand kunnen worden geplaatst op het manteloppervlak van de snijkop. De rotatiesymmetrische snijwerktuigen volgens de uitvinding, die bij voorkeur relatief klein zijn ten opzichte van de bekende snijwerktuigen, breken de grond met relatief weinig kracht en met een relatief lage penetratie. Doordat het aantal snijwerktuigen dat op het omtreksoppervlak van de snijkop kan worden aangebracht relatief groot is kan het breken met verbeterd rendement plaatsvinden en bovendien gelijkmatiger. Een verder voordeel van onderhavige uitvoeringsvorm is dat de door het breken gevormde grondschilfers doorgaans relatief klein zullen zijn ten opzichte van de met de bekende snijkop voortgebrachte brokstukken, waardoor zij gemakkelijk kunnen worden opgezogen door de zuigleiding. Dit verhoogt het rendement van het baggeren verder.

In de omtreksrichting van de snijkop kunnen desgewenst meerdere snijwerktuigen zijn aangebracht. Het heeft hierbij voordelen als de snijwerktuigen in de omtreksrichting regelmatig zijn verdeeld over de omwentelingslichaam. Hierdoor worden de optredende piekbelastingen verminderd wat een rustiger werking van de snijkop oplevert. Een rustiger werking wordt verder in de hand gewerkt door een snijkop met langwerpig omwentelingslichaam te verschaffen en de snijwerktuigen tevens in de lengterichting van de snijkop regelmatig te verdelen over het omwentelingslichaam. Het heeft tevens voordelen de houders voor de snijwerktuigen verschuifbaar te maken zodat een hoge mate van flexibiliteit wordt bereikt met betrekking tot de plaatsing van de snijwerktuigen, waarbij de uitvoering van de snijkop eenvoudig kan worden afgestemd op de eisen hieraan gesteld door de grondeigenschappen.

De snijkop volgens de uitvinding omvat bij voorkeur snijwerktuigen met relatief kleine afmetingen ten opzichte van de bekende snijwerktuigen. Een geschikte totale lengte van een snijwerktuig bedraagt bij voorkeur tussen 20 en 400 mm. Geschikte dwarse afmetingen bedragen bij voorkeur tussen 10 en 100 mm. In een voorkeursuitvoeringsvorm hebben de snijwerktuigen een buiten de houder uitstekende lengte (de werklengte) gelegen tussen 10 en 500 mm. Met nog meer voorkeur is de werklengte van de snijwerktuigen gelegen tussen 20 en 250 mm, en met de meeste voorkeur tussen 50 en 150 mm. De bekende snijkop slaat in werking doorgaans slechts momentaan met één snijwerktuig tegen het grondoppervlak. Dit heeft een snelle slijtage van de snijwerktuigen tot gevolg, omdat de volledige inslagkracht ontwikkeld door het geleverde koppel gedragen dient te worden door slechts één snijwerktuig. De snijkop volgens de uitvinding heeft als bijkomend voordeel dat meerdere van de over het omwentelingsoppervlak van het omwentelingslichaam verdeelde snijwerktuigen - door hun relatief kleine afmetingen - momentaan in contact kunnen zijn met de grond, waardoor zij minder onderhevig zullen zijn aan slijtage. Bovendien is het mogelijk het aantal snijwerktuigen dat tegelijkertijd in contact is met de grond in hoofdzaak constant te houden, zodat de kracht die per snijwerktuig op de grond wordt uitgeoefend nagenoeg gelijk blijft bij het baggeren.

De onderlinge afstand tussen de snijwerktuigen wordt onder andere bepaald door de afmetingen van de snijwerktuigen zelf en door het totale onderwatergewicht van de snijkop, de ladder en andere onderdelen. Ook de ontwikkelde verhaalkracht kan van belang zijn. Daarnaast zijn de eigenschappen van de te baggeren grond van belang, bijvoorbeeld de druksterkte/treksterkte verhouding van de grond. Gebleken is dat een verdere verbetering van het rendement wordt bereikt door een snijkop waarbij de tussenafstand in omwentelingsrichting tussen twee opeenvolgende snijwerktuigen ten hoogste 10 maal de penetratiediepte van de snijwerktuigen in de rots is, en met nog meer voorkeur ten hoogste 5 maal de penetratiediepte van de snijwerktuigen.

De snijwerktuigen kunnen in de lengterichting van de snijkop (de richting loodrecht op de richting van de ladder) in beginsel op alle mogelijke manieren worden gepositioneerd. Om het rendement van het baggeren verder te verhogen heeft het voordelen naastliggende snijwerktuigen geschrankt op te stellen ten opzichte van snijwerktuigen die zich verder in de lengterichting bevinden. Hierdoor wordt een grotere werkbreedte bestreken.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de snijkop volgens de uitvinding wordt deze gekenmerkt doordat de snijkop straalpijpen omvat voor het injecteren van een vloeistof, bij voorkeur water, onder hoge druk. Onder hoge druk worden drukken verstaan die bij voorkeur tot 1500 bar, met meer voorkeur tot 2000 bar, met de meeste voorkeur tot 2500 bar bedragen. Hierdoor wordt de efficiëntie van de snijwerktuigen verder verhoogd. De straalpijpen kunnen volgens de uitvinding in beginsel voor, na, of ter hoogte van de snijwerktuigen zijn opgesteld. Het is ook mogelijk de snijwerktuigen zelf te voorzien van straalpijpen. Deze worden dan bijvoorbeeld als een centrale boring uitgevoerd. De straalpijpen kunnen meehelpen reeds verbrijzelde gronddelen af te voeren via de zuigleiding, en/of deze gronddelen verder te verkleinen en/of te fluïdiseren. Ook is het mogelijk dat de straalpijpen meehelpen van nog niet verbrijzelde grond zachtere grondlagen te verwijderen, zodat een beter gedefinieerd grondoppervlak ontstaat, waarin de snijwerktuigen beter kunnen penetreren. In een snijwerktuig aangebrachte straalpijpen hebben als voordeel dat vloeistof onder hoge druk kan indringen in reeds gedeeltelijk gevormde scheuren en derhalve de verbrijzeling van de grond kan bespoedigen. Ook slijtage van de snijwerktuigen wordt hierdoor mogelijk verminderd.

Voor een goede werking van de bekende snijkop dient deze met grote kracht tegen de grond te worden gedrukt door de ladder. Is de kracht te klein dan zullen de snijwerktuigen onvoldoende grip krijgen op de grond waardoor de snijkop slechts oppervlakkig over de grond zal bewegen en deze onvoldoende wordt gebroken. Door de vereiste hoge drukkracht is de verbinding tussen snijkop en snijkopzuiger noodzakelijkerwijs star. Hierdoor is het bij zwaarder weer niet mogelijk de bekende snijkop te gebruiken. De ladder zal door de deining aan te grote drukkrachten worden blootgesteld. Doordat de snijkop volgens de uitvinding een afwijkend werkingsprincipe heeft, is de benodigde drukkracht geringer. Dit biedt de mogelijkheid de snijkop volgens de uitvinding bij voorkeur te voorzien van een omwentelingslichaam dat door middel van een veerverbinding is verbonden met de ladder. Door de snijkop verend ten opzichte van de ladder en/of snijkopzuiger op te stellen kan een eventuele verticale en/of horizontale verplaatsing van de snijkopzuiger door optredende deining eenvoudig worden opgevangen door de verende verbinding. Dit maakt het mogelijk ook bij zwaarder weer door te kunnen werken wat een aanzienlijk economisch voordeel oplevert.

De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het baggeren van grond onder water met een snijkopzuiger, uitgerust met een snijkop volgens volgens de uitvinding. In de werkwijze wordt de snijkop bevestigd aan de ladder van de snijkopzuiger en hiermee door de grond bewogen in een zijwaartse zwaaibeweging door middel van een lier, waarbij de snijkop roteert en de snijwerktuigen contact maken met de grond, en hierin tenminste gedeeltelijk indringen onder het gewicht van de ladder en de snijkop, en de door de lier uitgeoefende trekkracht. Hierdoor wordt de grond gebroken, waarna de gebroken grondgedeeltes worden opgezogen door een zuigleiding. Het heeft voordelen wanneer de werkwijze wordt gekenmerkt doordat water onder hoge druk in de grond wordt geïnjecteerd. De voordelen van de werkwijze werden reeds toegelicht in het kader van de beschrijving van de snijkop en worden hier niet verder herhaald.

De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren en beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen, zonder dat de uitvinding daartoe overigens wordt beperkt. De figuren zijn niet noodzakelijkerwijs op schaal getekend. In de figuren toont:

Figuur 1 een schematisch zijaanzicht van een deel van een snijkopzuiger met een daaraan bevestigde ladder, voorzien van een snijkop volgens de uitvinding;

Figuur 2 een schematisch zijaanzicht van een snijkop volgens de uitvinding;

Figuur 3 schematisch een aanzicht in perspectief van de snijkop van figuur 2; en Figuur 4 in zijaanzicht een detail van een snijwerktuig volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een snijkopzuiger 1 waaraan zwenkbaar rond een horizontale as 3 een ladder 2 is bevestigd. De ladder 2 is voorzien van een zuigbuis 4 die de losgemaakte gronddelen kan opzuigen tot boven het wateroppervlak 100, waarna ze worden afgevoerd. De ladder 2 wordt verhaald over het te baggeren ofte breken grondoppervlak 9 door middel van een op het dek van de snijkopzuiger 1 aangebrachte lier 5, voorzien van een aantal lierkabels 8. De ladder 2 is aan het uiteinde ervan voorzien van een snijkop 10 volgens de uitvinding. Door middel van de lierkabels 8 kan de snijkop 10 onder water worden gelaten, en in gebruik over het grondoppervlak 9 worden bewogen in een heen en weer gaande, zwaaiende beweging vanaf de bakboordzijde naar de stuurboordzijde van de snijkopzuiger 1, en terug. Om de hierbij op het grondoppervlak opgewekte krachten op te kunnen vangen, wordt de snijkopzuiger 1 in de grond verankerd door middel van een spudpaal 101. In figuur 1 is de linker spudpaal weergegeven in onverankerde toestand, en de rechter spudpaal in verankerde toestand.

Onder verwijzing naar figuur 2 omvat de snijknop 10 volgens de uitvinding een rotatiesymmetrisch omwentelingslichaam 11, dat rond haar omwentelingsas 12 middels niet getoonde aandrijfmidde.len in rotatie kan worden gebracht. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt het omwentelingslichaam 11 in de aangegeven tegenwijzerzin R in rotatie gebracht. Langs het omtreksoppervlak is het omwentelingslichaam 11 voorzien van een aantal snijwerktuigen 20 die in bedrijf in de grond 9 kunnen indringen. Volgens de uitvinding verloopt de omwentelingsas 12 van de snijkop 10 in hoofdzaak loodrecht op de lengterichting 200 van de ladder 2. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de snijkop 10 via een drukplaat 30 scharnierend met de ladder 2 verbonden door middel van schamierverbinding 6. Op deze wijze kan de stand van de snijkop 2 ten opzichte van de grond 9 in hoge mate onafhankelijk van de hoek van de ladder 2 met de grond 9 worden ingesteld. De snijkop 10 kan rond de scharnierende verbinding 6 worden gedraaid door middel van hydraulische cilinder 7.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het omwentelingslichaam 11 van de snijkop 10 vlaksymmetrisch en tenminste aan beide kopse zijden voorzien van de snijwerktuigen 20, zoals wordt getoond in figuur 3. In deze uitvoeringsvorm wordt het omwentelingslichaam 11 gevormd door twee gedeeltes 1 la en 1 lb, die zich aan weerszijden bevinden van een centraal stationair gedeelte 14, waarmee de snijkop 10 aan de ladder 2 wordt bevestigd. Met vlaksymmetrisch wordt in het kader van deze aanvrage bedoeld dat de snijkop 2 symmetrie vertoont ten opzichte van een loodrecht op de omwentelingsas 12 verlopend symmetrievlak 13. De aan beide kopse zijden opgestelde omwentelingslichamen (11a, 11b) omvatten elk een manteloppervlak voorzien van houders karakteristieken van de grond en de maximaal toelaatbare reactiekrachten. Door de vlaksymmetrie van onderhavige voorkeursvariant zal de snijkop 10 de grond op dezelfde wijze breken wat ook de zwaaizin van de ladder 2. Zwaaien van bakboord naar stuurboord, of andersom, geeft in wezen hetzelfde resultaat, wat het gemiddeld rendement per zwaaislag ten goede komt.

Onder verwijzing naar figuur 4 wordt een rotatiesymmetrisch snijwerktuig 20 getoond.

Een dergelijk snijwerktuig 20 heeft de voorkeur doch in beginsel kan het snijwerktuig 20 elke vorm hebben, geschikt voor het breken van grond onder water. Een snijwerktuig 20 volgens onderhavige uitvoeringsvorm met totale lengte 27 omvat een in hoofdzaak cilindrisch gedeelte 22 met diameter 25, en een beitelvormig tweede gedeelte 23. Het snijwerktuig 20 kan met het cilindrisch gedeelte 22 in een houder 21 van omwentelingslichaam 11 worden aangebracht, bijvoorbeeld door middel van klikverbinding 220. Een permanente verbinding is ook mogelijk, of een andere vorm van losmaakbare verbinding. Het beitelvormig gedeelte 23 zal in de in houder 21 aangebrachte toestand van het snijwerktuig 20 buiten de houder uitsteken over een werklengte 26. Het beitelvormig gedeelte 23 van snijwerktuig 20 is aan het uiteinde dat in contact komt met de grond voorzien van een geharde punt 28.

De snijkop volgens de uitvinding past een verbeterd snijdprincipe toe in vergelijking met de bekende snijkop. De snijwerktuigen 20 volgens onderhavige voorkeursvariant zijn bij voorkeur kleiner dan de bekende snijwerktuigen. Typische totale lengtes 27 bedragen tussen 20 en 400 mm, hoewel dit niet beperkend moet worden opgevat. Dergelijke snijwerktuigen breken de grond 9 met relatief weinig kracht en met een relatief lage penetratie. Doordat, vergeleken met de bekende snijkop, het aantal op het omwentelingslichaam 11 van de snijkop 10 aangebrachte snijwerktuigen 20 relatief groot is, kan het breken met onverminderd rendement plaatsvinden en bovendien gelijkmatiger. De buiten de houder 21 uitstekende lengte 26 (de werklengte) van de snijwerktuigen 20 is in een voorkeursvariant gelegen tussen 20 en 250 mm, en met meer voorkeur tussen 50 en 150 mm. De snijwerktuigen 20 zijn in de omwentelingsrichting R regelmatig verdeeld over het omwentelingslichaam 11 (of de delen 1 la en 1 lb ervan). De tussenafstand in omwentelingsrichting R tussen twee opeenvolgende snijwerktuigen 20 is bij voorkeur ten hoogste 10 maal de penetratiediepte van de snijwerktuigen 20, en met meer voorkeur ten hoogste 5 maal de penetratiediepte. De snijkop 10 wordt bij voorkeur tevens voorzien van straalpijpen (niet getoond) voor het injecteren van water onder hoge druk. De straalpijpen worden met voordeel in een snijwerktuig 20 aangebracht als centraal verlopende boring.

De snijkop 10 volgens de uitvinding is bijzonder geschikt te gebruiken in een werkwijze voor het baggeren van grond onder water met een snijkopzuiger 1. De snijkop 10 wordt hiertoe door de grond 9 bewogen in een zijwaartse zwaaibeweging door middel van de lier 5, waarbij de snijkop 10 tevens in rotatie wordt gebracht om omwentelingsas 12. De snijwerktuigen 21 slaan op deze wijze repeterend in op de grond 9, waarbij ze tenminste met de punt 28 van het beitelvormig gedeelte 23 indringen in de grond onder het gewicht van de ladder 2 en de snijkop 10, en de door de lier 5 uitgeoefende trekkracht. De grond 9 wordt hierdoor met goed rendement gebroken. De gebroken grondgedeeltes worden opgezogen door de zuigleiding 4.

Claims (13)

1. Snijkop (10) voor het baggeren van grond onder water, welke snijkop ( 10) geschikt is om te worden bevestigd aan de ladder (2) van een snijkopzuiger (1) en hiermee door de grond (9) te worden bewogen in een zijwaartse zwaaibeweging, welke snijkop (10) een rotatiesymmetrisch omwentelingslichaam (11) omvat dat rond haar om wentel ingsas (12) middels aandrijfmiddelen roteerbaar is en dat langs haar omtreksoppervlak is voorzien van een aantal snijwerktuigen (20) ter indringing in de grond (9), waarbij de omwentelingsas (12) van de snijkop (10) in hoofdzaak loodrecht verloopt op de lengterichting (200) van de ladder (2).

2. Snijkop volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het omwentelingslichaam vlaksymmetrisch is en tenminste aan beide kopse zijden is voorzien van de snijwerktuigen.

3. Snijkop volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de snijwerktuigen in hoofdzaak tangentieel verlopen aan het manteloppervlak van de snijkop.

4. Snijkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de snijwerktuigen zijn opgenomen in langs het omtreksoppervlak van het omwentelingslichaam aangebrachte houders.

5. Snijkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de snijwerktuigen rotatiesymmetrisch zijn.

6. Snijkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de buiten de houder uitstekende lengte (de werklengte) van de snijwerktuigen gelegen is tussen 20 en 250 mm.

7. Snijkop volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de buiten de houder uitstekende lengte (de werklengte) van de snijwerktuigen gelegen is tussen 50 en 150 mm.

8. Snijkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de snïjwerktuigen in de omwentelingsrichting regelmatig zijn verdeeld over het omwentelingslichaam.

9. Snijkop volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de tussenafstand in omwentelingsrichting tussen twee opeenvolgende snijwerktuigen ten hoogste 10 maal de penetratiediepte van de snijwerktuigen in de grond is.

10. Snijkop volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de tussenafstand in omwentelingsrichting tussen twee opeenvolgende snijwerktuigen ten hoogste 5 maal de penetratiediepte van de snijwerktuigen in de grond is.

11. Snijkop volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de snijkop straalpijpen omvat voor het injecteren van water onder hoge druk.

12. Werkwijze voor het baggeren van grond onder water met een snijkopzuiger (1), uitgerust met een snijkop (10) volgens één der conclusies 1 - 11, waarbij de snijkop (10) wordt bevestigd aan de ladder (2) van de snijkopzuiger (1) en hiermee door de grond wordt bewogen in een zijwaartse zwaaibeweging door middel van een lier (5), waarbij de snijkop roteert en de snijwerktuigen (20) contact maken met de grond (9), en hierin tenminste gedeeltelijk indringen onder het gewicht van de ladder (2) en de snijkop (10), en de door de lier uitgeoefende trekkracht, waardoor de grond (9) wordt gebroken en waarbij de gebroken grondgedeeltes worden opgezogen door een zuigleiding (4).

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat water onder hoge druk in de grond wordt geïnjecteerd.