<Desc/Clms Page number 1>
Verrijdbare constructie voor vrachtvervoer en dergelijke.
Deze uitvinding heeft betrekking op een verrijdbare constructie voor vrachtvervoer en dergelijke, alsmede op voertuigdelen, onderdelen en dergelijke die er deel van uitmaken.
Alhoewel de uitvinding in de eerste plaats bedoeld is voor vrachtvervoer, kan zij uiteraard ook in andere toepassingen worden ingezet, bijvoorbeeld voor busconstructies voor personenvervoer, enzovoort.
De uitvinding beoogt een verrijdbare constructie die verschillende gebruiksconfiguraties toelaat, dit dankzij het gebruik van een verrijdbaar basiselement dat met verschillende middelen voor het onderling koppelen van verschillende voertuigdelen kan voorzien zijn.
Hiertoe betreft de uitvinding een verrijdbare constructie voor vrachtvervoer en dergelijke, die een verrijdbaar basiselement bevat, met een door minstens twee assen gedragen gestel, met als kenmerk dat dit verrijdbaar basiselement multifunctioneel is en daartoe is voorzien van een of een combinatie van twee of meer van volgende middelen : - middelen waardoor het basiselement losmaakbaar onder een wagengeraamte, meer speciaal onder een als oplegger of aanhangwagen uitgevoerd wagengeraamte, kan worden bevestigd, waarbij, bij deze bevestiging, minstens een verbinding door tussenkomst van een dissel is gerealiseerd, welke verbinding de positie van het basiselement ten opzichte van het wagengeraamte bepaalt ;
<Desc/Clms Page number 2>
- middelen waardoor het basiselement in een configuratie kan worden gebracht, zodat het als verrolbaar steunpunt voor een middenasaanhanger kan fungeren ; en - middelen waardoor het theoretische steunvlak van het basiselement kan worden verlengd, hetzij naar voren toe, hetzij naar achteren toe, hetzij zowel naar voren, als naar achteren.
Doordat, voor de verbinding tussen het verrijdbaar basiselement en het daarop rustend wagengeraamte, gebruik wordt gemaakt van een dissel, kan een eenvoudige en efficiënte koppeling volgens langsrichting tot stand worden gebracht, zonder dat een noodzaak bestaat aan meer ingewikkelde vergrendelingsmiddelen die in een rechtstreekse verbinding tussen het gestel van het verrijdbaar basiselement en het wagengeraamte voorzien.
Doordat het basiselement in een configuratie kan worden gebracht zodat het als verrolbaar steunpunt voor een middenasaanhanger kan fungeren, ontstaat een bijkomende interessante gebruiksmogelijkheid.
Doordat bovendien het theoretisch steunvlak van het basiselement kan worden verlengd, kan dit basiselement, zelfs wanneer dit op zieh een vrij geringe lengte vertoont, toch worden ingezet in combinaties waar een ondersteuning over een langere afstand gewenst is.
Uiteraard laat de combinatie van de voornoemde kenmerken nog meer mogelijkheden toe, zoals verder uit de gedetailleerde beschrijving zal blijken.
<Desc/Clms Page number 3>
Bij voorkeur bevat de verrijdbare constructie koppelmiddelen die toelaten dat het gebruikelijke aankoppelpunt van de dissel kan worden verbonden met een punt dat aan de onderzijde van het wagengeraamte gelegen
EMI3.1
is.
Volgens een belangrijk voorkeurdragend kenmerk is de voornoemde dissel in axiale richting uitschuifbaar ten opzichte van het voornoemde gestel van het basiselement, bij voorkeur tussen een positie waarbij hij volledig of nagenoeg volledig ingeschoven is, en een positie waarbij hij over een afstand van meer dan vier meter uitgeschoven is. Zulke verschuiving laat toe dat, zelfs wanneer het gebruikelijk aankoppelpunt van de dissel steeds op dezelfde plaats met het wagengeraamte is verbonden, het gestel van het basiselement niettemin op verschillende posities onder dit wagengeraamte kan worden gepositioneerd.
In een praktische uitvoeringsvorm is het geheel dan ook voorzien van vergrendelingsmiddelen waardoor de dissel in verschillende posities blokkeerbaar is ten opzichte van het basiselement, teneinde zodoende bijvoorbeeld de positie van het basiselement ten opzichte van het wagengeraamte in te stellen.
De middelen waardoor het basiselement losmaakbaar onder een wagengeraamte kan worden gemonteerd, omvatten bij voorkeur koppelmiddelen die toelaten dat het basiselement volgens langsrichting in verschillende posities ten opzichte van het wagengeraamte kan worden geplaatst, bij voorkeur door middel van verschuiving, terwijl de blokkering zelf zoals voornoemd bij voorkeur via de dissel wordt gerealiseerd, wat evenwel niet uitsluit dat andere vergrendelingen worden voorzien.
<Desc/Clms Page number 4>
Volgens nog een voorkeurdragend kenmerk is het geheel zodanig geconfigureerd, dat het verrijdbaar basiselement minstens in een zodanige positie onder het wagengeraamte kan worden gebracht, dat dit basiselement tot voorbij het achterste uiteinde van het wagengeraamte reikt. Zodoende is het mogelijk om de belasting op de respectievelijke assen van het voertuig efficiënt te verdelen.
Volgens nog een bijzonder voorkeurdragend kenmerk bevat het verrijdbaar basiselement eveneens middelen waardoor een oplegger met zijn voorste uiteinde scharnierbaar aan het voornoemd gestel kan worden bevestigd, meer speciaal door middel van een draaikoppeling, bijvoorbeeld van het type dat bestaat uit een draaischotel en een kingpin, of dat bestaat uit een draaikrans. Hierdoor worden verschillende mogelijkheden tot het samenstellen van verrijdbare constructies geboden, zoals verder uit de gedetailleerde beschrijving zal blijken.
Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat het verrijdbaar basiselement minstens zodanig ver tot voorbij het achterste uiteinde van een eerste wagengeraamte kan worden gebracht, dat de voornoemde draaikoppeling zodanig ver achter dit eerste wagengeraamte is gesitueerd dat, via deze draaikoppeling, een tweede wagengeraamte scharnierbaar achter het eerste wagengeraamte kan worden gehangen.
Doordat het verrijdbaar basiselement minstens twee-assig is, blijft het in volledig losgekoppeld toestand stabiel staan. Teneinde evenwel ook in een groot aantal gebruiksmogelijkheden te kunnen worden ingezet waar grote lasten moeten kunnen worden getransporteerd, geniet het de voorkeur dat het basiselement zelfs drie-assig wordt
<Desc/Clms Page number 5>
uitgevoerd.
Volgens nog een bijzondere toepassing is het verrijdbaar basiselement zodanig geconfigureerd, met andere woorden met zodanige praktische afmetingen uitgevoerd, dat het kan dienst doen als een voorste draaibaar steunpunt van een aanhangwagen.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
Figuur 1 schematisch een basiselement uit een verrijdbare constructie volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 het basiselement van figuur 1 in een andere toestand weergeeft ; figuren 3 tot 21 schematisch verschillende toepassingen van een basiselement gelijkaardig aan dat van figuren 1 en 2, in meerdere verrijdbare constructies, weergeven.
In figuur 1 is schematisch een verrijdbaar basiselement 1 volgens de uitvinding weergegeven, waardoor verschillende configuraties van verrijdbare constructies 2 kunnen worden gerealiseerd, onder meer zoals weergegeven in de figuren 2 tot 21.
Het verrijdbaar basiselement 1 bevat een door minstens twee assen, in dit geval drie assen 3-4-5, met respectievelijke wielen 6, gedragen gestel 7.
<Desc/Clms Page number 6>
In het weergegeven voorbeeld van de figuren 1 en 2 is het basiselement 1 uitgerust met een in langsrichting ten opzichte van het gestel 7 uitschuifbare dissel 8, die bij voorkeur tussen een positie waarbij hij volledig of nagenoeg volledig ingeschoven is, zoals afgebeeld in figuur 1, en een positie waarbij hij over een afstand van bij voorkeur meer dan vier meter uitgeschoven is, zoals afgebeeld in figuur 2, verplaatsbaar is. De verschuiving van de dissel 8 kan worden gerealiseerd door hem in een geleiding in het gestel 7 te monteren. Aangezien zulks binnen het bereik van de kennis van een vakman ligt, wordt deze geleiding niet in detail beschreven.
De dissel 8 is aan zijn voorste uiteinde voorzien van een klassiek aankoppelpunt 9, doorgaans in de vorm van een oog.
Tussen de dissel 8 en het gestel 7 zijn vergrendelingsmiddelen 10 voorzien, waardoor de dissel 8 in verschillende posities blokkeerbaar is ten opzichte van het basiselement 1. Deze vergrendelingsmiddelen 10 kunnen uiteraard van verschillende aard zijn, en, aangezien de praktische uitvoering van zulke vergrendelingsmiddelen geacht is binnen de kennis van een vakman gelegen te zijn, wordt hierop niet nader ingegaan.
Het basiselement 1 is uitgerust met middelen 11 waardoor het theoretisch steunvlak van dit basiselement 1 kan worden vergroot, meer speciaal worden verlengd. Deze middelen 11 bestaan in het weergegeven voorbeeld, zoals zichtbaar in figuur 2, uit naar voren uitklapbare steungedeelten 12, bijvoorbeeld steunarmen, alsmede uit naar achteren uitschuifbare steungedeelten 13. Uiteraard kan, volgens een niet weergegeven variante, ook uitsluitend gebruik worden gemaakt van steungedeelten 12 die naar voren in een
<Desc/Clms Page number 7>
vergroting van het steunvlak voorzien, alsook uitsluitend gebruik worden gemaakt van steungedeelten 13 die naar achteren in een vergroting van dit steunvlak voorzien.
Volgens de weergegeven uitvoering is het verrijdbaar basiselement 1 eveneens uitgerust met middelen waardoor een oplegger met zijn voorste uiteinde scharnierbaar aan het gestel 7 kan worden bevestigd, welke middelen bestaan uit een draaischotel 14 die met een kingpin 15 kunnen samenwerken. Volgens een variante kunnen deze middelen ook in de vorm van een ander soort draaikoppeling zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als draaikrans.
Zoals in figuur 1 met pijlen A en B is aangeduid, is de positie van de draaikoppeling, meer speciaal van de draaischotel 14, ten opzichte van het gestel 7 eventueel instelbaar, volgens langsrichting en/of in de hoogte. De verplaatsing in langsrichting wordt bijvoorbeeld bekomen doordat de draaischotel 14 of dergelijke verplaatsbaar is gemonteerd op een slede 16 en door middel van niet weergegeven vergrendelingsmiddelen in verschillende posities kan worden geblokkeerd. De regeling in de hoogte kan op verschillende manieren tot stand komen, hetzij door de draaischotel 14 of dergelijke zelf in hoogte te verplaatsen, hetzij door de siede 16 in hoogte te verplaatsen, hetzij door het gestel 7 ten opzichte van de wielen 6 in hoogte te verplaatsen.
Zoals weergegeven in figuur 3, bevat de verrijdbare constructie middelen 17 waardoor het basiselement 1 losmaakbaar onder een wagengeraamte 18, in dit geval onder een als oplegger uitgevoerd wagengeraamte 18, kan worden bevestigd, waarbij, bij deze bevestiging minstens een verbinding door tussenkomst van de voornoemde dissel 8 is
<Desc/Clms Page number 8>
gerealiseerd, welke verbinding de positie van het basiselement 1 ten opzichte van het wagengeraamte 18 bepaalt.
Deze middelen 17 zijn samengesteld uit, enerzijds, koppelmiddelen 19 die een rechtstreekse verbinding maken tussen het gestel 7 en het wagengeraamte 18, doch die een verplaatsing van het gestel 7 in langsrichting toelaten, en, anderzijds, koppelmiddelen 20, die toelaten dat de dissel 8 bij zijn aankoppelpunt 9 met de onderzijde van het wagengeraamte 18 kan worden verbonden, om zodoende de verplaatsing van het basiselement 1 in langsrichting ten opzichte van het wagengeraamte 18 te verhinderen.
De koppelmiddelen 19 bestaan bijvoorbeeld uit elementen, zoals profielen of dergelijke, die respectievelijk aan het gestel 7 en aan het wagengeraamte 18 zijn aangebracht, welke met elkaar samenwerken zodat een onderlinge verschuiving mogelijk is.
De koppelmiddelen 20 kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een aankoppelelement, dat vergelijkbaar is met aankoppelelementen die klassiek voor het aankoppelen van een aanhangwagen worden toegepast, dat evenwel in dit geval tegen de onderzijde van het wagengeraamte 18 is gemonteerd.
De werking en de verschillende gebruiksmogelijkheden van het basiselement 1 en de daarmee realiseerbare verrijdbare constructies 2 worden hierna uiteengezet met verwijzing naar de figuren 2 tot 21.
In de positie van figuur 2 kan het verrijdbaar basiselement 1 als verrolbaar steunpunt voor een middenasaanhanger fungeren. Met een middenasaanhanger wordt een aanhangwagen bedoeld die centraal ondersteund is. Uiteraard worden dan de nodige middelen voorzien om op dergelijke wijze een
<Desc/Clms Page number 9>
laadbak 21, hetzij een container of een afneembare carrosserie, op het basiselement 1 te bevestigen.
Praktisch gezien wordt hierbij, voor de ondersteuning van de laadbak 21, gebruik gemaakt van de uitgeklapte steungedeelten 12 en de uitgeschoven steungedeelten 13. Op deze wijze kan de laadbak 21 zelfs een relatief grote lengte vertonen. In een praktische toepassing bedraagt deze lengte L 20 voet, of dus 585, 3 cm, zodat een 20-voetcontainer hierop kan worden geplaatst.
Figuren 3 en 4 tonen een toepassing waarbij het basiselement 1 is aangewend om de achterzijde van een als oplegger uitgevoerd wagengeraamte 18 te ondersteunen.
Doordat de dissel 8 uitschuifbaar is ten opzichte van het basiselement 1, het gestel 7 verplaatsbaar is ten opzichte van het wagengeraamte 18, doch de dissel 8 vooraan vast verbonden is met het wagengeraamte 18, is het duidelijk dat het basiselement 1, door het meer of minder uitschuiven van de dissel 8, naar voren of naar achteren kan worden verplaatst ten opzichte van het wagengeraamte 18. Door middel van de vergrendelingsmiddelen 10 kan het geheel dan in een bepaalde positie worden geblokkeerd.
Het voorgaande laat bijvoorbeeld toe dat de weergegeven verrijdbare constructie tijdens het rijden in een positie kan worden gebracht, zoals afgebeeld in figuur 3, terwijl, tijdens het lossen en laden, een positie kan worden gecreëerd zoals afgebeeld in figuur 4. De positie van figuur 3 heeft als voordeel dat, in een optimale verdeling van de lasten, op de assen kan worden voorzien. Door het basiselement 1 meer naar achteren te plaatsen kan immers meer gewicht op de as 22 van de trekker 23 worden gebracht. Zodoende kan een optimaal compromis worden ingesteld
<Desc/Clms Page number 10>
tussen, enerzijds, de totale last en, anderzijds, de asbelasting op ieder van de assen, zodat, tijdens het rijden, de maximale toegelaten waarden niet overschreden worden.
De positie van figuur 4 biedt het voordeel dat het basiselement 1 niet voorbij de laadruimte uitsteekt, zodat dit niet het lossen of laden bemoeilijkt.
Het is duidelijk dat, in functie van de gewenste combinaties, en van de toegepaste lengtes van wagengeraamtes en ladingen, verschillende instellingen kunnen plaatsvinden qua positionering van het basiselement l onder het wagengeraamte 18. Dit is aan de hand van verschillende voorbeelden verduidelijkt in de figuren 3 tot 10, waarin :
Figuren 3-4 een uitvoering weergeven voor een laadruimte 21 met een lengte L van 20 voet (585, 3 cm) ; figuur 5 een uitvoering weergeeft voor een laadruimte
21 met een lengte L van 782 cm (DB-norm) ; figuren 6-7 een uitvoering weergeven voor een laadruimte 21 met een lengte L van 30 voet (891, 8 cm) ; figuur 8 een uitvoering weergeeft waarbij twee laadruimtes 21 op eenzelfde wagengeraamte 18 worden voorzien, beide met een lengte, respectievelijk Ll en
L2, van 20 voet (585, 3 cm) ;
figuren 9 en 10 nog twee uitvoeringen weergeven voor laadruimtes 21 met een lengte L van respectievelijk 40 voet (1198, 5 cm) en 1365, 0 cm.
Opgemerkt wordt dat deze laadruimtes 21 zowel kunnen bestaan uit carrosseriëen van eender welke aard, alsook uit containers.
<Desc/Clms Page number 11>
In de toepassing van de figuren 8,9 en 10, bieden de steungedeelten 13 het voordeel dat het wagengeraamte 18 ook nog achter de wielen 6 degelijk wordt ondersteund.
Figuur 11 geeft weer dat het verrijdbaar basiselement 1 eventueel van onder het wagengeraamte 18 naar achter kan worden uitgeschoven, zodat dit tot voorbij het achterste uiteinde van het wagengeraamte 18 reikt. Dit laat toe dat, aan het wagengeraamte 18, een tweede wagengeraamte 24 van een ander voertuigdeel 25, dat eveneens als een oplegger is uitgevoerd, kan worden vastgemaakt, door middel van de voornoemde draaischotel 14 of dergelijke.
Bij het transport over grote afstanden kan dan bijvoorbeeld worden gereden met de combinatie zoals afgebeeld in figuur 11, terwijl, tijdens het laden en lossen, of bij het realiseren van een plaatselijke distributie, in een loskoppeling kan worden voorzien zoals afgebeeld in figuur 12, waarbij de als opleggers uitgevoerde voertuigdelen dan afzonderlijk door middel van de trekker 23 kunnen worden rondgereden.
Ook hier zijn uiteraard verschillende combinaties mogelijk, zoals bijvoorbeeld schematisch weergegeven in de figuren 11 tot 20, waarin :
Figuren 11-12 een configuratie weergeven met laadbakken 21 met lengtes L3 en L4 van ieder 20 voet (585, 3 cm) ; figuren 13-14 een configuratie weergeven met laadbakken 21 met lengtes L3 en L4 van respectievelijk
782, 0 cm en 20 voet (585, 3 cm) ; figuren 15-16 een toepassing weergeven met lengtes L3
<Desc/Clms Page number 12>
en L4 van beide 782, 0 cm ; figuren 17-18 een toepassing weergeven vergelijkbaar met deze van figuren 11 en 12, met het enige verschil dat het achterste voertuigdeel twee-assig is, waardoor zwaardere lasten kunnen worden getransporteerd ; figuren 19-20 een toepassing weergeven met lengtes L3 en L4 van respectievelijk 782, 0 cm en 1370, 0 cm.
Figuur 21 geeft nog een andere mogelijkheid weer, die aantoont dat het verrijdbaar basiselement 1 eveneens kan dienst doen als een voorste draaibaar steunpunt voor een aanhangwagen.
Uiteraard zijn nog andere combinaties mogelijk. De hierboven weergegeven voorbeelden tonen echter aan dat alvast minstens een groot aantal combinaties mogelijk zijn met laadbakken en/of containers van in verschillende landen gebruikelijke afmetingen.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke verrijdbare constructie kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Vanzelfsprekend heeft de uitvinding ook betrekking op alle voertuigdelen die speciale voorzieningen bevatten om met een basiselement 1 volgens de uitvinding samen te werken.
Tenslotte wordt opgemerkt dat met het begrip "dissel" zowel een centrale trek- of duwstang, respectievelijk-pijp, kan worden bedoeld, alsook een trekdriehoek of dergelijke.