BE1016858A3 - Werkwijze voor het assembleren van de bladzijden van een schrift. - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het assembleren van een aantal velvormige elementen, welke velvormige elementen aan één van hun langsranden voorzien zijn van een reeks in hoofdzaak paddestoelvormige uitsnijdingen, waarbij het aantal velvormige elementen opgestapeld wordt, zodanig dat in de aldus gevormde stapel de uitsnijdingen telkens aan eenzelfde kant van de stapel komen te liggen om aldus een reeks inhammen in de stapel te vormen en waarbij na het opstapelen de velvormige elementen geassembleerd worden door in elke inham van de reeks inhammen telkens een cirkelvormig verbindingselement aan te brengen, en waarbij een schijfvormig deel van het verbindingselement van een perforatie is voorzien en dat na het aanbrengen van de verbindingselementen een lichtstraal aan een eerste uiteinde van de kant waar de verbindingselementen zijn aangebracht wordt uitgezonden zodanig dat het licht invalt op het volume ingenomen door de aangebrachte verbindingselementen en waarbij aan een ander uiteinde van de kant de intensiteit van het uit genoemd volume trende licht gemeten wordt en waarbij, indien de gemeten intensiteit hoger of gelik is, respectievelijk zich beneden een voorafbepaalde

Description

Werkwijze voor het assembleren van een aantal velvormiqe elementen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het assembleren van een aantal velvormig elementen, in het bijzonder de vellen van een schrift, welke velvormig elementen aan één van hun langsranden voorzien zijn van een reeks in hoofdzaak paddestoelvormige uitsnijdingen, waarbij genoemd aantal velvormig elementen opgestapeld wordt, zodanig dat in de aldus gevormde stapel genoemde uitsnijdingen telkens aan eenzelfde kant van de stapel komen te liggen om aldus een reeks inhammen in genoemde stapel te vormen en waarbij na het opstapelen de velvormige elementen geassembleerd worden door in elke inham van genoemde reeks inhammen telkens een in hoofdzaak cirkelvormig verbindingselement aan te brengen, welk verbindingselement gevormd is door een schijfvormig deel dat in een middenvlak van een ring is aangebracht, zodanig dat de ring de omtrek van dit schijfvormig deel omsluit, welk verbindingselement zodanig in genoemde inham wordt aangebracht dat een deel van genoemde ring in de hoed van de paddestoelvormige uitsnijding komt te zitten.

Een dergelijke werkwijze is bekend en wordt toegepast door de aanvrager van deze octrooiaanvraag. Het aldus geassembleerde aantal velvormige elementen heeft het voordeel dat de verschillende velvormige elementen losneembaar zijn en dat het eenvoudig is om een velvormig element te verwijderen of één of meer velvormige elementen toe te voegen. Op die wijze kan de bezitter van het schrift als het ware zelf de dikte van zijn schrift bepalen. Het verwijderen of aanbrengen van de velvormige elementen is eenvoudig daar het volstaat de velvormige elementen te ontkoppelen van, of te koppelen met de verbindingselementen.

Bij het assembleren van het aantal velvormige elementen is het echter aangewezen om na te gaan of alle verbindingselementen telkens correct in hun toegewezen inham zijn aangebracht. Een foutief of onvoldoende gemonteerd verbindingselement kan als gevolg hebben dat het bij het verdere transport of bij het gebruik verloren geraakt en aldus de coherentie van de assemblage van de stapel velvormige elementen benadeelt. Het visueel controleren of alle verbindingselementen correct gemonteerd zijn, is niet alleen een monotoon werk maar beperkt de productiesnelheid. Het monotone karakter van het werk heeft ook tot gevolg dat het meestal niet op een betrouwbare wijze geschiedt.

De uitvinding heeft tot doel een werkwijze te realiseren voor het assembleren van een aantal velvormig elementen waarbij de controle of de verbindingselementen correct zijn aangebracht machinaal, efficiënt en betrouwbaar kan geschieden.

Hiertoe heeft een werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk dat het schijfvormig deel van een perforatie is voorzien en dat na het aanbrengen van de verbindingselementen een lichtstraal met een voorafbepaalde lichtintensiteit aan een eerste uiteinde van genoemde kant waar de verbindingselementen zijn aangebracht, wordt uitgezonden zodanig dat het licht invalt op het volume ingenomen door de aangebrachte verbindingselementen en waarbij aan een ander uiteinde van genoemde kant de intensiteit van het uit genoemd volume tredende licht gemeten wordt en waarbij, indien de gemeten intensiteit zich beneden een voorafbepaalde drempelwaarde bevindt, het geassembleerde aantal velvormige elementen als fout geassembleerd wordt beschouwd en indien de gemeten intensiteit hoger of gelijk is aan genoemde voorafbepaalde drempelwaarde, het geassembleerde aantal velvormige elementen als goed geassembleerd wordt beschouwd. Door gebruik te maken van geperforeerde verbindingselementen en van een lichtstraal is het mogelijk om de verificatie of het aantal velvormige elementen correct geassembleerd is machinaal uit te voeren. Immers, door de lichtstraal in het volume, ingenomen door de aangebrachte verbindingselementen in te stralen, zal, indien de verbindingselementen correct zijn aangebracht, het licht de opeenvolgende perforaties door het schijfvormig deel doorkruisen en quasi ongehinderd het andere uiteinde bereiken. In dit geval is er aan het andere uiteinde voldoende licht om de voorafbepaalde drempelwaarde te bereiken en zal dus het aantal velvormige elementen als goed geassembleerd worden beschouwd. Wanneer echter één of meer verbindingselementen onjuist gemonteerd zijn, dan zal de perforatie van dat of die schijfvormige delen niet gealigneerd zijn met de perforatie van die verbindingselementen die wel goed gemonteerd zijn. Bij een dergelijke onjuiste alignatie zal een deel van, of misschien zelf al, het invallende licht door het fout gemonteerde verbindingselement teruggekaatst of geabsorbeerd worden daar het niet door de perforatie kan. De aan het andere uiteinde gemeten lichtintensiteit zal dus lager zijn dan in het geval dat alle elementen correct gealigneerd zijn. De intensiteitswaarde van de aldus gemeten lichtintensiteit is dus een maatstaf om machinaal en betrouwbaar na te gaan of de verbindingselementen juist gealigneerd zijn.

Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de perforatie centraal in het schijfvormig deel is aangebracht en genoemde lichtstraal zodanig georiënteerd wordt dat zij centraal in genoemd volume wordt ingestraald. Het centraal aanbrengen van de perforatie is eenvoudig te realiseren.

Bij voorkeur wordt genoemde lichtstraal door een laserstraal gevormd. Een laserstraal maakt het mogelijk om een scherpe lichtbundel te vormen en dus om betrouwbaar te meten.

De uitvinding heeft ook betrekking op een verbindingselement te gebruiken in de werkwijze volgens de uitvinding.

De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van de tekening die een voorkeursuitvoeringsvorm laat zien. In de tekening laat : figuur 1 een geassembleerd schrift zien; figuur 2 een verbindingselement zien te gebruiken in een werkwijze volgens de uitvinding; figuur 3 een doorsnede zien langs de lijn III - lil’ uit figuur 2; en figuur 4 een voorbeeld van een inrichting zien voor toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding.

In de tekening is aan eenzelfde of analoog element een zelfde verwijzingscijfer toegekend.

Het in figuur 1 weergegeven schrift 1 bevat een aantal opgestapelde velvormige elementen 2 die zich tussen twee dekbladen 3 en 4 bevinden. De velvormig elementen zijn bijvoorbeeld uit papier vervaardigd en dienen bijvoorbeeld om te worden beschreven. De velvormige elementen kunnen echter ook gevormd zijn door inlegvellen van een foto-album. De dekbladen zijn bijvoorbeeld uit kunststof of karton vervaardigd. De stapel velvormige elementen 2 wordt bij elkaar gehouden door middel van een set verbindingselementen 5 die telkens aangebracht zijn in een in hoofdzaak paddestoelvormige uitsnijding 6 aangebracht aan een langsrand van de velvormige elementen. De reeks uitsnijdingen is gealigneerd langs de langsrand aangebracht.

Zoals weergegeven in de figuren 2 en 3 is elk verbindingselement 5 gevormd door een schijfvormig deel 7 dat in een middenvlak van een ring 8 is aangebracht. De ring 8 vormt een integraal geheel met het schijfvormig deel 7. Het verbindingselement is bij voorkeur uit kunststof door spuitgieten vervaardigd. De ring 8 omsluit de omtrek van het schijfvormig deel 7. De ring heeft bijvoorbeeld een hoogte h van 7 mm zodat hij aan weerszijden van het schijfvormig deel uitsteekt. De rand van de ring 8 is bij voorkeur gekromd aan de buitenzijden en vlak aan de binnenzijde. Het verbindingselement vertoont dus in hoofdzaak een cirkelvorm en is verder voorzien van een perforatie 9, aangebracht in het schijfvormige deel 7. De perforatie is bij voorkeur centraal in het schijfvormige deel aangebracht. Het zal echter duidelijk zijn dat de perforatie ook excentrisch kan worden aangebracht. Het aanbrengen van de perforatie geschiedt bij voorkeur tijdens het vervaardigen van het verbindingselement, omdat op die manier materiaal kan worden gespaard en de perforatie in dezelfde handeling als het vervaardigen zelfvan het verbindingselement wordt verkregen.

Om het schrift of het aantal velvormige elementen te assembleren, wordt met het aantal velvormige elementen een stapel 2 gevormd zodanig dat in de aldus gevormde stapel de uitsnijdingen 6 telkens aan eenzelfde kant van de stapel komen te liggen. Zodoende vormen de insnijdingen telkens een reeks inhammen in de stapel. Voor het opstapelen kunnen hetzij alle velvormig elementen van het te vormen schrift worden opgestapeld, hetzij slechts een deel ervan, afhankelijk van de dikte en de samenstelling van het schrift.

Na het opstapelen worden de verbindingselementen 5 aangebracht en wel zodanig dat in elke inham een verbindingselement wordt ingevoegd. De verbindingselementen worden zodanig aangebracht dat een deel van de ring 8 in de hoed van de paddestoelvormige uitsnijding 6 komt te zitten, terwijl het schijfvormige deel zich in de steel van de paddestoel zal uitstrekken. Het verbindingselement kan hierdoor vrij draaien in de inham.

Na het aanbrengen van de verbindingselementen 5 dient er te worden nagegaan of deze correct zijn aangebracht teneinde de goede assemblage van het aantal velvormige elementen te kunnen waarborgen. Hiertoe wordt een lichtbron 10, bij voorkeur gevormd door een laser gebruikt. Deze lichtbron 10 zendt een lichtstraal 11 uit met een voorafbepaalde lichtintensiteit. Deze lichtintensiteit hoeft niet hoog te zijn, bijvoorbeeld minder dan 1 W, daar niet de totale waarde van de lichtintensiteit van het uitgezonden licht maatgevend is, zoals hieronder zal worden toegelicht.

De lichtbron 10 wordt opgesteld aan een eerste uiteinde van de kant waar de verbindingselementen 5 zijn aangebracht. De lichtstraal 11 valt dan in op het volume ingenomen door de aangebrachte verbindingselementen. Aan het andere uiteinde van genoemde kant is een lichtdetector 12, bijvoorbeeld een fotocel opgesteld. De lichtdetector is in het verlengde van de reeks verbindingselementen opgesteld teneinde het licht dat in genoemd volume wordt ingestraald te kunnen opvangen en meten.

Indien nu alle verbindingselementen correct zijn aangebracht, dan zal de lichtbundel 11 nagenoeg ongehinderd doorheen de perforaties 9 van de verschillende verbindingselementen treden en de lichtdetector 12 bereiken. Deze laatste moet dan een lichtintensiteit die gelijk is aan of hoger dan een voorafbepaalde drempelwaarde. Dit is dan een maatstaf om het geassembleerde aantal velvormige elementen als goed te beschouwen. Is daarentegen één of meerdere verbindingselementen fout aangebracht, dan zal de lichtbundel 11 niet of slechts gedeeltelijk doorheen de opeenvolgende perforaties kunnen treden en zal al of een deel van het licht weerkaatst of geabsorbeerd worden. Hierdoor bereikt er onvoldoende licht de lichtdetector 12 en wordt de voorafbepaalde drempelwaarde niet overschreden daar de lichtdetector 12 een te lage waarde meet. Deze te lage waarde heeft dan als gevolg dat het aantal velvormige elementen als fout geassembleerd zal worden beschouwd.

Wanneer de lichtdetector door een fotocel gevormd is, dan bevat deze een fotogevoelige cel die slechts geleidend is wanneer de drempelwaarde wordt bereikt. Hierdoor geschiedt de meting op een eenvoudige wijze en zal het in geleiding brengen leiden tot een signaal dat een acceptatie van het schrift inhoudt en het niet geleiden geen signaal opleveren.

Het gebruik van een laser als lichtbron 10 geniet het voordeel daar zodoende een smalle bundel kan worden bereikt.

Claims (4)

1. Werkwijze voor het assembleren van een aantal velvormig elementen, in het bijzonder de vellen van een schrift, welke velvormig elementen aan één van hun langsranden voorzien zijn van een reeks in hoofdzaak paddestoelvormige uitsnijdingen, waarbij genoemd aantal velvormig elementen opgestapeld wordt, zodanig dat in de aldus gevormde stapel genoemde uitsnijdingen telkens aan eenzelfde kant van de stapel komen te liggen om aldus een reeks inhammen in genoemde stapel te vormen en waarbij na het opstapelen de velvormige elementen geassembleerd worden door in elke inham van genoemde reeks inhammen telkens een in hoofdzaak cirkelvormig verbindingselement aan te brengen, welk verbindingselement gevormd is door een schijfvormig deel dat in een middenvlak van een ring is aangebracht, zodanig dat de ring de omtrek van dit schijfvormig deel omsluit, welk verbindingselement zodanig in genoemde inham wordt aangebracht dat een deel van genoemde ring in de hoed van de paddestoelvormige uitsnijding komt te zitten, daardoor gekenmerkt dat het schijfvormig deel van een perforatie is voorzien en dat na het aanbrengen van de verbindingselementen een lichtstraal met een voorafbepaalde lichtintensiteit aan een eerste uiteinde van genoemde kant waar de verbindingselementen zijn aangebracht, wordt uitgezonden zodanig dat het licht invalt op het volume ingenomen door de aangebrachte verbindingselementen en waarbij aan een ander uiteinde van genoemde kant de intensiteit van het uit genoemd volume tredende licht gemeten wordt en waarbij, indien de gemeten intensiteit zich beneden een voorafbepaalde drempelwaarde bevindt, het geassembleerde aantal velvormige elementen als fout geassembleerd wordt beschouwd en indien de gemeten intensiteit hoger of gelijk is aan genoemde voorafbepaalde drempelwaarde, het geassembleerde aantal velvormige elementen als goed geassembleerd wordt beschouwd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de perforatie centraal in het schijfvormig deel is aangebracht en genoemde lichtstraal zodanig georiënteerd wordt dat zij centraal in genoemd volume wordt ingestraald.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde lichtstraal door een laserstraal wordt gevormd.

4. Verbindingselement te gebruiken in een werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 3, daardoor gekenmerkt dat het een schijfvormig deel voorzien van een perforatie bevat.