<Desc/Clms Page number 1>
DISTRACTIEMODULE VOOR HET VERBREDEN VAN DE KAAK VAN EEN PERSOON
De uitvinding heeft betrekking op een distractieapparaat met een expansiemodule voor het verbreden van de kaak van een persoon waarbij de twee tegenover elkaar liggende uiteinden van de expansiemodule voorzien zijn van een verbindingsorgaan dat samenwerkt met minstens een steunelement dat aan het bot van de kaak dient te worden bevestigd.
In het octrooidocument WO 01/50976 wordt een dergelijk distractieapparaat beschreven waarbij een expansieschroef vrij tussen twee plaatvormige ankers rust die aan de bovenkaak dienen bevestigd te worden. Dit distractieapparaat kan echter niet aangebracht worden bij personen die een zogenaamd laag palatum hebben, waarbij het gehemelte van de mondholte tussen de tanden nagenoeg vlak is, of die een heel kleine bovenkaak vertonen. Dit is in het bijzonder het geval voor jonge kinderen. Daarenboven is het zeer omslachtig en is veel behendigheid vereist om de expansieschroef tussen genoemde ankers te plaatsen.
Meer bepaald dient men hierbij, enerzijds, de expansieschroef zeer precies tussen de ankers te positioneren en in deze exacte positie vast te houden, terwijl men, anderzijds, tegelijkertijd de expansieschroef dient op te spannen door deze te roteren rond haar as teneinde deze in te klemmen tussen de ankers. Ook bestaat de kans dat de expansieschroef na enige tijd, bijvoorbeeld bij het nuttigen van een maaltijd, los komt van' de ankers en ingeslikt wordt.
Het octrooi US 5 885 290 beschrijft een distractieapparaat dat bijvoorbeeld met behulp van schroeven aan de kaak wordt bevestigd en dat eveneens niet kan gebruikt worden bij kinderen met een kleine bovenkaak of bij personen met een laag palatum. Daarenboven geeft dit distractieapparaat gemakkelijk aanleiding tot ontstekingen en blijven etensresten tussen de onderdelen van de expansieschroef zitten.
Het verbreden van een bovenkaak dient echter bijvoorkeur op een zo jong mogelijke leeftijd te gebeuren. Dit is thans niet mogelijk met de bestaande distractieapparaten.
De uitvinding wil aan deze nadelen verhelpen door een distractieapparaat voor te stellen dat voor zowel personen met een laag palatum als voor kinderen en personen met een heel kleine bovenkaak kan gebruikt worden en dat bovendien op een zeer efficiënte en eenvoudige manier op een kaak kan bevestigd worden.
<Desc/Clms Page number 2>
Tot dit doel, bevat genoemd steunelement een monteerkop die een uitsparing vertoont, waarbij deze monteerkop voorzien is van een toegang tot genoemde uitsparing die door een losneembare afsluitdop dicht gemaakt kan worden en van een opening die eveneens uitgeeft op deze uitsparing, en waarbij genoemd verbindingsorgaan in genoemde uitsparing kan worden ingebracht terwijl dit zich uitstrekt doorheen genoemde opening, zodat de expansiekoppeling een rotatiebeweging kan ondergaan ten opzichte van de monteerkop terwijl het in genoemde uitsparing wordt vastgehouden via genoemd verbindingsorgaan door de afsluitdop.
Doelmatig, bevat genoemd steunelement een fixatiestaaf die aansluit op de monteerkop teneinde deze aan het bot van de kaak te bevestigen.
Op een voordelige wijze, vertoont genoemde fixatiestaaf schroefdraad teneinde in het bot van de kaak bevestigd te worden zodat genoemd steunelement een schroef vormt waarvan de kop bestaat uit genoemde monteerkop.
Volgens een interessante uitvoeringsvorm van het distractieapparaat, volgens de uitvinding, vertoont genoemd verbindingsorgaan een koppelstaaf die zich dwars uitstrekt ten opzicht van de lengterichting van de expansiemodule
Bij voorkeur wordt genoemde koppelstaaf langs weerszijden in een apart steunelement bevestigd.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van het distractieapparaat, volgens de uitvinding, strekt genoemde koppelstaaf zich vrij uit doorheen een oog dat voorzien is aan de het overeenkomstige uiteinde van de expansiemodule.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van enkele bijzondere uitvoeringsvormen van de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming; de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematisch zicht op het palatum vanuit de mond met een distractieapparaat volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 2 is een schematisch vooraanzicht van het distractieapparaat volgens lijn II-II uit figuur 1.
Figuur 3 is een schematische langsdoorsnede volgens lijn III-III van figuur 1 van het distractieapparaat, volgens de uitvinding,.
Figuur 4 is schematische langsdoorsnede van een steunelement volgens de lijn IV-IV uit figuur 3.
<Desc/Clms Page number 3>
Figuur 5 is een schematisch zijaanzicht van een afsluitdop die samen dient te werken met het steunelement uit figuur 4.
Figuur 6 is een schematisch zicht op het palatum vanuit de mond met een distractieapparaat volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 7 is een schematisch vooraanzicht van het distractieapparaat volgens lijn VII-VII uit figuur 6.
Figuur 8 is een schematisch zijaanzicht van een steunelement, volgens de uitvinding, dat gebruikt kan worden voor het distractieapparaat, volgens genoemde tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 9 is een schematisch zijaanzicht van een steunelement volgens de lijn VII-VII uit figuur 6 met een deel van een verbindingsorgaan.
Figuur 10 is een schematische langsdoorsnede van de expansiemodule volgens lijn X-X uit figuur 6 wanneer deze zich in een uiterste opgespannen positie bevindt.
Figuur 11is een schematische langsdoorsnede van deze expansiemodule volgens lijn X-X uit figuur 6 wanneer deze zich in een uiterste korte positie bevindt.
Figuur 12 is een schematisch zijaanzicht van een deel van een schedel met een bovenkaak waarop een distractieapparaat volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding is gemonteerd.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een distractieapparaat met een expansiemodule voor het verbreden van de kaak van een persoon. Deze expansiemodule is bijvoorkeur langwerpig en is via de tegenoverliggende uiteinden ervan bevestigd aan steunelementen die in het bot van een kaak dienen verankerd te worden. De expansiemodule laat toe om de afstand tussen deze steunelementen geleidelijk te vergroten teneinde de kaak waarop het distractieapparaat is gemonteerd te verbreden.
Terwijl voor jonge patiënten, zoals kinderen, het volstaat om het distractieapparaat op het deel van de kaak te bevestigen dat dient verbreed te worden, kan het aangewezen zijn om, bijvoorbeeld, voor volwassenen de kaak in twee delen te splitsen door een zaagsnede te voorzien tussen de steunelementen waarop de expansiemodule wordt gemonteerd. Wanneer deze steunelementen geleidelijk van elkaar verwijderd worden door het aanspannen van de expansiemodule, wordt geleidelijk meer bot gevormd tussen deze steunelementen en verbreedt de kaak aldus.
<Desc/Clms Page number 4>
In de figuren 1 tot 3 is schematisch een eerste uitvoeringsvorm van het distractieapparaat volgens de uitvinding weergegeven. Dit distractieapparaat is voorzien van een expansiemodule 1 die aan de tegenover elkaar liggende uiteinden 2 en 3 voorzien is van verbindingsorganen 4 en 5. Via deze verbindingsorganen 4 en 5 is de expansiemodule bevestigd op steunelementen 6 en 7 die in het bot 8 van een kaak 9 zijn verankerd.
Elk steunelement 6 en 7 vertoont een monteerkop 10 waarin een uitsparing 11 is voorzien, zoals is weergegeven in figuur 3 en 4. Deze monteerkop 10 heeft de vorm van een cilinder, waarin genoemde uitsparing 11zich centraal uitstrekt. Via een toegang 12 geeft de uitsparing 11uit op het bovenvlak 13 van de monteerkop 10.
De toegang 12 wordt gevormd door een van inwendige schroefdraad voorziene boring die coaxiaal is met de cilindervormige monteerkop 10 en die door een afsluitdop 14 dicht gemaakt kan worden. In figuur 5 is een dergelijke afsluitdop 14 weergegeven die eveneens cilindrisch is en die uitwendige schroefdraad vertoont zodanig dat deze in de toegang 12 kan geschroefd worden teneinde deze laatste te sluiten. De afsluitdop 14 vormt aldus een bout.
Verder geeft genoemde uitsparing 11 via een opening 15 uit op het zijdelingse oppervlak van de monteerkop 10 of met andere woorden op de mantel van de cilinder die deze monteerkop 10 vormt.
De verbindingsorganen 4 en 5 zijn in genoemde uitsparing 11 van het respectievelijke steunelement 6 en 7, waarbij de overeenkomstige openingen 15 naar elkaar toe gericht zijn. Aldus verbindt de expansiemodule beide steunelementen 6 en 7 terwijl het verbindingsorgaan 4 en 5 zich uitstrekt doorheen genoemde opening 15.
Het verbindingsorgaan 4 en 5 wordt in het bijzonder via genoemde toegang 12 in de uitsparing 11 geplaatst waarbij dit geleid wordt door genoemde opening 15 die zich uitstrekt tot aan de toegang 12. Teneinde de toegang 12 dicht te maken zodanig dat het verbindingsorgaan 4 en 5 wordt vastgehouden in de uitsparing 11wordt genoemde afsluitdop 14 in de toegang 12 bevestigd.
Nadat de afsluitdop 14 is aangebracht kan de expansiemodule 1 nog een rotatie ondergaan ten opzichte van de monteerkop 10 terwijl deze wordt vastgehouden via het verbindingsorgaan 4 en 5. Dit laatste kan in het bijzonder enigszins verplaatst worden volgens een rotatiebeweging in de uitsparing 11. Hiertoe wordt er bijvoorbeeld voor gezorgd dat er een kleine vrije ruimte aanwezig is tussen de afsluitdop 14 en het verbindingsorgaan 4 en 5.
<Desc/Clms Page number 5>
Het uiteinde van de afsluitdop 14 dat aansluit op het verbindingsorgaan 4 en 5 concaaf is uitgevoerd zodat het verbindingsorgaan 4 en 5 in de aldus gevormde concave ruimte een verplaatsing, in het bijzonder een rotatieverplaatsing, kan ondergaan.
Teneinde de rotatieverplaatsing van de expansiemodule 1 toe te laten, vormt genoemde opening 15 een sleuf die aansluit op de toegang 12, waarbij de breedte van de sleuf kleiner is dan de afmeting van het verbindingsorgaan 4 en 5 in een richting dwars op de lengterichting van de expansiemodule. Dit laatste zorgt ervoor dat de expansiemodule 1 niet los kan komen van het steunelement 6 en 7 doorheen de opening 15.
Het steunelement 6 en 7 is verder voorzien van een fixatiestaaf 16 die aansluit op de monteerkop 10. Via deze fixatiestaaf 16 wordt het bevestigingselement 6 en 7 aan het bot 8 van de kaak 9 bevestigd.
Volgens de uitvoeringsvorm van het distractieapparaat, volgens de uitvinding, die weergegeven is in de figuren 1 tot 5, vertoont deze fixatiestaaf 16 aan het uiteinde tegenoverliggend aan de monteerkop 10 schroefdraad 17. Via deze schroefdraad 17 dient het steunelement 6 en 7 in het bot 8 van de kaak 9 geschroefd teneinde dit te bevestigen. Aldus vormt het steunelement 6 en 7 een schroef waarvan de kop bestaat uit genoemde monteerkop 10.
Om het distractieapparaat op een kaak 9 te monteren wordt, in een eerste stap, aan weerszijden van het te verbreden deel van de kaak een steunelement 6 en 7 in het bot van de kaak geschroefd. Hierbij strekt het deel 18 van de fixatiestaaf 16, dat enigszins conisch is uitgevoerd en een cirkelvormige dwarsdoorsnede vertoont, zich uit doorheen het tandvlees dat het bot 8 van de kaak 9 omgeeft.
In een tweede stap wordt het verbindingsorgaan 4 of 5 van één van beide uiteinden 2 of 3 van de expansiemodule 1 via de toegang 12 in de uitsparing 11 gebracht van een eerste steunelement 6 of 7. Vervolgens wordt deze toegang 12 dicht gemaakt met genoemde afsluitdop 14 zodat het overeenkomstige verbindingsorgaan 4 of 5 in de uitsparing 11wordt vastgehouden.
Tenslotte wordt het verbindingsorgaan 4 of 5 van het andere uiteinde 2 of
3 van de expansiemodule 1 via de toegang 12 van het andere steunelement 6 of 7 in de uitsparing 11van dit laatste gebracht. Dit gebeurt op een zeer eenvoudige manier zonder veel vaardigheid te vereisen aangezien de expansiemodule 1 een rotatieverplaatsing kan ondergaan ten opzichte van de monteerkop 10 van het eerste steunelement 6 of 7 zonder dat het los komt van dit laatste.
<Desc/Clms Page number 6>
Nadat het overeenkomstige verbindingsorgaan 4 of 5 aan dit tweede steunelement 6 of 7 is bevestigd wordt de overeenkomstige toegang 12 eveneens dicht gemaakt met een afsluitdop 14.
Het deel van het verbindingsorgaan 4 en 5 dat in genoemde uitsparing 11 rust is kubusvormig en sluit op het genoemd uiteinde 2 of 3 aan via een halsvormige vernauwing zoals werd voorgesteld in figuur 3. Het spreekt echter voor zich dat dit zeer uiteenlopende vormen kan aannemen en, bijvoorbeeld, via een sferisch deel in de uitsparing 11kan rusten. Ook kan het verbindingsorgaan bijvoorbeeld de vorm van een T vertonen, waarbij een kruisvormige uitsparing 11 is voorzien in de monteerkop 10 die via vier openingen uitgeeft op het zijdelings oppervlak van deze monteerkop 10.
In de figuren 6 tot 11 is een tweede uitvoeringsvorm van het distractieapparaat volgens de uitvinding weergegeven. Dit distractieapparaat is verschillende van vorige uitvoeringsvorm doordat, onder andere, elk van de uiteinden 2 en 3 van de distractiemodule aan de kaak 9 worden bevestigd via twee steunelementen zodat in totaal vier steunelementen 6, 6', 7 en 7' zijn voorzien.
Verder vertoont het verbindingsorgaan 4 en 5 een koppelstaaf 19 die zich dwars, en bij voorkeur loodrecht, uitstrekt ten opzichte van de lengterichting van de expansiemodule 1 zodat de verbindingsorganen 4 en 5 de vorm van een T aannemen.
Hierbij is het deel van het verbindingsorgaan 4 en 5 dat vast is met het respectievelijk uiteinde 2 en 3 van de expansiemodule 1 voorzien van een oog 20 waardoorheen de koppelstaaf 19 zich vrij uitstrekt.
De koppelstaaf 19 is langs weerszijden via het uiteinde ervan bevestigd in een steunelement 6,6', 7 en 7'. Aldus is elke koppelstaaf 19 van het respectievelijk verbindingsorgaan 4 en 5 vast met twee op korte afstand naast elkaar geplaatste steunelementen 6,6' en 7,7'.
Het steunelement 6,6', 7 en 7', dat in meer detail is weergegeven in figuren 8 en 9, is heeft de vorm van een schroef waarbij de kop gevormd wordt door een monteerkop 10 waarin een gleufvormige uitsparing 11 is voorzien die aan twee tegenoverliggende zijden uitgeeft op het zijdelings oppervlak van deze monteerkop 14 en aldus twee openingen 15 vormt die zich uitstrekken tot in het bovenvlak 13. Verder vertoont het bovenvlak 13 van deze monteerkop 10 een toegang 12 voor de uitsparing 11 die kan dicht gemaakt worden met behulp van een afsluitdop 14.
De monteerkop 14 is cilindervormig en is voorzien van uitwendige schroefdraad 21, waarbij de afsluitdop 14 een huls vormt met een cilindervormige
<Desc/Clms Page number 7>
uitholling waarin schroefdraad aanwezig is. Aldus wordt de toegang 12 dicht gemaakt door deze afsluitdop 14 over de monteerkop 14 te plaatsen en vast te draaien via genoemde uitwendige schroefdraad 21 zoals schematisch is weergegeven in figuur 9.
Hierbij wordt genoemde koppelstaaf 19 in de uitsparing 11 geplaatst zodanig dat deze hierin geklemd wordt tussen de afsluitdop 14 en het deel van de fixatiestaaf 16 dat aansluit op de monteerkop 10.
In het bovenvlak 22 van de afsluitdop 14 is een uitsparing 23 aanwezig die toelaat om via een geschikt gereedschap, zoals bijvoorbeeld een schroevendraaier, de afsluitdop 14 op de monteerkop 14 te monteren.
Wanneer het distractieapparaat, volgens deze tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, op een kaak 9 wordt gemonteerd, plaatst men in, een eerste stap, genoemde vier steunelementen 6,6', 7 en 7' gegroepeerd per twee langs weerszijden van de kaak 9. Vervolgens wordt een eerste uiteinde 2 of 3 van de expansiemodule 1 via het overeenkomstige verbindingsorgaan 5 of 6 bevestigd aan twee naast elkaar geplaatste steunelementen 6,6' of 7,7' door de overeenkomstige koppelstaaf 19 langs weerszijden in de uitsparing 11 van het respectievelijk steunelement 6,6' of 7,7' te brengen. Hierbij dienen de respectievelijke uitsparingen 11 van de twee naast elkaar geplaatste steunelementen zich in elkaars verlengde uit te strekken.
Nadat op elk van deze steunelementen 6, 6' of 7, 7' een overeenkomstige afsluitdop 14 bevestigd is, bevindt genoemd uiteinde 2 of 3 van de expansiemodule 1 zich tussen deze twee naast elkaar gelegen steunelementen 6,6' of 7, 7', terwijl deze expansiemodule zich vrij kan bewegen over de koppelstaaf 19. De expansiemodule kan aldus zich, enerzijds, verplaatsen volgens de lengterichting van de koppelstaaf 19, en kan, anderzijds, een rotatieverplaatsing ondergaan rond deze koppelstaaf 19 ten opzichte van de overeenkomstige monteerkoppen 10 van beide steunelementen 6, 6' of 7, 7'.
Doordat het aldus mogelijk is om de expansiemodule 1 te verplaatsen ten opzichte van deze eerste twee monteerkoppen 10, kan het andere uiteinde 2 of 3 van de expansiemodule 1 eenvoudig in de overeenkomstige uitsparingen 11van de overige twee steunelementen 6,6' of 7,7' bevestigd worden via het andere verbindingsorgaan 5 of 6.
Tenslotte worden deze twee laatste steunelementen 6, 6' of 7, 7' afgesloten met behulp van een afsluitdop 14.
De uitvoeringsvormen van het distractieapparaat, volgens de uitvinding, die hierboven beschreven werden zijn uitermate geschikt om gemonteerd te worden in de mondholte op het palatum van een persoon.
<Desc/Clms Page number 8>
Figuur 12 geeft een derde uitvoeringsvorm van het distractieapparaat volgens de uitvinding weer dat zijdelings op een bovenkaak 24 van een persoon bevestigd is teneinde deze kaak 24 te verlengen. Dit distractieapparaat is eveneens voorzien van een expansiemodule 1 die aan beide uiteinden met een verbindingsorgaan is bevestigd in een monteerkop 10 van een respectievelijk steunelement 6 en 7. Deze twee steunelementen 6 en 7 worden langs weerszijden van een zaagsnede 25 geplaatst op het bot van de bovenkaak 24 zodat met behulp van de expansiemodule 1 de tegenover elkaar liggende oppervlakken van de zaagsnede geleidelijk ten opzichte van elkaar kunnen verschoven worden. De zaagsnede 25 wordt aangebracht in het bot van de bovenkaak 24 in een vlak dat bij voorkeur evenwijdig is aan het vlak dat door de tandenboog van deze kaak wordt gevormd.
Een eerste steunelement 6 wordt aan de onderzijde van de zogenaamde zygoma bevestigd zodanig dat dit vast is met de schedel, terwijl het tweede steunelement 7 op het deel van de bovenkaak 24 is gemonteerd dat zich onder genoemde zaagsnede 25 bevindt en aldus kan verplaatst worden ten opzichte van de schedel.
Naast een monteerkop 10 die aansluit op een fixatiestaaf 16 vertonen deze steunelementen 6 en 7 een zogenaamde osteosyntheseplaat 26 die toelaat om het steunelement 6 en 7 met schroeven 27 in het bot van de bovenkaak 24 te verankeren. De osteosyntheseplaat 26 strekt zich in het bijzonder in het verlengde van de fixatiestaaf 16 uit aan het uiteinde van deze laatste dat tegenover de monteerkop 10 ligt.
De monteerkop 10 van de steunelement 6 en 7 van het distractieapparaat, volgens deze uitvoeringsvorm van de uitvinding, stemt bij voorkeur overeen met de monteerkop 10 van de hierboven beschreven eerste uitvoeringsvorm van het distractieapparaat die o.a. voorgesteld werd in de figuren 3 en 4
De expansiemodule 1 die in detail is weergegeven in de figuren 3,10 en
11 twee coaxiale staven 28 en 29 die elk aansluiten op een van de uiteinden 2 en 3 van de expansiemodule 1. Deze staven 28 en 29 zijn voorzien van uitwendige schroefdraad met een aan elkaar tegengestelde zin en zijn met elkaar verbonden via een van inwendige schroefdraad voorziene mof 30. Wanneer deze mof 30 rond de langsas wordt geroteerd ten opzichte van de staven 28 en 29, worden deze laatste in tegengestelde zin verplaatst.
Aldus is het mogelijk om de expansiemodule 1 te verlengen en een drukkracht uit te oefenen op de steunelementen 6, 6', 7 en 7'.
Een eerste staaf 28 vertoont een axiale cilindrische uitsparing 31 met een diameter die groter is dan de diameter van de tweede staaf 29, zodanig dat deze laatste in
<Desc/Clms Page number 9>
deze cilindrische uitsparing 31 past wanneer de expansiemodule zich in haar kortste toestand bevindt zoals voorgesteld in figuur 11.
De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de hierboven beschreven, en in bijgaande figuren voorgestelde uitvoeringsvormen van het distractieapparaat, volgens de uitvinding. Zo kan de expansiemodule bijvoorbeeld uit om het even welk element bestaan dat toelaat om de afstand tussen de uiteinden ervan geleidelijk te vergroten.
<Desc / Clms Page number 1>
DISTRACTION MODULE FOR WIDTHING THE PERSON'S CAKE
The invention relates to a distraction apparatus with an expansion module for widening the jaw of a person, the two opposite ends of the expansion module being provided with a connecting member which cooperates with at least one support element to be connected to the bone of the jaw confirmed.
In the patent document WO 01/50976 such a distraction device is described in which an expansion screw rests freely between two plate-shaped anchors which must be attached to the upper jaw. However, this distraction device cannot be applied to persons who have a so-called low palatum, where the palate of the oral cavity between the teeth is substantially flat, or who exhibit a very small upper jaw. This is particularly the case for young children. In addition, it is very cumbersome and much skill is required to place the expansion screw between said anchors.
More specifically, on the one hand, the expansion screw must be positioned very precisely between the anchors and held in this exact position, while on the other hand, the expansion screw must be clamped at the same time by rotating it around its axis in order to clamp it between the anchors. There is also a chance that the expansion screw will come loose from the anchors after a while, for example when eating a meal, and will be swallowed.
The U.S. Pat. No. 5,885,329 describes a distraction device which is fixed to the jaw for example with the aid of screws and which also cannot be used with children with a small upper jaw or with persons with a low palatum. In addition, this distraction device easily gives rise to inflammation and food remains between the parts of the expansion screw.
However, widening an upper jaw should preferably be done at the earliest possible age. This is currently not possible with the existing distraction devices.
The invention seeks to remedy these disadvantages by proposing a distraction apparatus that can be used for persons with a low palatum as well as for children and persons with a very small upper jaw and moreover can be attached to a jaw in a very efficient and simple manner. .
<Desc / Clms Page number 2>
For this purpose, said support element comprises a mounting head which has a recess, said mounting head being provided with an access to said recess that can be closed by a detachable sealing cap and with an opening which also opens onto this recess, and wherein said connecting member said recess can be inserted while it extends through said opening, so that the expansion coupling can undergo a rotational movement relative to the mounting head while it is retained in said recess via said connecting member through the closing cap.
Advantageously, said support element comprises a fixation rod which connects to the mounting head in order to attach it to the bone of the jaw.
Advantageously, said fixation bar has threads to be fixed in the bone of the jaw so that said support element forms a screw whose head consists of said mounting head.
According to an interesting embodiment of the distraction apparatus according to the invention, said connecting member has a coupling rod extending transversely with respect to the longitudinal direction of the expansion module
Preferably, said coupling rod is fixed along both sides in a separate support element.
According to a special embodiment of the distraction apparatus according to the invention, said coupling rod extends freely through an eye provided at the corresponding end of the expansion module.
Other details and advantages of the invention will be apparent from the following description of some particular embodiments of the invention; this description is only given as an example and does not limit the scope of the protection claimed; the reference numerals used hereinafter refer to the attached figures.
Figure 1 is a schematic view of the palatum from the mouth with a distraction apparatus according to a first embodiment of the invention.
Figure 2 is a schematic front view of the distraction device along line II-II of Figure 1.
Figure 3 is a schematic longitudinal section along line III-III of Figure 1 of the distraction apparatus according to the invention.
Figure 4 is a schematic longitudinal section of a support element taken on the line IV-IV of Figure 3.
<Desc / Clms Page number 3>
Figure 5 is a schematic side view of a closure cap that should interact with the support member of Figure 4.
Figure 6 is a schematic view of the palatum from the mouth with a distraction apparatus according to a second embodiment of the invention.
Figure 7 is a schematic front view of the distraction apparatus along line VII-VII of Figure 6.
Figure 8 is a schematic side view of a support element, according to the invention, that can be used for the distraction apparatus, according to said second embodiment of the invention.
Figure 9 is a schematic side view of a support element taken on the line VII-VII of Figure 6 with a part of a connecting member.
Figure 10 is a schematic longitudinal section of the expansion module along line X-X of Figure 6 when it is in an extreme tensioned position.
Figure 11 is a schematic longitudinal section of this expansion module along line X-X of Figure 6 when it is in an extremely short position.
Figure 12 is a schematic side view of a part of a skull with an upper jaw on which a distraction apparatus according to a third embodiment of the invention is mounted.
In the various figures, the same reference numerals refer to the same or analogous elements.
The invention generally relates to a distraction apparatus with an expansion module for widening the jaw of a person. This expansion module is preferably elongated and is attached via its opposite ends to support elements which are to be anchored in the bone of a jaw. The expansion module makes it possible to gradually increase the distance between these support elements in order to widen the jaw on which the distraction device is mounted.
While for young patients, such as children, it is sufficient to attach the distraction device to the part of the jaw to be widened, it may be appropriate, for example, to split the jaw into two parts for adults by providing a saw cut between the support elements on which the expansion module is mounted. When these support elements are gradually removed from each other by tightening the expansion module, more bone is gradually formed between these support elements and the jaw thus broadens.
<Desc / Clms Page number 4>
Figures 1 to 3 schematically show a first embodiment of the distraction device according to the invention. This distraction apparatus is provided with an expansion module 1 which is provided at its opposite ends 2 and 3 with connecting members 4 and 5. Via these connecting members 4 and 5 the expansion module is mounted on support elements 6 and 7 which are located in the bone 8 of a jaw 9 are anchored.
Each support element 6 and 7 has a mounting head 10 in which a recess 11 is provided, as is shown in figures 3 and 4. This mounting head 10 has the shape of a cylinder, wherein said recess 11 extends centrally. Via an access 12, the recess 11 opens onto the upper surface 13 of the mounting head 10.
The access 12 is formed by an internal threaded bore which is coaxial with the cylindrical mounting head 10 and which can be closed by a closure cap 14. Figure 5 shows such a closure cap 14, which is also cylindrical and which has external threads such that it can be screwed into the entrance 12 in order to close the latter. The closing cap 14 thus forms a bolt.
Furthermore, said recess 11 leads through an opening 15 onto the lateral surface of the mounting head 10 or in other words onto the jacket of the cylinder that forms this mounting head 10.
The connecting members 4 and 5 are in said recess 11 of the respective support elements 6 and 7, the corresponding openings 15 facing each other. The expansion module thus connects both support elements 6 and 7 while the connecting member 4 and 5 extends through said opening 15.
The connecting member 4 and 5 is in particular placed via the said access 12 in the recess 11, this being guided through said opening 15 which extends to the entrance 12. In order to close the entrance 12 such that the connecting member 4 and 5 becomes retained in the recess 11, said closing cap 14 is fixed in the access 12.
After the closing cap 14 has been fitted, the expansion module 1 can undergo a further rotation relative to the mounting head 10 while it is retained via the connecting members 4 and 5. The latter can in particular be moved somewhat in accordance with a rotational movement in the recess 11. To this end, for example, ensuring that there is a small free space between the closure cap 14 and the connecting member 4 and 5.
<Desc / Clms Page number 5>
The end of the closing cap 14 which connects to the connecting member 4 and 5 is concave so that the connecting member 4 and 5 can undergo a displacement, in particular a rotational displacement, in the concave space thus formed.
In order to allow the rotational displacement of the expansion module 1, said opening 15 forms a slot connecting to the access 12, the width of the slot being smaller than the dimensions of the connecting member 4 and 5 in a direction transverse to the longitudinal direction of the expansion module. The latter ensures that the expansion module 1 cannot come loose from the support elements 6 and 7 through the opening 15.
The support elements 6 and 7 are furthermore provided with a fixation rod 16 which connects to the mounting head 10. Via this fixation rod 16 the fixation elements 6 and 7 are attached to the bone 8 of the jaw 9.
According to the embodiment of the distraction apparatus according to the invention, which is shown in Figs. 1 to 5, this fixation rod 16 has thread 17 at the end opposite to the mounting head 10. Via this thread 17 the supporting element 6 and 7 serves in the bone 8. from the jaw 9 to fix it. The support elements 6 and 7 thus form a screw, the head of which consists of said mounting head 10.
To mount the distraction device on a jaw 9, in a first step, a support element 6 and 7 is screwed into the bone of the jaw on either side of the part of the jaw to be widened. The part 18 of the fixation rod 16, which is slightly conical and has a circular cross-section, extends through the gums surrounding the bone 8 of the jaw 9.
In a second step, the connecting member 4 or 5 of one of both ends 2 or 3 of the expansion module 1 is introduced via the access 12 into the recess 11 of a first support element 6 or 7. Subsequently, this access 12 is closed with said closing cap 14 so that the corresponding connecting member 4 or 5 is retained in the recess 11.
Finally, the connecting member 4 or 5 becomes from the other end 2 or
3 of the expansion module 1 via the access 12 of the other support element 6 or 7 into the recess 11 of the latter. This is done in a very simple manner without requiring much skill since the expansion module 1 can undergo a rotational displacement relative to the mounting head 10 of the first support element 6 or 7 without being released from the latter.
<Desc / Clms Page number 6>
After the corresponding connecting member 4 or 5 is attached to this second support element 6 or 7, the corresponding access 12 is also closed with a closing cap 14.
The part of the connecting member 4 and 5 which rests in said recess 11 is cuboidal and connects to said end 2 or 3 via a neck-shaped narrowing as was shown in figure 3. It goes without saying, however, that this can take very different forms and for example, can rest in the recess 11 via a spherical part. The connecting member can for instance also have the shape of a T, wherein a cross-shaped recess 11 is provided in the mounting head 10 which opens via four openings on the lateral surface of this mounting head 10.
Figures 6 to 11 show a second embodiment of the distraction device according to the invention. This distraction apparatus is different from the previous embodiment in that, inter alia, each of the ends 2 and 3 of the distraction module are attached to the jaw 9 via two support elements so that a total of four support elements 6, 6 ', 7 and 7' are provided.
Furthermore, the connecting member 4 and 5 has a coupling rod 19 which extends transversely, and preferably perpendicularly, with respect to the longitudinal direction of the expansion module 1 so that the connecting members 4 and 5 take the form of a T.
The part of the connecting member 4 and 5 which is fixed with the respective end 2 and 3 of the expansion module 1 is here provided with an eye 20 through which the coupling rod 19 extends freely.
The coupling rod 19 is mounted on either side via its end in a support element 6,6 ', 7 and 7'. Thus, each coupling rod 19 of the respective connecting member 4 and 5 is fixed with two support elements 6, 6 'and 7,7' placed side by side.
The support element 6,6 ', 7 and 7', which is shown in more detail in Figures 8 and 9, is in the form of a screw, the head being formed by a mounting head 10 in which a slit-shaped recess 11 is provided which is connected to two faces opposite sides on the lateral surface of this mounting head 14 and thus forms two openings 15 extending into the upper surface 13. Furthermore, the upper surface 13 of this mounting head 10 has an access 12 for the recess 11 which can be closed with the aid of a closure cap 14.
The mounting head 14 is cylindrical and is provided with external screw thread 21, the sealing cap 14 forming a sleeve with a cylindrical
<Desc / Clms Page number 7>
cavity in which thread is present. The access 12 is thus closed by placing this closing cap 14 over the mounting head 14 and tightening it via said external screw thread 21 as schematically shown in Figure 9.
Said coupling rod 19 is herein placed in the recess 11 such that it is clamped therein between the sealing cap 14 and the part of the fixing rod 16 which connects to the mounting head 10.
A recess 23 is present in the upper surface 22 of the closure cap 14, which recess 23 allows mounting the closure cap 14 on the mounting head 14 via a suitable tool, such as for example a screwdriver.
When the distraction device, according to this second embodiment of the invention, is mounted on a jaw 9, one places in a first step said four support elements 6,6 ', 7 and 7' grouped per two along either side of the jaw 9. Subsequently a first end 2 or 3 of the expansion module 1 is attached via the corresponding connecting element 5 or 6 to two juxtaposed support elements 6,6 'or 7,7' by the corresponding coupling rod 19 along either side in the recess 11 of the respective support element 6 , 6 'or 7.7'. Hereby the respective recesses 11 of the two adjacent support elements must extend in line with each other.
After a corresponding closure cap 14 is attached to each of these support elements 6, 6 'or 7, 7', said end 2 or 3 of the expansion module 1 is located between these two adjacent support elements 6, 6 'or 7, 7', while this expansion module can move freely over the coupling rod 19. The expansion module can thus, on the one hand, move along the longitudinal direction of the coupling rod 19, and, on the other hand, can undergo a rotational displacement around this coupling rod 19 relative to the corresponding mounting heads 10 of both support elements 6, 6 'or 7, 7'.
Because it is thus possible to move the expansion module 1 relative to these first two mounting heads 10, the other end 2 or 3 of the expansion module 1 can easily enter the corresponding recesses 11 of the other two support elements 6,6 'or 7,7' be confirmed via the other connecting member 5 or 6.
Finally, these two last supporting elements 6, 6 'or 7, 7' are closed by means of a closing cap 14.
The embodiments of the distraction apparatus, according to the invention, described above are extremely suitable for mounting in the oral cavity on the palatum of a person.
<Desc / Clms Page number 8>
Figure 12 shows a third embodiment of the distraction apparatus of the invention that is mounted laterally on an upper jaw 24 of a person to extend this jaw 24. This distraction apparatus is also provided with an expansion module 1 which is attached at both ends with a connecting member in a mounting head 10 of a respective support elements 6 and 7. These two support elements 6 and 7 are placed along either side of a saw cut 25 on the bone of the upper jaw 24 so that with the aid of the expansion module 1 the opposite surfaces of the saw cut can be gradually shifted relative to each other. The saw cut 25 is made in the bone of the upper jaw 24 in a plane which is preferably parallel to the plane formed by the tooth arch of this jaw.
A first support element 6 is attached to the underside of the so-called zygoma such that it is fixed with the skull, while the second support element 7 is mounted on the part of the upper jaw 24 which is below said saw cut 25 and can thus be displaced relative to of the skull.
In addition to a mounting head 10 which connects to a fixation bar 16, these support elements 6 and 7 have a so-called osteosynthesis plate 26 which allows to anchor the support element 6 and 7 with screws 27 in the bone of the upper jaw 24. The osteosynthesis plate 26 extends in particular in line with the fixation rod 16 at the end of the latter which is opposite the mounting head 10.
The mounting head 10 of the support elements 6 and 7 of the distraction apparatus, according to this embodiment of the invention, preferably corresponds to the mounting head 10 of the first embodiment of the distraction apparatus described above, which is represented inter alia in Figures 3 and 4
The expansion module 1 shown in detail in Figures 3.10 and
11 two coaxial rods 28 and 29, each of which connects to one of the ends 2 and 3 of the expansion module 1. These rods 28 and 29 are provided with external threads in an opposite sense to each other and are connected to each other via an internal thread provided with an internal thread. sleeve 30. When this sleeve 30 is rotated about the longitudinal axis with respect to the bars 28 and 29, the latter are displaced in the opposite direction.
It is thus possible to extend the expansion module 1 and to exert a pressure force on the support elements 6, 6 ', 7 and 7'.
A first rod 28 has an axial cylindrical recess 31 with a diameter larger than the diameter of the second rod 29 such that the latter is
<Desc / Clms Page number 9>
this cylindrical recess 31 fits when the expansion module is in its shortest condition as shown in Figure 11.
The invention is of course not limited to the embodiments of the distraction apparatus according to the invention described above and represented in the accompanying figures. For example, the expansion module may consist of any element that allows to gradually increase the distance between its ends.