BE1018118A6 - Montage-element voor panelen. - Google Patents

Montage-element voor panelen. Download PDF

Info

Publication number
BE1018118A6
BE1018118A6 BE200800263A BE200800263A BE1018118A6 BE 1018118 A6 BE1018118 A6 BE 1018118A6 BE 200800263 A BE200800263 A BE 200800263A BE 200800263 A BE200800263 A BE 200800263A BE 1018118 A6 BE1018118 A6 BE 1018118A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
mounting
base
flange
security
security element
Prior art date
Application number
BE200800263A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Composite Damping Material Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Composite Damping Material Nv filed Critical Composite Damping Material Nv
Priority to BE200800263A priority Critical patent/BE1018118A6/nl
Priority to PCT/BE2008/000049 priority patent/WO2009006706A2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1018118A6 publication Critical patent/BE1018118A6/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B9/00Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation
    • E04B9/18Means for suspending the supporting construction
    • E04B9/183Means for suspending the supporting construction having a lower side adapted to be connected to a channel of the supporting construction
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B9/00Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation
    • E04B9/22Connection of slabs, panels, sheets or the like to the supporting construction
    • E04B9/225Connection of slabs, panels, sheets or the like to the supporting construction with the slabs, panels, sheets or the like hanging at a distance below the supporting construction

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Abstract

Montage-element voor het tegen een draagstructuur (7) bevestigen van een U-vorming profiel (8) mettwee tegenover elkaar staande opstaande zijden (18), waarbij dit montage-element een draagstuk (1) omvat met een basis (2) en een daarop opstaand bevestigingselement (34) met een bevestigingsflens (3) en bevestigingsmiddelen waaraan het U-vormige profiel (8) met de opstaande zijden (18) wordt bevestigd, waarbij het bevestigingselement (34) een bevestigingselement (4) bevat dat verhindert dat de opstaande zijde (18) van een aan de bevestigingsflens (3) bevestigd U-vormig profiel (8) loskomt van de bevestigingsflens (3).

Description

MONTAGE-ELEMENT VOOR PANELEN
De uitvinding heeft betrekking op een montage-element voor het tegen een draagstructuur bevestigen van rails of richels, die bestaan uit een U-vormig draagprofiel met twee tegenover elkaar staande opstaande zijden, waarbij dit montage-element een draagstuk omvat met een basis en een daarop opstaand bevestigingselement met een bevestigingsflens en bevestigingsmiddelen waaraan het U-vormig draagprofiel met de opstaande zijden wordt bevestigd via bijvoorbeeld een vrije rand van deze opstaande zijde. Verder omvat dit montage-element een beveiligingselement om te verhinderen dat de opstaande zijde van een aan de bevestigingsflens bevestigd U-vormig profiel loskomt van de bevestigingsflens, en een bevestigingsorgaan om het draagstuk aan de draagstructuür té bevestigen.
Volgens de huidige stand van de techniek worden deze montage-elementen toegepast voor het bevestigen van metalen rails aan de onderzijde van een draagstructuur, waarbij vervolgens aan déze rails plafondpanelen worden bevestigd. De rails ’ bestaan hierbij uit draagprofielen met een U-vormige dwarsdoorsnede met twee volgens de lengterichting van het: profiel zich uitstrekkende, tegenover elkaar staande, ópstaande zijden waarvan de vrije randen haar elkaar toe, naar binnen, zijn geplooid.
Een beveiligingselement kan 'hiérbij worden voorzien om te verhinderen dat de rails vervormen onder invloed' van de neerwaartse kracht die erop wordt uitgeoefend door, bijvoorbeeld, het gewicht van de plafondpanelen. Door deze vervorming zouden de rails kunnen loskomen van de bevestigingsmiddelen.:
Dergelijke beveiligingSelementen worden reeds toegepast sinds 2003 en bestaan uit U-vormige metalen clips dié omgekeerd over'de opstaande zijden vkn de U-vbrmige profielen worden aangebracht, bij voorkeur; zo dicht mogelijk naast de bévestigingsflenzen van de montage-èlémenten. :
Het Spaans octrooi met nummer 2 245 269 beschrijft een dergelijk beveiligingselement dat gelegen is tussen twee tegenover elkaar gelegen bevestigingsflenzen van het draagstuk van het montage-element. Dit beveiligingselement wordt, zoals het hierboven beschreven beveiligingselement, omgekeerd over de opstaande zijden van het profiel gebracht nadat dit aan de bevestigingsflenzen bevestigd is.
Een ander bestaand beveiligingselement bestaat uit een metalen plaatje in de vorm van een kam dat zich tussen de bevestigingsflenzen, tegen deze laatste bevindt en, zoals de U-vormige metalen clips, over de opstaande zijden van de profielen geschoven wordt en zo verhindert dat deze profielen open worden getrokken waardoor de opstaande zijden van elkaar worden verwijderd.
Deze beveiligingselementen zijn echter steeds afzonderlijke onderdelen die toegevoegd worden aan het montage-element waardoor dit een vrij complexe opbouw heeft.
Deze montage-elementen zijn ook niet geschikt om rails bestaande uit draagprofielen met een U-vormige dwarsdoorsnede niet twee volgens de lengterichting van het profiel zich uitstrekkende, tegenover elkaar staande, opstaande zijden, waarvan de vrije randen van elkaar weg, naar buiten, zijn geplooid.
De montage-elementen bevatten verder ook een isolatiestuk om het draagstuk, de rail en de erop bevestigde plafondpanelen akoestisch te'isoleren van het bevestigingsorgaan en de draagstructuur.
De uitvinding heeft hoofdzakelijk tót doel een montage-element voor te stellen, zoals iri de hieraan toègevoégde conclusies, waarbij de bevestiging van de rails wórdt beVeiligd, en waarbij dit montagé-élement, enerzijds, van zeer eenvoudige Coristrüctie is eri sriel, op een zeer eenvoudige wijze, gemonteerd kan worden en, anderzijds, bij voorkeur er tévens voor zorgt 'dat geen akoestische brug gevormd wordt' tüssemhëf bevestigingsorgaan én de rails, welke meestal vah metaal zijn.1 ; i ; - 1
Aldus wordt de uitvinding gekenmerkt door hef feit dat het bêvèstigingselément van het montage-element een bevestigingsflens en een beveiligingselemenf omvat waartussen eèn uitsparing zich üitstrekt zódat 'dé opstaanidé zijde‘ varf hét drdagprö’fiél' minstens gedeeltelijk ;kan 'plaatsnemen in dèzè- 'uitsparing/ Vérder Omvat hét beveiligingselemèrtt minstens een inkeping die zich eveneens uitstrekt tussen de bevestigingsflens ert het beveiligingselement én waarin 'de vrije rand' van de ópstaande zijde minstens'gedeeltelijk kan plaatsnemen. Het beveiligingSelëmèftt néémt minstens één eerste, open positie aan, waarin het is verwijderd van de inkeping zodat de rand van de ópstaande zijde van het draagprofiel in de inkeping kän worden gébracht en een tweede, gesloten positie aan, waarin het is gekeerd naar de inkeping zodat de opstaande zijde van het draagprofiel in de uitsparing is geïmmobiliseerd in de uitsparing tussen de bevestigingsflens en het beveiligingselement. Op deze wijze verhindert het beveiligingselement dat het U-vormige profiel wordt vervormd waarbij de tegenover elkaar staande opstaande zijden uit elkaar worden geduwd of getrokken en loskomen van de bevestigingsmiddelen.
Doelmatig is het beveiligingselement plooibaar, buigbaar en/of roteerbaar ten opzichte van het draagstuk, waardoor dit overgaat van de eerste positie naar de tweede positie, en omgekeerd.
Bij voorkeur is dit beveiligingselement plastisch of elastisch vervormbaar volgens een richting die gelegen is in een vlak dat dwars staat op de bevestigingsflens en de basis van het draagstuk, en is het beveiligingselement stijf in de dwars op dit Vlak staande richting.
De inkeping strekt zich bij voorkeur nagenoeg dwars uit ten opzichte van de uitsparing.
Volgens een uitvoeringsvorm vertoont het beveiligingselement aan een zijde een as waarmee dit beveiligingselement met de basis en/of de bevestigingsflens is verbonden en waarover dit beveiligingselement roteert.
Volgens een bijzondere voeringsvorm strekt het beveiligingselement in een eerste positie zich uit vanaf de basis tot voor de inkeping, tot op een afstand van de basis die kleiner is dan de afstand tussen de basis en de inkeping, waardoor dit beveiligingselement toelaat om de opstaande zijden van het draagprofiel aan de bevestigingsflens te bevestigen door middel van de inkeping, en strekt zich in een tweede positie uit vanaf de basis tot voorbij de inkeping, tot op een afstand van de basis die groter is dan de afstand tüssen de basis en' de inkeping, waardoor dit beveiligingselement zich uitstrek tot over de opstaande zijde van een aan de bevestigingsflens bevestigd draagprofiel waardoor dit verhindert dat deze ópstaande zijde loskomt van de bevestigingsflens.
In een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het beveiligingselement een op de basis opstaande beveiligingsflens die naast de bevestigingsflens gelegen is en vertoont dit een vrij uiteinde dat ten opzichte van de basis en de bevestigingsflens kan worden bewogen.
In een specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de bevestigingsmiddelen een inkeping in de bevestigingsflens waarin een naar binnen geplooide rand van de opstaande zijden van het U-vormig profiel ingrijpt wanneer dit U-vormig profiel aan het draagstuk wordt bevestigd en waarbij, nadat het U-vormig profiel aan het draagstuk bevestigd werd, het beveiligingselement in de tweede positie verhindert dat de naar binnen geplooide rand terug uit de inkeping komt.
In een andere specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de bevestigingsmiddelen een inkeping in de bevestigingsflens waarin een naar buiten geplooide rand van de opstaande zijden van het U-vormig profiel past wanneer dit U-vormig profiel aan het draagstuk wordt bevestigd en waarbij, nadat het U-vormig profiel aan het draagstuk bevestigd werd, het beveiligingselement in de tweede positie verhindert dat de naar binnen geplooide rand terug uit de inkeping komt.
In een verdere specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het draagstuk twee tegenover elkaar gelegen op de basis opstaande bevestigingsflenzen die elk aan weerszijden voorzien zijn van ernaast gelegen beveiligingsflenzen, waarbij tussen een bevestigingsflens en een ernaast gelegen beveiligingsflens een uitsparing voorzien is om een opstaande zijde van een U-vormig profiel te plaatsen, dwars op de bevestigingsflens en op de ernaast gelegen beveiligingsflens.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm vormt het draagstuk één fysisch geheel dat de basis, de bevestigingsflens en het beveiligingselement bevat. Aldus wordt, volgens een werkwijze volgens de uitvinding, een draagstuk met een basis, twee tegenover elkaar gelegen bevestigingsflenzen en minstens twee beveiligingsflenzen geplooid uit één enkele plaat.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van enkele voorkeursuitvoeringsvormen van een montage-element, volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven eri beperkt de draagwijdte niet van de uitvinding; de in de hierna volgende beschrijving voorkomende referentiecijfers hebben betrekking op de hierbij gevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematische voorstelling in perspectief van een montage-element volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding met daaraan een U-vormig profiel bevestigd.
Figuur 2 is een schematische voorstelling van een zijaanzicht, volgens de lijn II-II van figuur 1, van een montage-element volgens deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding met daaraan een U-vormig profiel bevestigd en met de beveiligingsflenzen in een eerste positie, waarbij het U-vormig profiel over de bevestigingsflenzen kan gebracht worden tot in de inkepingen van de . bevestigingsmiddelen.
Figuur 3 is een analoge schematische voorstelling van het montage-element als in de figuur 2 met de beveiligingsflenzen in een tweede positie, waarbij het U-vormig profiel geblokkeerd wordt in de inkepingen van de bevestigingsmiddelen.
Figuur 4 is een schematische voorstelling van een vooraanzicht, volgens de lijn IV-IV van de figuur 2.
Figuur 5 is een schematische voorstelling van een voóraanzicht, volgens de lijn V-V van dé figuur 3. ..
Figuur 6 is een schematische voorstelling van het draagstuk in een ontvouwen toestand volgens de eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 7 is èen schematische voorstelling van een specifieke variante van deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding met de beveiligingsflenzen in een eerste positie waarbij het U-Vormig profiel over dè bevestigingsflenzen kan gebracht worden tot in de inkepingen van de bevestigingsmiddelen. : ' ; ' ‘ '
Figuur 8 het montage-élement uit de figuür 7 waarbij hét U-vórmi’g profiel naar boven geduwd Wordt en in de inkepingen van de bevestigingsmiddelen ingrijpt. ' 'l ' '' ' ' 1 ' ·' " ; Figuur 9 het montage-element uit de figuur 8 met de beveiligingsflenzen in een tweedè positie waarbij hét Ü-vormig profiel geblokkeerd wordt iii de’ inkepingen van'de bevestigingsmiddelen én waarbij dit profiel omlaag wordt getrokken door bijvoorbëèld het gewicht van'eéri plaforidpaheél. · . i .
Vi‘! ''1 Figuur 10 is een schematische voorstelling in perspectief van een môiitàge-element volgens een tweede vöorkeursuitvoeringsvorm van de’ uitvinding met daaraan een U-vormig profiel bevestigd en met de beveiligingselemeriten iri een gesloten positie.
Figuur 11 is een schematische voorstelling in perspectief van een montage-element volgens de tweede voórkeursuitvoeririgsvorm van de uitvinding met de beveiligingselementen in een open positie.
Figuur 12 is een schematische voorstelling van een zijaanzicht, volgens de lijn XII-XII van figuur 11, van een montage-element volgens deze tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding met een U-vormig profiel geïmmobiliseerd tussen de bevestigingsflenzen en de beveiligingselementen.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge onderdelen.
De uitvinding heeft betrekking op een montage-element dat bestemd is voor het bevestigen van rails aan een draagstructuur waarbij de rails zich bij voorkeur evenwijdig aan elkaar, op een bepaalde afstand naast elkaar en op een bepaalde afstand van dé draagstructuur uitstrekken. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een montage-element voor het aan een draagstructuur, zoals een uit beton of houten balken bestaande zoldering, bevestigen van rails, zoals U-vormige metalen profielen, waartegen panelen, zoals plafondpanelen, worden bevestigd. Op deze wijze kan bijvoorbeeld een zwevend plafond worden gemonteerd dat akoestisch geïsoleerd is van de draagstructuur.
Het montage-element volgens dé uitvinding bevat een draagstuk dat voorzien is vàn bevestigingselementèn vóór de bevestiging van een rail aan het montage-element, beveiligingselementen om te verhinderen dat de rail terug loskomt van het montage-element en een bevestigingsorgaan om het montage-element aan een draagstructuur te bevestigen. ’ '
Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is dit montage-element bestemd voor het horizontaal bevestigen van rails, zodat deze zich evènwijdig op een bepaalde afstand naast elkaar ten opzichte van de draagstructuur uitstrekken. Tégen deze horizontUlé rails kunnen vervolgens plafondpaneleri wórdeir bevestigd. " ' 1 ·
Volgens deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm, zoals weergegeven in de figuren 1 tot 5, bestaat dit montage-element uit een U-vormig draagstuk 1 met een rechthoekige basis 2, waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden, twee opstaande tegenover elkaar liggende bevestigingselementen 34 vormen die elk een bevestigingsflens 3 vertonen met bevestigingsmiddelen en een vrij uiteinde 3'.
Deze bevestigingsflenzen 3 dienen voor de bevestiging van rails, die bestaan uit een profiel 8 met een U-vormige dwarsdoorsnede en twee volgens de lengterichting zich uitstrekkende, tegenover elkaar staande, opstaande zijden 18 waarvan de vrije randen 18' naar elkaar toe geplooid zijn.
De zijranden 16 van de bevestigingsflenzen 3 vertonen twee tegenover elkaar liggende inkepingen 17 en zijn enigszins afgeschuind zodat de flenzen 3 versmallen naar hun vrije uiteinden 3' toe. De breedte van de bevestigingsflenzen 3 is bijgevolg smaller aan de vrije uiteinden 3' dan aan de basis 2. De breedte van de vrije uiteinden 3' is eveneens smaller dan de afstand tussen de vrije randen 18' van het U-vormig profiel 8 zodat dit profiel 8 over de vrije uiteinden 3' van de bevestigingsflenzen 3 kan geschoven worden.
De afstand tussen de tegenover elkaar gelegen inkepingen 17 van een zelfde bevestigingsflens 3 is kleiner of gelijk aan de afstand tussen de naar elkaar toe geplooide vrije randen 18' van het U-vormig profiel 8. Bij deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm bedraagt de afstand tussen de inkepingen 17 en de vrije uiteinden 3', nagenoeg maximaal de dikte van het profiel 8 of de hoogte van de zijden 18. Verder is de breedte van de bevestigingsflenzen 3 tussen de inkepingen 17 en de vrije uiteinden 3' groter dan de afstand tussen de vrije randen 18' zodat wanneer het U-vormig profiel 8, via de afgeschuinde zijranden 16, dwars over de vrije uiteinden 3' van de bevestigingsflenzen 3 wordt geschoven, dit profiel 8 elastisch meegeeft en de vrije randen 18' automatisch in de inkepingen 17 dringen. Hierdoor wordt het profiel 8 in de inkepingen 17 vast geklikt en kunnen de vrije randen 18' steunen op de onderzijde in de inkepingen 17.
Volgens een variante van deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm kan de afstand tussen twee tegenover elkaar liggende inkepingen 17 van een zelfde bevestigingsflens 3 enigszins groter zijn dan de afstand tussen de vrije randen 18’ van de zijden 18 van het profiel 8 waardoor de bevestigingsflens 3 tussen de vrije randen 18' in de inkepingen 17 wordt geklemd.
Door de bevestigingsflenzen 3 volgens hun dwarsrichting elastisch haaks tussen de zijden 18 van de rails 8 te drukken, kunnen dus de montage-elementen op een willekeurige afstand van elkaar tussen de opstaande zijden 18 van de rails 8 vast worden geklikt.
Om te verhinderen dat de profielen 8 terug elastisch vervormen en de vrije randen 18' uit de inkepingen 17 worden getrokken, vertonen de bevestigingselementen 34 aan weerszijden van de bevestigingsflenzen 3 een beveiligingsflens 4.
De beveiligingsflenzen 4 bestaan uit op de basis 2 opstaande, twee aan twee tegenover elkaar liggende, flenzen 4 met een vrij uiteinde 4'. Deze beveiligingsflenzen 4 bevinden zich langs weerszijden van de bevestigingsflenzen 3 en zijn aan de basis 2 hiermee verbonden.
Tussen de beveiligingsflenzen 4 en de bevestigingsflenzen 3 is een uitsparing 24 voorzien. Deze uitsparing 24 strekt zich, bij voorkeur, nagenoeg dwars uit ten opzichte van de inkeping 17 en laat toe om het vrije uiteinde 4' van de beveiligingsflens 4 te bewegen ten opzichte van de bevestigingsflenzen 3 dóór deze tb plooien, buigen of roteren volgens een richting in een vlak dat loodrecht staat op de basis 2 en de bevestigingsflens 3. Hierdoor wordt, wanneer het montage-element bevestigd is aan de onderzijde van een draagstructuur 7, het vrije uiteinde 4' naar boven of naar beneden bewogen. : 1
Aldus kan de beveiligingsflens 4' hoofdzakelijk twee verschillende posities' aarinemen ten opzichte van de inkepingen 17 van de bevestigirigsflens 3. - - l
In een eerste positie, zoals weergegeven in de figuren 2 en 4, is de beveiligingsflens 4 geplooid of gebogen en strekt deze zich uit weg van de inkeping 17, zodat dëzè inkeping 17 vrij toegankelijk is voor de vrije rand 18’ van de zijde 18 van het profiel 8 waardoor dit op de bevestigingsflens 3 van het draagstuk 1 kan worden geklikt. ;; : i!·"· ' :· --- ' l; 1 '·''' ' In déze eerste p’ositiè strekt de beVèiligmgsfieris z’i'ch bijgevolg’uit vanaf de basi'sl2 tot op een afstand A die kléiner is dan de àfsfànd B tüssért1 dé-basis 2 'en· dè:inkeping ΐ7/; : ‘ ‘V!' : " ·' --;i'' " · "In éen tweede positie, zoals weergegeven in de figuren 3 en 5, strekt het uiteinde 4' van de beveiligingsflens 4 zich uit, voorbij de inkeping 17', tot over de zijde 18 vari het profiël 8 zodat de vrije rand 18' niet meer uit de inkeping 17 kan worden bewogen.
In deze tweede positie strek de beveiligingsflens 4 zich bijgevolg uit vanaf de basis 2 tot op een afstand C die groter is dan de afstand B tussen de basis 2 en de bevestigingsmiddelen.
Hierbij is de uitsparing 24 tussen de beveiligingsflens 4 en de bevestigingsflens 3 voldoende breed zodat de zijde 18 tussen de bevestigingsflens 3 en de beveiligingsflens 4 kan worden geplaatst, maar toch voldoende smal zodat de beveiligingsflens 4 in deze tweede positie nauw genoeg aansluit op de zijde 18 om te verhinderen dat de vrije rand 18' uit de inkeping 17 kan bewegen. Meer bepaald is de breedte D van de uitsparing 24 groter dan de dikte E van de zijde 18 en kleiner dan de breedte F van de omgeplooide rand 18'. De beveiligingsflens 4 verhindert dat het profiel 8 elastisch wordt vervormd, waardoor de vrije randen 18' zouden loskomen uit de inkepingen 17.
In deze tweede positie staat, bij voorkeur, de beveiligingsflens 4, zoals ook de bevestigingsflens 3, dwars op de zijde 18. Doordat de beveiligingsflens 4 dwars staat op de zijde 18 van het profiel 8 is dit beveiligingselement relatief stijf in deze richting, namelijk dwars op het profiel 8. Op deze wijze biedt dit het meeste weerstand tegen eventuele vervormingen van de rail waarbij de afstand tussen de randen 18' vergroot. Verder ligt, bij voorkeur, in deze tweede positie de beveiligingsflens 4 nagenoeg in hetzelfde vlak als de bevestigingsflens 3. Dit is het geval wanneer, bijvoorbeeld, de beveiligingsflens 4 volledig gestrekt is.
Om van de eerste positie over te gaan naar de tweede positie vertoont de beveiligingsflens 4, bij voorkeur, een plooilijn met een as 25, zoals weergegeven in figuur 1, die gelegen is tussen de basis 2 en de inkeping 17 en die nagenoeg evenwijdig is met de basis 2 en de bevestigingsflens 3. Wanneer het profiel 8 is bevestigd aan de bevestigingsflens 3, staat de plooilijn 25 nagenoeg loodrecht op de zijde 18 van het profiel 8. Door deze plooilijn 25 is de beveiligingsflens 4 vervormbaar in een richting gélègën in een vlak' dwars op de bevestigingsflens 3 en de basis 2. Doordat ‘dé beveiligingsflens 4 wordt geplooid volgens deze plooilijn 25 roteert het uiteinde 4’ met deze plooilijn 25 als rotatieas. In de eerste positie strekt het uiteinde 4’ van de beveiligingsflens 4 zich niet uit tot voorbij de inkeping 17. In de tweede positie strekt het uiteinde 4' zich wel uit tot voorbij de inkeping 17.
Het is echter eveneens mogelijk om, volgens de uitvinding, de beveiligingsflens 4 van positie te wisselen door deze te buigen en/of te krommen. Zo kan bijvoorbeeld de beveiligingsflens 4 in de tweede positie gebogen worden zodat deze beveiligingsflens 4 zich minstens gedeeltelijk uitstrekt tot voorbij de inkeping 17 terwijl het uiteinde 4’ zich tussen de inkeping 17 en de basis 2 bevindt.
Het draagstuk 1 is verder voorzien van een bevestigingsorgaan 6 dat vast aan de draagstructuur 7 kan worden gemonteerd.
Deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is, bij voorkeur, eveneens voorzien van een enigszins elastisch samendrukbaar akoestisch isolatiestuk 5 dat aangebracht is tussen het bevestigingsorgaan 6 en het draagstuk 1, zodat deze akoestisch van elkaar gescheiden zijn en dus geen akoestische brug wordt gevormd tussen de draagstructuur 7 en het profiel 8. De basis 2 van het draagstuk sluit aan tegen dit isolatiestuk 5 dat zich bevindt tussen de flenzen 3 en 4 en bij voorkeur bestaat uit een materiaal op basis van kurk of uit kurk zelf, alhoewel andere materialen eveneens in aanmerking kunnen komen, zoals rubber, schuimrubber en dergelijke.
De vorm van het isolatiestuk 5 kan bijvoorbeeld een cilinder of kubus zijn met een centrale opening 19 waarin het bevestigingsorgaan 6 zich uitstrekt.
Teneinde verder te verhinderen dat een akoestische brug zou ontstaan tussen het bevestigingsorgaan 6 en draagstuk 1 is tevens in de basis 2 van dit laatste een cirkelvormige doorvoeropening 12 voorzien waarvan de doormeter zodanig is dat het bevestigingsorgaan 6 zich op een bepaalde afstand van de rand van deze opening 12 uitstrekt. Aldus komt het bevestigingsorgaan 6 op geen enkele wijze rechtstreeks in aanraking met het draagstuk 1.
Het bevestigingsorgaan 6 bestaat uit een met schroefdraad voorziene verticale staaf waarvan het bovenste uiteinde 13 vastgezet is in de draagstructuur 7 en het andere uiteinde bestemd is om vastgezet te worden in een centrale met inwendige schroefdraad voorziene opening van een tussenstuk 9 dat inpakt op' het isolatiestuk 5 aan de van de basis 2 afgekeerde zijde van dit isolatiestuk 5.
Verder is dit tussenstuk 9 zodanig dat geen akoestische brug gevormd wordt tussen het profiel 8 en de draagstructuur 7, en dit mede door het gewicht van eventueel op het profiel 8 vastgemaakte panelen 10, die een neerwaartse kracht uitoefenen op het montage-element en zo het tussenstuk 9 op een bepaalde afstand brengen en houden ten opzichte van het profiel 8.
Op deze manier worden dus de profielen 8 met eventueel daarop bevestigde plafondpanelen 10 onrechtstreeks volledig gedragen door de elastisch samendrukbare isolatiestukken 5 van de montage-elementen waarmee ze tegen de draagstructuur 7 opgehangen worden.
Volgens een specifieke variante van deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm, weergegeven in figuur 7, vormt het tussenstuk 9 een aanslag 11 tegen het profiel 8 wanneer een druk uitgeoefend wordt op het draagstuk 1, naar de draagstructuur 7 toe, op het ogenblik dat een plafondpaneel 10 op het profiel 8 vastgemaakt wordt. In deze uitvoeringsvorm van het montage-element, zoals voorgesteld werd in de figuren 7 tot 9, is het tussenstuk 9 gevormd door een stijf verzinkt ijzeren plaatje waarvan de uiteinden tussen de beide flenzen 3 van het draagstuk 1 zijdelings uitsteken ten opzichte van deze flenzen 3 en aldus genoemde aanslag 11 vormen. Meer bepaald vertonen genoemde uiteinden die de aanslag 11 vormen, een omgebogen rand 9’ die zijdelings dringt in het isolatiestuk 5 en het plaatje, dat het tussenstuk 9 vormt, vastzet op het isolatiestuk 5.
Optioneel wordt op de buitenzijde van de basis 2 van het U-vormig draagstuk 1, die gericht wordt naar de draagstructuur 7, een tweede akoestisch isolatiestuk 15 voorzien dat bij voorkeur eveneens bestaat uit kurk of een materiaal op basis van kurk, teneinde te verhinderen dat deze basis 2 eventueel in contact zou komen met de draagstructuur 7 en aldus een akoestische brug zou vórmen! Meestal echter bevindt deze basis 2 zich op een bepaalde afstand van de draagstructüur 7, zodat in dit geval een dergelijk isolatiestuk niet vereist is. 1 ' · !
Zij tenslotte nog vermeld dat zowel het draagstuk 1 als hét tussenstuk 9 van metaal kunnen zijn, meer bepaald van verzinkt plaatstaal met een dikte van dé orde van bijvoorbeeld 1 mm, zoals dit meestal eveneeris het geval’is voor de rails· die top zichzelf bekend zijn. In de voorgestelde eerste voorkeursuitvoeringsvorm vertonen de bevestigingsflenzen 3 een hoogte van de orde van 40 mm en één breedte van de Ördé van 40 mm, vertoont de rechthoekige basis 2 een breedte van de orde van 40 mm en lengte van de orde van 60 mm, vertonen de beveiligingsflenzen 4 een breedte van de orde van 10 mm en een hoogte van de orde van 30 mm, en vertoont de uitsparing 24 de tussen de bevestigingsflens 3 en de beveiligingsflens 4 een breedte van de orde van 1,5 mm en een hoogte van de orde van 20 mm. De dikte van het isolatiestuk 5 bedraagt 15 mm, terwijl deze van het isolatiestuk 15 3 mm bedraagt.
Een dergelijk draagstuk 1, volgens deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, kan eenvoudig vervaardigd worden uit een vlak metalen plaatje zoals weergegeven in figuur 6. In dit plaatje worden de uitsparingen 24 tussen de bevestigingsflenzen 3 en de beveiligingsflenzen 4, de afgeschuinde zijranden 16 met de inkepingen 17, en een ronde doorvoeropening 12 in de basis 2 voorzien. De basis 2 met de opstaande bevestigingsflenzen 3 en de beveiligingsflenzen 4 worden gevormd doordat het plaatje over de lijnen 26 wordt geplooid. Hierdoor ontstaat een nagenoeg U-vormig draagstuk 1. De beveiligingsflenzen 4 worden verder over de plooilijnen 25 geplooid zodat de tegenover elkaar gelegen uiteinden 4' naar elkaar toe geplooid zijn en dichter bij de basis 2 kómen dan de inkepingen 17. In deze positie zijn de inkepingen 17 vrij voor de bevestiging van de rails. De uiteinden 4' van tegenover elkaar gelegen bèveiligingsflenzeri 4 kunnen, bijvoorbeeld, eveneens van elkaar weg geplooid zijn zodat de inkepingen 17 vrij zijn voor de bevestiging van de rails.
Volgens een variante van de eerste voorkeursuitvoeringsvorm kunnen de plooilijnen 25 van de beveiligingsflenzen 4 tussen de plooilijnen 26 van de tegenover elkaar gelegen bevestigingsflenzen 3 liggen. Hiertoe dienen de uitsparingen 24 tussen de bevestigingsflenzen 3 en de beveiligingsflenzen 4 zich verder uit te strekken tot aan de plooilijnen 25, voorbij de plooilijnen 26. '
Volgens een verdere variante kunnen de1 plooilijnen 25 van de beveiligingsflenzen 4 zich iets schuin uitstrekken ten opzichte van de plooilijnen 26 van de bevestigingsflenzen 3, zodat bij het overgaan van de eerste naar de tweede positie deze beveiligingsflenzen 4 naar de bevestigingsflenzen 3 toe worden geplooid.
Ter verdere illustratie van de uitvinding wórdt hierna ' ëèn · kórte uiteenzetting gegeven van een mogelijke wijze waarop gebruik gemaakt wordt van het montage-element, zoals in de hierboven beschreven eerste voorkeursuitvoeringsvorm, voor het plaatsen van plafondpanelen tegen een willekeurige zoldering. Hiervoor wordt vooral verwezen naar bijgaande figuren 2 tot 5 en 7 tot 9.
Indien het een houten zoldering betreft volstaat het schroefvormige bevestigingsorganen 6 met hun uiteinden 13 gewoon te schroeven in de zoldering op een nagenoeg constante afstand van elkaar en op onderling evenwijdige rijen waarvan de afstand bepaald wordt door de afmetingen van de plafondpanelen 10.
Indien het een betonnen zoldering betreft, zoals in de figuren voorgesteld werd, kan het uiteinde 13 van elk bevestigingsorgaan 6 hetzij door tussenkomst van een plug in deze zoldering geschroefd worden, hetzij bij betonneren ingegoten worden.
Vervolgens wordt op elk vrij uiteinde van deze bevestigingsorganen 6 een montage-element geschoven met de vrije uiteinden van de flenzen 3 en 4 naar beneden gericht. Hiertoe vertoont het isolatiestuk 5 een centrale opening of doorgang 19 die zich uitstrekt vanaf de doorvoeropening 12, in de basis 2 van het isolatiestuk 1, tot aan de tegenoverliggende centrale opening 14, in het tussenstuk 9, dat dus bij middel van zijn omgebogen randen 9’ vastzit tegen het isolatiestuk 5.
Dit isolatiestuk 5 wordt op zijn beurt tussen de twee flenzen 3 ter plaatste gehouden bij middel van de in deze laatste uitgeponste weerhaken 20 die schuin naar binnen gericht zijn in de richting van de basis 2 van de draagstuk 1 en klemmen tegen dit isolatiestuk 5.
Ook het tweede isolatiestuk 15, dat gekleefd is op de buitenzijde van de basis 2 van het draagstuk 1, vertoont tegenover de doorvoeropening 12 een centrale opening 21. De diameter zowel van deze opening 21 als van de doorgang 19 in isolatiestuk 5 stemt nagenoeg overeen met de doormeter van het staafvormig bevestigingsorgaan 6.
Op deze manier is het mogelijk het montage-element, dat achtereenvolgens bestaat uit het isolatieplaatje 15, het draagstuk 1, het isolatiestuk 5 en het tussenstuk 9, op het bevestigingsorgaan 6 te schroeven, op dezelfde manier als een bout, waarbij dan het tussenstuk 9 dé functie van bout vervult, door via de centrale opening 14 dit laatste te schroeven op het bevestigingsorgaan 6, tot dat het montage-element zich op de gewenste afstand van de draagstructuur of zoldering 7 bevindt.
Verder dient ervoor gezorgd te worden dat de bevestigingsflenzen 3 van eenzelfde rij montage-elementen onderling evenwijdig zijn zodat op deze bevestigingsflenzen een profiel 8 door aandrukken kan worden vastgeklikt, zoals ook hierboven wordt beschreven.
Vóór het aanbrengen van de profielen 8 worden de montage-elementen eerst horizontaal uitgelijnd door gebruik te maken van een laserstraal die de vrije uiteinden van de bevestigingsflenzen 3 detecteert.
Door het aan- of losschroeven van het tussenstuk 9 op het bevestigingsorgaan 6 kunnen de montage-elementen, die zich niet op de vereiste hoogte bevinden, bijgesteld worden.
Nadat vervolgens de profielen 8 geplaatst zijn, zoals hierboven reeds vermeld, door de randen 18' in de inkepingen 17 van de bevestigingsflenzen 3 te klikken, worden de beveiligingsflenzen 4 naar beneden geplooid tot over de zijden 18 van de profielen 8 zodat deze verhinderen dat dé profielen 8 onder invloed'van een neerwaartse kracht openplooien en de randen 18' terug uit de inkepingen 17 loskomen.
Tenslotte wordt overgegaan tot het bevestigen van de plafondpanëlen 10' tégen de onderzijde ervan. Hiértoë wordën deze panelen 10 tegen de rails aangedrukt, en bijvoorbeeld, bij middel van niet voorgestelde schroeven hierop vastgezet. : : 1 : · · ! : .
Dankzij de aanwezigheid van dé aanslag 11 op' het tussenstuk 9, volgéns bovenstaande specifieke variante van de voorkeursuitvoeringsvorm, wordt de axiale verschuiving van het montage-element op het bevestigingsorgaan 6 beperkt i tijdens het aandrukken van dé profielen 8. Door de opwaartsè drük op de panelen 10, zoals vöorgesteld dóór pijl 22, wordt de aanslag 11 van het tussenstuk 9 tegen de rails gedrukt, zoals voorgesteld werd in figuur 8. -
Op het ogenblik dat de parielen 10 vastgezét zijn eri de onderstéiming ervan verwijderd wordt ondergaat het draagstuk 1 ohdër het' gewicht van de parieten 10 eeh nëerwaartse Verplaatsing, zoals äängeduid door pijl 23 op’figuren'3,1‘5 en 9,- tof op hét Ogenblik dat hét montage-elément1 in zijn oórspronkëlijke':tbestarid' is, zodat'de panelëri 10 onrechtstreeks, via de basis 2 van hét draagstuk 1, vrij rusten op de isolatiestukken 5. ' ; i : - : , : ·.
Volgens bovenstaande specifieke variante van de eerste vöorkeursuitvoeringsvorm met de aanslag 11, wórdt hierdoor eveneens terug de akoestische brug onderbroken tussen de aanslag 11 en de rails.
Zij nog vermeld dat in de volledige ruimte tussen de rails en de montage-elementen een niet-voorgestelde soepele isolatie, zoals rotswol, aangebracht kan worden.
Volgens deze eerste voorkeursuitvoeririgsvorm omvatten de bevestigingsmiddelen een inkeping 17 in de bevestigingsflens 3 waarin een naar binnen geplooide rand 18' van de opstaande zijde 18 van het U-vormig profiel 8 ingrijpt wanneer dit U-vormig profiel 8 aan het draagstuk 1 wordt bevestigd. Het beveiligingselement verhindert hierbij dat de naar binnen geplooide rand 18' terug uit de inkeping 17 komt nadat het U-vormig profiel 8 aan het draagstuk 1 werd bevestigd. Het is natuurlijk eveneens mogelijk dat het profiel 8 een inkeping 17 vertoont waarin de bevestigingsflens 3 kan ingrijpen. Het beveiligingselement 4 verhindert hierbij op een analoge manier dat de bevestigingsfleris 3 uit de inkeping 17 komt nadat het U-vormig profiel 8 âan het draagstuk 1 werd bevestigd.
Volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is dit montage-element bestemd voor het horizontaal bevestigen van rails die bestaan uit draagprofielen 8 met een U-vormige dwarsdoorsnede met twee volgens de lengterichting van het profiel 8 zich uitstrekkende opstaande zijden 18 die van elkaar weg gekeerde, naar buiten omgeplooide vrije randen 18' vertonen.
Volgens deze tweede voorkeursuitvoeringsvorm, zoals weergegeven in de figuren 10 tot 12, bestaat dit montage-element uit een draagstuk 1 met een U-vormige dwarsdoorsnede. Het draagstuk 1 heeft een rechthoekige basis 2 met twee tegenover elkaar liggende zijden waarop twee opstaande tegenover elkaar liggende flenzen staan, nagenoeg loodrecht op de basis 2. Deze flenzen vormen de bevestigingselementen 34.
Deze flenzen zijn voorzien van twee sleufVormige uitsparingen 24 die zich nagenoeg dwars op de basis 2 uitstrekken. Hierdoor worden deze flenzen elk opgedéeld in een bevestigiiigsflens 3 eit twee beveiligingsflenzen 4. De beveiligingsflenzen 4 bevinden zich aan weerszijden van de bevestigingsflens 3 en worden minstens gedeeltelijk van deze flens 3 gescheiden door de uitsparingen 24.
De bevestigingsflens 3 heeft een vrij uiteinde 3' met tegenover elkaar gelegen afgeschuinde zijden 16 die grenzen aan de uitsparingen 24. De hoogte en de breedte van dit uiteinde 3' is zodanig dat dit in het U-vormig profiel 8 past, tussen de tegenover elkaar staande opstaande zijden 18, dwars op deze opstaande zijden 18. Vanwege de afgeschuinde zijden 16 versmalt de bevestigingsflens 3 naar hun vrije uiteinde 3' toe, wat de bevestiging van een profiel 8 op de bevestigingsflens 3 vergemakkelijkt.
Wanneer het profiel 8 over het uiteinde 3' wordt geschoven, kunnen de opstaande zijden 18 van het profiel 8 minstens gedeeltelijk plaatsnemen in de uitsparingen 24, tussen de bevestigingsflens 3 en de beveiligingsflenzen 4. De binnenzijde van het profiel 8 en van de opstaande zijden 18 kunnen hierbij steunen tegen de bevestigingsflens 3.
Aan weerszijden van de bevestigingsflens 3 loopt de uitsparing 24 uit in een inkeping 17 waarin de vrije randen 18’ van de opstaande zijden 18 minstens gedeeltelijk passen. Deze inkeping 17 strekt zich bij voorkeur nagenoeg dwars uit ten opzichte van de uitsparing 24.
De inkepingen 17 lopen nagenoeg parallel met de basis 2 en liggen, tegenover elkaar, aan weerszijden van de bevestigingsflenzen 3 zodat de omgeplooide vrije randen 18' van de tegen over elkaar gelegen opstaande zijden 18 hierin passen.
Elk van de beveiligingsflenzen 4 is met de bevestigingsflens 3 verbonden door een scharnier- of rotatieas 25 die, in deze tweede uitvoeringsvorm, nagenoeg loodrecht op de basis 2 staat. Deze as 25 staat eveneens nagenoeg dwars op de lengterichting van de opstaande zijde 18 van een profiel 8 dat is bevestigd aan de bevestigingsflens 3 en is bijgevolg nagenoeg parallel aan deze opstaande zijde 18.
Door een rotatie over deze as 25, kan de beveiligingsflens 4, enerzijds, een eerste, open positie, en, anderzijds, een tweede, geslotén positie, aannemen.
In de eerste, open positie is de beveiligingsflens 4 verwijderd van de uitsparing 24 en de inkeping 17 zodat deze vrij toegankelijk zijn voor de opstaande zijde 18 van het draagprofiel 8 en de rand 18’ van deze opstaande zijde 18, respectievelijk. Hierdoor kan dus de vrije rand 18' in de inkeping 17 worden gebracht.
In de tweede, gesloten positie, is de beveiligingsflens 4 gekeerd naar de inkeping 17 en de uitsparing 24. De opstaande zijde 18 van het draagprofiel 8 wordt hierdoor geïmmobiliseerd in de uitsparing 24, tussen de bevestigingsflens 3 en het beveiligingselement 4.
In deze tweede, gesloten positie, staat de beveiligingsflens 4 nagenoeg dwars op de opstaande zijde 18 van een profiel 8 dat is bevestigd aan de bevestigingsflens 3. Volgens deze tweede voorkeursuitvoeringsvorm ligt hierbij de beveiligingsflens 4 nagenoeg in het zelfde vlak als de bevestigingsflens 3.
In deze positie sluit de rand 4' van de beveiligingsflens 4, die tegenover de as 25 gelegen is, minstens gedeeltelijk aan op de opstaande zijde 18 van een aan de bevestigingsflens 3 bevestigd profiel 8 waarvan de opstaande zijde 18 zich minstens gedeeltelijk in de uitsparing 24 bevindt en de vrije rand 18’ van deze opstaande zijde 18 zich minstens gedeeltelijk in de inkeping 17 bevindt.
Om de beveiligingsflens 4 tussen deze twee posities te laten roteren is een verlenging 4" voorzien die zich uitstrekt tot voorbij de as 25 zodat deze verlenging 4" dienst doet als een hefboom: '
Bijgevolg wordt in deze txveèdé uitvoeringsvorm, zoals bij :de eerste voörkeursüitvoeringsvorm, het beveiligingselement 4 gevormd dóór een stijf plaatje dat èen vrij uiteinde 4’ vertoont en dat ten opzichte van de basis '2 eri dé bévestigingsflens 3 kan worden bewogen zodat de beveiligingsflens in de tweede positie minstens gedeeltelijk dwars staat op een opstaande zijde 18 van het U-vormig profiel 8. '
Verder kan, zoals in de eerste voörkeursuitvooringsvorm, déze tweede vóorkeiirsuitvóëringsvorm everieens Voorzien worden van een aanslag 11 dié óp een analoge wijze is opgebouwd als hierboven wordt beschreven. Deze aanslag 11 vergemakkelijkt de bevestiging van de rails en/of eventuele plafondpanëleri; n ’ ; r ‘ ' ‘' De uitvinding is geenzins beperkt tót’de hierbóven beschiréVëri specifièke Uitvóenngsvófmëri, maar binnen het raam van de uitvinding kunnen meerdere veranderingen óvérwógen worden, ondermeer ' waf betrefit de vorm van de samènstëllende onderdelen van dit móhtage-elemërit.,L! ! : ' v '1 l i ; : ' ' Aldus kunnen bijvoorbééld op de basis 2, tussen devflehzèh'3 ërT4, volgens' dëziélfde zin als van1 deze laatste ópstaande randèn met' een fièpërkté1'hoogte vóórziën wórden; waartussen hef isólatiestuk 5 eveneëns géklenid kan wordén.
Ook kan het rechthoekig isolatieplaatje 15 bovenop' dé büitënzij’dë vâh de basis van het draagstuk 1 gevormd worden door een enigszins elastische ring. In sómmige gevallen kan het bevestigingsorgaan met een schroefvormige staaf vervangen worden door een equivalent bevestingsorgaan, zoals bijvoorbeeld een kliksysteem waarop het tussenstuk 9 in een regelbare stand vastgezet kan worden.
Zo kan verder ook het beveiligingselement bestaan uit bijvoorbeeld een veerkrachtig gebogen plaatje dat bevestigd is aan twee tegenover elkaar gelegen zijden van de basis 2 van de draagstructuur 1, naast en evenwijdig met de tegenover elkaar staande bevestigingsflenzen 3, en zich met de bolle zijde uitsterkt in de richting van de vrije uiteinden 3' van de bevestigingsflenzen 3 tot voorbij de uitsparingen 17.
Bij het bevestigen van de profielen 8 duwen de randen 18' tegen de bolle zijde van het gebogen plaatje dat in de lengterichting van de bevestigingsflenzen 3 meegeeft en vervormd zodat de uitsparingen 17 vrijkomen voor de randen 18' die vervolgens in de uitsparingen 17 klikken. Nadat de randen 18' in de uitsparingen 17 zijn geklikt neemt het gebogen plaatje terug zijn oorspronkelijke vorm aan, waardoor het zich naast de zijden 18 uitstrekt. Hét gebogen plaatje verhindert hierdoor dat de randen 18' terug uit de uitsparingen 17 loskomen doordat het in de dwarsrichting op de zijden 18 stijf is.
Zo kunnen de opstaande zijden 18 voorzien zijn van uitsparingen die de vrije randen 18' vertonen, welke kunnen klikken in een inkeping 17 van de bevestigingsflenzen 3.
Zo kan volgens een andere uitvoeringsvorm het montage-element dienen óm panelen met rails tegen een muur te bevestigen.
Tenslotte kunnen de verschillende eigenschappen en kenmerken van de eerste en de tweede voorkeursuitvoeringsvorm mét elkaar gecombineerd worden, zodat, bijvoorbeeld, een inkeping 17 wordt voorzien waarin zowel naar elkaar toe geplooide uiteinden 18' alsook van elkaar weg geplooide uiteinden 18' van de opstaande zijden 18 van eén U-vormig profiel 8 kunnen plaatsnemen.

Claims (15)

1. Montage-element om een draagprofiel (8) met minstens een volgens de lengterichting zich uitstrekkende opstaande zijde (18) tegen een draagstructuur (7) te bevestigen, waarbij dit montage-element - een draagstuk (1) omvat met een basis (2) en een daarop opstaand bevestigingselement (34) met een bevestigingsflens (3) om een vrije rand (18’) van de opstaande zijde (18) van het draagprofiel (8) eraan te bevestigen, - een beveiligingselement (4) omvat om te verhinderen dat de vrije rand (18’) van de opstaande zijde (18) van een aan de bevestigingsflens (3) bevestigd draagprofiel (8) loskomt van de bevestigingsflens (3), en - een bevestigingsorgaan (6) omvat om het draagstuk (1) aan de draagstructuur (7) te bevestigen, daardoor gekenmerkt dat het beveiligingselement (4) wordt gevormd door het bevestigingselement (34) dat een uitsparing (24) vertoont die zich uitstrekt tussen de bevestigingsflens (3) en het beveiligingselement (4), waarin de opstaande zijde (18) van het draagprofiel (8) minstens gedeeltelijk kan plaatsnemen, en minstens een inkeping (17) vertoont die zich uitstrekt tussen de bevestigingsflens (3) en het beveiligingselement (4), waarin de vrije rand (18’) van de opstaande zijde (18) minstens gedeeltelijk kan plaatsnemen, waarbij het beveiligingselement (4) ten opzichte van de bevestigingsflens (3) minstens een eerste, open positie aanneemt, waarin het beveiligingselement (4) is verwijderd van de inkeping (17) zodat de rand (18’) van de opstaande zijde (18) van het draagprofiel (8) in de inkeping (17) kan worden gebracht, en een tweede, gesloten positie aanneemt, waarin het beveiligingselement (4) de inkeping (17) afsluit zodat de ópstaande zijde (18) van het draagprofiel (8) in de uitsparing (24) is geïmmobiliseerd tussen de bevestigingsflens (3) en het beveiligingselement (4), en waarbij dit beveiligingselement (4) plooibaar, buigbaar en/of roteerbaar is ten opzichte van het draagstuk (1) waardoor dit beveiligingselement (4) overgaat van de eerste positie naar de tweede positie, en omgekeerd.
2. Montage-element volgens de conclusie 1, waarbij het beveiligingselement (4) aan een zijde een vouwlijn vertoont waarmee dit beveiligingselement (4) met de basis (2) en/of de bevestigingsflens (3) is verbonden en waarover dit beveiligingselement (4) roteert.
3. Montage-element volgens de conclusie 1, waarbij de inkeping (17) en de uitsparing (24) zich nagenoeg dwars ten opzichte van elkaar uitstrekken.
4. Montage-element volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het beveiligingselement - in een eerste positie zich uitstrekt vanaf de basis (2) tot voor de inkeping (17), tot op een afstand van de basis (2) die kleiner is dan de afstand tussen de basis (2) en de inkeping (17), waardoor dit beveiligingselement toelaat om de opstaande zijden (18) van het draagprofiel (8) aan de bevestigingsflehs (3) te bevestigen door middel van de inkeping (17) en > . . · \ - in een tweede positie zich uitstrekt vanaf de basis (2) tot voorbij de inkeping (17), tót op een afstand van de basis (2) die groter is dan de afstand tussen de basis (2) en de inkeping (17), waardoor dit beveiligingselement zich uitstrek tot over de opstaande zijde (18) van een aan de bevestigingsflens (3) bevestigd draagprofiel (8) waardoor dit verhindert dat deze ópstaande zijde (18) loskomt van de bevestigirigsflens (3): : ' -
5. Montage-element volgens eeri van dé voorgaande conclusies, waarbij het beveiligingselement (4) in de gesloten positie stijf is vólgens eéh' richting parallel mèt de basis (2) en de bevestigingsflëris (3).': ' ' -!: ^ ί ''6. Moritage-elément 'volgens een van' dé voorgaande conclusies, wâàrbij het beveiligirigselemènt (4) vervormbaar is volgens een richting die dwars staat op de basis (2). ‘ ' ' ··’ - ü i; ; .'·’<. -s;·,! ·:·; ’r,v 1 ' ; ' 7.1 Móntage-elemerit: volgens één1 van' dé' voórgaahdé éónclusiés,- waafbij,! 'hét1 bëvèiligirigselemehf ' één ' plooilijri 1 vertoont: die ’ tdëiaàt! ‘ ?dat ‘hét bêveiligingsëlëment éen pendel bewégirig maakt tüssën!dë éérste én tweede pósitie.01 ' ' ' f ! ' ' ’ " ' 8· Montage-element1 volgens ’ dé conclusie 7, waarbij de proöilijri evenwijdig is met de basis (2).
9. Móntage-element volgens de conclusie 8, waarbij de ploóilijn dwars staat op de basis (2). . .
10. Montage-element volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het beveiligingselement een beveiligingsflens (4) bevat die in de tweede positie minstens gedeeltelijk dwars staat op een vlak dat dwars staat op de basis (2) en de bevestigingsflens (3).
11. Montage-element volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het draagstuk (1) één fysisch geheel vormt dat de basis (2), de bevestigingsflens (3) en het beveiligingselement bevat.
12. Montage-element volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de beveiligingsflens (4) in de eerste positie geplooid is en in de tweede positie gestrekt is.
13. Montage-element volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het draagstuk (1) twee tegenover elkaar gelegen op de basis (2) opstaande bevestigingsflenzen (3) omvat die elk aan weerszijden voorzien zijn van ernaast gelegen en op de basis (2) opstaande beveiligingsflenzen (4).
14. Montage-element volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een enigszins elastisch samendrukbaar isolatiestuk (5) zich bevindt tussen twee tegenover elkaar gelegen bevestigingsflenzen (3).
15. Montage-element volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het beveiligingselement bestaat uit een gebogen, veerkrachtig, langwerpig plaatje dat met beide uiteinden is bevestijgd aan de basis (2) zodanig dat het elastisch vervormbaar is in de richting van de opstaande bevestigingsflens (3) en stijf is in de dwars daarop staande richting.
16. Montage-element volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het draagstuk (1) en het bevestigingsorgaan (6) akoestisch van elkaar geïsoleerd zijn door een enigszins elastisch samendrukbaar isolatiestuk (5) dat voorzien is aan het bevestigingsorgaan (6) en waarop het draagstuk(l) steunt met, bij voorkeur, de basis(2).
17. Werkwijze voor het vervaardigen van een montage-element volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het draagstuk (1) met een basis (2), twee tegenover elkaar gelegen bevestigingsflenzen (3) en minstens twee beveiligingsflenzen (4), uit één enkele plaat wordt geplooid.
18. Plafond verkregen door gebruik te maken van het montage-element volgens een van de voorgaande conclusies.
BE200800263A 2007-07-06 2008-05-08 Montage-element voor panelen. BE1018118A6 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE200800263A BE1018118A6 (nl) 2008-05-08 2008-05-08 Montage-element voor panelen.
PCT/BE2008/000049 WO2009006706A2 (en) 2007-07-06 2008-07-04 Assembly unit for panels

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE200800263A BE1018118A6 (nl) 2008-05-08 2008-05-08 Montage-element voor panelen.
BE200800263 2008-05-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1018118A6 true BE1018118A6 (nl) 2010-05-04

Family

ID=42126318

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE200800263A BE1018118A6 (nl) 2007-07-06 2008-05-08 Montage-element voor panelen.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1018118A6 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6145264A (en) Bracket for suspended ceiling tiles
US9765519B2 (en) Ceiling system
US9185979B1 (en) Floating metal shelf and mounting bracket
US10060460B1 (en) Precursor for a furring channel clip, furring channel clip formed therefrom, method of making a furring channel clip, and method of mounting a furring channel to a load bearing member
US20080010922A1 (en) Curtain-Type Facade Structure
US8745946B2 (en) Ceiling tile suspension system
US20050077015A1 (en) Temporary partition system
US11510509B2 (en) Mounting a frame onto a previously installed mirror
US20190264444A1 (en) Clip and method of using the clip to mount a furring channel on an elongated load bearing member of a drywall grid system
CN113404204A (zh) 用于线性天花板镶板的托架
BE1018118A6 (nl) Montage-element voor panelen.
US2013762A (en) Building construction
EP3417122B1 (en) Improved apparatus for mounting a plurality of panels to a facade
US20160319550A1 (en) Snow guard assembly for standing seam metal roof
JP2007040087A (ja)
BE1018072A3 (nl) Geluidsisolerend montage-element voor draagprofielen.
US8210486B2 (en) Fixing system for hanging bar for kitchen utensils
KR200436794Y1 (ko) 천장용 패널
EP2060728A3 (de) Glashalteleiste, Rahmenkonstruktion sowie Verfahren zur Montage einer Glashalteleiste
EP1696097A1 (en) Louver for an architectural light or ventilation device
EP2751366A1 (en) A groove strip for mounting of a sheet unit
BE1017678A6 (nl) Montage-element voor panelen.
CA2571432A1 (en) Retaining clip
EP0351457B1 (en) Clamping device for explosion panels
NL1010882C2 (nl) Ophangsamenstel voor het aan een vast plafond ophangen van een profiel voor het dragen van panelen.

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20130531