BE1017001A3 - Reservoir voor een vervangvloeistof van een inrichting en een inrichting, evenals een olieafscheider voorzien van zulk reservoir. - Google Patents

Abstract

Reservoir voor een vervangvloeistof van een inrichting, waarbij dit reservoir (3) is voorgevuld met een gewenste hoeveelheid vande betreffende vervangvloeistof (15) en waarbij dit reservoir (3) is voorzien van losmaakbare koppelmiddelen (29) die toelaten het reservoir (3) op de inrichting (1) te monteren en te demonteren en waarbij het reservoir (3) in gemonteerde toestand dienst doet als verwisselbaar vloeistofreservoir van de inrichting (1).

Description

Reservoir voor een vervangvloeistof van een inrichting en een inrichting, evenals een olieafscheider voorzien van zulk reservoir.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een reservoir voor een vervangvloeistof van een inrichting.

Met de term "vervangvloeistof" wordt hier elke vloeistof bedoeld die wordt toegepast in een inrichting teneinde de goede werking van deze inrichting te verkrijgen of te optimaliseren, welke vloeistof, al dan niet op regelmatige basis, moet worden vervangen, zoals bijvoorbeeld koelvloeistof, smeervloeistof of dergelijke.

Het is bekend dat het vervangen van zulke vervangvloeistof in een inrichting dikwijls een lastige en vuile karwei is die veel tijd in beslag neemt.

Zo kent men bijvoorbeeld olieafscheiders die worden toegepast voor het verwijderen van de olie uit het samengeperst gas dat afkomstig is van oliegeïnjecteerde compressoren.

Bij zulke oliegeïnjecteerde compressoren wordt immers, tijdens de compressie van het gas, in de compressieruimte olie geïnjecteerd teneinde het gas te koelen en de bewegende delen van het compressorelement te smeren.

Zulke olieafscheiders bestaan, zoals bekend, uit een reservoir in de vorm van een ketel waarin onderaan de afgescheiden olie wordt opgevangen.

Teneinde de olie tijdens een onderhoudsbeurt te kunnen vervangen is onderaan in zulke olieafschelders een drainagestop voorzien, waarlangs de afgewerkte olie kan worden opgevangen om te worden afgevoerd.

Na het aflaten van de olie dient het reservoir opnieuw te worden opgevuld via een vulstop, waarbij een peilglas of een peilstok toelaat om de juiste hoeveelheid olie te bepalen.

Het spreekt voor zich dat zulke onderhoudsbeurt voor het vervangen van de olie relatief omslachtig en tijdrovend is, aangezien herhaaldelijk moet worden geverifieerd of het correcte olieniveau reeds bereikt is.

Bovendien is het bijna onmogelijk om dit werk uit te voeren zonder te morsen.

Het vervangen van vervangvloeistoffen van andere types van inrichtingen gaat gepaard met analoge nadelen.

Nog een nadeel bestaat erin dat de vervangvloeistoffen doorgaans beschikbaar zijn in verpakkingen met een gestandaardiseerde inhoud die over het algemeen niet overeenstemt met de vereiste hoeveelheid vervangvloeistof, zodat men voor een onderhoudsbeurt doorgaans genoodzaakt is om meer product aan te kopen dan strikt noodzakelijk is en men bijgevolg met een overschot blijft zitten, waarvan de eigenschappen met de tijd kunnen degraderen.

De huidige uitvinding heeft als doel een antwoord te bieden aan de voornoemde en andere nadelen.

Hiertoe betreft de uitvinding een reservoir voor een vervangvloeistof van een inrichting, waarbij dit reservoir is voorgevuld met een gewenste hoeveelheid van de betreffende vervangvloeistof en waarbij dit reservoir is voorzien van losmaakbare koppelmiddelen die toelaten het reservoir op de inrichting te monteren en te demonteren en waarbij het reservoir in gemonteerde toestand dienst doet als verwisselbaar vloeistofreservoir van de inrichting.

Een voordeel van zulk reservoir volgens de uitvinding bestaat erin dat het vervangen van de vervangvloeistof op snelle, nauwkeurige en propere wijze kan worden uitgevoerd doordat enkel dit reservoir met daarin de afgewerkte vervangvloeistof dient te worden vervangen door een nieuw reservoir waarin een vooraf afgemeten gewenste hoeveelheid verse vervangvloeistof is aangebracht, zodat het reservoir dienst doet als een verpakking voor de vervangvloeistof van de inrichting, zowel voor, als na het gebruik ervan.

Wanneer zulk reservoir volgens de uitvinding bijvoorbeeld wordt toegepast bij een olieafscheider, is het, tijdens het vervangen van de olie, niet meer nodig om de juiste hoeveelheid olie af te meten door middel van een peilglas of een peilstok, aangezien de gewenste hoeveelheid olie reeds in het nieuwe reservoir is aangebracht.

Het is evenmin nodig een extra opvangbak voor het opvangen van de afgewerkte olie te voorzien, aangezien het af de olieafscheider verwijderde reservoir reeds al de afgewerkte olie bevat en in zijn geheel met de olie kan worden afgevoerd, bijvoorbeeld voor verdere recyclage.

De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting die een vervangvloeistof bevat, waarbij deze inrichting is voorzien van een reservoir volgens de uitvinding dat minstens een gedeelte van de vervangvloeistof van de inrichting bevat.

Meer in het bijzonder nog heeft de uitvinding betrekking op een olieafscheider van een oliegeïnjecteerde compressor, welke olieafscheider bestaat uit, enerzijds, een behuizing met een inlaat en een uitlaat voor samengeperst gas, en anderzijds, een voorgevuld reservoir dat losmaakbaar tegen de behuizing is aangebracht door middel van losmaakbare koppelmiddelen en waarbij de ruimten in de behuizing en dit reservoir met elkaar in verbinding staan via doorstroomopeningen voor de afgescheiden olie en waarbij een afnamepunt is voorzien waarlangs het reservoir kan worden aangesloten op een circuit voor het injecteren van de olie uit het reservoir in de compressor.

Met het inzicht de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een reservoir volgens de uitvinding voor een vervangvloeistof van een inrichting, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een inrichting weergeeft in de vorm van een olieaf scheider die is voorzien van een reservoir volgens de uitvinding; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1, doch in uiteengenomen toestand; de figuren 3 tot 5 stapsgewijs het gebruik van een reservoir volgens de uitvinding weergeven; figuur 6 een variante weergeeft volgens figuur 2.

In de figuur 1 is een inrichting 1 weergegeven volgens de uitvinding in de vorm van een olieaf scheider die wordt gevormd door een behuizing 2 en een reservoir 3 volgens de uitvinding, waarbij dit reservoir 3 is uitgevoerd als een verwisselbaar reservoir waarin een gewenste afgemeten hoeveelheid olie is voorzien en dat, zoals weergegeven in figuur 2, als los en verwisselbaar onderdeel tegen de behuizing 2 kan worden aangebracht.

De behuizing 2, die bijvoorbeeld kan worden vervaardigd door lassen of gieten, is in dit geval stolpvormig uitgevoerd, omgeeft een scheidingsruimte 4 en is tevens voorzien van een bodem 5.

In de voornoemde behuizing 2 is aan de zijkant een tangentieel ingeplante inlaatopening 6 voorzien, evenals een uitlaatopening 7 aan de bovenzijde van de behuizing 2, welke inlaatopening 6 voorzien is om te worden aangesloten op de uitgang van een oliegeïnjecteerde compressor, terwijl de uitgang 7 is voorzien om te worden aangesloten op een gebruikersnet.

Verder is de behuizing 2 voorzien van een afnamepunt 8 dat in dit geval wordt gevormd door het uiteinde van een doorvoerleiding 9 die doorheen de wand van de behuizing 2 steekt en die met zijn andere uiteinde aansluit op een nippel 10 die onderaan tegen de bodem 5 is bevestigd en die voorzien is van een uitwendige schroefdraad 11.

Tevens is op de onderzijde en over de gehele omtreksrand van de bodem 5 een neerwaarts gerichte rand 12 aangebracht die is voorzien van een inwendige schroefdraad 13 met een spoed die groter is dan de spoed van de voornoemde uitwendige schroefdraad 11 op de nippel 10.

Tenslotte zijn in de bodem 5 nog doorstroomopeningen 14 voorzien die zich uitstrekken rondom de voornoemde nippel 10.

Het voornoemd reservoir 3 is volgens de uitvinding uitgevoerd in de vorm van een verwisselbaar reservoir waarin een vooraf afgemeten gewenste hoeveelheid vervangvloeistof 15, zoals bijvoorbeeld olie, is aangebracht.

Dit reservoir 3 bestaat in hoofdzaak uit een nagenoeg kuipvormig recipiënt 16 dat een ruimte 17 insluit die de voornoemde hoeveelheid olie bevat en die verder wordt begrensd door een bovenwand 18 met een centraal verdiept gedeelte 19 met een centrale opening 20 waar doorheen een aanzuigleiding 21 is aangebracht die zich axiaal in het reservoir 3 uitstrekt tot op een afstand van de bodem van het reservoir 3 en die voorzien is van een verbreed gedeelte 22 dat door de voornoemde opening 20 steekt en dat is voorzien van een inwendige schroefdraad 23 die kan samenwerken met de uitwendige schroefdraad 11 van de nippel 10.

In het verdiept gedeelte 19 zijn, rondom het verbreed gedeelte 22 van de aanzuigleiding 21 een aantal doorstroomopeningen 24 aangebracht.

De voornoemde aanzuigleiding 21 wordt in het reservoir 3 op haar plaats gehouden door middel van een ring 25 die verschuifbaar, doch onverdraaibaar rond de aanzuigleiding 21 is aangebracht en die met zijn randen is bevestigd in een steun 26 in de vorm van een geprofileerde plaat die met haar randen is vastgemaakt aan de binnenwand van het reservoir 3.

De ring 25 is daarbij in zijn rusttoestand vast in de steun 26 bevestigd en is voorzien van doorstroomopeningen 27.

Tussen de ring 25 en de steun 26 is een afbreekmechanisme of een losklikmechanisme voorzien, waarbij, na het uitoefenen van een voldoende grote axiale kracht op de aanzuigleiding 21, de ring 25 van de steun 26 losbreekt of losklikt.

De steun 26 is verder voorzien van een kort buisvormig gedeelte 28 waarin de voornoemde ring 25, na het losbreken, over een korte afstand onverdraaibaar in de axiale richting verplaatsbaar is, waarna de ring 25 volledig loskomt van de steun 26.

Het reservoir 3 is voorzien van koppelmiddelen 29 die toelaten het reservoir 3 te monteren en te demonteren van de behuizing 2, waarbij deze koppelmiddelen 29 in dit geval worden gevormd door het feit dat het kuipvormig reservoir 3 bovenaan langs haar omtrek is voorzien van een uitwendige schroefdraad 30 die kan samenwerken met de inwendige schroefdraad 13 op de rand 12 van de behuizing 2.

In de bovenwand 18 van het reservoir 3 is een groef 31 voorzien met daarin een afdichting 32.

Zoals schematisch is weergegeven in figuur 2, wordt het reservoir afgedekt door middel van een verwijderbaar deksel 33.

Het gebruik van een reservoir 3 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en is stapsgewijs weergegeven aan de hand van de figuren 2 tot 5.

In figuur 2 is de uitgangssituatie weergegeven waarbij een oliewissel dient te worden toegepast en waarbij, na het verwijderen van een gebruikt reservoir 3, een nieuw verwisselbaar reservoir 3 dient te worden aangebracht.

Hiertoe wordt, na het verwijderen van het deksel 33, het reservoir 3 aan de onderzijde van de behuizing 2 gemonteerd door het reservoir 3 met zijn schroefdraad 30 in de schroefdraad 13 van de onderste rand 12 van de behuizing 2 te draaien, waarbij tegelijkertijd het verbreed gedeelte 22 van de aanzuigleiding 21 met zijn schroefdraad 23 op de nippel 10 wordt gedraaid, zoals weergegeven in de figuren 3 en 4 .

Het reservoir 3 wordt volledig aangeschroefd zodat de dichting 32 aan de bovenzijde van het reservoir 3 in contact komt met de bodem 5 van de behuizing 2, waardoor een volledig gesloten olieafscheider wordt bekomen die is samengesteld uit de behuizing 2 en het vervangreservoir 3.

Aangezien de spoed van de buitenste schroefdraden 13 en 30 groter is dan de spoed van de binnenste schroefdraden 11 en 23, zal de aanzuigleiding 21, bij het op de behuizing 2 schroeven van het reservoir 3, een kleinere axiale verplaatsing afleggen dan het reservoir 3 en bijgevolg achterblijven ten opzichte van dit reservoir 3.

Hierdoor wordt een naar beneden gerichte axiale kracht uitgeoefend op de aanzuigleiding 21, waardoor het voornoemde afbreekmechanisme of losklikmechanisme wordt geactiveerd, waarbij de ring 25 van de steun 26 losbreekt of losklikt, doch, waarbij de aanzuigleiding 21 verbonden blijft met de behuizing 2 via de schroefverbinding tussen de respectievelijke schroefdraden 11 en 23, zoals weergegeven in figuur 4.

In deze toestand is het reservoir 3 volledig gemonteerd en kan de inrichting in werking worden gesteld, waarbij een samengeperst gas vanuit de compressor de tangentiële inlaat 6 van de olieafscheider binnenstroomt.

Hierdoor krijgt de gasstroom een wervelende beweging waardoor, zoals bekend, de oliedeeltjes, die in de gasstroom zijn opgenomen, tegen de wanden van de behuizing 2 worden geslingerd en door de zwaartekracht langs de wanden en via de doorstroomopeningen 14, 24 en 27 in het reservoir 3 stroomt om daar te worden opgevangen.

Door de gasdruk van de olie op het olieoppervlak in het reservoir 3 wordt olie via de aanzuigleiding 21 van het reservoir 3 en de daarop aansluitende doorvoerleiding 9 van de behuizing 2, via het afnamepunt 8 naar buiten geperst voor de voeding van het injectiecircuit waarmee de compressor van een oliesmering wordt voorzien.

Door de aanwezigheid van de bodem 5 en de bovenwand 18 wordt verhinderd dat de olie in het reservoir onder invloed van de in de behuizing 2 binnentredende gasstroom eveneens begint te wervelen, zodat wordt vermeden dat gas mee via de aanzuigleiding 21 naar de compressor wordt gevoerd.

Wanneer de vervangvloeistof 15 na verloop van tijd dient te worden vervangen, zal men niet alleen de olie vervangen maar zal men het reservoir 3 vervangen door een nieuw vervangreservoir met verse olie.

Hierdoor dient men het gebruikte reservoir 3 terug los te schroeven.

Dankzij het feit dat, na het afbreken of losklikken van de ring 25 uit de steun 26, de ring 25 verschuifbaar, doch onverdraaibaar in de steun 26 gevat is, zal de ring 25, samen met de aanzuigleiding 21 met het reservoir 3 meedraaien, waardoor de aanzuigleiding 21 wordt losgeschroefd van de nippel 10.

Wanneer eenmaal de aanzuigleiding volledig is losgeschroefd van de nippel 10, kan ze gewoon uit het kort buisvormig gedeelte 28 van de steun 26 glijden en daardoor in het reservoir 3 vallen, zoals weergegeven in figuur 5.

Hierdoor wordt vermeden dat het gebruikte reservoir 3 opnieuw kan worden gebruikt.

Het reservoir 3 kan dan vervolgens opnieuw worden afgesloten door middel van het deksel 33 om afgevoerd en desgevallend op gepaste wijze gerecycleerd te kunnen worden.

Vervolgens kan een nieuw reservoir 3 met verse vervangvloeistof 15 op de behuizing 2 worden aangesloten op analoge wijze als hierboven beschreven, opnieuw vertrekkende van een situatie, zoals afgebeeld in figuur 2.

In figuur 6 is een variante weergegeven van een inrichting 1 volgens figuur 2, waarbij op het onderste vrije uiteinde van de aanzuigleiding 21, een vloeistof filter 34 is aangebracht.

Dit heeft als voordeel dat, bij het vervangen van het reservoir 3, gelijktijdig ook de filter 34 voor het zuiveren van deze vervangvloeistof 15 wordt vervangen.

Het is duidelijk dat de voornoemde koppelmiddelen 29 niet noodzakelijk dienen te worden uitgevoerd in de vorm van een schroefverbinding, doch dat zij ook kunnen bestaan uit enig welk ander verbindingssysteem, dat bij voorkeur, doch niet noodzakelijk, met de hand kan worden geactiveerd, zoals bijvoorbeeld een bajonetfitting.

Het is duidelijk dat het voornoemde verwijderbaar deksel 33 in velerlei vormen kan worden verwezenlijkt die het uit het reservoir 3 lekken van vervangvloeistof 15 voorkomen, zoals bijvoorbeeld in de vorm van een schroefdop, een uitbreekgedeelte of een verwijderbare folie.

Het is eveneens duidelijk dat het voornoemde afbreekmechanisme of losklikmechanisme op velerlei wijzen kan worden verwezenlijkt. Een voorbeeld van zulk ander mechanisme is bijvoorbeeld beschreven in het BE 1.011.567 van dezelfde aanvrager.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch, een reservoir volgens de uitvinding, voor een vervangvloeistof van een inrichting en een inrichting en olieafscheider voorzien van zulk reservoir, kan in velerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (14)

1. Reservoir voor een vervangvloeistof van een inrichting, daardoor gekenmerkt dat dit reservoir (3) is voorgevuld met een gewenste hoeveelheid van de betreffende vervangvloeistof (15) en dat dit reservoir (3) is voorzien van losmaakbare koppelmiddelen (29) die toelaten het reservoir (3) op de inrichting (1) te monteren en te demonteren en waarbij het reservoir (3) in gemonteerde toestand dienst doet als verwisselbaar vloeistofreservoir van de inrichting (1).

2. Reservoir volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het afsluitbaar is door middel van een verwijderbaar deksel (33) .

3. Reservoir volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppelmiddelen (29) zijn uitgevoerd in de vorm van een schroefverbinding.

4. Reservoir volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat voornoemde koppelmiddelen (29) zijn uitgevoerd in de vorm van een bajonetfitting.

5. Reservoir volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het is voorzien van een aanzuigleiding (21) die zich uitstrekt tot op een afstand van de bodem van het reservoir (3).

6. Reservoir volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde aanzuigleiding (21) aan het reservoir (3) is bevestigd door middel van een afbreekmechanisme of losklikmechanisme.

7. Reservoir volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat in dit reservoir (3) op de voornoemde aanzuigleiding (21) een filter (34) is voorzien.

8. Inrichting die een vervangvloeistof bevat, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een reservoir (3) volgens één van de voorgaande conclusies die minstens een gedeelte van de vervangvloeistof (15) van de inrichting (1) bevat.

9. Olieafscheider van een oliegeïnjecteerde compressor, daardoor gekenmerkt dat deze olieafscheider bestaat uit, enerzijds, een behuizing (2) met een inlaat (6) en een uitlaat (7) voor samengeperst gas en, anderzijds, een voorgevuld reservoir (3) dat losmaakbaar tegen de behuizing (2) is aangebracht door middel van losmaakbare koppelmiddelen (2 9) en waarbij de ruimten (4 en 17) in de behuizing (2) en dit reservoir (3) met elkaar in verbinding staan via doorstroomopeningen (14) voor de afgescheiden olie en waarbij een afnamepunt (8) is voorzien waarlangs het reservoir (3) kan worden aangesloten op een circuit voor het injecteren van de olie uit het reservoir (3) in de compressor.

10. Olieafscheider volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppelmiddelen (29) zijn uitgevoerd in de vorm van een schroefverbinding.

11. Olieafscheider volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppelmiddelen (29) zijn uitgevoerd in de vorm van een bajonetfitting.

12. Olieafscheider volgens één van de conclusies 9 tot 11, daardoor gekenmerkt dat in het voornoemde reservoir (3) een aanzuigleiding (21) is aangebracht die de olie uit het reservoir (3) kan draineren naar een afnamepunt (8) om te worden geïnjecteerd in de compressor.

13. Olieafscheider volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat in de voornoemde scheidingsruimte (4) in de behuizing (2) een doorvoerleiding (9) voor olie is voorzien die met haar ene uiteinde aansluit op het voornoemde afnamepunt (8) en met haar andere uiteinde aansluit op een nippel (10) die tegen een bodem (5) van de voornoemde behuizing (2) is bevestigd.

14. Olieafscheider volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde nippel (10) samenwerkt met een gedeelte van een aanzuigleiding (21) die zich uitstrekt in het reservoir (3).