BE1018099A5 - Verplaatsbare shelter. - Google Patents

Abstract

verplaatsbare shelter die bestaat uit een constructie met een dak en met zijwand die op een ondergrond worden geplaatst, die minstens een gedeelte vormt van een aanhangwagen met afneembare wielen waarbij twee overeenstande wanden van de shelter elk gevormd worden door een opplooibaar paneel bestaande uit een centraal paneelgedeelte dat op een vast op een geraamte is aangebracht en uit twee uitklapbare zijdelingse paneelgedeelten die scharnierend over de lengte van de zijranden van het overeenkomstig centraal paneelgedeelte zijn aangebracht, waarbij het hooftdzakelijk gevormd wordt door een raam dat dwars en in het medden op de beide centrale paneelgedeelten is bevestigd.

Description

Verplaatsbare shelter.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een verplaatsbare shelter.

Meer bepaald heeft de huidige uitvinding betrekking op een verplaatsbare shelter die bestaat uit een constructie met een dak en met zijwanden die op een ondergrond worden geplaatst.

De shelter kan hierbij bijvoorbeeld dienst doen als paardenstal voor het onderbrengen van paarden, als een overdekte staanplaats voor een wagen in de vorm van een zogenaamde carport of bijvoorbeeld simpelweg als tuinhuis voor het opbergen van tuinmaterialen en werktuigen of dergelijke.

Er zijn uiteraard reeds shelters of constructies bekend die dienst doen als paardenstal, tuinhuis, carport of dergelijke.

Een nadeel van de bekende shelters of constructies die voor deze doeleinden worden gebruikt, is dat ze een eerder permanent karakter hebben in de zin dat het over het algemeen onmogelijk is ze af te breken en terug op te bouwen of alleszins zou een verplaatsing van de bekende constructies zeer veel arbeid vergen.

Het is tevens bekend dat paarden bijvoorbeeld vervoerd kunnen worden met behulp van een oplegger, bijvoorbeeld voor deelname aan een wedstrijd of dergelijke.

Zulke oplegger kan worden beschouwd als een verplaatsbare tijdelijke shelter, met uiteraard het voordeel dat hij gemakkelijk te verplaatsen is.

Een nadeel van zulke opleggers is echter dat de paarden hierbij worden gestald in een uiterst beperkte ruimte, waarvan het comfort voor de dieren compleet onvergelijkbaar is met het comfort geboden door een normale paardenstal, waarbij de paarden vrij kunnen uitlopen in een weide en zelf de bescherming kunnen opzoeken van de stal, wanneer dat gewenst is omwille van de weersomstandigheden of dergelijke.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meerdere van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hierbij is het de bedoeling een verplaatsbare shelter te bekomen die gemakkelijk te verplaatsen is, maar die toch ook de ruimte en de voordelen biedt van de bekende, meer permanente constructies.

Hiertoe betreft de huidige uitvinding een verplaatsbare shelter die bestaat uit een constructie met een dak en met zijwanden die op een ondergrond worden geplaatst, waarbij de shelter minstens een gedeelte vormt van een aanhangwagen met afneembare wielen waarbij twee overstaande wanden van de shelter elk gevormd worden door een opplooibaar paneel bestaande uit een centraal paneelgedeelte dat vast op een geraamte is aangebracht en uit twee uitklapbare zijdelingse paneelgedeelten die scharnierend over de lengte van de zijranden van het overeenkomstig centraal paneelgedeelte zijn aangebracht, waarbij de zijdelingse paneelgedeelten in de uitgeklapte toestand samen met het overeenkomstige centraal paneelgedeelte een wand van de shelter vormen, terwijl ze in de opgeplooide toestand tussen de overstaande centrale paneelgedeelten zijn ingedraaid, waarbij het geraamte hoofdzakelijk gevormd wordt door een raam dat dwars op de beide centrale paneelgedeelten is bevestigd en waarbij het raam in het midden van de centrale paneelgedeelten is aangebracht.

Een voordeel van zulke verplaatsbare shelter is dat hij gemakkelijk verplaatsbaar is, aangezien hij op eenvoudige wijze omgevormd kan worden tot een aanhangwagen door het aanbrengen van de afneembare wielen.

Bovendien is het opstellen van de shelter erg gemakkelijk. Het volstaat immers na transport de wielen van de aanhangwagen af te nemen en de zijdelingse paneelgedeelten open te klappen ter vorming van twee overstaande wanden van de shelter.

Het volume dat door de shelter wordt omsloten, is hierbij veel groter dan het volume dat wordt ingenomen tijdens het transport, wat bijdraagt tot het gebruikscomfort.

Bovendien staan de wanden van de shelter op de grond, zodat bijvoorbeeld bij gebruik als paardenstal de paarden er gemakkelijk in en uit kunnen wandelen en dus een vrije loop kunnen hebben in een weide.

In het geval de verplaatsbare shelter als carport wordt gebruikt, zijn hierdoor ook geen bijkomende middelen nodig om auto's in en uit de shelter te kunnen rijden.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verplaatsbare shelter overeenkomstig de uitvinding is de shelter tevens voorzien van twee uitklapbare dakpanelen, die elk scharnierend op twee tegenoverstaande hoeken van de centrale paneelgedeelten zijn aangebracht en die in de uitgeklapte toestand het dak van de shelter vormen, terwijl ze voor het verplaatsen van de shelter over de zijdelingse paneelgedeelten van de aanhangwagen dienen te worden geklapt tot in een ingeklapte toestand.

Een eerste voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de dakpanelen van de shelter een onderdak bieden, wat uiteraard één van de voornaamste functies is van de shelter.

Het feit dat de dakpanelen uitklapbaar zijn uitgevoerd en ze over de zijdelingse paneelgedeelten kunnen worden geklapt, biedt bovendien het voordeel dat het dakoppervlak in uitgeklapte toestand een groot oppervlak kan bestrijken, vergelijkbaar met de bekende permanente shelters, terwijl voor transport, door het inklappen van de dakpanelen, slechts een beperkte ruimte door de dakpanelen wordt ingenomen.

Kortom, de shelter is gemakkelijk verplaatsbaar, maar biedt toch evenveel comfort en ruimte als bij de bekende permanente constructies.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verplaatsbare shelter overeenkomstig de uitvinding beschreven, met verwijzing naar bijgaande figuren, waarin: figuur 1 in perspectief een verplaatsbare shelter volgens de uitvinding weergeeft, nadat de shelter -volledig is opgebouwd; figuren 2 en 3 in perspectief dezelfde shelter weergeven, wanneer deze respectievelijk voor een gedeelte en helemaal omgebouwd is tot een aanhangwagen ; figuur 4 in bovenaanzicht het geraamte van de verplaatsbare shelter weergeeft dat in figuur 3 is aangeduid met F4; en, figuur 5 in perspectief een mogelijke uitvoeringsvorm van een afneembaar wiel weergeeft dat behoort bij een verplaatsbare shelter overeenkomstig de uitvinding; figuren 6 en 7 respectievelijk in zijaanzicht en in bovenaanzicht een verplaatsbare shelter overeenkomstig de uitvinding weergeven wanneer deze is opgeplooid tot aanhangwagen zoals in figuur 4; figuur 8 in zijaanzicht een bijkomend geraamte voor het aanbrengen van wielen weergeeft; en, figuren 9 en 10 analoog aan de figuren 6 en 7 een verplaatsbare shelter weergeven die is opgeplooid voor transport en waarbij een bijkomend geraamte voor het aanbrengen van de wielen overeenkomstig figuur 8 is toegepast.

De in figuur 1 weergegeven verplaatsbare shelter 1 volgens de uitvinding is in dit geval bedoeld om er paarden in te stallen.

Zoals bij de bekende shelters, bestaat de shelter 1 uit een constructie met een dak 2 en met zijwanden 3 die op een ondergrond 4 zijn geplaatst.

Het feit dat de shelter 1 met zijn zijwanden 3 op de ondergrond 4 is geplaatst, biedt het voordeel dat de paarden er in en uit kunnen zonder bijkomende middelen in de vorm van een trap of loopplank of dergelijke, zodat de shelter 1 gebruikt kan worden in een weide, zoals een gewone stal, waarbij de paarden vrij in en uit de stal kunnen lopen.

De shelter 1 volgens de uitvinding is echter speciaal, aangezien hij gemakkelijk omgevormd kan worden tot een aanhangwagen 5, zoals wordt getoond aan de hand van de figuren 2 en 3.

Hiertoe is de shelter 1 zodanig uitgevoerd dat twee overstaande wanden van de shelter 1 elk gevormd worden door een opplooibaar paneel 6 dat op een geraamte 7 is aangebracht.

Elk opplooibaar paneel 6 bestaat uit een centraal paneelgedeelte 8 dat vast op het geraamte 7 is bevestigd en uit twee uitklapbare zijdelingse paneelgedeelten 9 die scharnierend over de lengte van de zijranden 10 van het overeenkomstig centraal paneelgedeelte 8 zijn aangebracht.

In de uitgeklapte toestand, die is weergeven in figuur 1, vormen de zijdelingse paneelgedeelten 9 in dit geval één vlak met het overeenkomstige centraal paneelgedeelte 8 ter vorming van een wand 3 van de shelter 1, meer bepaald in de getoonde uitvoeringsvorm een voorwand èn een achterwand van de shelter 1.

Door de zijdelingse paneelgedeelten 9 te scharnieren langsheen de zijranden 10 van hun centraal paneelgedeelte 8 kunnen ze in de opgeplooide toestand worden gebracht, zoals is weergegeven aan de hand van figuren 2 en 3, waarbij de zijdelingse paneelgedeelten 9 tussen de overstaande centrale wandgedeelten 8 zijn ingedraaid en ze in het getoonde voorbeeld de zijwanden vormen van de aanhangwagen 5 of minstens deel uitmaken van de zijwanden van de aanhangwagen 5.

De in de figuren weergegeven verplaatsbare shelter 1 overeenkomstig de uitvinding is tevens voorzien van twee uitklapbare dakpanelen 11, die elk scharnierend op twee tegenoverstaande hoeken 12 van de tegenoverstaande centrale paneelgedeelten 8 zijn aangebracht en die in de uitgeklapte toestand het dak 2 van de shelter 1 vormen.

Voor het verplaatsen van de shelter 1 dienen de uitklapbare dakpanelen 11 over de ingeplooide zijdelingse paneelgedeelten 9 van de aanhangwagen 5 te worden geklapt tot in een ingeklapte toestand.

Het geraamte 7 van de shelter 1, dat in figuur 4 in bovenaanzicht is weergegeven, wordt hoofdzakelijk gevormd door een raam 13 dat dwars op de beide centrale paneelgedeelten 8 is bevestigd.

Hierbij kunnen de opstaande balken 14 van het raam 13 al dan niet deel uitmaken van de centrale paneelgedeelten 8.

Bij voorkeur is het raam 13 in het midden van de centrale paneelgedeelten 8 aangebracht.

Verder zijn in het getoonde voorbeeld nog bijkomende steunbalken 15 voorzien tussen het raam 13 en de centrale paneelgedeelten 8, meer bepaald tussen de liggende balken 16 van het raam 13 en de zijranden 10 van de centrale paneelgedeelten 8 of althans een steunpunt 17 op de centrale paneelgedeelten 8 in de nabijheid van de zijranden 10, teneinde een rotatie van de centrale paneelgedeelten 8 ten opzichte van het raam 13 te verhinderen.

Op deze wijze zijn de centrale paneelgedeelten 8 voldoende stevig met elkaar verbonden, opdat een constructie zou worden bekomen die in de opgeplooide toestand als aanhangwagen 5 dienst kan doen en die aan de belastingen kan weerstaan die gepaard gaan met het verplaatsen van de shelter 1 onder de vorm van een aanhangwagen 5 voortgetrokken door een trekkend voertuig.

De shelter 1 is verder tevens voorzien van tussenpanelen 18 die tussen twee overstaande uitgeklapte zijdelingse paneelgedeelten 9 van de twee opplooibare panelen 6 kunnen worden bevestigd.

Bij voorkeur zijn deze tussenpanelen 18 daartoe voorzien van koppelmiddelen 19 waarmee ze aan de zijranden 10 van de zijdelingse paneelgedeelten 9 kunnen worden bevestigd.

In de getoonde uitvoeringsvorm bestaan deze koppelmiddelen 19 eenvoudigweg uit een pin 20 die is voorzien op een zijdelings paneelgedeelte 9 en uit een gat dat is voorzien in een tussenpaneel 18 waarin deze pin 20 kan worden aangebracht.

Uiteraard kan evengoed een pin 20 op de tussenpanelen 18 worden voorzien die past in een gat op de zijdelingse paneelgedeelten 9 of worden andere uitvoeringsvormen van gelijkaardige koppelmiddelen 19 niet uitgesloten.

In de hier besproken uitvoeringsvorm zijn de tussenpanelen 18 als losse panelen 18 uitgevoerd, waarbij de tussenpanelen 18 in de ruimte van de aanhangwagen 5 tussen de opgeplooide zijdelingse paneelgedeelten 9 passen teneinde ze als los paneel 18 mee te kunnen vervoeren.

Het is echter tevens mogelijk de tussenpanelen 18 bijvoorbeeld aan één zijrand scharnierend te verbinden met een zijrand van de zijdelingse paneelgedeelten 9.

Om de shelter 1 overeenkomstig de uitvinding gemakkelijk te kunnen verplaatsen, is de shelter 1 aan één van zijn centrale paneelgedeelten.8 voorzien van sleepmiddelen 21.

Deze sleepmiddelen 21 worden in dit geval gevormd door een dissel 22 die scharnierend over de breedte B van het voorste centraal paneelgedeelte 8 is aangebracht aan het geraamte 7.

Door de scharnierende bevestiging van de dissel 22 op het geraamte 7 kan de dissel 22 tot tegen het centraal paneelgedeelte 8 gebracht worden tot in een opgeborgen toestand, zodat de dissel 22 geen hinderlijk element vormt, waneer de shelter 1 is opgebouwd.

In de hier besproken uitvoeringsvorm is aan de dissel 22 ook een steunarm 23 voorzien die scharnierend is aangebracht op de dissel 22, evenals op het centraal paneelgedeelte 8.

De scharnierende verbinding 24 tussen de dissel 22 en de steunarm 23 wordt gevormd door twee oren 25 op de dissel 22, waartussen de steunarm 23 aan weerszijden kan worden ingesloten, waarbij een uitneembare pin passend kan worden aangebracht in een doorgang in de steunarm 23, evenals in gaten die voorzien zijn in de oren 25.

De steunarm 23 is in dit geval voorzien van twee zulke doorgangen 26 en 27, zodat de scharnierende verbinding 24 tussen de steunarm 23 en de dissel 22 op tweeërlei manieren tot stand kan komen, enerzijds, wanneer de dissel 22 is uitgeklapt voor transport, door de uitneembare pin in de doorgang 26 aan het vrije uiteinde van de dissel 22 aan te brengen, en, anderzijds, wanneer de dissel 22 is aangebracht tegen het centraal paneelgedeelte 8 om hem op te bergen, door de uitneembare pin in de doorgang 27 aan te brengen, welke doorgang 27 op de hiervoor geschikte afstand in de steunarm 23 is voorzien.

Uiteraard is het niet uitgesloten andere systemen toe te passen waarmee de sleepmiddelen 21 op eenvoudige manier kunnen worden opgeborgen na opbouw van de shelter 1 of waarmee ze kunnen worden verankerd tijdens het transport.

Nog een kenmerk van een shelter 1 overeenkomstig de uitvinding is dat hij is voorzien van afneembare wielen 28, waarvan een voorbeeld meer in detail is weergegeven in figuur 5.

Zulke afneembare wielen 28 zijn erg praktisch, aangezien ze toelaten, enerzijds, de shelter 1 voor transport snel om te bouwen tot een aanhangwagen 5 door de wielen 28 op het geraamte 7 aan te brengen en, anderzijds, na tranport de wielen 28 terug weg te nemen, zodat de wanden 3 van de shelter 1 op de ondergrond 4 kunnen worden geplaatst, wat dezelfde voordelen biedt als bij de bekende permanente shelters.

De wielen 28 zijn in dit geval afneembaar gemaakt door ze te voorzien van een balkvormige as 29 die in één of meerdere holle balken 30 van het geraamte 7 kunnen worden geschoven.

Bovendien zijn de balkvormige assen 29 van de wielen 28 aan hun vrije uiteinde 31 conisch uitgevoerd.

Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de balkvormige as 29 aan zijn vrije uiteinde 31 ietwat samen te knijpen, zodat de vlakken van de balkvormige as 29 ietwat naar binnen toe worden geplooid, wat resulteert in een min of meer stervormig profiel van de balkvormige as 29 aan zijn vrije uiteinde 31.

De holle balk of balken 30 van het geraamte 7 bevinden zich bij voorkeur aan de zijde 32 van het geraamte 7 tegenover de zijde 33 waaraan de dissel 22 is aangebracht, zodat bij het slepen van de shelter 1 met behulp van een trekker door middel van de dissel 22 het gewicht van de shelter 1 grotendeels op de trekker leunt.

De figuren 6 en 7 geven zulke uitvoeringsvorm van een verplaatsbare shelter 1 weer, respectievelijk in zijaanzicht en in bovenaanzicht, wanneer de wielen 28 zijn aangebracht.

De holle balken 30 kunnen integraal deel uitmaken van het centraal paneelgedeelte 8 of bijkomend aan het geraamte 7 zijn voorzien, zoals het geval is in figuur 4.

Er dient echter steeds voor gezorgd te worden dat een holle balk 30 geheel boven het ondervlak van de shelter 1 gelegen blijft, teneinde de shelter 1 zonder problemen op een vlakke ondergrond te kunnen plaatsen.

Bij de uitvoeringsvorm van de figuren 6 en 7 valt het op dat de wielen 28 buiten de breedte van de opgeplooide shelter 1 vallen.

Dit kan soms aanleiding geven tot problemen, zoals bijvoorbeeld wanneer bij het vervoeren van een shelter 1 overeenkomstig de uitvinding geen trekker direct op de tot aanhangwagen 5 geplooide shelter 1 wordt gebruikt, doch deze aanhangwagen 5 zelf op een vrachtwagen of dergelijke wordt geladen.

In dat geval is de breedte van de aanhangwagen 5 liefst zo klein mogelijk.

Een mogelijke oplossing wordt voorgesteld in figuur 8, waarin in zijaanzicht een bijkomend geraamte 34 is weergegeven voor het aanbrengen van wielen 28 aan de verplaatsbare shelter 1.

Het getoonde bijkomend geraamte 34 is voorzien van koppelmiddelen 35 om het bijkomend geraamte 34 aan het geraamte 7 van de shelter 1 te kunnen koppelen.

Deze koppelmiddelen 35 bestaan in het getoonde voorbeeld van figuur 8 uit twee delen.

Een eerste gedeelte wordt gevormd door een U-profiel 36 dat onderaan het bijkomend geraamte 34 is voorzien en dat over de holle balk 30 van het geraamte 7 kan worden gehaakt.

Het tweede gedeelte wordt in de getoonde uitvoeringsvorm van figuur 8 gevormd door koppelplaten 37 aan de bovenzijde van het bijkomend geraamte 34 waarin gaten zijn voorzien teneinde de koppelplaten 37 met bouten 38 op het geraamte 7 van de shelter 1 te kunnen vastschroeven.

Door het bijkomend geraamte 34 met het U-profiel 3 6 over de holle balk 30 van het geraamte 7 te haken en door de koppelplaten 37 met de bouten 38 op het geraamte 7 vast te schroeven, wordt het bijkomend geraamte 34 vast verbonden met het geraamte 7 van de shelter 1.

Deze gemonteerde toestand is als voorbeeld in het zijaanzicht van figuur 9 en het bovenaanzicht van figuur 10 weergegeven.

.Het bijkomend geraamte 34 is tevens voorzien van een holle balk 39 waarin de wielen 28 kunnen worden aangebracht.

Zoals duidelijk in het bovenaanzicht van figuur 10 is weergegeven, is het bijkomend geraamte 34 echter smaller uitgevoerd dan de breedte van de aanhangwagen 5 zodat de wielen 28 na montage binnen de breedte van de aanhangwagen 5 blijven.

Bij voorkeur is het bijkomend geraamte 34 tevens voorzien van een veer- en/of demper systeem, bijvoorbeeld in de vorm van een hydraulische zuiger 40 die tussen de koppelplaten 37 en de holle balk 39 van het bijkomend geraamte 34 is aangebracht en een scharnier 41 die toelaat de holle balk 39 voor de wielen 28 te doen scharnieren ten opzichte van het voorste gedeelte van het bijkomend geraamte 34 of dus ten opzichte van het geraamte 7.

Zulk veer/dempersys teem laat toe de trillingen die de shelter 1 ondervindt tijdens het transport, uit te dempen.

Uiteraard zijn vele andere uitvoeringsvormen van de afneembare wielen 28, holle balken 30 en/of een bijkomend geraamte 34 eveneens mogelijk.

In het geval van de in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm zijn in een aantal van de zijdelingse paneelgedeelten 9 deuren 42 voorzien.

Deze deuren 42 zijn meer bepaald voorzien van scharnieren en van een sluitsysteem bestaande uit een balk die op en neer verplaatsbaar is in een holle balk van het geraamte van de deur 42 door middel van een hendel 43 ter hoogte van het midden van de deur 42, welke balk beweegt tussen een stand waarbij de deur is ingeklemd door middel van pinnen op de balk in het zijdelings paneelgedeel te 9 en een stand waarbij de deur 42 vrij kan scharnieren ten opzichte van het zijdelings paneelgedeelte 9.

Uiteraard zijn allerlei mogelijke variaties hierop denkbaar.

Nog een interessant kenmerk van de hier besproken uitvoeringsvorm, is dat de dakpanelen in uitgeklapte toestand enigszins afhellen naar de buitenzijden van de shelter 1 toe.

Hiertoe zijn de zijdelings panelen 9 tevens over een gedeelte van een afschuining 35 voorzien.

Bovendien is er op het raam 13 een goot 45 aangebracht voor het opvangen van regenwater dat eventueel zou kunnen sijpelen tussen de uitklapbare dakpanelen 11 in het midden van de shelter 1.

Op deze manier wordt met zeer eenvoudige middelen een goed afwaterend dak 2 voor de shelter 1 bekomen.

Het gebruik van de verplaatsbare shelter 1 volgens de uitvinding volgt op vanzelfsprekende wijze uit de voorgaande beschrijving en behoeft geen verdere commentaar.

Uiteraard zijn vele andere uitvoeringsvormen van een verplaatsbare shelter 1 volgens de uitvinding mogelijk.

Zo kan het interessant zijn om bijvoorbeeld voor de constructie van een carport een volledig opplooibaar paneel 6 gewoonweg achterwege te laten of te vervangen door een stuk geraamte 7, teneinde een open structuur te bekomen langswaar een wagen of ander voertuig gemakkelijk onder de shelter 1 kan worden gereden.

Verder zijn ook vele verschillende uitvoeringsvormen mogelijk voor de panelen waaruit de shelter 1 is opgebouwd, zij het volle panelen of panelen die voorzien zijn van een geraamte, zoals in de figuren 1 tot en met 3, waarbij zulk geraamte op zich, zowel kan bestaan uit volle, als uit holle balken of dergelijke.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm van een verplaatsbare shelter 1 overeenkomstig de uitvinding, doch dergelijke verplaatsbare shelter 1 kan op allerlei andere manieren worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (21)

1. Verplaatsbare shelter (1) die bestaat uit een constructie met een dak (2) en met zijwanden (3) die op een ondergrond (4) worden geplaatst, daardoor gekenmerkt dat de shelter (1) minstens een gedeelte vormt van een aanhangwagen (5) met afneembare wielen (28) waarbij twee overstaande wanden van de shelter (1) elk gevormd worden door een opplooibaar paneel (6) bestaande uit een centraal paneelgedeelte (8) dat vast op een geraamte (7) is aangebracht en uit twee uitklapbare zijdelingse paneelgedeelten (9) die scharnierend over de lengte van de zijranden (10) van het overeenkomstig centraal paneelgedeelte (8) zijn aangebracht, waarbij de zijdelingse paneelgedeelten (9) in de uitgeklapte toestand samen met het overeenkomstige centraal paneelgedeelte (8) een wand (3) van de shelter (1) vormen, terwijl ze in de opgeplooide toestand tussen de overstaande centrale paneelgedeelten (8) zijn ingedraaid, waarbij het geraamte (7) hoofdzakelijk gevormd wordt door een raam (13) dat dwars op de beide centrale paneelgedeelten (8) is bevestigd en waarbij het raam (13) in het midden van de centrale paneelgedeelten (8) is aangebracht.

2. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat hij tevens is voorzien van twee uitklapbare dakpanelen (11), die elk scharnierend op twee tegenoverstaande hoeken (12) van de centrale paneelgedeelten (8) zijn aangebracht en die in de uitgeklapte toestand het dak (2) van de shelter (1) vormen, terwijl ze voor het verplaatsen van de shelter (1) over de zijdelingse paneelgedeelten (9) van de aanhangwagen (5) dienen te worden geklapt tot in een ingeklapte toestand.

3. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de zijdelingse paneelgedeelten (9) in de uitgeklapte toestand één vlak vormen met het overeenkomstige centraal paneelgedeelte (8) ter vorming van een wand (3) van de shelter (1).

4. Verplaatsbare shelter (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de zijdelingse paneelgedeelten (9) in de opgeplooide toestand de zijwanden vormen van de aanhangwagen (5) of minstens deel uitmaken van de zijwanden van de aanhangwagen (5).

5. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat op het raam (13) een goot (36) is voorzien, voor het opvangen van regenwater tussen de uitklapbare dakpanelen (11).

6. Verplaatsbare shelter (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat tussen het raam (13) en de centrale paneelgedeelten (8) bijkomende steunbalken (15) zijn voorzien.

7. Verplaatsbare shelter (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat hij is voorzien van tussenpanelen (18) die in de aanhangwagen (5) kunnen worden vervoerd en waarbij er koppelmiddelen (19) zijn voorzien waarmee de tussenpanelen (18) tussen twee overstaande uitgeklapte zijdelingse paneelgedeelten (9) van de twee opplooibare panelen (6) kunnen worden aangebracht.

8. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de tussenpanelen (18) losse panelen (18) zijn.

9. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppelmiddelen (19) bestaan uit een pin (20) op een zijdelings paneelgedeelte (9) en een gat in een tussenpaneel (18) of andersom.

10. Verplaatsbare shelter (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat één van de centrale paneelgedeelten (8) voorzien is van sleepmiddelen (21) .

11. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de sleepmiddelen (21) gevormd worden door een dissel (22).

12. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de dissel (22) scharnierend over de breedte (B) van een centraal paneelgedeelte (8) is aangebracht aan het geraamte (7).

13. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de dissel (22) tot tegen het centraal paneelgedeelte (8) gebracht kan worden door gebruik te maken van het voornoemde scharnier.

14. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat aan de dissel (22) een steunarm (23) is voorzien die scharnierend is aangebracht, op de dissel (22) , evenals op het centraal paneelgedeelte (8).

15. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de scharnierende verbinding (24) tussen de dissel (22) en de steunarm (23) wordt gevormd door twee oren (25) op de dissel (22), waartussen de steunarm (23) aan weerszijden kan worden ingesloten, waarbij een uitneembare pin passend kan worden aangebracht in een doorgang in de steunarm (23) , evenals in gaten die voorzien zijn in de oren (25) .

16. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat de steunarm (23) is voorzien van twee doorgangen (26) en (27), zodat de scharnierende verbinding (24) tussen de steunarm (23) en de dissel (22) op tweeërlei manieren tot stand kan komen, enerzijds, wanneer de dissel (22) is uitgeklapt voor transport, door de uitneembare pin in de doorgang (26) aan het vrije uiteinde van de dissel (22) aan te brengen, en anderzijds, wanneer de dissel (22) is aangebracht tegen het centraal paneelgedeelte (8) om hem op te bergen, door de uitneembare pin in de doorgang (27) aan te brengen, welke doorgang (27) op de hiervoor geschikte afstand in de steunarm (23) is voorzien.

17. Verplaatsbare shelter (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de afneembare wielen (28) voorzien zijn van een balkvormige as (29) die in een holle balk (30) van het geraamte (7) kan worden geschoven.

18. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat de balkvormige assen (29) van de wielen (28) aan hun vrije uiteinde (31) conisch zijn.

19. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusies 11 en 17, daardoor gekenmerkt dat de holle balk (30) van het geraamte (7) zich bevindt aan de zijde (32) van het geraamte (7) tegenover de zijde (33) waaraan de dissel (22) is aangebracht.

20. Verplaatsbare shelter (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat in één . of meerdere van de zijdelingse paneelgedeelten (9) deuren (34) zijn voorzien..

21. Verplaatsbare shelter (1) volgens conclusie 20, daardoor gekenmerkt dat de deuren (42) voorzien zijn van scharnieren en van een sluitsysteem bestaande uit een balk die op en neer verplaatsbaar is in een holle balk van het geraamte van de deur (42) door middel van een hendel (43) ter hoogte van het midden van de deur (42), welke balk beweegt tussen een stand waarbij de deur (42) is ingeklemd door middel van pinnen op de balk in het zijdelings paneelgedeelte (9) en een stand waarbij de deur (42) vrij kan scharnieren ten opzichte van het zijdelings paneelgedeelte (9).